dinsdag 31 maart 2015

Samkhya.

Alles is alleen maar ruimte
als men het maar goed beschouwt:
piramides en hun schuinte
zijn er steeds uit opgebouwd.

Net zo zijn de golven water,
hetzij stil of met geklater,
en een etmaal en een uur
bestaan gelijkelijk uit duur.

En de grondstof van mijn geest,
die beleeft dit hele feest?

Die is enkel wakker zijn
en 't genieten van de pijn
wanneer er een rookgordijn
mij omhult met schone schijn.

maandag 30 maart 2015

Onttrokken.

Ik wil weten wie ik ben
opdat ik mijzelve ken.

Daarom ben ik steeds op zoek
want wellicht ben ik een boek
waar ik dan in kan gaan lezen
over wie ik wel kan wezen.

Maar stel voor dat dat mij lukt,
waar is hij dan die zich bukt
over wat er staat geschreven
over wie er leeft dit leven?

Telkens vind ik mij daarneven,
ook al blijf ik eeuwig streven,
aan mijn waarneming onttrokken.
Zeg ik van niet dan zou ik jokken.

Verzwegen.

Alle dingen die ik ken,
zo verscheiden, allerwegen,
worden alle overstegen
omdat ik getuige ben
van hun komen en hun gaan
en hun tussentijds bestaan.

Dit geldt ook voor mijn gedachten,
mijn verlangens en mijn klachten
die mij dag en nacht opwachten
en voor hartstocht's diepe schachten.

Dit voortdurend overstijgen
wordt op zijn beurt overstegen
waardoor ik nooit vat kan krijgen
op wat altijd blijft verzwegen.

zondag 29 maart 2015

Voordat.

Regelmatig komt het voor
dat ik mij aan klanken stoor.

Het geratel van een boor
dringt tot in mijn vezels door,
brengt mij dan veel ergernis
omdat ik de stilte mis.

Maar soms hoor ik ook een koor
en bezwijk direct daarvoor.
Ik geniet van het gezang
en wil luist'ren levenslang.

Beide dingen die ik voel
dienen samen toch een doel:
mij te melden dat ik leef
voordat ik een oordeel geef.

Risee.

Het is goed om te ontspannen
maar ik weet niet hoe dat moet.

Elke rust wordt uitgebannen
door de lusten van mijn bloed
maar fatsoenlijkheid indachtig
word ik daardoor heel krampachtig.

Men zegt vaak: "wees wie je bent,
zonder schijn en consequent".

Dan ben ik een delinquent
die nog net de regels kent
om niet door de mand te vallen
en word tot risee voor allen.

Ik verdiep mij in getallen
in de hoop niet op te vallen.


zaterdag 28 maart 2015

Vastgelopen.

Wat ik wilde gaat niet door.
Mijn verwachting ging te loor.
Nu sta ik met lege handen
als een fiets met lekke banden.

Maar dat alles neemt niet weg
dat ik nu weer overleg
of ik nogmaals iets zal wagen
of mijn pogingen verdagen
en zal kiezen voor de pret
van een tweede sigaret.

Intussen ontgaat het mij
dat ik eenzaam blijf en vrij.
In een ruimte vast als klei
blijf ik steken als een kei.

Serenade.

Jij bent in mijn hart en geest
maar helaas niet in mijn armen
wat toch nodig is het meest
wil ik mij verwarmen.

Schenk me daarom je erbarmen
en vergast me op een feest
waarop ik nooit zal verarmen
en voldaan het wilde beest
van mijn schokkende verlangen
zijn gesteun omzet in zangen.

Misschien is dit te veel gevraagd.
Al te driest heb ik gewaagd
mij te storen in mijn gloed.
Dat weet jij maar al te goed.

vrijdag 27 maart 2015

Brand.

Dit bestaan is kort en broos.
Hierin sta ik machteloos.

Ook het feit dat ik iets kies
heb ik niet in eigen hand
want het ene vind ik vies
of hooguit interessant
terwijl ik mij steeds bezeer
aan 't begeren, keer op keer,
van wat niet voorhanden is
maar waarnaar ik nochtans vis.

