zondag 31 augustus 2014

Handreiking.

Ik lig tijden op mijn bed
vastgekluisterd naar de wet
van de oude zwaartekracht
die actief is dag en nacht
en tegelijk door wat ik denk
waarmee ik mijn geest doordrenk.

Hierdoor zeer terneergedrukt
voel ik mij voorgoed mislukt
maar dan zie ik plotseling
een vergeeld vergeten ding:

Het is een slinger aan de wand
van papier met kleur van zand
maar zij reikt mij toch de hand
van haar stille overkant.

Onthuld.

Ik verlang naar het geluk,
wil dat hebben in een ruk,
maar juist daarop loop ik stuk.

Het zijn ficties die ik pluk
en die vallen snel uiteen:
wat een brood leek blijkt een steen.

Rijkdom wordt mij pas onthuld
door het hebben van geduld.
Elke wens wordt dan vervuld
en gedelgd ook alle schuld.

Want de wereld is een mijn
vol vermogen, vrij van schijn.
Als ik er maar oog voor heb
is zelfs fantasie geen nep.  

Zwijgen.

Als ik over niets nadenk
weet ik niet wat ik bedoel
omdat ik dan leven schenk
aan een gat of een gevoel.

Er is toch iets dat verrijst
waar dit woord mij naar verwijst.
Door te spreken over niets
wordt het daarmee gelijk al iets.

Merkend dat een woord bestaat
dat in feite op niets slaat
doe ik er het zwijgen toe
want ik ben het denken moe.

Dit geheel gelukkig zwijgen
kan geen misverstand bedreigen.


Schat.

Ongeacht wat er gebeurt,
of't zwartwit is of gekleurd,
met geweld erbij gesleurd
of op gronden afgekeurd,
het wordt steevast vergezeld
door een stem die mij vertelt
wat er nu weer gaande is
door deze gebeurtenis.

Altijd is het wel weer wat
en intussen ook steeds dat,
steeds beschikbaar zonder pad
dat zich uitstort in een gat
als een weergaloze schat.

Dit verandert nooit een spat.

woensdag 27 augustus 2014

Inval.

Ik ben trots op mijn gedachten,
laat ze na aan de geslachten
die van mij het heil verwachten
als een licht in duist're nachten.

Zij kunnen het leed verzachten
en ontsluiten diepe krachten.
Zij bevredigen het smachten
als een antwoord op de klachten.

Hoe kom ik er zelf aan?
Zomaar vallen zij mij in.
Dan zie ik ze voor mij staan
zonder dat ik ze verzin.

Zij verschijnen en vergaan.
Ik, daarbij, verroer geen vin.

Hetzelfde.

Iets kan niet uit niets ontstaan:
tien maal nul blijft nul.
Daarom kan't ook niet vergaan:
dat blijft flauwekul.

Er is dus geen overgang
tussen iets en niets.
Daarom ben ik ook niet bang
voor teloorgang van het iets.

Wat is dan nog de relatie
tussen niets en iets?
Tot mijn groeiende frustratie
vind ik daarvan niets.

Dit is als een rookgordijn
tenzij zij hetzelfde zijn.

dinsdag 26 augustus 2014

Zand.

Gaat het aan dat ik vertel?
Want mijn oog dat ziet heel wel
wat er hier zoal gebeurt
zonder dat het dat ook keurt.

Alles wordt geregistreerd
maar daarbij wordt niets beweerd.
Er wordt niets per se geleerd
noch beoordeeld noch geeerd.

Dat zijn taken van 't verstand
maar dat vind ik niet in't zand
dat verspreid ligt op het land
of dat wegglijdt door mijn hand.

Boven peinzen is't verheven,
lof en blaam zijn't om het even.

Tot in.

Adem is mijn metgezel.
Zelfs al voel ik mij onwel
of mij met gedachten kwel
leef ik door zijn spierenspel.

Hij is altijd bij de hand,
bij echec zowel als brand
of wanneer men samenspant
en mij uit mijn land verbant.

Altijd is hij toch weer hier,
bij verdriet en bij vertier.
Hij verschaft een groot plezier
aan elk mens en aan elk dier.

Zijn barmhartigheid is groot.
Hij blijft trouw tot in de dood.

zondag 24 augustus 2014

Kuis.

Ik blijf deze dagen kuis,
neem mijn lichaam als een kluis.
Als ik mij aldus gedraag,
mijn blik niet naar buiten waag,
lig ik niet in hinderlaag
en ben rustig als een muis.

Zo gesloten als een buis
is er niets meer dat ik vraag.
Ik ben bij mijzelf te huis
zonder dat ik mij  beklaag.

Als ik toch nog per abuis
word getroffen door een vlaag
van verlokking en geruis
fladdert er een vlinder laag.

Goede raad.

Ik weet niet meer wat ik moet
met dit lichaam vol met bloed.
Ik ben monter en gezond
en ik at mijn buikje rond.
In mijn eten zat geen roet
en ik voel mij fit en goed.

