vrijdag 18 november 2016

Alles denken?

Als ik zeg: "Alles is denken"
is dit zelf ook weer denken.
Dus is dit een theorie
daar ik denken nimmer zie.

zaterdag 3 september 2016

Zonder oordeel.

Als men aanbrengt een verschil
is dat iets wat ik niet wil.
Ben ik eerste of de elfde
is dat voor mij niet hetzelfde.

Is het laatste het geval
vind ik dat maar onrechtvaardig
want ik voel mij meerderwaardig,
zoek mijn rechten overal.

Ik veroordeel dat men oordeelt
daar mijn trots daarin een rol speelt.

Als ik die zou laten varen
kon ik vrijheid gaan ontwaren
en wat is laten gebeuren
zonder 't goed of af te keuren.


woensdag 31 augustus 2016

TWEE

EEN

een

Ontdaan.

Als ik naar de dingen haak
volgt de zorg weldra.
Dan vergeet ik al te vaak
dat ik niet besta.

Als ik uit die droom ontwaak,
al is 't maar een tel daarna,
is het geen verloren zaak
wanneer ik verloren ga.

Want de dingen, in het rond,
zijn volledig ongegrond
waarin ik vanzelf uitmond
en dan is er slechts bestaan
van een toeschouwer ontdaan
zonder komen, zonder gaan.

donderdag 18 augustus 2016

Zelfbevrijd.

Angst en twijfel zijn een feit
maar ook die zijn zelfbevrijd

Gewonnen.

Deze strijd is al gewonnen
voordat hij zelfs is begonnen.

Steeds,

Als ik blijf bij wat er is,
is er nooit iets dat ik mis.
Alles wat ik nu niet zie,
is alleen maar fantasie.

Ik ben steeds in dit seizoen.
Daarvoor hoef ik niet te doen.

Synoniem.

Deze visie is ultiem:
"zijn" en "goed" zijn synoniem.

maandag 4 juli 2016

Mercy.

When I am immersed in thought,
drunken from this heavy draught
which I with my freedom bought,
I am by confusion caught.

So I look for a way out
for the turmoil sounds too loud.
I am shrouded in a cloud,
wander helplessly about.

But if I my ways correct
it does still remain a fact
that it's thinking once again
so this effort is in vain.

When I say: "It's fully nuts!"
mercy comes, which  karma cuts
and existence, raw, unpolished,
comes in front, the rest abolished.

vrijdag 17 juni 2016

Verstand.

Het is zaak om diep van binnen
U voor altijd te beminnen
met mijn hart, mijn ziel, verstand,
en te dingen naar Uw hand.

Maar mijn vuur brandt dikwijls flauw.
Dan vergeet ik U al gauw
maar gelukkig keert U vlug
toch weer in mijn dromen terug.

Dit voltrekt zich telkens weer
want mijn vlam danst op en neer.

Nochtans heb ik mijn verstand.
Daar is niets mee aan de hand.
Wellicht werd ik uitgezonden
om U verder te doorgronden.


Wat is.

In het midden van de strijd
roept iemand: "Tevredenheid!"
als was het een wapenfeit.

Als ik dit alleen al hoor
gaat er veel verdriet te loor
want het is een optie
ofschoon ik ertegen op zie
om de winst te laten gaan
en, berooid, te blijven staan.

Maar door van getwist te wijken
is zij simpel te bereiken.

Als ik ophoud met vergelijken
kan ik rusten met wat is
zonder zorg of hindernis.

donderdag 16 juni 2016

Geopend.

Als ik zeg: "ik stel dit vast"
wordt mij dat al gauw tot last.
Een getuige komt erbij
en die laat mij niet meer vrij.

Krijg ik die in het vizier
is er toch weer iemand hier
die die toedracht dan vertelt
en dus moet staan opgesteld.

Maar wie weet is er slechts veld
waarin het bestaan zich meldt,
zonder oorsprong, eind en duur,
strategie en eigenbaat..

Wat ik "ik" noem is natuur
die haar ogen open slaat.


woensdag 15 juni 2016

Deeltjes.

Wanneer dingen heftig botsen
of ik glij op gladde schotsen
zijn er altijd nog prieeltjes
midden tussen vele deeltjes
die heel regelmatig draaien,
ook wanneer de winden waaien.

Op subatomair niveau
geef ik de natuur chapeau.

Valt een fles aan diggelen
of als tranen biggelen
gaan die deeltjes rustig voort,
door dit drama ongestoord.

Overal, van zuid tot noord,
hebben zij het laatste woord.

Als de lucht.

Mijn bewustzijn is als lucht
waarin drijven vele wolken
die het hemelruim bevolken.

Al met al is 't als een klucht
want al lijken ze geducht,
soms gaan ze ook alle heen
en dan blijft er lucht alleen.

Die is dan niet meer te vinden,
is vervlogen als de winden
en wat rest is, als een steen,
onvermurwbaar en sereen.

Wolken zal de lucht niet weren.
Zij kan zich dit permitteren
want zij kunnen haar niet deren.

Gelegenheden.

Neem ik tijd en ruimte waar?
Ik zie punten hier en daar
en soms ook wel na elkaar.

Is het eerste het geval
is er ruimte, overal,
en al is het laatste waar
is de tijd daarvoor reeds daar.

Zonder punten, evenwel,
is dan niet waarvan 'k vertel
in beginsel wat ik níet zie
en alleen maar definitie?

Ruimte en 't verschijnsel tijd
zijn slechts de gelegenheid
voor 't zich voordoen van een feit.

Deernis.

Men wordt makkelijk misleid,
mengt zich in verkeerde strijd
en ellende wordt een feit.

Of men wordt ten dans gevraagd
door een wolf, vermomd als maagd,
Als men het er dan op waagt
wordt men voor 't gerecht gedaagd.

Of men ziet een uitweg niet
die zich uit zichzelf aanbiedt
waarop elke kans vervliet.

Komt men daardoor in het nauw,
ondanks spijt en groot berouw,
en daartegen geen verweer is
is het tijd voor diepe deernis.

dinsdag 14 juni 2016

Dezelfde.

Als ik kennis neem van Goden,
van Hun regels en geboden
en Hun Oordeel over doden,
van Hun ongeboren staat
en Hun ongezien Gelaat
Dat mij keer op keer ontgaat,
van Hun oog dat alles ziet
en Hun onbegrensd gebied,
van de wereld als Hun schijn,
Die mij van ontzag doen trillen
en Zij Allen een ding willen,
dan kan het niet anders zijn
dan dat Zij in Naam verschillen,
voor de rest Dezelfde zijn.

Verenigde veldentheorie.

Als ik door de velden rij
trekt het land aan mij voorbij.
Dit is wat mijn ogen zien.

Soms tel ik wel eens tot tien
op het ritme van de bomen
die ineens tevoorschijn komen.

Maar dit reken ik tot dromen
als ik denk: "Toch staan ze stil.
Ik ben 't zelf die voorwaarts wil."

Wie van die is 't nu die snelt?

Denken dat een oordeel velt
en het oog dat vaart vaststelt
liggen in hetzelfde veld.

maandag 13 juni 2016

Kim.

Ik leef altijd onder angst.
Tot nu deed mijn dood geen vangst
maar hij wacht gewoon het langst.

Alle dingen gaan voorbij
en daarna verschalkt hij mij.
Dat maakt mij dus niet zo blij
want ik raak van hem niet vrij.

Toch heb ik hem nooit gezien
dus wie weet is hij misschien
enkel maar een hersenschim,
altijd voor mij als de kim
die ik nochtans nooit bereik:
een denkbeeldig koninkrijk.

Nimmer zal ik zien mijn lijk.*)


*): "Waar ik ben is de dood niet.
       Waar de dood is ben ik niet.`
       Democritus

"DAT"

Ik ben uiterst digitaal
en mijn eigen filiaal,
pendel constant heen en weer
en zo mis ik elke keer
wat er in het echt gebeurt
waardoor ik mij isoleer
en inwendig word verscheurd.

Ik zoek continuïteit
maar die is al lang een feit.
Mijn gewaarzijn kent geen gat
want ook dat is altijd "Dat".

Hierop hoef ik niet te bouwen.
Dus onnodig zijn vertrouwen
en de noodzaak rond te sjouwen.

zondag 12 juni 2016

Vrijlating.

Wanneer ik jou irriteer
stel je je terecht te weer
en door mijn gemanoeuvreer
ga je af en toe te keer.

Daarvoor treft jou dus geen blaam.
Het wordt tijd dat ik mij schaam
voor mijn snood geïntrigeer
want daarmee doe ik je zeer.

Liever laat ik je weer vrij.
Dat is echt niet zo'n karwei.

Ik sta niet meer in de rij
en jouw zorgen zijn voorbij
want jij hebt geen last van mij
en je wordt al snel weer blij.

Hoffelijk.

In de grond ben ik alleen.
Alles is toch immers een.

Dat waarnaar mijn oog  steeds kijkt
wordt in feite nooit bereikt
want het is al deel van mij,
komt slechts als een beeld erbij.

Daardoor ontstaat er de schijn
dat er buiten dingen zijn
die ik tot mij nemen wil
opdat ik mijn hebzucht stil.

Als ik daar niet zwaar aan til
word ik gaandeweg weer pril
en word eerder hoffelijk
in plaats van grofstoffelijk.

zaterdag 11 juni 2016

Bescheiden.

Dat wat spontaan is gegeven
hoef ik nimmer na te streven.
In mijn wensen en mijn lusten
kan ik dus eenvoudig rusten.

Mijn behoefte aan plezier
vind ik zonder moeite hier.

Als er zorgen zijn en pijn
doen die mij verdrietig zijn.
Daarvoor hoef ik niets te doen
maar ik stel het enkel vast
als de komst van een seizoen.

Dit bevrijdt me van de last
van negeren en vermijden
en het houdt me ook bescheiden.

vrijdag 10 juni 2016

Zoutvaatje.

Mijn gemoed is turbulend
en mijn ijveren fervent.

Soms zit ik in zak en as
en na uren merk ik pas
wat er op de tafel staat,
dat mijn zorg passeren laat.

Het is slechts een vaatje zout.
Mijn opinie laat het koud.

Het staat daar, geheel alleen,
maar het is er steeds meteen
zodra ik er maar naar kijk,
neemt voor hartstocht niet de wijk.

Voor mijn blikken heel gewillig,
is 't weldadig onverschillig.

Ontheffing.

Alle dingen die ik ken
zijn een vorm van wie ik ben,

Net zoals een beeld in 't water
van die vloeistof is gemaakt
is de wereld, nu en later,
niets dan geest, geheel ontwaakt.

Wanneer ik dit feit vergeet
overkomt mij menig leed.
Niettemin is ook dit lijden
van gewaarzijn niet te scheiden
dat, omdat het alles is,
iets is wat ik nimmer mis.

Als ik jou gelukkig zie:
waarom dan nog jalousie?

Wonder.

Ik heb er genoeg voor over
opdat ik je ooit verover,
voer voortdurend zware strijd
opdat ik dit wapenfeit
op een dag zal kunnen boeken
en ik niet meer hoef te zoeken
naar een weg om je te vinden
want dan weet ik je te binden.

Toch gaat daar iets boven uit:
Het zou pas een wonder zijn
als, al word je niet mijn bruid,
ik het even goed en fijn
hebben zou als ik verdwijn
of jou groet met blij geluid.

Als de wind.

Eens vroeg ik je om je hand.
Jij verwees naar mijn verstand:
"Jij bent van een kans beroofd.
Zet het dus maar uit je hoofd."

Dat is niet zo snel gedaan.
Het verlangen dient zich aan
als een grote felle brand
die in gloed zet stad en land.

Ook al voel jij dan geen band
die jou ergens aan mij bindt
en al is 't voor mij genant
dat ook ik die nergens vind,
woedt nochtans toch steeds die brand,
niet te blussen, als de wind.




donderdag 9 juni 2016

Op de spits.

Soms werk ik mij in de nesten
en er resten geen gewesten
waarheen ik nog vluchten kan.

Van problemen in de ban
raak ik in een vrije val
van mijn ooit zo trotse toren,
weet niet wat mij helpen zal
en zo voel ik mij verloren.

Het bestaan wordt mij de baas
en dan breek ik als een vaas.

Ruimte binnen, ruimte buiten,
blijken elkaar in te sluiten.
Met mijn angsten op de spits
zie ik dat in ene flits.

woensdag 8 juni 2016

Gelaten.

Wordt op mij een blik gericht,
voel ik mij al snel verplicht
tot een grijns op mijn gezicht
want, heb ik dit in de gaten,
durf ik dit niet zo te laten,
maar, als voor het jongst gericht,
ga ik sputteren of praten
ofschoon dat meer onheil sticht.