Tenzij dat er niemand is
die staat voor een hindernis.
Dan is er niets aan de hand.
Zonder moeite woedt de brand.

Visioen.

Wat is er toch aan de hand?
Heel de wereld staat in brand,
is vergelijkbaar met een vlam
die ineens te voorschijn kwam
en een schouwspel etaleert,
dat zichzelve weer verteert,
en dan zal zijn uitgedoofd.

Elk land, aan mij beloofd,
is op dat moment voorbij.
Dat ik mij heb uitgesloofd
telt niet meer en laat mij vrij.

Als een schijnsel in de wei
ben ik met het vuur verloofd:
visioen wordt elke kei.

donderdag 26 maart 2015

Om niet.

Er gebeurt wat ik niet wil:
en gedwarsboomd wordt mijn gril.
Dat levert dan woede op
of gegrom dat ik verkrop.

Soms keert dat zich dan naar binnen
of ik wil iets gaan verzinnen
om alsnog te kunnen vangen
waar ik toch naar blijf verlangen.

Maar in al deze gevallen
verberg ik achter hoge wallen
van verzet en fantasie
een grote schat die ik niet zie.

Het is een zacht en diep verdriet
dat ik ontvang en voel om niet.

woensdag 25 maart 2015

Aan de haak.

Graag was ik wel ontspannen
en rustig als de mannen
die waken aan de grens,
ontslagen van hun wens
om onlust te verbannen:
de wind helpt hen bij't wannen.

Dan deed ik stil mijn taak.
Maar ach, nu loopt het spaak:
je slaat me aan je haak
en stelt me aan de kaak.

Ik doe niet meer gewoon
en word veel te voortvarend
want jij bent wonderschoon
en dat is onrustbarend.

Pen.

Er werd van mij gestolen.
Dat zeg ik onverholen.

Maar nu moet ik bekennen:
dat is maar een idee
waaraan ik ben gaan wennen
want iemand nam slechts mee
een van een aantal pennen
en ik roep ach en wee.

Ik noemde hem van mij.
Al staat mij dat ook vrij,
toch blijft dat spielerei.

Het komt er enkel bij
maar hij kan heel goed zonder
en is op zich een wonder.

dinsdag 24 maart 2015

Schildpad.

Vreemd dat ik een schildpad zie
want zij is degene die
er al was voor ik bestond,
rondliep op dit wereldrond.

En 't kan zijn dat ik alweer
onder zoden lig terneer
terwijl zij nog verder gaat
of in 't zilte water baadt.

Dan blijk ik nog maar een vlaag,
ik die thans mijn smarten draag.
Dat gebeurt alleen vandaag.
Morgen is het meer dan vaag.

Alles waar ik over klaag
vervloeit eeuwig en gestaag.

Brand.

Ik heb je al te vaak belaagd
met blikken en met handen.
Je hebt je dus terecht beklaagd
maar zwak zijn maar mijn banden.

Het is alsof je vuren vraagt:
"Houdt nu eens op met branden!"
Ik kan het maar niet laten,
al zou je me gaan haten.

Maar een ding kan ik zeker doen:
dat ik mij nu ermee verzoen
en dit vuur geheel vereer
tot ik zal branden en verteer.

Dan resten slechts stof en as
waar ik ooit een brasser was.

maandag 23 maart 2015

Zoektocht.

Ik was uit het zijn verstoten
en dat heeft mij zeer verdroten.

Nu zoek ik de weg weer terug
maar bots telkens als een mug
tegen een onzichtbaar raam
tot vervulling onbekwaam.

Hierop heb ik lang gejaagd
tot ineens dit inzicht daagt
dat mijn lust en zorgen draagt
en om geen vergoeding vraagt,
dat nu blijft en niet vervaagt
onbezoedeld als een maagd:

Er bestaat geheel geen ding,
alles is herinnering.

Levenslust.

In de actie is geen tijd
voor een plan of zekerheid.

Iedereen speelt dan zijn rol,
heeft daaraan zijn handen vol.
Alles volgt zijn protocol
inclusief een grap of grol.

