donderdag 31 maart 2016

Een nieuw begin.

Gister werd ik afgewezen
en nu stort mijn wereld in.
Kan ik hiervan ooit genezen,
vind ik nog een nieuw begin?

Ik zit bij de pakken neer
heel alleen met mijn verdriet
en probeer nu maar niets meer,
want een uitweg zie ik niet,
pak nog wel de vuilniszak
en strik daar een touwtje om,
trek het aan zijn lussen strak
waarbij ik mijn vingers krom.

Dit is althans goed gegaan,
ook al ben ik nog ontdaan.

Overgave.

Onze Heer is zo genadig
dat Hij zegt: "Gij zijt misdadig?
Rekent Mij dat dan maar aan -
alles wat U hebt misdaan!"*)

Zo doet Hij ons wonderwel
maar Hij zet ons buitenspel.

Dat valt moeilijk te verteren
dus gaan wij ons niet bekeren.
Omdat het te makk'lijk is
gaan wij zelden naar Zijn mis.

Liever houden wij in stand
wat ons vroeg of laat verbrandt.
Maar verbeuren wij ons land
is er niets meer aan de hand.


*): "Werpt al Uw bekommernis op Hem
      want Hij zorgt voor U"
     1 Petrus 5:7

Onnodig.

Soms ontbreekt mij het vertrouwen.

Ik weet niet hoe iets zal lopen,
hoe een zaak zich zal ontknopen,
of ik niet zal gaan berouwen
wat ik graag zou willen doen
zoals 't geven van een zoen.

Met mijn angsten blijf ik sjouwen
en houd dan maar mijn fatsoen.

Maar vertrouwen is onnodig
als ik blijf in dit moment
want mijn angst wordt overbodig
omdat dat geen toekomst kent.

Op de tafel staat een vaas,
los van mijn mentaal geraas.

Als.

Ik probeer te mediteren
maar dat is mij nooit gelukt
want ik heb horen beweren
dat ik dan niet meer gebukt
onder denken hoef te gaan
en mijn geest kan laten staan.

Dan zal ik, geheel verrukt,
stralen als de volle maan.
Geen gevoel wordt onderdrukt
en mijn vrees is van de baan.

Ik zal niemand lastig vallen
want dan heb ik niets meer nodig.
Als een open veld voor allen
wordt mijn eisen overbodig.

Verlicht.

Daden liggen opgetast,
misdaden van jaren,
en die zijn mij nu tot last,
zijn mij aan 't bezwaren.

Kan ik wel de klus nog klaren
om ze niet meer te bewaren
en mij zo het leed besparen
dat mij ongetwijfeld wacht
in een eindeloze nacht?

Maar wie weet volstaat wellicht
het ontsteken van het licht.

Ook al was het duister dicht
is die toch op slag verdwenen
waar een schijnsel is verschenen.


Vertoeven.

Als mij iets wordt aangedaan
wakkert dat mijn wraakzucht aan
want dan voel ik mij gekwetst.

Pijn wordt in mijn hart geëtst
en dan wil ik mij gaan wreken
op degene die kwam steken.

Ik vergeet daarbij een ding:
dat mijn hart die steek ontving
waarop het begon te bloeden.

Hierom hoef ik niet te woeden
want als ik daarbij kan blijven,
in 't verdriet ervan vertoef,
laat ik mij niet langer drijven
tot de wraak die ik behoef.

Koen.

Er is sprake van een grap
als ik bang ben voor een stap
in een ruimte zonder grond.

Ik kijk angstig in het rond,
en blijf mij doorlopend vragen
of ik wel die stap zal wagen.

Toch is waar ik bang voor ben
deze dag al het geval
want of ik nu rust of ren,
beide doe ik in 't heelal
dat geen rand of omtrek kent
in een grenzeloos moment. 

Daarin eet ik koen spaghetti
en strooi lustig met confetti.            

Oorlog en vrede.

Ik heb mooie visioenen
van een absoluut verzoenen
door de wezens met elkaar,
in 't geheim en openbaar,
aan het einde van de tijd.
Dan is er gelijkmoedigheid.