Rust ik echter in het licht,
zonder iets te doen of laten,
zal dit rusten zelf mij baten
en mijn lasten worden licht
want de beul zal mij niet haten,
zelfs als hij zijn taak verricht.

Teddybeer.

Wanneer ik naar jou verlang
word jij, als wetmatig, bang
en dan deins je voor mij terug.

Daardoor opent zich de brug
die ons eerder nog verbond.
Door mijn toedoen ruik je lont.

Maar als ik mij van je keer
en mij voor mijn lust geneer
keer je daardoor tot mij weer
en bewijst mij daarmee eer.

Maar dan wil ik jou niet meer.
Was ik maar een speelgoedbeer...
Dan kon jij wel met mij dollen
zonder weg te hoeven hollen.

dinsdag 7 juni 2016

Verslaving.

Ik loop achter dingen aan
die ik niet zal kunnen houden.
Ze bezitten is dus waan.
Slechts wanneer ze blijven zouden
kon ik er pas van op aan.

Ofschoon zij mij wel bekoren
gaan ze vroeg of laat verloren.
Dat staat vast al van te voren.


Na verstandig overleggen
kan ik beter blijven staan
en, zo zou je kunnen zeggen,
ga ik er niet achteraan.

Waarom doe ik het dan wel?
Uit verslaving aan het spel.

maandag 6 juni 2016

Altijd vers.*)

Ik bezit miljoenen katten
en daarbij miljarden matten.

Als u vraagt: "Hoe zit dat dan?
Ik zie er maar eentje van."
ziet u daarbij over 't hoofd
dat ik eindeloos kan tellen -
een vermogen dat niet dooft.

Daarom heb ik vele bellen
want bij wat maar voor getal
hoort steeds weer een vers heelal.

Elk getal kan ik nog delen,
daarom ben ik een en velen.
Niet dat mij dat veel kan schelen
maar ik zal mij nooit vervelen.


*): "Wat ook maar opkomt is fris"
regel uit een boeddhistische liturgie.
(Bede tot de Kagyü Goeroes)


Gesnapt.

Ik zag gisteren een foto
van mijzelf en schrok ervan:
op de achtergrond een auto
en daarvoor een schrale man.

Dit had ik toch niet verwacht:
meestal lach ik lief en zacht
als ik voor de spiegel sta
voordat ik de deur uitga.

Maar nu ben ik toch betrapt
en mijn droom is afgekapt.

Deze foto heeft verklapt
waarom jij bent afgeknapt
en dat heb ik nu gesnapt
want ik ben erbij gelapt.

Momenteel.

Ik bezorg mij heel wat last
met een geloof, behoorlijk vast:
een gestalte die ik zie
in een spiegel, of gekrast,
zie ik als mijn evenknie
die volkomen bij mij past.

Maar degene die dit ziet
zie ik heel mijn leven niet.

Dat is wie ik waarlijk ben
ofschoon ik hem nimmer ken
en ook nooit zal gaan bereiken
want hij blijft mij steeds ontwijken.

Hij is momenteel aan 't kijken
dus kan ik hem niet vergelijken.


zondag 5 juni 2016

Spijs.

Als ik ben teleurgesteld
ruim ik soms bedroefd het veld
en ga kniezen in een hoekje
met een doekje en een boekje.

Of ik word nog weer opstandig
maar dat is toch niet zo handig.
Hoe dan ook is 't onverstandig.

Wat ik meemaak wil ik niet
want het brengt me veel verdriet
dat mijn pogen niet ontziet.

Daarom wil ik er van af
want ervaar het als een straf
in plaats van te zien dat dit
spijs is die ik niet bezit.

zaterdag 4 juni 2016

Eclips.

Stel eens dat ik niet besta:
dan kan ik ook niemand helpen.

Ik laat alle zorgen na
en geen bloeden kan ik stelpen
want ik kan geen zier meer zien
en ben doofstom bovendien.

Ook bindt mij geen enk'le band,
ik heb handen noch verstand
en bewoon geen enkel land,
ben niet ruw of elegant.
Naar geen hemel kan ik gaan,
in de hel kom ik niet aan.

Nooit kan ik dat constateren
dus hoe kan ik het beweren?


Illusie.

Waarom is er altijd pijn?
Omdat ik er steeds wil zijn.
Maar dat is geheel onnodig
en volkomen overbodig.

Ik heb lange tijd gezwoegd
maar daarbij niets toegevoegd
aan wat zich alreeds voltrekt.
Die illusie is volstrekt.

Deze geef ik hierbij op.

Nu komt leven in galop
onbeheersbaar op mij af
daar ik mij geen tijd verschaf
om mij langer te verzinnen,
noch daarbuiten, noch hierbinnen.


Einstein en Bohr.

Is de  Schepper van 't heelal
architect of dobbelaar?
Welke van die twee is waar?
Of houdt Hij ons voor de mal?

Dit maakt ons het leven zuur
omdat moedertje natuur
ons steeds twee gezichten toont
en ons vragen niet beloont
met een antwoord, kant en klaar,
los van dat wat ik ervaar.

Dit ervaren is steeds daar
of 't nu dromen is of waar.
In gewaar zijn, onbebost,
is die tweespalt opgelost.

vrijdag 3 juni 2016

Weerlegging.

Hoe weet ik dat iets zich kromt?
Daar iets anders dat verdomt.

Tegenwoordig wordt gezegd,
en wie weet ook wel terecht,
dat de ruimte welving is
waardoor ik contrasten mis
om dit vast te kunnen stellen.

Want als alles is aan 't  hellen,
hoe kan ik dat dan vertellen?
Ik hel met die helling mee,
volg bewegingen gedwee.

Daardoor wordt juist alles hecht,
onbeweegbaar, vast en recht
waarmee het zichzelf weerlegt.

Raadsels.

Ruimte geeft gelegenheid
voor het dagen van een feit.
Dit geschiedt steeds in de tijd,
of 't nu vrede is of strijd.

Dit zijn de coördinaten
die de wereld draaien laten,
die mij kunnen laten praten
en marcheren de soldaten.

Maar wat is dit inzicht waard?
Gloed en warmte van mijn haard
worden daarmee niet verklaard.

Waarom is er de kleur rood
en ruik ik gebakken brood?
Deze raadsels blijven groot.

donderdag 2 juni 2016

Intussen.

Ik verdraag wat ongemak.
Krijg ik duivels op mijn dak
weer ik die niet zo maar af:
wellicht leer ik van die straf.

En haalt men mij door het slijk
neem ik niet meteen de wijk,
onderga dat eer geduldig
want ik weet mij medeschuldig.

Omdat ik van deemoed hoor
ga ik met zo'n leven door
maar toch stelt het niet veel voor:
ik hoop stiekem op beloning,
word wellicht nog eens een koning
maak van het heelal mijn woning.

Frictie.

Ik zou moeten durven rusten
ook wanneer er iets niet lukt.
Onder mijn verborgen lusten
ga ik dan niet meer gebukt.

Al wordt daar niet aan voldaan
hef ik nochtans jubel aan:
omdat ik verdriet geniet
is dat weefsel voor een lied.

't Is een teken dat ik leef
wanneer ik in vreze beef.
Dit is vrijelijk te geef,
waaruit ik mijn verzen zeef.

Wroeging, wraakzucht, ongemak
hebben aan mijn wensen lak.



woensdag 1 juni 2016

Overstag.

Ik ben van obstakels vrij
want die zijn gemaakt van mij
en ik word niet meer jaloers
want verwijderd is het floers
waardoor ik de wereld zag
als iets anders, elke dag.

En nu ben ik overstag:
elke lading dekt de vlag
van de nondualiteit.
De bevrijding is een feit.

Nooit hoef ik meer ergens heen
want ik ben steeds al meteen
waar ik nooit vandaan kan gaan.
Daar is geen beginnen aan.

Wind.

Wanneer ik word aangedaan
krijg ik zin om op te staan
om daar iets aan te gaan doen
met een woord of met een zoen.

Maar ik kan het ook zo laten.
Of 't nu minnen is of haten:
in mijn hart beweegt een snaar
en ik houd mijn aandacht daar.

Dan weet ik niet goed meer waar
die beroering zich bevindt.

Als ik in de ruimte staar
zie ik immers niet de wind
die bewegen doet mijn haar
maar zich aan geen stemming bindt.

dinsdag 31 mei 2016

Uitgeraasd.

In mijn borstkas leeft een dier.
Dit krijg ik in het vizier.

Wanneer ik de teugels vier
gaat het voort in een galop
of het kriebelt als een mier,
zet mijn gène op zijn kop.

Zo verricht het trouw zijn job,
mijn intenties geeft het klop.

Het verscheurt al snel de mazen
van het net dat mij omsluit
maar wanneer ik het laat razen
put ik het tenslotte uit.

Als ik hier met woeden stop
houdt het ook daarbuiten op.

Op afstand.

Ik ben schuchter en timide
en ronk niet met een bolide
in de avond voor je raam
omdat ik mij daarvoor schaam.

Niettemin ben ik venijnig
maar ik toon daarvan maar weinig,
sta nu machteloos te kijken
hoe de man met je gaat strijken
die jouw lof en eer verdient,
die, zijn twijfel niet ontziend,
weet te komen tot je schoot
en niet bang is voor de dood.

In imaginaire uren
kan ik slechts op afstand gluren.

maandag 30 mei 2016

Alles wordt geschiedenis.

Wat aan het geschieden is
wordt daardoor geschiedenis.

Het gespartel van een vis,
het geritsel van een blad,
het verzuimen van een mis
en het vallen van een gat.

Het beleggen van het brood
en het komen van de dood.
Niet meer meedoen aan een spel
en het voelen van een vel.

Denken dat iets nog wel kan
met het resultaat daarvan.
Een gewaagde strategie
en een vogel die ik zie.


Slappeling.

Ik gedraag mij steeds correct,
welgemoed en opgewekt.

Daardoor stroomt je bloed niet snel
want intussen voel je wel:
mijn verlangens zijn maar pover.

Zij die vallen voor je tover
hebben pas voor jou wat over,
worden schurk, piraat of rover,
gaan voor jou zelfs naar de hel
want hun hartstochten zijn fel.

Ik, van mijn kant, ben maar braaf,
houd mijn reputatie gaaf.
Als ik stil houd aan jouw grens,
is dat dan wel naar jouw wens?

zondag 29 mei 2016

Vluchtig.

Hoe kan ik jou peilen?
Ik gluur tussen spijlen
van mijn eigen cel,
zie iets van het spel
dat je met mij speelt,
wat mij nooit verveelt.

Maar ik weet niet goed waarom,
ben daarvoor allicht te dom.

Toch ben ik ook wel eens bang
dat je gaat je eigen gang
en in mij stelt geen belang.

Met jouw spijlen aan mijn wang
blijf je ondoorgrondelijk,
vluchtig en verwonderlijk.

Ervaring.

Er is enkel maar ervaring.
Dit is echt geen openbaring
maar toch blijf ik dat vergeten
en dat laat mij danig zweten.

Maar ervaring gaat voorbij,
is geen ogenblik van mij.
Zij  is als 't komen en het gaan
van de fasen van de maan.

Wanneer ik haar gade sla
is er noch een voor of na.

Zij geschiedt in een moment
dat geen grond of grenzen kent
en is steeds volledig vrij,
aan beïnvloeding voorbij.


Passage.

Als ik acht sla op mijn dromen
komt er telkens een voorbij
die al eerder is gekomen
en die laat me maar niet vrij.

Dit heeft veel weg van obsessie
en zodra ik maar een mes zie
heb ik neiging om te snijden
om depressie te vermijden.

Maar dan trap ik er juist in:
mijn gedroom heeft geen begin
en al evenmin een einde.

Ik laat liever al dit zijnde
met gelijkmoedigheid passeren,
ook al is het duizend keren.

zaterdag 28 mei 2016

Monisme.

Ik verdwaal en ik vergis me
als ik denk dat solipsisme
iets te maken heeft met mij.

Van die dwaling ben ik vrij
als ik weet: het is monisme
want het stelt slechts: al is één;
van objecten rest er geen.

Want als ik dan concludeer:
"heel de wereld is dus ik"
merk ik weldra, tot mijn schrik,
dat ik daarmee ook beweer
dat als ik die wereld ben
ik "mijzelf" daarin niet ken
en mij misloop, elke keer.



Verzoenen.

Ik ben ijdel en kleinzerig,
desondanks toch zeer begerig.

Werd je daarom zo afkerig
van mijn fratsen zonder tal?
Maar misschien wist jij dat al.

Zuchtend onder schuldgevoel
ging ik nooit af op mijn doel
en dat dorst ik niet te tonen.

Dus kwam jij bij mij niet wonen
want dit kon je niet verschonen.