Dit is men zich niet bewust
maar dat geeft juist levenslust.
Niemand maakt zich ongerust
wanneer men volmondig kust.

Maar een ogenblik van talmen
verschaft dadelijk al halmen
waaraan zich verwachting hecht
waarvoor men vervolgens vecht.

Broedplaats.

Als ik echt betrokken ben
bij wat er gebeurt
is er niets dat ik misken
want ik ben niet losgescheurd,
grijp dus niet meer naar mijn pen
en geen voorval wordt bespeurd.

Ben ik zo met alles een
rest er van mijn plannen geen.

Maar wanneer dat niet zo is
gaat er gelijk van alles mis.
Dan ontstaat er een verschil
waardoor ik direct iets wil
en dit plotseling hyaat
wordt tot broedplaats van het kwaad.

zondag 22 maart 2015

Kier.

Ik deel maar een beetje mee
van wat mij steeds bezighoudt.

Amper maar een woord of twee
treden uit het regenwoud
vol rivieren en lianen
diamant en bavianen,
te vergelijken met mijn geest
als uit een boek dat men niet leest.

En men ziet als door een kier
slechts een glimp van wat er hier
constant aan het gisten is:
het is de vin maar niet de vis.

Hoor ik zelf niet, omgekeerd,
ook alleen wat men beweert?

vrijdag 20 maart 2015

Wakker.

In mijn kamer wordt geslapen
en gesappeld en gedacht
maar er is een wakker wapen
dat om deze dingen lacht.

Onbeweeglijk als de muren
houdt het zorgeloos de wacht.
Het kan dit gedoe verduren.
en doet dit op eigen kracht.

Zonder op iets aan te sturen
is 't getuige, dag en nacht,
van de lange lege uren,
van de lelijkheid en pracht,
van de schatten in de schuren
die ik heb bijeengebracht.

Opening.

Vaak neem ik mij als een ding,
als een vat, een reservoir,
maar daar kan maar zoveel in
en dat maakt het leven zwaar.

Ook kan er maar zoveel uit
als bij een theepot door zijn tuit.

Daardoor raak ik overvoerd
en vervolgens uitgeput.
Op mijn schatten wordt geloerd
en daarna ben ik weer blut.

Maar neem ik mij als een ring
is mijn hart een opening
waardoor heel de kosmos vloeit.
Toch laat zij mij ongemoeid.

Incompleet.

Ik beleef mij incompleet.
Dat veroorzaakt al mijn leed.
Is mijn evenwicht verstoord
brengt dat slechts ellende voort.

De getallen in de reeks
aan weerszijden van de nul
zijn volledig in balans
maar ontspringt er een de dans
word ik dadelijk een feeks
of ik worstel, klaag en brul.

Dit op zich is toch compleet
wat ik steeds opnieuw vergeet
tot ik het ineens weer weet
en voorbij is dan het leed.

donderdag 19 maart 2015

Inkeer.

Soms verga ik van verlangen
en de tranen op mijn wangen
blijven dan wat langer hangen
terwijl zij het licht opvangen
van het beeld dat mij bekoort
en mijn evenwicht verstoort.

Ik zing tevergeefs mijn zangen
en zwerf door verlaten gangen.
Mijn gebed wordt niet verhoord,
ook al klop ik aan de poort.

Liever keer ik mij nu om
en raak rechtstreeks aan de bron,
van dit zengend vuur alom,
die mij warm maakt als de zon.

Onzichtbaar.

Allebei mijn ogen
hebben het vermogen
om galaxieen te zien
en wat stuifmeel bovendien.

Daarmee worden zij tot drager
van gestalten, dik of mager,
van de mensen om mij heen
die ik waarneem, een voor een.

Maar hoezeer ik ook wil pogen
hun bereik nog te verhogen,
een ding blijft hen onbekend:
dat wat steeds hun beelden kent.

Ook zichzelve, bovendien,
hebben zij nog nooit gezien.

woensdag 18 maart 2015

Ontspanning.

Zie de slinger van mijn klok!
Hij gaat telkens heen en weer.
Neerwaarts zwaaiend uit zijn hok
doet hij dit steeds keer op keer.