Maar intussen doen zich voor
misstand en onenigheid
en de vrede gaat teloor.
In plaats daarvan twist en strijd.

Sluiten die elkander uit?
Niet als, als door raadsbesluit,
elk drama zich voltrekt
in een ruimte, onbevlekt.





woensdag 30 maart 2016

Voorkomend.

Wat ik steeds nog node mis
is voldoende mededogen.

Want als dat er immers is
heb ik niet eens het vermogen
dat ik voor mijzelf iets gris
en is mijn barmhartig pogen
vrij van elke hindernis.

Dan is er geheel geen tijd
voor een list of voor een strijd,
wat mij later altijd spijt,
maar wil ik alleen maar kijken
hoe ik lijden kan doen wijken,
ben gewillig en voorkomend,
slechts van aller welzijn dromend.

Heen en weer.

Hoe vind ik het juiste midden?
Het is waard om voor te bidden
want ik zit er meestal naast
door een al te grote haast.

Enerzijds ben ik benepen,
dan weer is 't te hoog gegrepen
wat ik wens en ambieer
en zit ik bedroefd terneer.

Ik vergis me keer op keer,
zonder dat ik ervan leer,
en dat doe ik telkens weer
maar zie dikwijls toch nog kans
te herstellen de balans.

Dit is 't kenmerk van de dans.


dinsdag 29 maart 2016

Dionysos en Apollo.

Als het het geval zou zijn
dat ook misverstand en woede,
met steeds in hun kielzog pijn,
aan het werken zijn ten goede,
is te zijn dan op mijn hoede
niet als 't sluiten van een mijn?

Vaak vind ik mijn hartstocht fijn
en word ik mijn lust niet moede
maar ik vrees tegelijk de roede
en de kater na de wijn.

Dan toon ik direkt berouw
en word weer fatsoenlijk gauw.
Hierin ben ik zeer bedreven.
't Is de and're kant van 't leven.

Vrezen.*)

Mij ontbreekt meestal de kans
om mijn vrezen te beleven.
Ik ontspring gewiekst de dans
en voorkom dat ik ga beven.

Toch blijft steeds dit vrezen leven,
ergens onder in mijn maag,
met verlangen zelfs doorweven,
zonder antwoord op de vraag
wat het is dat mij doet beven.
Toch krijg ik dit antwoord graag.

Dus, al is het ook maar even,
wil ik dalen in de laag
waarin alles wordt gegeven
waar ik levenslang om vraag.


*): "De vreze des Heren is het begin der wijsheid"
     Spreuken 9:10

    "Glimlach naar angst"
     Chögyam Trungpa, Rinpoche



Geregen.

Ruimte is gelijktijdigheid,
tijd die zich heeft uitgebreid.

Daarop vormen er zich woorden
zoals zuiden en het noorden
en ook oosten en het westen.

Daarin bouwen vogels nesten
waarvan soms fossielen resten
maar de tijd stroomt alsmaar voort,
door de ruimte ongestoord.

Stelt men die zich voor als koord
worden steeds daaraan geregen,
talrijker dan druppels regen,
universa zonder tal:
slechts een flits is dit heelal.

maandag 28 maart 2016

Als een pluisje.

Ik drijf door het leven heen
met haar pieken en haar dalen,
echt of hallucinogeen,
en moet dikwijls bakzeil halen.

Daarop klaag ik steen en been,
wil 't gelag niet graag betalen,
vind de wereld maar gemeen
en zoek nog mijn gram te halen.

Maar intussen zit sereen
een kanunnik in zijn kluisje
met wat stenen om zich heen.

Hij slaat af en toe een kruisje -
van mijn zorgen rest daar geen
of ze zijn slechts als een pluisje.

Functioneel.

Ik heb jou niet kunnen krijgen
want je hulde je in zwijgen
en ging daarna van mij heen.
Van jouw sporen rest er geen.

Ik kan slechts nog woorden rijgen
tot een litanie aaneen
maar tot mij zul je niet neigen
en zo blijf ik dus alleen.

Zelf heb ik dit ook gedaan
en liet anderen vaak staan.