Dit is immers het geval
en nu ligt aan mij de bal
om mij hiermee te verzoenen
dankzij jouw bekwaam ontgroenen.

vrijdag 27 mei 2016

Afwezigheid.

Ik verblijf in 't vege lijf;
dat is zo mijn tijdverdrijf.

Maar wanneer ik mij daar zoek
vind ik mij in gene hoek,
ben mij van de tijd gewaar
maar heb geen positie daar.

Alles doet zich aan mij voor,
want ik voel en zie en hoor,
maar degene die dit doet
wordt in feite nooit ontmoet.

Juist omdat die er niet is
is er heel geen hindernis
voor de kwallen op het strand
of een dronken olifant.

Staking.

Ik wijd bijna al mijn tijd
aan het voeren van een strijd
met een geest die mij belaagt
en wil doen wat hem behaagt.

Deze geest is slechts vermeend
en wordt daardoor macht verleend.

Maar hij is slechts een frequentie,
zonder enige essentie,
slechts zijn eigen penitentie,
een verschijnsel in de tijd,
net als trouwens deze strijd.

Het gebeurt niet al te vaak,
maar wanneer ik deze staak
komt het voor dat ik ontwaak.

Hoe het is.

Ik ben een papieren tijger
en daarbij ook nog een hijger.
Wanneer word ik ooit een krijger?

Pas als ik de toegang weiger
aan bewakers van mijn dromen
die te voorschijn zijn gekomen
om mijn leven af te romen
kan ik eind'lijk vrijuit stromen
om te worden tot de held
die je je had voorgesteld.

Maar ook dit is nog geweld.

Liever laat ik alles na
opdat ik slechts gade sla
hoe het met mij is gesteld.

donderdag 26 mei 2016

Biecht.

een navertelling

Op een ochtend gaat te biecht
een rabbijn, die nimmer liegt.

De Eerwaarde is verwonderd
maar hij voelt zich wel gevleid:
- Als u mij maar niet bedondert,
zeg dan: is er soms iets wat u spijt?

- Het geval wil, ach Eerwaarde,
dat ik gister, als bejaarde,
veel plezier had met twee meiden
en de daad niet kon vermijden.

- Dit gaat aan uw Wet voorbij
maar waarom, toch, zegt u 't mij?

- O, niet tegen u alleen!
Ik vertel het iedereen!




woensdag 25 mei 2016

Lange nachten.

Als ik 's-nachts te lang moet wachten
wil ik soms mijn leed verzachten
en loop op wat is vooruit,
denk dat ik jou als een buit
met wat flair veroverd heb
maar dat is volkomen nep.

Ik zoek naar een uitlaatklep
die ik slechts verzonnen heb,
ben gebonden aan mijn klachten
die mij enkel weemoed brachten.

Al mijn hoop is zeer voorbarig
want de werk'lijkheid is karig:
ik staar naar een blinde muur
en het is nog maar drie uur.

Onbeantwoord.

Ik wil altijd bij jou zijn
maar dat vind jij nu niet fijn.
Meer is er niet aan de hand." -
zo spreekt kalmpjes mijn verstand.

Toch sta ik daardoor in brand
want verbroken is de band
die mij aan het leven bindt,
waarin ik de reden vind
voor het feit van mijn bestaan.
Zonder dat zal ik vergaan.

Ik ben jou niet welgevallig
en toch ben je zo lieftallig.
Wat heb ik verkeerd gedaan
dat je mij niet meer ziet staan?

Te vroeg gejuicht.

Ik zit wel eens in het nauw
en voel dan oprecht berouw
want ik sla mijn zonden gade
en smeek grondig om genade.

Maar wanneer die wordt verleend
raakt mijn hart alras versteend.
Aan mijn kwellingen ontwrongen
maak ik gelijk weer bokkensprongen.

Als ik denk te zijn vergeven,
daardoor recht heb op nieuw leven
en mij daar op voor laat staan
maak ik dat weer ongedaan,
doe die zegening te niet
en er volgt opnieuw verdriet.

Geen getuige.

"Wat ook maar opkomt is fris,
het wezen van realisatie."
Daarmee is dus nooit iets mis,
zelfs al raak ik uit jouw gratie.

't Is een inzicht dat er is,
ook wanneer ik dat te laat zie,
en 't verschaft mij zeer gewis
wisselgeld als informatie:

Ik ben zelf de hindernis,
oorzaak van mijn isolatie.

Omdat ik mij steeds vergis
ga ik prat op mijn prestatie
maar krijg nu in het vizier:
er is geen getuige hier.


dinsdag 24 mei 2016

Koorddanser.

Ik durf zelden dom te zijn -
dat doet mijn imago pijn -
houd aan mijn gedachten vast,
ook al heb ik daarvan last.

Wanneer ik iets ben vergeten
wil ik dadelijk weer weten
wat het toch ook alweer was
en dan pieker ik alras.

Als ik afzie van 't verstand
is er niets meer aan de hand
maar als danser op het koord,
van mijn woorden, ga ik voort
met vermijden dat ik val
in het grenzenloos heelal.

Munt.

Wat gebeurt heeft twee gezichten:
wat het is en dat het is.
Net als van een munt de zijden
zijn ze daarvan niet te scheiden.

Men kan zich naar 't eerste richten
maar ook dat is dan wat is.
"Dat" is daarom steeds constant;
daar is niets mee aan de hand
maar het "wat" is variabel,
irritant of comfortabel.

Dit hoef ik slechts vast te stellen.
Dan hoef ik mij niet te kwellen
met het zoeken naar bewijs.
't Is het einde van de reis.

maandag 23 mei 2016

Hypostasen.*)

Boven mij is er de geest
met zijn normen en geboden,
onder mij het zinnenfeest
met karbonkels op de zoden.

Boven geest is er het ene
onbereikbaar voor degene,
die er altijd maar naar streeft,
omdat die er al in leeft.

Waarvan alles is gemaakt
kan niet worden aangeraakt
want voor deze fijne stof
zijn die pogingen te grof.

Tussen wet, verbod en driften
moet ik schipperen en schiften.


*): De vijf hypostasen van Plotinus:
     Het Ene, de Geest, de Ziel, het Lichaam, de Materie.

Als.

Als ik er nu eens niet was
dan was er niets aan de hand.
Ik liep nooit meer uit de pas,
wierp geen schaduw op het land.

Dan werd elke hindernis
enkel maar iets wat er is
want ik hoefde nergens heen,
van driften restte geen.

En de dingen die ik wil
vielen dan volledig stil.
Iedereen werd vrij van mij,
hoefde niet voor mij opzij.

Ik stond nooit meer in een rij,
alle wachten was voorbij.


 

zondag 22 mei 2016

Donker en licht.

Jij onttrekt je aan mijn blik.
Alle kunstjes die ik flik
brengen jou niet naderbij.
Steeds opnieuw ontga je mij.

Soms zeg ik: "Maak je niet dik"
maar hoe ik het ook maar schik,
ik kom toch van jou niet vrij.
Jou verlangen blijft bij mij.

Want het is zo ingericht:
iets is donker, iets is licht.

Onbereikbaar als je bent
gaat daarmede hand in hand
vlassen dat geen vrede kent
en dat lak heeft aan verstand.


Landschap.

Op een dag ging ik op zoek
naar de grond van mijn bestaan.

Bladerende door het boek
waarin de besluiten staan
die ertoe hebben geleid
dat ik hier zit, vol met spijt,
ben ik verder terug gegaan
en trof toen een landschap aan
dat geen mens nog had betreden.

Toch is het er ook nog heden
maar ik heb het steeds gemeden.

Het gaat vooraf aan 't eerste woord
voordat er iets wordt verstoord
en geen naam wordt daar gehoord.

zaterdag 21 mei 2016

Strohalm.

Ben ik slechter dan ik denk?
Ik ontvang van jou geen wenk
noch een teken zelfs van leven
ongeacht wat ik wil geven.

Want misschien heb jij gezien
waarom ik dit lot verdien
en voel jij direct al aan
dat de grond van mijn bestaan
met veel vuigheid is verweven
en moet ik voor erger beven
dan voor wat mij overkomt,
waarop mijn beklag verstomt.

Niettemin werd ik gespaard.
Ben ik dan toch nog iets waard?


vrijdag 20 mei 2016

Afgewezen.

Waarom wees je me toch af?
Was ik jou misschien te laf
daar ik niet dorst formuleren
waarmee ik je wilde eren?

Of was ik nu juist te grof,
op mijn praatstoel lang van stof
maar met blikken, onverholen,
opwaarts gaand, vanaf je zolen?

Ik kan dit nog steeds niet peilen,
blijf in 't ongewisse wijlen,
moet intussen constateren
dat ik nog veel heb te leren
en voor jou de man niet ben
omdat ik je niet goed ken.

Zegel.

Ik ben lang niet altijd kuis,
laat (en dat niet per abuis)
vaak mijn blikken te lang dwalen
naar wat mij zo zeer behaagt,
door verleidingen geplaagd,
en blijf dan nog langer dralen.

Dit is zeker onfatsoenlijk
maar soms lijkt het mij ondoenlijk
om dit spieden te voorkomen
en mijzelf wat in te tomen.

Er bestaat echter een zegel
dat mij bindt aan wet en regel:
Als een opgerolde egel
sluit ik vriendschap met een tegel.

donderdag 19 mei 2016

Lui.

Heden ben ik heerlijk lui,
zelfs te lui om te bedenken
wat het leven mij kan schenken.

In zo'n opgeruimde bui
hoef ik zelfs niet eens te wenken
want geen wrevel kan mij krenken.

Met mijn aandacht onverdeeld
is er niets wat mij verveelt
en de tijd verloopt vanzelf:
net was 't tien uur, nu al elf.

Verder hoef ik niets te doen.
Aan het eind van dit seizoen
komt het volgende naar voren
en zo gaat er niets verloren.

Gescheiden.

Tijd valt moeilijk uit te leggen:
het klopt niet als ik ga zeggen
dat ik daarin steeds verblijf
want zij heeft geen vorm of lijf.

Als ik spreek van haar domein
kan dit enkel beeldspraak zijn.
In de ruimte is zij niet
daar zij continu vervliet.

En de dingen, hier en daar,
zijn al evenmin in haar.
Haar vervloeien raakt hen niet.

Zij laat hen eenvoudig liggen,
zonder zich te willen wiggen
in hun ongerept gebied.


woensdag 18 mei 2016

Gedachten.

Op een dag rees een idee
bij Columbus, vaak op zee.

Men dacht toen: "De aard' is plat"
maar hij vond het grappig dat
hij de einder, die hij zag,
bij zijn aankomst toch niet vond.

En toen dacht hij, met een lach:
"Dan is deze aarde rond:
als ik westwaarts maar blijf gaan
kom ik in het oosten aan."

Daarop scheepte hij zich in,
welgemoed met goede zin
en ontdekte, aan het end,
een volledig continent!


















dinsdag 17 mei 2016

Vervoering.

Wanneer is het paradijs?
Pas wanneer ik niet meer reis
maar de plek waar ik nu ben
als een oord van liefde ken.

Dit gebeurt wanneer ik zie
dat de strubbelingen die
mij doen haken naar geluk
slechts symptoom zijn, stuk voor stuk,
van een bron van energie
die een oorzaak is van druk.

Voel ik daarbij soms verdriet
is dat dus zo gek nog niet.
Zelfs al wordt het riet geknakt
is 't een drama dat mij pakt.

Vergeving.

Wie mij naar het leven staan
wil ik als het kan ontslaan
van vervolging en van schuld.

Dan wordt snel mijn wens vervuld
dat aan ieder wordt voldaan
waar die van begin af aan
steeds het diepst naar heeft verlangd
en waarvan diens doen afhangt.

Al degenen die mij honen
wil ik daarvoor zelfs belonen.

Wie mij kwetst vergeef ik vlug,
wil met die het liefste terug
naar het land vanwaar ik stam,
waar de leeuw ligt naast het lam.

maandag 16 mei 2016

Genese.

Iedereen is heel alleen.
Daarin is men altijd één.

Juist omdat dit steeds zo is,
zonder eis of hindernis,
kan men elkaar niet bereiken.

Dit komt dus niet door ontwijken
maar juist door een hechte band,
onbespeurbaar voor 't verstand.

Dat drijft dingen juist uiteen,
telt zorgvuldige elke steen,
welke zich maar presenteert.

Eenheid, welke niets ontbeert,
is 't, die alles genereert.

Voldoening.

Ik heb jou verdriet gedaan.
Daarbij komt dat mijn bestaan
daarvan steeds het kenmerk draagt
zonder dat bevrijding daagt.

Soms voel ik mij uitgedaagd
om nog iets te ondernemen
maar dan word ik aangeklaagd
door mijn eigen zielig flemen.