Hij passeert daarbij een punt
in het midden van zijn baan
dat hij zo zijn plaats vergunt
maar ik zie het nergens staan.

Want hoe klein ik het ook neem,
er blijft altijd het probleem
dat die punt twee kanten heeft
wat mij weer te zoeken geeft
naar het middelpunt daarvan
tot ik zwicht en maar ontspan.

Horror vacui.

In het dagelijks tumult
wordt mijn vrees doorgaans verhuld.

Door een cuntinue ruis
voel ik mij gewoonlijk thuis
in een reeks van taken
waar ik steeds op in kan haken.

Of al zit ik in een bus,
die gestadig verder rijdt,
voel ik mij voldaan en knus
en passeer aldus de tijd.

Maar al staat hij eensklaps stil
is dat iets wat ik niet wil.
Vreemd dat lijkt dat er iets dreigt
op 't moment dat alles zwijgt.

dinsdag 17 maart 2015

Bevreesd.

Heel dit leven valt mij zwaar
en het is nog steeds niet klaar.
Toch wil ik er niet vanaf.
Daarom is de dood een straf
die ik steeds zoek te vermijden.

Liever blijf ik langer lijden
want afgrond'lijk is het graf
waarin ik word afgescheiden
van wat mij het leven gaf
en verdwijn uit alle tijden.

Toch zie ik een ding niet klaar,
ook al is't volkomen waar:
uit het feit dat ik niet ben
volgt dat ik de vrees niet ken.

Schimmenjacht.

Alles wat ik om mij ken
is alleen maar wat ik ben.
Wat ik binnen noem of buiten
hoort bij mijn besluiten.

Maar dat ben ik glad vergeten
en nu meen ik vast te weten
dat ik afgescheiden ben
en van hot naar haar toe ren.

In die donk're schimmennacht
ben ik continu op jacht.

De contacten die ik mis
vloden heen als hinden
want wat al verbonden is
kan men niet verbinden.

maandag 16 maart 2015

Cyclus.

Ik verlang vaak naar de dood
en dan zoek ik naar een schoot
waarin ik mij kan ontdoen
van mijzelve in een zoen
die mijn grenzen laat vervagen
en verlossing op laat dagen.

Ik verwijder al mijn lagen
en geen aarde zal mij dragen
als ik mij in't vlees wil wagen
dat mij opneemt in zijn vlagen
van een eindeloos genot
dat geen grond kent of gebod.

Als dit alles is volbracht
wordt er juist een kind verwacht.

Kosmische grap.

Er is iets dat ik niet snap.
Dus ontgaat mij steeds de grap
dat ik op een vlonder stap
die ik stevig heb gebouwd.

Planken heb ik aangesjouwd
en de kieren volgestouwd
met cement van veel verhalen
waardoor ik niet af kan dalen
in het eindeloze niets.
Daardoor heb ik dan toch iets.

Maar die vloer ligt op de grond.
Altijd is die daar terstond.
Deze is een open mond
waaraan ik mij nooit verwond.

Spat.

Zal ik kiezen voor het leven
of toch liever voor de dood,
verder naar het licht toe streven
of verzinken in een schoot?

Iets gaat aan die keus vooraf
wat ik weinig aandacht gaf.
Dat was niet in't grijs verleden
maar integendeel in 't heden.

't Is het huidige moment 
dat geen bron en toekomst kent
en het is oneindig kort
waardoor keus onmoog'lijk wordt.

Toch is er nooit meer dan dat
waaruit heel de wereld spat.

Tegen de ree.

Als ik ergens goed in ben
word ik dalijk trots
waarmee ik het feit misken
dat ik maar wat klots
als een golf tegen de ree
aan een eindeloze zee.

Zo ben ik aan land gekomen
maar mijn oorsprong is een dromen
dat ik zelf niet heb bedacht.
Ik word enkel voortgedreven
en spoel aan uit diepe nacht
met mijn wel en wee verweven.

Alles wordt mij steeds gegeven,
inclusief mijn eigen streven

zondag 15 maart 2015

Een tel.