Nu krijg ik mijn eigen deel
want je bent me aan 't vergeten.
Zonder dat je 't hoeft te weten
ben je daarmee functioneel.


Uit de droom.

Ik werd in beslag genomen
door onzekerheidssymptomen
tot ik zelf niet meer wist
of ik fair was of vol list.

Deze twijfel, peilloos diep,
was er slechts zo lang ik sliep.

Nu ik plotsklaps ben ontwaakt
zie ik dat zij was gemaakt
van een wirwar van fantomen,
veel te serieus genomen,
door degene die niet zag
dat dit weifelend beklag
slechts een weefsel is van dromen
uit verzinsels voortgekomen.

Genade.

Alles wat mij overkomt
volgt uit wat wordt opgesomd
in een eindeloos verleden.

Als het kwaad ik had gemeden
zat ik nu niet in de rats.

Ooit verkocht ik goede zeden
luchtig voor een habbekrats.
Nu moet ik op sintels treden
en mij geselt de karwats.

Door het goede dat ik deed
gaat voorbij een portie leed
maar opnieuw kan ik gaan vallen
en gaan eindigen in stallen.

Slechts Genade reinigt allen.




zondag 27 maart 2016

Vlaag.

Vaak weet ik me heel geen raad
en dus niet de juiste maat
waarop ik mijzelf dan pijnig
met steeds weer dezelfde vraag:
of te veel of juist te weinig
ik nu doe, maar het blijft vaag.

Dit gevoel wil dan gestaag
blijven zeuren in mijn maag.

Was ik maar wat meer rechtlijnig,
dan was ik niet chaggerijnig,
maar het schiet niet op vandaag
want het pakt me bij de kraag
dat ik mij nog steeds niet reinig
van wat niets is dan een vlaag.

Op jacht.

Hoort naar mij, gebroken harten:
slechts uw denken speelt u parten
als u wordt teleurgesteld
wanneer zich uw lief niet meldt.

Wat niet loopt zoals verwacht
mondt uit in een jammerklacht.

Zo hebt u zichzelf verpacht
aan verwachting, steeds op jacht,
naar wat slechts verzonnen is,
los van een gebeurtenis.

Zo laat u zich telkens tarten
en wordt speelbal van uw smarten
maar het maanlicht en de zon
malen daar geen oogwenk om.


Bluf.

Als ik kijk naar mijn beleving
ben ik als een draaiend wiel,
geef gevolg aan elke streving,
ga daarvoor met hart en ziel
maar ben zo voor mijn omgeving
als een stuurloos projectiel.

Mij ontbreekt de rechte lijn
en het vastberaden zijn.
Op mijzelf kan ik niet reek'nen,
mijn betrouwbaarheid is schijn.

Alles wat ik kan beteek'nen
is slechts water bij de wijn,
zelfs als wat ik nu beweer
bluf lijkt en gekoketteer.

Paniek.

Met mijn handen in mijn schoot
wacht ik angstig op de dood.
Deze is niet te vermijden:
vroeg of laat zal ik verscheiden.

Ook al zijn mijn daden groot,
waarop velen zich verblijden,
of gemeen en vol venijn,
waardoor ik veracht zal zijn,
toch is er dezelfde nood
die mij continu doet lijden.

Want ik eindig in de goot
waaruit ik mij wil bevrijden.
Hier is geen paniek te groot.
Nietig is elk ander lijden.

Storm.

Ik wil altijd bij jou zijn
want met jou heb ik het fijn.
Dan verdwijnt mijn chaggerijn
en mijn zorgen worden klein.

Maar hoe is het andersom?
Misschien vind je mij te dom
om mij om je heen te dulden
of vergeef je niet de schulden
die ik bij je heb gemaakt
of je walgt totdat je braakt.

Nu ik niets meer van je hoor

kan ik enkel nog maar broeden,
kom je niet meer op het spoor
en een storm begint te woeden.

Gewin.

Is wat ik benoem als kwaad
het gevolg niet van de maat
die ik zelf heb opgesteld?

Doe ik daarmee geen geweld
aan het onontgonnen veld
waarin slechts komt opgeweld
wat geschiedt, onaangemeld?