Hoe ik ook maar lok of werf,
niets daarvan kan mij nog baten
want mijn schuld die jou doet haten
wordt voldaan pas als ik sterf.*)

Slechts mijn dood brengt jou voldoening
en voor mij wellicht verzoening.


*): "De wens om te sterven
     is het begin van inzicht".
     Franz Kafka


Afgang.

Ik raak dikwijls in het slop
want ik doe van alles fout,
let vaak onvoldoende op
want mijn hart is meestal koud.

En intussen word ik oud.
Mijn avances zijn nu boud
als ik mij tot min verstout,
als een gier in't regenwoud.

Daardoor krijg ik kat op kat,
op het veld en in de stad
maar denk dan: "Hoe weet ik dat?"

Er is altijd nog iets wat
deze afgang gadeslaat
en er nochtans los van staat.

Agressief.

Waarom blijf ik jou belagen,
ook al wil ik niets meer vragen?
Toch blijf ik mijn kansen wagen,
durf nog steeds niet te versagen.

Ik beweer : "ik heb jou lief"
maar ben daarmee agressief
want ik laat je zo niet vrij,
voeg een dosis hoop erbij.

Jij bent wel mijn hartedief
maar pas echt heb ik jou lief
als ik jou compleet laat gaan
en ik op de plaats blijf staan
die het lot mij toe bedeelt
ook wanneer mij dat verveelt.

zondag 15 mei 2016

Tronie.

Eenmaal kwam je bij mij wonen.
Ik wou jou gastvrijheid tonen,
deed daarvoor ook wel mijn best,
maar mijn daad bestond uit mest.

Op het oog zo elegant,
viel ik weldra door de mand.
In mij smeulde er een brand,
ook al was dat heel genant.

Want ik ging mijn tronie tonen,
gaf jou grond om mij te honen
en nog bleef je mij verschonen.

Daarvoor wil ik je belonen
ofschoon 't is, tegelijkertijd,
vol van zelfgenoegzaamheid.

Van alle tijden.

Dingen blijven steeds verglijden.
Dit valt nimmer te vermijden:
alles wijkt als voor een brand
in een ruimte, adamant.

Deze blijft altijd constant;
er is niets mee aan de hand.
Soms is zij volledig leeg
dan weer vol, als brood van deeg.

Sta ik naar een vorm te loeren,
daar ik zin op zijn contouren,
is die steeds door haar omgeven:
in haar stilte kan ik beven.

Daarin kan ik mij verblijden
want dit is van alle tijden.

zaterdag 14 mei 2016

Liefdesverdriet.

Mijn geluk en zaligheid
hang ik enkel aan jou op.

Raak ik jou vervolgens kwijt
zit ik met een grote strop,
heb dan niets om voor te leven
of om verder na te streven.

Ik val in een peilloos gat
dat zo donker is als wat,
zonder hoop of perspectief,
maar ik heb nog altijd lief.

Wat verschijnt is dan verdriet
dat geschonken wordt om niet.
Met een kluitje in het riet
zing ik thans dit droeve lied.

Telkens anders.

Het geheugen wil goed deugen
voor 't verspreiden van de leugen
dat er vaste dingen zijn
maar dat is alleen maar schijn.

Ziet men 't niet dan lijdt men pijn,
zoals van het "mijn en dijn".

Dit is echter slechts uitwendig
want geen ding is ooit bestendig.

Men denkt dikwijls telkens weer
dat, wanneer een twaalfde keer
iets aan ons verschijnt
die nog steeds de elfde is.

Toch weet men, indien verfijnd,
dat die niet dezelfde is. 


donderdag 12 mei 2016

Wat er is.

Is er iets behalve dat
wat ik per moment ervaar?
Op de tafel is mijn kat
want ik zie hem zitten daar.

Maar dan springt hij naar beneden
en is als in niets vergleden.
Er is enkel maar dit heden
met zijn aangelegenheden.

Verder neem ik steevast aan
van de wereld haar bestaan
maar weet niet of zij er is,
los van mijn belevenis.

Dit is lastig te bepalen
want valt niet te achterhalen.

woensdag 11 mei 2016

Soelaas.

Ik vind jou heel speciaal
want bereid je een onthaal
als aan een bijzond're gast
maar misschien geeft jou dat last
omdat jij alleen wilt rusten
aan de ongerepte kusten
van een zalig niemandsland
zonder druk en trammelant.

Als soelaas voor deze kwaal
stop ik daarom helemaal
met jou langer te begeren,
wil alleen de stilte eren
die jou altijd al omgeeft,
waarin jij jouw leven leeft.

Ontdekking.

Ik heb steeds aan jou gedacht
toen ik wachtte, dag en nacht,
om een glimp van jou te zien
of een glimlach zelfs, misschien,
stond voortdurend op de loer
als een springveer in velours,
heb daarmee mijn hemd bevlekt
in plaats van een kind verwekt
en mijn slaafsheid was volstrekt.

Zo verloor ik jouw respect
maar misschien is die onnodig
en volkomen overbodig
als ik jou tot éénzijn nodig
waarin je genot ontdekt.

Komend.

Heden geef ik alles op
doordat ik met wensen stop.

Ik zit enkel op de grond
en kijk zomaar in het rond.
Dan merk ik, nogal verwonderd,
dat geen mens mij nog bedondert.

Juist wanneer ik niets meer wil
zie ik hoe de ruimte, stil,
alle dingen vrij behuist.

Ik word nergens ingeluisd
en hoef niets te ondernemen.

Zonder plannen of systemen
komt dan alles naar mij toe,
ook al weet ik niet eens hoe.

Dienen.

Bang dat iets mij kan gaan deren
ben ik mij aan het verweren
omdat ik mijzelf niet ken,
niet weet dat ik ruimte ben.

Ruimte, door haar openheid,
is voor eeuwig vrij van strijd.
Mij past enkel dankbaarheid
dat ik dit nu heb gezien.

Nu komt de gelegenheid
dat ik als een baken dien
om de wereld te bevrijden
van haar overbodig lijden.

Deze vreugde, goed voor velen,
dien ik nu oprecht te delen.

Pienter.

Ik ben er nog steeds op uit
om te zoeken naar een buit,
kijk begerig naar wat leeft
of het iets in petto heeft
waarmee ik mij kan vermaken
of wat ik wellicht kan schaken.

Wanneer ga ik dit verzaken?
Het blijft mij ongelukkig maken
wanneer ik hier niet mee stop,
krijg de kous dan op de kop.

Maar wanneer ik pienter kijk
is er reeds het koninkrijk.
't Is een kwestie van precisie:
geef begeerte geen klandizie!

dinsdag 10 mei 2016

Onaangedaan.

Als ik mij nu maar verzoen
met het feit dat ik hier zit
hoef ik verder niets te doen
want is er alleen maar dit.

Met wat zich daarop ontvouwt
raak ik langzaamaan vertrouwd.

Omdat ik het ruimte gun
word ik vriend, door dik en dun,
met mijn zorgen en problemen,
breng ze onder in systemen.

Bij hun komen en hun gaan
sla ik acht op hun bestaan
maar zie ook een theepot staan,
tamelijk onaangedaan.

Ontzag.

"Wat gebeurt heeft steeds een grond".*)
Daarmee praat ik alles rond.

't Is een oordeel, heel gezond
en het doet van inzicht kond'.
Het is een manier van denken
waar ik aandacht aan blijf schenken.

Maar laat ik die even los
staan de bomen in het bos
onverklaarbaar naast elkaar,
is 't magie die ik ervaar.

Zonder komen of vergaan
toont zich dan het naakt bestaan.
Een mysterie wordt onthuld
dat mij met ontzag vervult.


*): Volgens Gottfried Wilhelm Leibniz
     het grootmachtige principe in alle filosofie.
    

maandag 9 mei 2016

Vermannen.

Ik laat jou maar niet met rust,
word gedreven naar jouw kust
wacht vergeefs tot jij mij lust
en mijn hartstocht wordt geblust.

Dus denk ik alleen aan mij
en laat jou daarbij niet vrij.

Ik weet wel dat ik jou kwel
en zet alles op het spel
om jou niettemin te winnen,
kan iets anders niet verzinnen
maar dan word je stug en stil
omdat ik iets van je wil.

Beter kan ik mij vermannen
om mij daarin te ontspannen.

zondag 8 mei 2016

Redding.

Wanneer ik het goede wil
heb ik iets te overwinnen.
Vaak zit ik nog even stil,
ga dan langzaam pas beginnen.

Overvalt mij dan een gril
zet ik fluks met vuur mijn zinnen
op dat wat ik hebben wil
om dat heftig te beminnen.

Wil ik dus de trap betreden
naar een hoogverheven doel
val ik makk'lijk naar beneden
want ik houd mijn hoofd niet koel.

Mij redt geloof slechts aan een Man
die dit, niet als ik nu, kan.

Eender.

Wanneer ik de wereld ben,
van het al de oorsprong ken,
ben ik zeker oppermachtig,
dit vermogen ook indachtig.

Dan zijn mijn geboden krachtig.
Iedereen volgt ze eendrachtig.
Alles gaat geheel naar wens
want mijn invloed kent geen grens.

Maar ik word wel overbodig
want ben dan bij niets meer nodig.

Want de wereld die ik ben,
deze wereld is ook mij.
Dat wat is en ik die ken
worden eender, allebei.  

Zitten.

Wanneer ik zou willen zitten
op een vlakte, onbehuisd,
na een aantal wilde ritten,
zijn mijn benen, bei', gekruist.

Hierin heb ik heel geen keus.
Het is net als met mijn neus:
deze staat altijd naar voren,
halverwege mijn twee oren.

Met mijn handen op mijn knieën
(deze zijn nooit met hun drieën)
zit ik met een rechte rug,
anders komt vermoeidheid vlug.

En de adem gaat maar door,
ook wanneer ik die niet hoor.

donderdag 5 mei 2016

Elleboog.

Op een keer heb je gevraagd
hoe het die dag met mij ging.

Maar ik heb het niet gewaagd,
ofschoon jij mij toen ontving,
om te zeggen hoe het was.

In plaats daarvan kwam ik ras
met nietszeggende verhalen.
Wat jij wist ging ik herhalen.

Daardoor bleef ik stijf bevroren
en de kans die jij mij gaf
ging zo jammerlijk verloren.

Ook naar jou kon ik niet horen.
't Was als kwam ik op je af
met mijn elleboog naar voren.

Schouwspel.

Op een ochtend werd ik wakker
en zag uit over een akker.
In de verte stond een auto:
een Peugeot of een De Soto.

Dit was in de plaats gekomen
van zojuist vervlogen dromen
maar het maakte niet veel uit:
het verscheen mij als een bruid.

Ook was er het zacht geluid
van het ruisen van de bomen.
Op de voorgrond welig kruid,
in het schouwspel opgenomen.

In een vijver nog twee zwanen
net als evenvele wanen.

Om het even.

Ik volg heel vaak: "Wees aanwezig!"
Toch is dit reeds het geval.
Zo ben ik onnodig bezig
want ik ben er immers al.

Waarom doe ik dan zo raar?
Want dit is toch zeker waar.
Mis ik misschien het vertrouwen
omdat ik het niet kan schouwen?

Want een oog dat alles ziet
ziet alleen zichzelve niet.

"Wees jezelf" is net zoiets.
Want te doen is hier ook niets.
Laat ik er maar niet naar streven.
Dan is alles om het even.

woensdag 4 mei 2016

In brand.

Wat is er toch met mij loos
dat het lot jou voor mij koos?

Jij bent steeds in mijn gedachten,
ook al moet ik jaren wachten.
Niemand kan het leed verzachten
van mijn tevergeefse jachten.

Met mijn hart aan jou verpand
helpen rede en verstand
heel niet tegen smart'lijk smachten
in de lang doorwaakte nachten
en het is niet in mijn hand
om de hartstocht te ontkrachten.

Zo warm ik mij aan jouw brand,
zelfs al zet dat mij te schand'.

Voyeur.

Als een man de tram uit stapt
weet ik mij door hem betrapt
want ik heb net zitten kijken
hoe een vrouw hem zat te strijken
met haar vingers langs zijn hoofd,
wat weldra plezier belooft.

Onverhoeds vangt hij mijn blik
waarvan ik behoorlijk schrik.

Ik weet niet hoe ik moet kijken.
Uit mijn blik zal alles blijken.
Nijd en medeplichtigheid
voeren daar om voorrang strijd.

Dus kijk ik maar in de lucht,
voor zijn oordeel op de vlucht.

Training.

Bij het komen van de dood
zal ik alles moeten geven,
ook al zijn mijn angsten groot.

Ik zal sidderen en beven
en, geslagen uit het lood,
zal ik smeken: "Ach, nog even!"
en verkeer dan vast in nood
want hij neemt mij in zijn boot.