Alles wat mij overkomt
is alreeds gegeven.
Als ik dat heb opgesomd
noem ik dat mijn leven.

Dit is wat ik zelf steeds doe
en dit word ik maar niet moe.

Als ik 't achterwege laat
gaapt een ruimte zonder maat,
een onmetelijk hyaat
dat slechts uit een tel bestaat
waarin sterren stralen
zonder af te dwalen.

Er bestaan hier geen verhalen
en er kan geen molen malen.

Maart.

Het wordt lichter met een vaart
en de lucht raakt opgeklaard.

Overdag wordt het al zacht
want de zon verzamelt kracht.
Net zo lang nu als de nacht
heeft hij over 't etmaal macht.

Hier en daar staan er viooltjes
samen met narcissenschooltjes
maar tegelijk wordt vuur ontwaard
op de bodem van de haard.

En mijn kat die likkebaardt,
hongerig naar vogels staart,
ook hij is, van kop tot staart,
helemaal gemaakt van maart.

Loutering.

Ik ben in mijn hoop bedrogen.
Wat ik wilde gaat niet door.
'k Heb mijzelf wat voorgelogen
en zo volgde ik een spoor
dat tot mij werd teruggebogen
zonder dat ik nog iets hoor
dat mijn welzijn kan verhogen.
Mijn verwachting gaat teloor.

En de borst die mij kon zogen
week van mij omdat ik stoor.

Mij ontbreekt nu het vermogen
mij te voegen in het koor
maar ik voel wel mededogen
met de wees die ging mij voor.


zaterdag 14 maart 2015

Nooit oud.

Midas moest van honger sterven
want zijn voeding moest hij derven
dat veranderde in goud
zodra hij het wou verwerven,
of 't nu zoet was, zuur of zout.
Wat hij wilde liet het koud.

Net zo moet ik honger erven
als ik mij ertoe verstout
om mijn hand te laten zwerven
opwaarts naar 't verboden woud.

Mijn verlangen maakt het koud
en ik vind slechts dode scherven.
Maar dit streven wordt nooit oud
als het vuur brandt in mijn nerven.

vrijdag 13 maart 2015

Lied.

Meestal gaan de dingen niet
zoals ik het wel zou willen.
Met een kluitje in het riet
kan ik geen verlangens stillen.

In een desolaat gebied
zit ik eenzaampjes te rillen.
Deze pijn die ik geniet
doet mijn huid en haren trillen.

Weggestuurd en afgekeurd
zorg ik dat men mij niet ziet.

Maar dit is wat er gebeurt
en iets anders is er niet.
Door teleurstelling verscheurd
zing ik niettemin dit lied.

Bevrijding.

Telkens word ik weer gegrepen
door de inhoud van mijn geest.

Messen worden daar geslepen
en die snijden mij het meest
wanneer ik mij niet ontspan,
op wat is vertrouwen kan.

Dit is wat ik nochtans denk
en tot in mijn zenen voel.
't Is een vrijelijk geschenk,
zonder oorzaak, zonder doel.

Al die onrust, al die pijn,
het gewroet en gekrioel,
blijken al bevrijd te zijn
als ik adem op mijn stoel.

woensdag 11 maart 2015

Onteigening.

Als ik enkel maar kon voelen
zou ik weten wat te doen.
Feilloos zag ik dan de doelen,
wist precies: daar wringt de schoen.

Nu moet ik maar iets proberen,
kan het net zo goed versjteren,
handel in het wilde weg,
weet niet eens goed wat ik zeg.

Daarom kan ik beter zwijgen,
luisteren naar eigen hijgen.
Misschien moet ik kralen rijgen
of mij ranselen met twijgen.

Het beste is om niets te krijgen
wanneer ik mijzelf onteigen.

Ode aan de maan.

Soms weet ik niet wat te doen,
kijk wanhopig naar mijn schoen:
die gaat zachtjes op en neer
net zoals al zoveel keer.

Ik heb vast veel fout gedaan
wie weet van 't begin af aan,
want ik voel me onvoldaan
en weet niet meer waar te gaan.