Zelf deel ik de dingen in
en verleen ze zo een zin,
zie hun einde en begin
en krab daarbij aan mijn kin,
snel geneigd om te verwijten
of om van mij af te bijten
want ik koester mijn gewin.

Terugkeer.

Ik heb dikwijls mis geschoten
maar mijn kat ligt onverdroten
vast te slapen op het bed.

Ik bevind mij in het net
van verwachtingen en wensen,
haak naar gunsten van de mensen,
zin steeds op een nieuwe zet
om de wereld te misleiden
en vererger zo mijn lijden.

Laat ik dit nu maar vermijden
door te kijken naar dit dier
dat slechts ligt te slapen hier.

Diepe vrede daalt pas neer
als ik naar wat is terugkeer.

Bron.

Als ik eer geef aan de Bron
die al is voordat begon
het verschijnen van de zon
en aan Wie zich alles laaft,
het geweten wordt gestaafd,
Die er zijn zal na het eind,
als 't heelal zal zijn verkwijnd,
hoe kan ik mij dan vergissen
en Haar diepe vrede missen?

Wanneer ik Haar niet vergeet
wordt voorkomen alle leed.

Als ik mij tot Haar wil wenden
gaan voorbij illusie's benden
met hun valsheid en ellenden.


zaterdag 26 maart 2016

Opstanding.

Het bewust zijn heeft geen grond,
die men immers nimmer vond.
Wanneer dat zo leek te zijn
was dat enkel valse schijn.

Dit gewaar zijn is er al
als 't verslag kan doen van val
uit zijn eigen eeuwigheid
in het vangnet van de tijd
en is heden volop gaande,
houdt zich in beweging staande,
is zo van de dood genezen
(die er was zolang 't niet wist
dat dat wat is elk einde mist)
en vandaag als vlees verrezen.

vrijdag 25 maart 2016

In het heden.

Aan de oorsprong van de dingen
ligt de goede lieve God.

In Hem is er niets aan 't wringen
want er is daar geen gebod
noch een noodzaak om te zingen:
alles stil tot op het bot,
geen beloning noch een straf
want Hij gaat daaraan vooraf.

Geen vermogen om te scheiden
want er valt niets uit te breiden.
Zonder kenmerk of een grens
is er ook geen enk'le wens.

Dit is niet in het verleden
maar steeds in een eeuwig heden.

dinsdag 22 maart 2016

Nies.

Waarom staak ik niet mijn strijd?
Vrede is direct een feit,
leg ik nu mijn wapens neer,
ook al kost het mij mijn eer.

Dan verstrijkt vanzelf de tijd
die geen grens kent noch respijt.

Maar dit is bedreigend saai
waarop ik toch liever graai
naar het vlees of wat bezit,
ongeacht het onderspit
dat ik makkelijk kan delven.

Ik verlang wel naar gewelven
waarin nooit meer iets gebeurt
maar een nies wordt niet betreurd.



In het zicht.

Ik wil dingen demonteren
maar ze daarmee niet onteren.

Al hun delen nog intact,
staan die los dan van elkaar,
worden niet meer vastgeplakt.

Daardoor is het minder zwaar
om te leven in dit zicht
dat het lijden flink verlicht.

Schoonheid, lokkend tot begeren,
kan ik om zichzelf dan eren
en een grenzeloos verlangen
blijft in het luchtledig hangen.

Dikke tranen op mijn wangen
zingen dan hun eigen zangen.

Snoep.

Ik heb heel wat afgedacht
maar ligt het wel in mijn macht
om dit denken te bepalen
en te kiezen uit verhalen?

Als ik denk dat ik dit doe
kan ik daarbij vragen: "hoe?"

Een verlangen dient zich aan,
trekt geheel zijn eigen baan
en zich van een wens niets aan.

Kies ik, pakweg, groentesoep
is 't als volgen van een roep
die, ik weet niet waarvandaan,
in mij opkomt als de maan,
net zoals soms trek in snoep.

zondag 20 maart 2016

Op de vloed.

Door 't gebruik van 't woordje 'mijn'
roep ik een bezitter op
die er anders niet zou zijn.