Tevergeefs blijkt dan mijn streven
om mijn lijf nog te bezitten
want ik zal het moeten geven
en ik kan er niet aan klitten.

Dus is 't beter, bij mijn leven,
mij te oefenen in geven.


Streken.

Ik ben lange tijd alleen
en zo eenzaam als een steen.

Dit is ook maar een idee
maar zij brengt het voordeel mee
dat ik zien kan dat de zee
van mijn klachten en gedachten
en van mijn voortdurend jachten
slechts mijn eigen maaksel zijn
en de oorzaak van mijn pijn.

Want er komt niets meer van buiten
waar ik mij nog op kan wreken.

Dus dan moet ik wel besluiten:
het zijn slechts mijn eigen streken
die nog steeds niet zijn te stuiten.

Boven twijfel.

Ieder wil genot beleven
en blijft naar verlossing streven.
Dit is zeker een gegeven
boven twijfel steeds verheven.

Maar degene die 't verwacht,
ernaar streeft uit alle macht,
is uiteindelijk bedacht.

Wanneer men dit feit niet ziet
zijn er vreugde en verdriet
en er ligt iets in 't verschiet.

Tranen die men dan vergiet
zijn als dauw, geheel om niet,
op het weids ervaringsveld
dat geen enkel oordeel velt.


dinsdag 3 mei 2016

Materiaal.

Zowel ruimte als de tijd
bieden de gelegenheid
tot het komen van de kleuren
en om denken te bespeuren.

Want zij zijn volkomen leeg.
Zoals brood bestaat uit deeg
bieden deze elke maal
voor een feit materiaal.

Als ik mij ga vergewissen
kan ik niet het inzicht missen
dat steeds weer, de hele tijd,
net als glibberige vissen,
al deze gebeurtenissen
vorm zijn van afwezigheid.

maandag 2 mei 2016

Roerloos.

Ruimte is afwezigheid.
Zij kan zo de hele tijd,
zonder grenzen en blokkade,
alles moeiteloos bevatten:
appelmoes en chocolade
of de wolken, wit als watten.

Zij is in zichzelf gelegen.
Daarom kan zij niet bewegen
want er ligt nooit iets omheen;
zij is roerloos als een steen.

Wat er ook in wil verschijnen
doet haar geen moment verdwijnen
en zo blijft zij, weids en vast,
absoluut onaangetast.

Als water voor een vis.

Vaak genoeg wordt er gezegd
dat Gij enig zijt en echt.
Als De Heer van het Heelal
zijt Gij waarlijk overal.

Wanneer dit is het geval
zijt Gij daardoor dus ook hier.
Ook al zit ik in een dal
onderzoekt Gij hart en nier.

Ja, Gij zijt zelfs dichterbij
dan mijn eigen huid voor mij.

Tevens zijt Gij steeds volmaakt,
van de aanvang af ontwaakt
en Gij zijt er nimmer niet
waardoor niemand U dus ziet.

Scheiding.

Bij volmaakte samenklank
valt de kleinste storing op.
Dan gaat, tegen wil en dank,
een relatie op de schop.

Wordt een rol weeceepapier
op een andere manier
dan gewoonlijk opgehangen
dan vergalt dit mijn plezier
en ik word door gram bevangen.

En al is 't onmoog'lijk, schier,
zijn van tranen nat mijn wangen,
trek ik ijlings weg van hier.

Door deze nalatigheid
is de scheiding nu een feit.

zondag 1 mei 2016

Alreeds.

Vaak ontgaat mij helemaal
wat er dit moment gebeurt.
Meegesleept door een verhaal
wordt de kans daarop verbeurd.

Maar daarom nog niet getreurd
want verhalen zijn er ook,
ook al zijn ze dun als rook,
waarin nochtans wordt bespeurd
de essentie van het zijn,
zonder oorsprong, altijd rein.

Alles is ervan gemaakt,
van dit zijn dat aan niets raakt,
daardoor alle boeien slaakt,
in zichzelf alreeds volmaakt.

Zwemmen.

Regelmatig ga ik zwemmen,
meestal eenmaal in de week.

Even zijn er minder remmen,
zonder dat ik die verbreek,
omdat ik haast ga vervloeien
en bevrijd ben van de boeien
van de vaste zwaartekracht
die daarna weer op mij wacht.

Al mijn wederwaardigheden
van de pas verstreken week
zijn voor een moment vergleden
en hun inslag is maar bleek.

Waar ik onder heb geleden
blijkt dan minder dan het leek.

zaterdag 30 april 2016

Op de tast.

Ik beschouw jou als mijn doel
maar misschien is 't jou te zwoel.

Daarom doe ik nogal koel
en verzwijg een heleboel,
schenk mijn aandacht aan een ander
met mijn woorden, wijs en schrander,
kijk voortdurend langs je heen
of blijf zitten als een steen,
terwijl ik toch van je hou,
daarom wil ik enkel jou.

Graag ben ik jou niet tot last
dus laat ik dit maar niet blijken,
moet jou vinden op de tast
zonder dat ik durf te kijken.

Voor lief.

Ik kan jou maar niet bereiken
want je blijft me steeds ontwijken.

Wellicht moet ik nog veel leren:
allereerst de toestand eren
waar ik heden in verkeer
opdat ik aanvaarden leer.

Misschien kom ik maar pas kijken
op dit gecodeerd toneel
met zijn duistere praktijken.
Nog ontgaat mij daarvan veel.

Maar vanuit dit perspectief
neem ik het gemis voor lief
van wat mij vandaag ontbreekt
waardoor dit mij minder steekt.

Muiterij.

Mijn domein is als de hemel.
Daaruit zie ik het gewemel
en 't verkeer, als van een straat,
dat mij onverchillig laat
want die hemel is mijn geest,
die er altijd is geweest,
en de straat is als mijn denken,
vol van tekenen en wenken.

Daar laat ik mij niet mee in
want als ik daarmee begin
raak ik snel daarin verstrikt
en voor vliegen ongeschikt.

Zo sluit ik mij wijs'lijk buiten
tot mijn lust begint te muiten.

Publiek, prive, geheim.

Waarin wij het meest verschillen
toont zich in 't publiek domein.

Niemand zal er zwaar aan tillen
als zal vallen het gordijn
of ontstoken wordt het licht
dat onthult ons aangezicht.

Als het om emoties gaat
worden we al meer voorzichtig.
Wanneer men die gadeslaat
voelen we ons schichtig.

Dat waarin we eender zijn
blijft voor iedereen geheim:
't is het kennen van de staat
waarin alles komt en gaat.

vrijdag 29 april 2016

Te geef.

Omdat ik iets wil bereiken
blijf ik steeds de plek ontwijken
waar ik toch alleen maar ben.

Omdat ik dit niet herken
zie ik uit naar wat ik mis
en kijk niet naar wat er is.

Maar iets anders is er niet
dan rondom mij een gebied
waar de einder van blijft wijken
als ik mij op pad begeef.
Deze zal ik nooit bereiken,
ongeacht hoe hard ik streef.

Deze plek waarop ik leef
is intussen vrij te geef.

Toch nog goed.

Kan ik wel de moed opbrengen
om ooit van je af te zien
of zal ik mijn hoop verlengen
op een nieuw begin misschien?

Het is het proberen waard
om je maar te gaan vergeten.

Van wat mij nu zorgen baart
zal ik daardoor niets meer weten
want een hemel, opgeklaard,
wordt door weemoed niet bezeten.

Stel dat ik jou niet meer ken,
zo van jou ontslagen ben,
en je daarna weer ontmoet,
komt het, wie weet, toch nog goed.



donderdag 28 april 2016

In het heden.

Ik leer rusten in het heden.
Niet naar boven of beneden
ga ik verder nog op zoek.
Ik leef in een open boek.

Op geen trap hoef ik te treden
want het leed is nu geleden
van wat mij ooit overkwam
toen ik telkens tot mij nam
wat inmiddels was vergleden
en zo legde ik mij lam.

Nu blijf ik bij wat er is.
Dit is uit zichzelf steeds fris
want de toekomst en 't verleden
zijn slechts schimmen van het heden.
             

Tra.

Als ik door het woud heen ga
van emoties en gedachten
kom ik weldra aan een tra
die op mij heeft liggen wachten.

Dit is slechts een open plek
waar nog niets os opgelost,
waar ik geen beroering wek
en de grtond niet is bebost.

Niemand is daar uitgedost
of houdt iemand voor de gek
waar de baat gaat voor de kost
en geen komst is of vertrek
want het is mijn open geest
die er altijd is geweest.

woensdag 27 april 2016

Alleen maar.

Alles is alleen maar geest
en daarvan dus niet te scheiden,
geest die de gedachten leest,
op de hoogte is van lijden,
die zichzelf niet kan vermijden
en er altijd is geweest:

Tegenspoed en hindernis,
ongelukken die zich melden,
de geliefde die ik mis
en de ondergang van helden,
net zo goed als lafenis
en geluk, al is dat zelden.

Want als dit de waarheid is
dan moet dit ook altijd gelden.

Parallel.

Wellicht wordt er opgeslagen
wat ik doe in alle dagen
van mijn onbeduidend leven
dat zal dienen als gegeven
voor een oordeel,  als het komt,
waarin ik word opgesomd.

Ik ga alle kanten uit,
zwerf vaak doelloos in het rond
maar zit van de weeromstuit
ook nog weleens op mijn kont.

Dit doet mij dan wonderwel.
Aan mijn dwaasheid parallel
bouw ik misschien toch iets op
doordat ik met willen stop.


Voor de bakker.

Als ik zit en ook niets doe
is daar niets mee aan de hand.
Langzaam word ik niet meer moe
en dan toont zich mijn verstand.

Zonder dat ik nog weet hoe
zweven wolken boven 't land
en het doet er niet meer toe
of ik streng ben of coulant
want gedachten zijn signaal
voor een naderend verhaal
dat niet eens meer hoeft te komen
nu ik niet zit weg te dromen.

Ja, zij maken mij zelfs wakker!
Zo komt alles voor de bakker.


Verlangen.

Midden in een goed gesprek
in een warm en licht vertrek
met een mooie jonge vrouw,
kies gekleed in hemelsblauw,
die voor mij is blijven staan,
dient zich plots verlangen aan.

Als dit er nu maar niet was
zou het heel eenvoudig zijn:
ik liep keurig in de pas
en er was geen centje pijn.

Ik zou zijn dan wat ik schijn,
helemaal geen wildebras,
en te helpen vond ik fijn,
met niets anders in mijn sas.

dinsdag 26 april 2016

Braaf.

Jij was al te vaak lieftallig.
Ik beheerste mij anstvallig
en keek dan maar naar de grond
of een beetje in het rond.
Daarmee hield ik mijn fatsoen.

Als ik kijk naar wie het doen
en daarna worden vergeven
moet ik soms van afgunst beven.
In mijn hart schrijnt dan de wonde
van de niet begane zonde.

Ik die dacht zo braaf te zijn
moet nu leven met de pijn
door jou te zijn afgewezen
daar ik niet dorst driest te wezen.


Naar Zandvoort.

"Kan ik niet of wil ik niet?" -
die gedachte houdt mij bezig
tot mij plots te binnen schiet:
"Ik ben steeds aanwezig
bij het stellen van die vraag
die zo zwaar ligt op de maag".

En al komt er ook geen antwoord
op zo'n puzzel, nogal vaag,
kan ik altijd nog naar Zandvoort,
als het moet zelfs nog vandaag!"

Aangekomen bij de zee
nam ik dit probleem wel mee
maar het lijkt te zijn bedolven
onder zilvergrijze golven.

zondag 24 april 2016

Origines.

God liet uit niets iets ontstaan:
aarde, sterren, zon en maan.

Daarna is het mis gegaan
want ik bleef niet voor Hem staan
om Hem ere te bewijzen.

In plaats daarvan ging ik reizen
en ik dwaalde van Hem af.

Misverstanden gingen rijzen
en nu wacht mij dus Zijn staf
die mij naar de hel zal wijzen
waar ik in mijn ketenen,
in gezelschap van bezetenen,
zal bestaan, voorgoed vervloekt
tot Hij alles weer opdoekt.

De diepte in.

Ik loop telkens heen en weer
en vergis me elke keer.

Elders lijkt het gras steeds groener.
Met een stoomboot of een schoener
vaar ik er dan snel op af.

Wat ik vind is niets dan kaf
in plaats van het volle koren
dat ik enkel ken van horen.

Zo trek ik van vak naar vak
maar 't genoegen blijft maar vlak.

Ga ik ooit de diepte in?
Daarin is er geen begin
of een einde ooit te vinden
die het zicht daarin verblinden.

zaterdag 23 april 2016

Nog liever.

Bij de dood staat elk projekt
dat er is op losse schroeven
en er wordt terstond ontdekt
dat het heel niet had gehoeven.