Daarom blijf ik hier maar staan,
zoek mijn troost maar bij de maan.
Deze trekt gewoon zijn baan,
trekt zich van mijn smart niets aan.

Dit is toch iets wat wel helpt
en vanzelf mijn tranen stelpt.

dinsdag 10 maart 2015

Dat wat alles ziet.

Kan ik ook gelijkmoedig zijn
en tegelijk warmbloedig?

Door verrukkingen en pijn,
vrij en overvloedig,
er gewoon te laten zijn
ben ik edelmoedig.

En wanneer dat niet zo is,
is het dat wat ik niet mis.
Er is altijd wel iets gaande.
Het besef daarvan blijft staande.

Dit is iets wat alles ziet
maar te kiezen heeft het niet.
Mocht het er een keer niet zijn
zijn er ook geen lust en pijn.


o/o Nu zijn zowel lijden als genot
      geworden tot sieraden die ik met welbehagen draag o/o

Uit "De Sadhana van Mahamoedra"
termatekst ontvangen door Chögyam Trungpa, Rinpoche.


Ontstaan.

Ik heb hier een stuk papier.
Dat verschaft mij het plezier
om uitvoerig na te gaan
hoe dit nu wel is ontstaan:

Er stond ergens ooit een boom
die het hout heeft voortgebracht
maar dat ging niet zonder stroom
van een beek en bladerdracht.

Hij viel neer door zwaartekracht
en 't hanteren van een bijl
door een hakker die eens zacht
werd verwekt uit bloed en geil.

Alles komt eraan te pas
op 't papier na, dat niet was.

Marionet.

Ik ben voor mijn zaak beducht
waardoor ik geen twijfels lucht,
waai met alle winden mee,
ga met iedereen in zee
want ik wil steeds overleven
en word daardoor voortgedreven.

Geef ik anderen de eer
is't omdat ik imiteer
wat ik denk dat heilzaam is
ofschoon ik het inzicht mis
in wat er nu wordt bedoeld
als men uitlegt hoe iets voelt.

Zo heb ik het nog gered
al is het ook als marionet.

Wens.

Ik weet niet waarom ik ben
en hoe ik de kleuren ken.
Van de wereld evenmin
zie ik zin en reden in.

Alles is er doodgewoon,
miserabel, wonderschoon,
maar het had voor 't zelfde geld
er ook heel niet kunnen zijn.

Dan had ik dit niet verteld
en er was niet eens de schijn.

Misschien is dit trouwens zo:
is het leven een cadeau
waarnaar iedereen verlangt
maar dat van die wens afhangt.

maandag 9 maart 2015

Compleet.

Deze nacht nog vloog een droom
door mijn slaap heen, net als stoom
door een open afzuigkap.

Ik droeg slechts een lendenlap
en bevond mij bij een boom,
in mijn hand een bedelnap.

Ik was dacht ik wel een man.
Meer weet ik er niet meer van.

Maar nu zie ik, heel concreet,
twalef kruimels op het kleed
terwijl ik intussen weet
dat ik hier een broodje eet.

Voordat ik ook dit vergeet
is dit helemaal compleet.

zondag 8 maart 2015

Molen.

Langs het spoor staat een wagon
stil te wachten in de zon.

Even staat mijn trein daar stil,
langer dan ik zelf wel wil.
Ik weet niet wat ik moet doen
en kijk dus maar naar mijn schoen
maar dan kijk ik uit het raam,
want ik ben tot zien bekwaam,
zie het voertuig helder staan,
met wat cijfers onderaan
en ook letters en symbolen
die nu door mijn ogen dolen.

Even aan mijn reis ontstolen
komt tot stilstand kort de molen.

Verzuchting.

Alles waar ik last van heb
is toch altijd weer mijn geest.

Maar die geest is zelf een schep
uit wat er al is geweest
maar wat er nu niet meer is.

Dus is er geen hindernis
voor de dingen die er zijn.
Steeds opnieuw, voortdurend fris,
zijn zij vrij van zorg en pijn
en als ruimte, leeg en rein,
kennen zij niet het gemis
van hoe het zou moeten zijn.