Nu gaapt mij mijn kamer aan.
In het midden ga ik staan.
Daar ga ik niet meer vandaan.

Maar ik heb een zorg groot:
naderbij komt steeds de dood
ook al eet ik braaf mijn brood.

Dan ontvang ik goede raad:
het is't heelal dat komt en gaat.




Tijdelijk.

Dat wat in de spiegel staat
als ik daarin kijk
noem ik meestal mijn gelaat
en dat doe ik gelijk.

Dan vormt zich een duplicaat
dat door al mijn dromen gaat,
over vele zaken praat
in mijn kamer en op straat.

Als ik dit nu eens nalaat,
niet in die illusie waad,
blijft er enkel nog dit lijf
als een tijdelijk verblijf
dat een keer verloren gaat
en geen spoor meer achterlaat.

zaterdag 23 augustus 2014

Multitude.

In a sudden interlude
there is a gorgeous multitude
of the planets and the stars.
They are everything but scarce,
numerous as grains of sand
of the beach on which I stand.

Greediness is but a farce,
wealth inhabits even scars,
and a cloud is just a feather
in the whirlwind of the wheather.

Gestures show a vast array
in the way the monkeys play
and thus nature teaches us
how to be magnanimous.

vrijdag 22 augustus 2014

Van de straat.

Op een avond zit ik stil
en kijk rustig naar de vloer.
't Lijkt alsof ik tijd verspil
maar ik lig niet op de loer.

Verder doe ik niemand kwaad
want het houdt me van de straat
en omdat de wijzer gaat
wordt het zonder moeite laat.

Maar intussen merk ik goed
dat een hoop er niet toe doet:
zorgen met hun kracht en macht
blijken eigenlijk bedacht.

Daardoor wordt mijn geest weer vrij
en krijg ik juist tijd erbij.

donderdag 21 augustus 2014

Te vroeg.

een navertelling. *)

Op een ochtend in de zon
stond hij voor het peleton.
Men hield het geweer gericht
niet te ver van zijn gezicht.

Hij had anderen gered,
zich tegen terreur verzet,
niet voldoende opgelet
en toen greep men hem nog net.

Iemand bood een blinddoek aan
maar hij liet die man daar staan.

"Hiervoor is het nog te vroeg,
zie, er is nog tijd genoeg.
Dit moment is diep en open
voordat het is afgelopen."


*): Naar Wladimir Nabokov: "Glorie."

woensdag 20 augustus 2014

Geheel alleen.

Ruimte kent totaal geen grens,
dat begrijpt wel ieder mens,
want een grens is toch een lijn
waardoor steeds gescheiden zijn
meerdere gebieden,
water van Hebriden.

Ruimte is geheel alleen
want daarvan is er maar een
dus is zij niet links of rechts,
zij is enkel afstand slechts.

Dus weet ik niet waar zij is
want zij kent geen hindernis.
Omdat ik haar plaats niet ken
weet ook ik niet waar ik ben.

dinsdag 19 augustus 2014

Omdat.

In een onbeperkt veld
is er vrede en geweld,
komen er gedachten voor,
zijn er vogels die ik hoor.

't Is er warmer, dan weer kouder,
en ik word er langzaam ouder.
Bij het kloppen van een boor
komt het voor dat ik mij stoor.

Ik ontwaak er met een schok
en ik slaap er als een blok.
Het komt voor dat ik er sjok
als een blinde met een stok.

Dat ik dit niet altijd weet
komt omdat ik het vergeet.

Niet van mij.

Elke bloem gaat 's ochtends open
en in't avonduur weer dicht.
Als ik weg wil ga ik lopen
maar sta stil bij te veel jicht.

Buiten-, nu, of binnengaats
vindt dit in de ruimte plaats.

Zelf heeft die geen stand of rand,
binnen- noch een buitenkant
en zij kan zich nimmer sluiten,
is door geen beton te stuiten.

Telkens deel ik haar weer in,
naar mijn smaak en naar mijn zin,
maar zij zelf blijft daarvan vrij.
Zij is dan ook niet van mij.

maandag 18 augustus 2014

Talloos.

Elk getal is een scharnier
en de andere doen mee.

Neem bijvoorbeeld eens de vier:
die is tweemaal twee
en tegelijk ook vijf min een,
tevens twaalf gedeeld door drie.

Wat zo'n simpel cijfer scheen
overtreft de fantasie.
Is het zo niet ook altijd
met mijn lot en elk feit?

Elke drup of pingpongbal
is afhank'lijk van 't heelal.
Ook al is iets nog zo smal
zijn zijn gronden zonder tal.

Volledig.

Als ik kijk naar wat ik wil
schiet ik telkens weer te kort
want er blijft een groot verschil
tussen droom  en wat die wordt.

Dit verschil, zo fris en schril
wordt doorlopend uitgestort
in de ruimte, eeuwig stil,
als op een afgewassen bord.