Ofschoon dit bevrijdend is
wekt het ook wel droefenis,
zelfs wanneer dit wordt beseft.

Hoewel het van zorg ontheft
blijf ik mij nochtans vermoeien
als ik niet kan zonder boeien
als bewijs voor mijn bestaan.

Waarheen moet ik anders gaan
als aan alles is voldaan?
Liever kies ik voor de waan.




woensdag 20 april 2016

Omgezet.

Hoe kan ik je ooit bedanken
voor de liefde die je wekt,
ook als je die niet beloont?

Nu zet ik die om in klanken.
Daardoor blijf je onbevlekt
en van mijn gezeur verschoond.

Maar die klanken gaan als ranken
door mijn lief en leed omhoog.
Zich al windend langs mijn flanken
stutten zij de hemelboog.

Het genot dat ik daar vind
is mij altijd welgezind.
En, gelukkig als een kind,
zwindt mijn weemoed als de wind.


Als zomervliegen.

Als ik mij opzij kan zetten
volg jij mij direct gedwee.
Ik hoef nergens op te letten
want ik kijk met mij niet mee.

Dan ben ik zo ongedwongen
dat we al zijn aan het tongen
voordat zelfs de wens ontstaat.

Onze bekkens slaan de maat,
aan de diepe bron ontsprongen
van een ongekuiste daad
die, bevrijd van alle kwaad,
als een onverschrokken jongen,
tegen alle goede raad,
snel aan het genieten slaat.

Een nieuwe wereld.

Tot dusverre komt de zon
altijd in het oosten op
en ik zeg altijd pardon
als ik te vrijpostig klop.

Water valt steeds uit een ton
als ik die zet op zijn kop
en een nouveau riche baron
heeft met armoe niet veel op.

Dit is altijd zo geweest
tot men in de sterren leest
dat je heden van mij houdt,
bent gekomen door het woud
van je afkeer en bezwaren
om je op mijn schoot te scharen. 


Waarom niet?

Ik heb een kater, lief en trouw,
want hij neemt het niet zo nauw
met wat ik nu laat of doe
en hij wordt mij niet snel moe.

Hij komt altijd naar mij toe
zelfs al zeg ik bah noch boe.
Ik ben niet zo elegant
maar hij likt mijn haar en hand.

Hij heeft niets van jouw kritiek
en dient mij niet van repliek,
ligt tevreden op mijn borst
want mijn status is hem worst.

Waarom lig je niet, als hij,
vanzelfsprekend aan mijn zij?

Vrees en beven.

Als ik lusten heb bedwongen
ben ik daarmee nog niet klaar.
Misschien heb ik te vroeg gezongen
als ik dit al openbaar.

Het gebeurt dan immers gauw
dat ik, trotser dan een pauw,
door triomf word voortgedreven.

Het is mij niet om het even
dat ik slaagde in mijn strijd.

Met misplaatste vormelijkheid
baan ik mij nu door het leven
met mijn neus omhooggeheven,
terwijl ik in werk'lijkheid
nog steeds leef in vrees en beven.



Luchtledig.

Ik zit naast je op de bank,
zie je armen, glad en rank
en kijk vluchtig naar je knie:
een doorluchtig relikwie.

Dat ik zo mag zitten hier,
vlak naast jou, een lekker dier,
dat verschaft mij groot plezier.

Jij krijgt dat in het vizier
en dan ga je ijlings weg,
laat mij zitten met mijn pech.

Maar die pech wijst mij de weg
naar de grootste zaligheid:
de afwezigheid van strijd,
elke tegenslag ten spijt.

dinsdag 19 april 2016

Onbeantwoord.

Bij verlies en tegenslag
komt mijn wanhoop voor de dag.
Ik doe luidkeels mijn beklag
opdat ik nog winnen mag.

Maar zo is 't nu eenmaal niet.
Het is voorbij dat wij nog kusten
en daar moet ik in berusten.

Langzaamaan komt er verdriet
dat mij stil te staan gebiedt.
Dit verdriet is vol en rijk
waarin ik veel schatten vind.

Niets is daaraan zelfs maar gelijk.
Ofschoon ik niet word bemind
geeft het toch van liefde blijk.

maandag 18 april 2016

Verlegenheid.

Ik word naar je toe gedreven
dus ga ik naar jou op pad.
Jou te zien, al is 't maar even,
lijkt me daarom al heel wat.

Maar al kom ik in jouw straat
sta jij daar toevallig buiten.
Snel verberg ik mijn gelaat
en wil liefst mijn ogen sluiten.

Want de angst slaat mij om 't hart
en ik raak geheel verward,
wil mij uit de voeten maken
om mij niet te laten raken
door paniek, oneindig groot,
waarvoor ik vrees als voor de dood.

Voortdurend.

Is er iets dat steeds verandert
maar dat toch hetzelfde blijft?

Zeker, dat is dit moment
dat geen start of einde kent
maar waarin mijn geest meandert
en geen spoor ervan beklijft.

Van de tijd is 't niet te scheiden,
het kan denken niet vermijden
maar omdat het niet kan gaan
zal het altijd blijven staan,
ook al is 't niet op een plek.

't Is immuun voor elke vlek,
een tehuis voor elke waan
en duurt voort na mijn vertrek.

zondag 17 april 2016

Rechte lijn.

Is de lust mijn diepste laag?
Dat blijft altijd nog de vraag.

Omdat ik word voortgedreven
door wat mij wordt voorgeschreven
door wat zij voortdurend wil
sta ik daardoor zelden stil
en krijg geen gelegenheid
om wellicht iets te ontdekken
dat verduurt de harde strijd
die zich constant blijft voltrekken.

Daardoor blijf ik oliedom
en zijn al mijn wegen krom.
Vond ik ooit een rechte lijn
zou mijn heil verzekerd zijn.

Afbeelding.

Eenzaam, in de steek gelaten,
voel ik mijn verdriet.
Dit valt niet snel weg te praten
maar dat hoeft ook niet.

Ik kan het zo rustig laten
en zing nu dit droeve lied
dat weliswaar niet zal baten
want je hoort het immers niet.

Toch bevat dit lijden leven
van het tevergeefse streven
naar 't gelukzalige verschiet,
anders was er geen verdriet.

Jij hebt je aan 't oog gegeven
dat je schoonheid constant ziet.


Ontslagen.

Als ik goed ter harte neem
dat ik op een dag zal sterven
valt daarmede het systeem
om te winnen gelijk aan scherven.
't Is als wilde ik uit leem
harde steen en ijzer kerven.

Maar nu kan er vreugde dagen.

Van de zware plicht ontslagen
om voortdurend te vergaren
en mijn schatten te bewaren
kan ik nu eenvoudig leven
van wat leven wenst te geven.

Als ik mij hiermee verzoen
hoef ik verder niets te doen.

zaterdag 16 april 2016

Uit de sleur.

Ik zie af van de terreur
van steeds iets te moeten doen
want herken dit als een sleur
die mij voortsleept, elk seizoen.

Vanaf nu voeg ik niets toe
aan wat reeds vanzelf gebeurt
want wanneer ik dit niet doe
word ik nergens meer bespeurd
maar geniet er wel van hoe
heel de wereld kleurt en geurt.

Dus beul ik mij niet meer af
en, bevrijd van deze straf,
kijk ik naar 't gewordene
opdat dit zich ordene.

Opgelost.

Ik ben altijd graag uniek
want dan ben ik speciaal,
welbekend bij het publiek
en bizonder, elke maal.

Kijk ik nu eens naar de mensen
onderscheid ik hen totaal.

Zelfs al zou ik dat niet wensen
en al zijn ze nog zo vaal,
houd ik hen toch uit elkaar.
Elk van hen is enkel daar.

Dan geldt dit dus ook voor mij.
Dit hoef ik niet na te streven
want het is al het geval.
Van die twijfel raak ik vrij.

Stoot.

Als ik in de afgrond blik
vind ik daar geen enkel ik
dat mij tegemoet kan komen.

Daar wordt mij de kans ontnomen
tot bewijs voor mijn bestaan
want ik stoot mij nergens aan.

Ondanks dat ik ril en huiver
is dit inzicht klaar en zuiver.

Doordat jij mij daarin stoot
red je mij zo van de dood
want degene die kan sterven
moet ik daar voor eeuwig derven.

Ik zal enkel leven erven,
waar ik altoos van genoot.

donderdag 14 april 2016

Onbetreden.

Als je niet weet wat je wilt
word je nogal snel bedild.

Ook van binnen zijn er stemmen
die je manen je te remmen
of je juist te laten gaan
als bewijs van je bestaan.

Maar wanneer je 't zo kan laten
openen zich duizend gaten
en verdwenen zijn de maten
en de macht van het getal.

Aan je oog toont het heelal,
door je voeten onbetreden,
haar vermogen overal
in een eeuwig durend heden.

woensdag 13 april 2016

Onmogelijk.

Waarom heb jij mij verlaten?
Ben je mij een keer gaan haten
of heb je het nooit gemeend
toen je gunsten hebt verleend?

Heb jij mij gewoon bedrogen
en mij steeds iets voorgelogen?
Het leek slechts dat jij mij minde
maar toen vlood je als een hinde.

Toch wil ik geenszins verhelen
dat ik jou wil blijven strelen
want je heuvelen, zo mals,
je gebenedijde delen
en de welving van je hals
zijn onmogelijk te spelen.

List.

Imposant en kolossaal
verheft zich een kathedraal.

Waarmee werd die ooit gebouwd?
Als men in de rondte schouwt
zijn daar stenen niet voorhanden
dus groef men die uit de grond
en liet achter donk're wanden
zodat er een web ontstond
waarvoor men bestemming vond.

Ooit gegraven tot vereren
leidt het nu tot amuseren
want er kan daar wijn mousseren.

Wie weet was 't zelfs Bacchus' list
waar men toen nog niets van wist.

dinsdag 12 april 2016

Verloop.

Tijd, oneindig, zonder randen,
is een wezen met twee handen:
met de ene geeft zij gul,
met de and're neemt zij weg,
en zo blijft het saldo nul.

Wat ik ook maar overleg,
het komt uit haar schoot naar voren.

Na een tijdje is 't weer weg,
net als een ivoren toren
die een keer ooit wordt gesloopt.

Omdat alles zo verloopt
valt er blijvend niets te grijpen.
Op een dag wordt er ontknoopt
wat zij lang heeft laten rijpen.

maandag 11 april 2016

Debat.

Overtuigd van eigen gelijk
handhaaf ik mijn koninkrijk.
Niemand zal mij iets vertellen
of dit ter discussie stellen.

Wie een ander ding beweert
ziet het daarmee reeds verkeerd.
Zegt een tegenstander "nee"',
zeg ik "ja" en doe niet mee.

En dan zeg ik nogmaals "ja",
als ik opsta en daarna
met de vuist op tafel sla.

Daar is trouwens niets mee mis,
als ik mij maar niet vergis
en weet dat het denken is.

Hoger doel.

Waarom maak ik mij zo druk
om mijn doelwit en succes?
Waar 't om gaat is jouw geluk.

Ook al snijdt dan als een mes
mij de pijn wel door het hart
als je dat bij and'ren vindt,
is het voelen van die smart
mij uiteind'lijk welgezind.

Want al huil ik als een kind
omdat ik je niet meer vind
is de vreugde die jou treft
iets wat iedereen verheft
en de steken die ik voel
dienen zo een hoger doel.

Zonder zwier.

Ik wil jou niet irriteren.
Daarom ga ik niets riskeren
maar blijf je op afstand eren.

Mocht je echter je bedenken
wil ik je de vreugde schenken
die ik altijd nog kan geven,
ook al kost het mij mijn leven.

Als je voor mijn huis wilt stoppen,
kom dan binnen zonder kloppen
en dan hebben wij vertier.
Daarvoor ben ik immers hier.

En zo gulzig als een gier
zal ik likken vlees en klier
van je lichaam, zonder zwier!

zondag 10 april 2016

Conditio sine qua non.

Voor mij ligt een vel papier.
Daarop maak ik tekeningen
en daarna berekeningen.
Beide dingen doe ik hier.

Daarmee zijn ze niet hetzelfde.
Ook een tiende is geen elfde
en al teken ik een dier
is dat niet per se een stier.

Maar zij komen overeen,
of  't een som is of een Deen,
in het feit dat zij geschreven
of getekend naar het leven,
op het blad staan, een voor een.
Zonder potlood is er geen.

Panta rei.

Waarom maak ik onderscheid
tussen een voldongen feit
en wat geldt als een verzinsel?

Want intussen, in beginsel,
zijn die beiden even echt,
onverschillig wat men zegt.

Beiden doen zich immers voor.
Ik geef aan hun roep gehoor
of ik kan ze gaan negeren.