Heel de wereld is een dis,
zelfs wanneer ik zucht en drein.

Nooddruft.

Soms loop ik nooddruftig rond
zonder dat ik dat zelf weet
want ik houd mij voor gezond,
zonder zorgen en compleet.

Maar als ik naar wezens kijk,
vol begeerte en verlangen,
nemen zij direct de wijk
en ontsnappen aan mijn tangen.

Op hun voorhoofd kan ik lezen
hoe mijn armoe wordt bewezen
want een wilde storm staat er
en maakt rimpels op het water
van wat anders rustig is,
blij als ik mijn drijfveer mis.

Systeem.

Ik verveel mij in de trein
tot die gaat bewegen.
De stationschef gaf zijn sein
en de reis zijn zegen.

Dit bewegen vind ik fijn
want er valt een regen
van objekten, groot en klein,
die mij zijn genegen,
op mijn netvlies, op de lijn
van metalen wegen.

Maar dan staat hij plotsklaps stil.
Dat is niet wat ik nu wil.
Ik zie niet dat dit probleem
deel is van een groot systeem.

Van wal.

Af en toe dan val ik stil
ofschoon ik dat niet echt wil.
Er komt niets meer in mij op,
waardoor ik met spreken stop.
Dit is niet zo maar een gril;
't is niet dat ik iets verkrop
maar ik sluit mij en verkil
als verwelkend in de knop.

Alles slaat in een keer dood
en mijn angst is daardoor groot
dat dit nu zo blijven zal
en ik in de afgrond val.

Maar ik houd mij voor de mal
want ik steek alweer van wal.

vrijdag 6 maart 2015

Onbesmeurd.

Kan ik iets veranderen
aan wat er gebeurt
of blijft mijn meanderen
vrij en onbesmeurd
door mijn plannen en mijn wil
omdat een actie of een gril
niet door mij wordt opgewekt
maar zich uit zichzelf voltrekt?

Soms kijk ik, nogal abuis,
plotseling naar iemand's kruis
en meteen word ik weer kuis
terwijl ik mijn lust verguis.

Als ik denk dat ik dat doe
doet dat er toch echt niet toe.

Dood en leven.

Er is strijd tussen het leven
en de troepen van de dood.

Deze duurt niet zo maar even
en 't belang ervan is groot:
of ik nog wat voort mag zweven
of moet sterven in de goot.

Elk van hen is aan het streven,
zwicht niet zonder slag of stoot,
wil zich niet gewonnen geven.
Beiden krijg ik op mijn brood.

Wat zal ik mijn zegen geven:
blijven doorgaan of de dood?
Beiden is het om het even
want zij komen uit één schoot.

donderdag 5 maart 2015

Weerkaatsing.

Ik loop 's-ochtends door een gang.
Die is zeven meter lang.

Dan ben ik bij het toilet
en daarbinnen is er net
genoeg licht nog om te zien
dat er daar een spiegel hangt,
met weerkaatsingen vandien,
die een tweede doos vervangt.

Dit gebeurt dankzij de zon
die al schijnt op het balkon
en mijn ogen spelen mee,
ooit genomen uit de zee,
maar misschien is't een idee
van een nooit geziene fee.


woensdag 4 maart 2015

Twee gezichten.

Elke zaak heeft twee gezichten
die mij over 't feit inlichten
van wat zich altijd voltrekt.

't Ene is dat er volstrekt
niets is dan wat er geschiedt.
And're dingen zijn er niet.

Het andere wat dat dan is:
een giraffe of een vis,
een bedenksel of een brand
of een leeggeplunderd land.

Maar dit laatste houdt mij bezig,
is steeds in mijn geest aanwezig,
terwijl ik meestal vergeet
dat ik ook het eerste weet.

dinsdag 3 maart 2015

Relatief en absoluut.

Er ligt een wereld van verschil
tussen dat wat ik steeds wil
en het feit dat deze gril
altijd iets is wat ik ken,
ervan op de hoogte ben.

Toch zijn inhoud en dit feit
geenszins met elkaar in strijd.
Zij zijn er tegelijkertijd.