Kon ik stoppen met vergelijken
zou ook chaos vreugde blijken.
Onderwqeg naar and're rijken
zou de weg geen weg meer lijken.

Zonder dat ik mij verdedig
is wat is dan steeds volledig.

Ongerept.

Alles wat mij overkomt
wordt voortdurend opgesomd
in 't archief van het geheugen,
werk'lijkheid zowel als leugen.

In de ruimte en de tijd
ligt het noodlot uitgespreid
van wat is en zal geschieden
volgens de emphemeriden.

Van die zaken heb ik notie
en daarmee van de emotie
die zich vaak daarmee verbindt
zoals water met de wind.

Dat wat hiervan weet te reppen
kan niet groeien of verleppen.

Getallen.

Er bestaat geen grootst getal.
Altijd kan er nog een bij.
Zelfs het ons bekend heelal
is hierbij maar spielerei.

Al blijft alles identiek
naast een haar die anders groeit
zie ik snel en  laconiek
dat een tweede wereld bloeit.

Omdat er getallen zijn
kan dit zomaar zonder pijn.
Het zijn er ontelbaar veel,
veel meer nog dan stofjes meel.

Heb ik alles ooit gehad
zijn er toch nog meer in't vat.


Aan een poort.

Ik vertrouw vaak op een licht
als mijn taken zijn verricht.
Het is vast een mooi gezicht
als ik vrij ben van mijn plicht.

Maar wat ik op dat uur zie
is misschien maar fantasie,
enkel maar een troostrijk geloof
waarmee ik mij kolen stoof.

Soms is mijn vermoeden groot,
als een voorschot op de dood,
dat dat wat komt onzegbaar is
als de verzen van een vis
en dan kom ik aan een poort
waar geen zon of toekomst gloort.

zondag 17 augustus 2014

Deemoed.

Wanneer er iets moois verschijnt
zou ik dat zo kunnen laten.
Als het daarna weer verdwijnt
hoef ik dat ook niet te haten
want ik heb mij niet gehecht.
Dat is achteraf niet slecht.

Evenmin tegelijkertijd.
Want pas dan, in volle pracht,
soeverein en onverwacht,
ligt het voor mij uitgespreid.

Is er sprake van begeren
hoef ik mij niet af te keren
of het schielijk te bezweren
maar ik kan't deemoedig eren.

Desondanks.

Er is niets dan dit moment
dat geen terug of voortgang kent.
Het is simpel als een cent
en geheel en al content.

Wat ik het verleden noem,
of 't nu vrijheid is of doem,
maakt al deel uit van zijn roem
en de toekomst is zijn zoem.

Er is steeds iets aan de hand
als berichten in een krant.
Het kan zoet zijn als fondant
of geeft rook af als een brand.

Ook wanneer dit niet zo is
blijft het desondanks toch fris.

zaterdag 16 augustus 2014

Shri Shankaracharya.

Er is ruimte, er is tijd,
successief en uitgebreid
en daar heb ik notie van
dus is er iets anders dan
dat daar immer los van staat
en dat nooit verloren gaat.

Wat zich in de tijd voltrekt
in de ruimte uitgestrekt
dat gaat allemaal voorbij
maar dit kennen blijft toch vrij
en wordt nimmer aangedaan
door het gaan van het bestaan.

Dit is wat ik waarlijk ben
omdat ik vanzelf ken.


IJl.

Als ik naar een ander kijk
zie ik niets waarop ik lijk.
Armen, benen, romp en hoofd,
daarvan ben ik zelf beroofd.

Want een foto is papier.
Als die brandt ben ik nog hier
maar richt ik mijn blik naar binnen
kan ik mij niet zien beginnen.

Ben ik dan een theorie
omdat ik mij nooit eens zie?

En misschien hebt u dat ook:
ofschoon u mij heel goed ziet
bent u zelf zo ijl als rook
en wie u bent vindt u niet? 

woensdag 6 augustus 2014

Weet.

Ik heb weet van mijn verdriet
maar dit weten zelf kiest niet
en al ben ik boos of blij
blijft het kennen daarvan vrij.

Het is trouwens geen prestatie
dat ik in mijn vest een naad zie.
Zonder zorg of reparatie
voert mijn geest een grootse statie.

Moeiteloos en ongeboren
kan hij zonder toebehoren
weten van het wuivend koren
en ontstijgt hij alle sporen.

Dat ik mij niet heb geschoren
krijgt hij van zichzelf te horen.


Pracht.

In de hemel straalt de zon,
soeverein, geheel alleen,
zonder heir of eskadron.
Zoals hij is er geen een.

Is hij eenmaal in het zicht
rest er niets meer dan zijn licht
dat zich uitspreidt overal,
neerdaalt tot het diepste dal.

Maar dat licht maakt ook wel  blind
voor het grootse sterrenlint
dat, geslingerd in 't heelal,
een relief is zonder mal
want pas in de donk're nacht
toont de lucht zijn volle pracht.