Pijlen, bijlen, scherpe speren
noem ik in de regel echt.

Maar daarmee doe ik geen recht
aan het feit dat zij vergaan,
als een wolk die niet blijft staan.

Vergeten.

Wanneer er iets gaat verloren
maar ik weet nog wat dat is
blijft dit niettemin behoren
tot deze geschiedenis.

Pas wanneer ik niet zal weten
dat ik dit ook ben vergeten
is er niets meer aan de hand
en dan ben ik uit de brand.

Wie weet geldt dit voor heel veel,
voor de kosmos, deel voor deel.

Ja, wellicht was ik alwetend,
dit vandaag geheel vergetend
op een aantal dingen na,
als de grond waarop ik sta.

Ondoenlijk.

Als men iets heeft fout gedaan
en belooft: "ïk werk eraan,
zal nu naar het goede streven",
is dat te vergeven.

Maar wanneer iets lelijk is
helpt er geen vergiffenis.

Dit roept steeds de weerzin op
en daarvoor bestaat geen knop
waar men op zou kunnen drukken
om wat mis ging te doen lukken.

Zelfs al heeft men ook genade
voor een kever of een made
zal het hart niet sneller kloppen.
Zal de afkeer ooit wel stoppen?


Stilte.

Als ik kijk naar wat gebeurt
is 't een stortvloed van gedachten
die, soms goed- soms afgekeurd,
almaar voortstroomt zonder wachten,
waaronder een aantal klachten,
woorden die het leed verzachten
of een lumineus idee.
Melodieën doen ook mee.

Verder zijn er nog de kleuren
van de lucht met duizend geuren
en de aarde die ik voel
bij het kraken van mijn stoel.

Al die dingen stromen voort
door een stilte, onverstoord.

zaterdag 9 april 2016

Meteen.

Als mijn doel is om te zijn
is dit nimmer te bereiken.

Dan ervaar ik steeds de pijn
van 't voortdurende ontwijken
van waarnaar ik zo verlang
en blijf bang mijn leven lang.

Niet omdat het er niet is,
is 't waarom ik het zo mis,
maar omdat ik er al ben.
Daarom kan ik er niet heen.

Wanneer ik dit niet erken
is de uitkomst dat ik ween.
Maar wanneer ik niet meer ren
ben ik er meteen.


Dit is mijn geest.

"Ik heb alles fout gedaan.
Mijn geluk is van de baan.
Er is geen beginnen aan
om dit nu nog te herstellen
want men zal het oordeel vellen,
en dat tevens doorvertellen,
dat beëindigt mijn bestaan.

Ik was nonchalant en laf
Dit zie ik pas achteraf.
Onontkoombaar is de straf
die mij vanaf heden wacht
in een peilloos diepe nacht."

Als ik weet: "Dit is mijn geest"
is dit wat mij gelijk geneest.


donderdag 7 april 2016

Irrelevant.

In de ruimte houdt mijn lijf,
met zijn energie, verblijf.
Daardoor is er ook gevoel,
zonder meer of met een doel.

Los daarvan bestaat de rede
want die neemt daarvan niets mede
naar haar meten en beweren
en haar kunst te speculeren.

Deze hoge faculteit
speelt zich af in louter tijd.
Dat dit plaats grijpt in een brein
zou misschien zo kunnen zijn.

Voor een keus of een besluit
maakt dat evenwel niets uit.

woensdag 6 april 2016

Besluiteloos.

Hoe wil ik nu reageren
wanneer jij mij niet meer moet?
Zal ik voortgaan je te eren
of gaan dorsten naar je bloed?

Ik heb veel tot mijn beschikking:
dreigementen vol verschrikking
of een diepgaand redeneren
om mijn misstap te verklaren
of ik kan mij gaan bekeren
om de vrede te bewaren.

Ik blijf in de ruimte staren
maar weet niet wat er toe doet:
wijs ik jou terecht te recht?
Welke actie is nu echt?

Precies.

Wanneer ik durf te ontspannen
hoef ik mij niet te vermannen.

Als een storm niet langer woedt
zie ik in het water goed
alle dingen klaar weerkaatst,
als zichzelf zelfs op het laatst,
want het oppervlak wordt strak
en weerspiegelt met gemak
van een boom de kleinste tak
want het is dan glad als lak.

Evenzo word ik precies,
zelfs als ik daar niet voor kies,
als ik niet word afgeleid
door projecties in de tijd.

Liever.

Ik misken Mijn Lieve Heer
die mij telkens, elke keer,
dit miskennen wil vergeven.

Hij heeft deernis met mijn beven
en vergeeft mij telkens weer.

Daarnaar hoef ik niet te streven
want Hij is het volle leven*)
dat mij alreeds is gegeven.

Wanneer ik dit waarlijk zie
buigt zich als vanzelf mijn knie
en word ik niet voortgedreven
door mijn vrees, nog sterk zo even.

Hij heeft steeds op mij gewacht,
is veel liever dan ik dacht.**)


*): "Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven"
Johannes 14:6

**): "God is liefde"
1 Johannes 4:8





Niet ver.

Ik zoek het niet langer ver
(dat is niet spectaculair)
want ik weet het nu toch wel:
te bestaan is een duel
waarbij altijd een zal winnen
en de ander moet beginnen
zijn verlies te gaan betreuren
of zijn domheid af te keuren.

Dit staat van te voren vast,
als formule die steeds past
op dit tragische gebeuren
en al snel is te bespeuren.

Maar omdat ik rustig zit
delf ik nooit het onderspit.

Omgekeerd evenredig.

Elke dag word ik weer ouder
maar kijk meer over mijn schouder
dan ik vroeger placht te doen,
op een plein of in 't plantsoen,
want een jeugdig vrouwenbeen
windt mij meer op dan voorheen.

Dit had niemand toch verwacht,
dit verlate eerbetoon,
maar zo prijs ik nog de pracht
van veel deernen, wonderschoon. 

Ofschoon zo te zijn geëerd
worden zij dan zedig
en zijn daardoor omgekeerd
met mijn wensen evenredig.

dinsdag 5 april 2016

Rest.

Hoe kan 't zijn dat zelfs genot
nog het stempel draagt van lijden?
Dan ben ik toch, als een god,
van elk mankement gescheiden?

't Is omdat het heftig is,
ik daardoor het inzicht mis
dat het niets is dan een droom
en nog vluchtiger dan stoom.

Omdat lust er fel op vlast
houd ik het het liefste vast
maar dat is steeds tevergeefs.

Daarom heeft het toch iets scheefs,
ook ten aanzien van de rest
waardoor ik mij voel gepest.


Verrassend.

Als ik adem, continu,
gaat die altijd, enkel nu,
steeds naar binnen en naar buiten
en de dood slechts kan haar sluiten.

Ik kan niet al vantevoren
zijn toekomstig ruisen horen
en kan ook niet, achteraf,
tot mij nemen wat zij gaf.

Als een brug naar het moment
is zij heel precies present
en als ik in haar kan rusten
reis ik niet naar verre kusten.

Toch blijkt wat ik ben gewend
dan verrassend onbekend!

maandag 4 april 2016

Van nu af.

Ik heb heel wat aangedurfd
en elk wapenfeit geturfd
dat mij op mijn bek deed gaan,
mij daarna alleen liet staan.

Nu lik ik bedroefd mijn wonden
want mijn bloed is voor de honden.

Net als Job in zak en as,
zie ik de gevolgen pas
als het tij niet kan gekeerd,
mijn crediet is opgeteerd,
zie mijn feilen achteraf
maar dat is daarmee geen straf.

Nu weet ik hoe het niet moet
en van nu af doe ik goed.

Notitie.

Ik vermei me in het lijden
dat soms komt van alle zijden,
ben in staat te ondergaan
al de kwelling van het scheiden
van de dingen die vergaan.
Op ontvangen komt het aan.

Niet dat ik dat per se wil
maar gewaar zijn, altijd pril,
neemt er steeds notitie van,
is iets anders niet van plan.

Ook plezier, zo nu en dan,
rijst vol verve uit de pan:
"als de wijn is in de man,
is de wijsheid in de kan." *)


*): Gezegde.


Libido.

Net als panter, paard en vlo
plaagt ook mij de libido.

Zo maar krijg ik haar cadeau
maar zij stelt mij wel de eis
dat ik naar een vrouw toe reis.

Ik ben mij dit goed gewaar.
Dit vermindert het gevaar
dat ik mij in 't openbaar
plotseling kan gaan misdragen.

Slechts in dromen durf ik wagen
om soms om haar gunst te vragen,
wat ik anders blijf verdagen.

Maar 't verlangen blijft intact
dat vaak zoete broodjes bakt,
in omzichtigheid verpakt.

Geen verweer.

Heden ben ik afgewezen
en de wond wil niet genezen
die ik zo heb opgelopen
en valt ook niet af te kopen.

Want verlangen blijf bestaan
zo lang ik niet ben vergaan.
Daarvoor is geen substituut.
Het maakt constant haar debuut.

Ongeacht wat ik probeer
komt het er gewoon op neer
dat het mij komt lastig vallen,
plomp, ten overstaan van allen
en dan heb ik geen verweer
tegen kriebels in mijn ballen.

Niet slecht.

Lijden is tegelijk het leven,
een vermogen, mij gegeven,
om verdriet te ondergaan
.
Anders dan de zon en maan,
onverstoorbaar in hun baan,
kan ik sidderen en beven
en naar mijn verlossing streven.

Dat staat mij niet altijd aan
maar ook dit is alweer leven
en een kenmerk van't bestaan.

Op het voelen van de pijn
zou ik trots zelfs kunnen zijn
want dat is tenminste echt
en ik doe dat lang niet slecht.






Vertekening.

Als iets vreselijks gebeurt
wordt mijn hart daardoor verscheurd.

Dan ben ik geheel ontdaan
en laat mij erdoor verslaan
maar verlies zo uit het oog
dat de wereld verder gaat.

Ook al houd ik het niet droog
houdt de klok zijn regelmaat,
begeleidt met neutraliteit
het verstrijken van de tijd.

Door de inslag van het leed
krijg ik een vertekend beeld
van wat ik het leven heet
en mijn wond wordt traag geheeld.




zondag 3 april 2016

Grootmoedig.

Al met al is het niet vreemd
dat De Here, oppermachtig,
alle zonden op Zich neemt.

Door Zijn woorden, wijs en krachtig,
schiep Hij immers dit Heelal
waarin woekeren, reusachtig,
deze zonden, zonder tal.

Geen enk'le daarvan zou er zijn
als Hij dit niet had gedaan.
Dan bestond er nimmer pijn
en geen wereld kon vergaan.

Maar Zijn deernis is niet klein.
Daarom neemt Hij dus koelbloedig
zonden op zich, zeer grootmoedig.




Hoogverheven.

Onverschillig wat ik kies,
of ik win of juist verlies,
is daarboven hoogverheven
aan 't verstrijken steeds het leven.

Dit gaat aan die zorg voorbij
en is van haar smetten vrij.

Want triomf en nederlaag
volgen op elkaar gestaag
maar die kennen blijft bestendig.

Ook al voel ik mij ellendig
of verrukt door groot geluk:
dit vermogen kan niet stuk.

Heerlijk als een frisse bries
is het daar wanneer ik nies.




donderdag 31 maart 2016

Een nieuw begin.

Gister werd ik afgewezen
en nu stort mijn wereld in.
Kan ik hiervan ooit genezen,
vind ik nog een nieuw begin?

Ik zit bij de pakken neer
heel alleen met mijn verdriet
en probeer nu maar niets meer,
want een uitweg zie ik niet,
pak nog wel de vuilniszak
en strik daar een touwtje om,
trek het aan zijn lussen strak
waarbij ik mijn vingers krom.

Dit is althans goed gegaan,
ook al ben ik nog ontdaan.

Overgave.

Onze Heer is zo genadig
dat Hij zegt: "Gij zijt misdadig?
Rekent Mij dat dan maar aan -
alles wat U hebt misdaan!"*)

Zo doet Hij ons wonderwel
maar Hij zet ons buitenspel.

Dat valt moeilijk te verteren
dus gaan wij ons niet bekeren.
Omdat het te makk'lijk is
gaan wij zelden naar Zijn mis.

Liever houden wij in stand
wat ons vroeg of laat verbrandt.
Maar verbeuren wij ons land
is er niets meer aan de hand.


*): "Werpt al Uw bekommernis op Hem
      want Hij zorgt voor U"
     1 Petrus 5:7

Onnodig.

Soms ontbreekt mij het vertrouwen.

Ik weet niet hoe iets zal lopen,
hoe een zaak zich zal ontknopen,
of ik niet zal gaan berouwen
wat ik graag zou willen doen
zoals 't geven van een zoen.

Met mijn angsten blijf ik sjouwen
en houd dan maar mijn fatsoen.