Wel is't eerste relatief
en het laatste absoluut.

Iets kan teder zijn en lief
of vernederend en bruut
maar ik ben mij dat bewust,
of 't nu afkeer is of lust.

Kruispunt.

 een navertelling.

Bij een kruispunt stond een vrouw
die soms weende, dan weer lachte.
Dit gebeurde steeds heel gauw,
ging zo snel als een gedachte.

Iemand zag haar daar zo staan
en sprak haar vervolgens aan:
"Waarom is het dat u lacht,
dan weer weent, zo onverwacht?"

" 't Is omdat de mensheid lijdt
en steeds met zichzelve strijdt
dat ik uitbarst in mijn tranen
want zij is verstrikt in wanen.

Maar ik ben niet meer bedroefd
als ik zie dat dat niet hoeft."

Daad.

Ik wou dat ik vertrouwen had
om te reizen op het pad
naar bevrijding en het heil.

Had ik maar mijn leven veil
voor die allergrootste schat.
Ik zou vliegen als een pijl
naar de diamanten stad.

Maar helaas heb ik dat niet.
Ik ben lek als een vergiet
en alleen een denkend riet.

Dit neemt niet weg dat ik toch zing
want vertrouwen is geen ding
maar niets anders dan een daad
die ik doen kan, vroeg of laat.

Gelijkmoedigheid.

Ik zie helemaal de zin
van gelijkmoedigheid wel in,
zit dus stil, verroer geen vin,
houd me in eer ik begin.

Daarmee heb ik mij bevroren
en niets kan mij langer storen.
Ik stop was nog in mijn oren,
dus geen klank zal mij bekoren.

Dit is trouwens wel een keus
en die neem ik serieus.

Maar 't is geen gelijkmoedigheid
want die is oneindig wijd
en het huis voor rust en strijd,
nu en in de eeuwigheid.

maandag 2 maart 2015

Nieuw produkt.

Heel veel dingen gaan er mis.
Wat ik wou is niet gelukt.
Omdat ik mij steeds vergis
ga ik onder zorg gebukt.

Waarvan ik mij vergewis
is nochtans een nieuw produkt
dat, weliswaar onbedoeld,
helemaal zo gek niet voelt.

Dit had ik niet zo voorzien.
't Is onwennig bovendien
maar nu is het al ontstaan
en het blijft, onaangedaan
door wat ik er zelf van vind,
aan mij hangen als een kind.

Motief.

Ik weet vaak niet wat mij drijft,
wat mij in mijn mening stijft,
waarom ik, nogal verwijfd,
wendingen heb ingelijfd
die mijn schommelende gang
vergezellen, levenslang.

Als ik kijk naar mijn motief
heb ik een verklaring lief
maar 't kan zijn dat, als een dief,
ik daarmee mijn rust ontrief.

Bovendien vind ik het niet
want dit zoeken is een lied
dat ik nimmer heb bespied
maar wat mij verstrooiing biedt.

zondag 1 maart 2015

Tot nu toe.

Ik wil vaak wel mediteren
maar dat valt nog steeds niet mee.

Eerst wil ik nog iets presteren,
draag, als water naar de zee,
nog een paar ideeen aan
voordat ik die weer laat gaan.

Het kan zijn dat tot nu toe
ik het nog nooit heb gedaan.

Wellicht weet ik toch niet hoe
ik de woorden moet verstaan
die mij zeggen om te zijn,
ongeacht plezier of pijn.

Want als ik dat werk'lijk kon
zou ik stralen als de zon.

Snoer.

Met een grote groep bijeen
weet men niet wat elkeen denkt.

Ieders geest zwaait ergens heen
en verwijlt daar waar hij zwenkt,
wellicht in een melodie
of een nieuwe fantasie.

Maar intussen is men hier.
Elk zit stevig als een stier
op een stoel of op de vloer
en maakt deel uit van een snoer
dat hen allemaal verbindt.
Dit is voor hun denken blind.

't Is het bloed dat in hen stroomt,
dat niet weet waarvan men droomt.