Maar vertrouwen is onnodig
als ik blijf in dit moment
want mijn angst wordt overbodig
omdat dat geen toekomst kent.

Op de tafel staat een vaas,
los van mijn mentaal geraas.

Als.

Ik probeer te mediteren
maar dat is mij nooit gelukt
want ik heb horen beweren
dat ik dan niet meer gebukt
onder denken hoef te gaan
en mijn geest kan laten staan.

Dan zal ik, geheel verrukt,
stralen als de volle maan.
Geen gevoel wordt onderdrukt
en mijn vrees is van de baan.

Ik zal niemand lastig vallen
want dan heb ik niets meer nodig.
Als een open veld voor allen
wordt mijn eisen overbodig.

Verlicht.

Daden liggen opgetast,
misdaden van jaren,
en die zijn mij nu tot last,
zijn mij aan 't bezwaren.

Kan ik wel de klus nog klaren
om ze niet meer te bewaren
en mij zo het leed besparen
dat mij ongetwijfeld wacht
in een eindeloze nacht?

Maar wie weet volstaat wellicht
het ontsteken van het licht.

Ook al was het duister dicht
is die toch op slag verdwenen
waar een schijnsel is verschenen.


Vertoeven.

Als mij iets wordt aangedaan
wakkert dat mijn wraakzucht aan
want dan voel ik mij gekwetst.

Pijn wordt in mijn hart geëtst
en dan wil ik mij gaan wreken
op degene die kwam steken.

Ik vergeet daarbij een ding:
dat mijn hart die steek ontving
waarop het begon te bloeden.

Hierom hoef ik niet te woeden
want als ik daarbij kan blijven,
in 't verdriet ervan vertoef,
laat ik mij niet langer drijven
tot de wraak die ik behoef.

Koen.

Er is sprake van een grap
als ik bang ben voor een stap
in een ruimte zonder grond.

Ik kijk angstig in het rond,
en blijf mij doorlopend vragen
of ik wel die stap zal wagen.

Toch is waar ik bang voor ben
deze dag al het geval
want of ik nu rust of ren,
beide doe ik in 't heelal
dat geen rand of omtrek kent
in een grenzeloos moment. 

Daarin eet ik koen spaghetti
en strooi lustig met confetti.            

Oorlog en vrede.

Ik heb mooie visioenen
van een absoluut verzoenen
door de wezens met elkaar,
in 't geheim en openbaar,
aan het einde van de tijd.
Dan is er gelijkmoedigheid.

Maar intussen doen zich voor
misstand en onenigheid
en de vrede gaat teloor.
In plaats daarvan twist en strijd.

Sluiten die elkander uit?
Niet als, als door raadsbesluit,
elk drama zich voltrekt
in een ruimte, onbevlekt.





woensdag 30 maart 2016

Voorkomend.

Wat ik steeds nog node mis
is voldoende mededogen.

Want als dat er immers is
heb ik niet eens het vermogen
dat ik voor mijzelf iets gris
en is mijn barmhartig pogen
vrij van elke hindernis.

Dan is er geheel geen tijd
voor een list of voor een strijd,
wat mij later altijd spijt,
maar wil ik alleen maar kijken
hoe ik lijden kan doen wijken,
ben gewillig en voorkomend,
slechts van aller welzijn dromend.

Heen en weer.

Hoe vind ik het juiste midden?
Het is waard om voor te bidden
want ik zit er meestal naast
door een al te grote haast.

Enerzijds ben ik benepen,
dan weer is 't te hoog gegrepen
wat ik wens en ambieer
en zit ik bedroefd terneer.

Ik vergis me keer op keer,
zonder dat ik ervan leer,
en dat doe ik telkens weer
maar zie dikwijls toch nog kans
te herstellen de balans.

Dit is 't kenmerk van de dans.


dinsdag 29 maart 2016

Dionysos en Apollo.

Als het het geval zou zijn
dat ook misverstand en woede,
met steeds in hun kielzog pijn,
aan het werken zijn ten goede,
is te zijn dan op mijn hoede
niet als 't sluiten van een mijn?

Vaak vind ik mijn hartstocht fijn
en word ik mijn lust niet moede
maar ik vrees tegelijk de roede
en de kater na de wijn.

Dan toon ik direkt berouw
en word weer fatsoenlijk gauw.
Hierin ben ik zeer bedreven.
't Is de and're kant van 't leven.

Vrezen.*)

Mij ontbreekt meestal de kans
om mijn vrezen te beleven.
Ik ontspring gewiekst de dans
en voorkom dat ik ga beven.

Toch blijft steeds dit vrezen leven,
ergens onder in mijn maag,
met verlangen zelfs doorweven,
zonder antwoord op de vraag
wat het is dat mij doet beven.
Toch krijg ik dit antwoord graag.

Dus, al is het ook maar even,
wil ik dalen in de laag
waarin alles wordt gegeven
waar ik levenslang om vraag.


*): "De vreze des Heren is het begin der wijsheid"
     Spreuken 9:10

    "Glimlach naar angst"
     Chögyam Trungpa, Rinpoche



Geregen.

Ruimte is gelijktijdigheid,
tijd die zich heeft uitgebreid.

Daarop vormen er zich woorden
zoals zuiden en het noorden
en ook oosten en het westen.

Daarin bouwen vogels nesten
waarvan soms fossielen resten
maar de tijd stroomt alsmaar voort,
door de ruimte ongestoord.

Stelt men die zich voor als koord
worden steeds daaraan geregen,
talrijker dan druppels regen,
universa zonder tal:
slechts een flits is dit heelal.

maandag 28 maart 2016

Als een pluisje.

Ik drijf door het leven heen
met haar pieken en haar dalen,
echt of hallucinogeen,
en moet dikwijls bakzeil halen.

Daarop klaag ik steen en been,
wil 't gelag niet graag betalen,
vind de wereld maar gemeen
en zoek nog mijn gram te halen.

Maar intussen zit sereen
een kanunnik in zijn kluisje
met wat stenen om zich heen.

Hij slaat af en toe een kruisje -
van mijn zorgen rest daar geen
of ze zijn slechts als een pluisje.

Functioneel.

Ik heb jou niet kunnen krijgen
want je hulde je in zwijgen
en ging daarna van mij heen.
Van jouw sporen rest er geen.

Ik kan slechts nog woorden rijgen
tot een litanie aaneen
maar tot mij zul je niet neigen
en zo blijf ik dus alleen.

Zelf heb ik dit ook gedaan
en liet anderen vaak staan.

Nu krijg ik mijn eigen deel
want je bent me aan 't vergeten.
Zonder dat je 't hoeft te weten
ben je daarmee functioneel.


Uit de droom.

Ik werd in beslag genomen
door onzekerheidssymptomen
tot ik zelf niet meer wist
of ik fair was of vol list.

Deze twijfel, peilloos diep,
was er slechts zo lang ik sliep.

Nu ik plotsklaps ben ontwaakt
zie ik dat zij was gemaakt
van een wirwar van fantomen,
veel te serieus genomen,
door degene die niet zag
dat dit weifelend beklag
slechts een weefsel is van dromen
uit verzinsels voortgekomen.

Genade.

Alles wat mij overkomt
volgt uit wat wordt opgesomd
in een eindeloos verleden.

Als het kwaad ik had gemeden
zat ik nu niet in de rats.

Ooit verkocht ik goede zeden
luchtig voor een habbekrats.
Nu moet ik op sintels treden
en mij geselt de karwats.

Door het goede dat ik deed
gaat voorbij een portie leed
maar opnieuw kan ik gaan vallen
en gaan eindigen in stallen.

Slechts Genade reinigt allen.




zondag 27 maart 2016

Vlaag.

Vaak weet ik me heel geen raad
en dus niet de juiste maat
waarop ik mijzelf dan pijnig
met steeds weer dezelfde vraag:
of te veel of juist te weinig
ik nu doe, maar het blijft vaag.

Dit gevoel wil dan gestaag
blijven zeuren in mijn maag.

Was ik maar wat meer rechtlijnig,
dan was ik niet chaggerijnig,
maar het schiet niet op vandaag
want het pakt me bij de kraag
dat ik mij nog steeds niet reinig
van wat niets is dan een vlaag.

Op jacht.

Hoort naar mij, gebroken harten:
slechts uw denken speelt u parten
als u wordt teleurgesteld
wanneer zich uw lief niet meldt.

Wat niet loopt zoals verwacht
mondt uit in een jammerklacht.

Zo hebt u zichzelf verpacht
aan verwachting, steeds op jacht,
naar wat slechts verzonnen is,
los van een gebeurtenis.

Zo laat u zich telkens tarten
en wordt speelbal van uw smarten
maar het maanlicht en de zon
malen daar geen oogwenk om.


Bluf.

Als ik kijk naar mijn beleving
ben ik als een draaiend wiel,
geef gevolg aan elke streving,
ga daarvoor met hart en ziel
maar ben zo voor mijn omgeving
als een stuurloos projectiel.

Mij ontbreekt de rechte lijn
en het vastberaden zijn.
Op mijzelf kan ik niet reek'nen,
mijn betrouwbaarheid is schijn.

Alles wat ik kan beteek'nen
is slechts water bij de wijn,
zelfs als wat ik nu beweer
bluf lijkt en gekoketteer.

Paniek.

Met mijn handen in mijn schoot
wacht ik angstig op de dood.
Deze is niet te vermijden:
vroeg of laat zal ik verscheiden.

Ook al zijn mijn daden groot,
waarop velen zich verblijden,
of gemeen en vol venijn,
waardoor ik veracht zal zijn,
toch is er dezelfde nood
die mij continu doet lijden.

Want ik eindig in de goot
waaruit ik mij wil bevrijden.
Hier is geen paniek te groot.
Nietig is elk ander lijden.

Storm.

Ik wil altijd bij jou zijn
want met jou heb ik het fijn.
Dan verdwijnt mijn chaggerijn
en mijn zorgen worden klein.

Maar hoe is het andersom?
Misschien vind je mij te dom
om mij om je heen te dulden
of vergeef je niet de schulden
die ik bij je heb gemaakt
of je walgt totdat je braakt.

Nu ik niets meer van je hoor

kan ik enkel nog maar broeden,
kom je niet meer op het spoor
en een storm begint te woeden.

Gewin.

Is wat ik benoem als kwaad
het gevolg niet van de maat
die ik zelf heb opgesteld?

Doe ik daarmee geen geweld
aan het onontgonnen veld
waarin slechts komt opgeweld
wat geschiedt, onaangemeld?

Zelf deel ik de dingen in
en verleen ze zo een zin,
zie hun einde en begin
en krab daarbij aan mijn kin,
snel geneigd om te verwijten
of om van mij af te bijten
want ik koester mijn gewin.

Terugkeer.

Ik heb dikwijls mis geschoten
maar mijn kat ligt onverdroten
vast te slapen op het bed.

Ik bevind mij in het net
van verwachtingen en wensen,
haak naar gunsten van de mensen,
zin steeds op een nieuwe zet
om de wereld te misleiden
en vererger zo mijn lijden.

Laat ik dit nu maar vermijden
door te kijken naar dit dier
dat slechts ligt te slapen hier.

Diepe vrede daalt pas neer
als ik naar wat is terugkeer.

Bron.

Als ik eer geef aan de Bron
die al is voordat begon
het verschijnen van de zon
en aan Wie zich alles laaft,
het geweten wordt gestaafd,
Die er zijn zal na het eind,
als 't heelal zal zijn verkwijnd,
hoe kan ik mij dan vergissen
en Haar diepe vrede missen?

Wanneer ik Haar niet vergeet
wordt voorkomen alle leed.

Als ik mij tot Haar wil wenden
gaan voorbij illusie's benden
met hun valsheid en ellenden.


zaterdag 26 maart 2016

Opstanding.

Het bewust zijn heeft geen grond,
die men immers nimmer vond.
Wanneer dat zo leek te zijn
was dat enkel valse schijn.

Dit gewaar zijn is er al
als 't verslag kan doen van val
uit zijn eigen eeuwigheid
in het vangnet van de tijd
en is heden volop gaande,
houdt zich in beweging staande,
is zo van de dood genezen
(die er was zolang 't niet wist
dat dat wat is elk einde mist)
en vandaag als vlees verrezen.

vrijdag 25 maart 2016

In het heden.

Aan de oorsprong van de dingen
ligt de goede lieve God.

In Hem is er niets aan 't wringen
want er is daar geen gebod
noch een noodzaak om te zingen:
alles stil tot op het bot,
geen beloning noch een straf
want Hij gaat daaraan vooraf.

Geen vermogen om te scheiden
want er valt niets uit te breiden.
Zonder kenmerk of een grens
is er ook geen enk'le wens.

Dit is niet in het verleden
maar steeds in een eeuwig heden.