Dit heeft haast iets van een mop
als het maar niet deed zo'n pijn.

Ik heb zorgen aan mijn kop,
ben beladen met chagrijn,
vrees voortdurend voor een strop,
pijnig dag en nacht mijn brein.

Waarom geef ik het niet op?

Dan zou dit er niet meer zijn
maar ik had het wel zo fijn,
drijvend als een lege dop
op de vloed waarop ik dein.

zaterdag 19 maart 2016

Zonder oordeel.

Dingen gaan zoals ze gaan.
Dat staat mij niet altijd aan
want ik houd ze liever vast
in de trant van wat mij past.

Dit vooraarzaakt dan weer pijn.
Ik kan niet tevreden zijn.
Aan de dingen ligt het niet.
Het is wat is wat ik verried.

Maar ook dat vindt telkens plaats,
net zo als een scheve schaats.
Als mijn oog die handel ziet
neemt het waar maar oordeelt niet.

Het is immers al gebeurd.
Pas daarna wordt het gekeurd.

Besef.

Mijn besef is als een doek
waarop films worden vertoond
of een onbeschreven boek
waarin soms een drama woont.

Alles kan daarin verschijnen
om daarna weer te verdwijnen
maar het doek verandert niet
ondanks alles wat men ziet.

Het blijft in principe leeg.
Wat het op zijn rechthoek kreeg
laat totaal geen sporen na.

Als ik zijn ontstaan na ga
sta ik stomverbaasd weldra:
't is als brood maar niet van deeg.

Rookgordijn.

Wanneer ik een keus moet maken
valt het niet mee te ontwaken.

Ik vergeet dan dat ik denk,
ben beneveld door de wenk
die een moog'lijkheid mij geeft
of wat die te zeggen heeft.

Hierdoor in beslag genomen
herken ik niet meer als dromen
dat ik spring van hot naar her.

Daardoor is de vrede ver
die er toch direct zou zijn
als zou scheuren het gordijn
van mijn al of niet besluiten
en ik vogelen hoor fluiten.

vrijdag 18 maart 2016

Boei.

Wanneer ik een kans verknoei
zit ik rap in zak en as.
Maar als ik daarna vervloei
keert de vreugde weer alras.

Zo gaat het altijd maar door.
Het plezier dat ik verloor
komt soms onverwacht weer terug
maar verdwijnt ook net zo vlug
als ik word teleurgesteld
of door tegenslag gekweld.

't Is een stortvloed van geweld
waarmee ik mijzelf vermoei.
Dan zie ik een steen in 't veld
liggen als een reddingsboei.

Zonder oorsprong.

Ben ik ooit wel eens geboren?
Dit weet ik alleen van horen
maar in mijn herinnering
vond ik nimmer nog zo'n ding.

Ook al blijf ik jaren zoeken
doet zich dit niet uit de doeken.

Wellicht staat het in de boeken
maar mijn oorsprong heeft geen hoeken,
is veeleer een peilloos gat
of een bodemloze stad.

Evenzo zijn ongeboren
alle dingen om mij heen.
Dit valt nimmer te verstoren
want ze zijn er al meteen.

Paraat.

Mijn gewaarzijn staat paraat
en is elk moment in staat
te ervaren wat er is,
ook wanneer ik mij vergis.

Dan kan ik weliswaar dwalen,
mij verliezen in verhalen
en kan uren blijven hangen
in een tevergeefs verlangen
maar dit weten is steeds fris,
al sla ik de plank vaak mis.

Zo zit ik aan 's levens dis,
van wat ik ervaar gewis,
kijk verwonderd naar de brokken
die mij resten na het schrokken.


donderdag 17 maart 2016

Altijd daar.

Gister was ik in de war,
geblokkeerd en veel te star,
maar vandaag vraag ik mij af
hoe ik dit zo helder weet
en wat mij te kennen gaf
dat ik vreemde dingen deed.

Kennelijk is er een staf
waaraan ik mijn daden meet.

Al was ik daar ook niet op uit,
toch was er gewaarzijn daar
dat steeds weet wat wat beduidt
en dat op geen weerstand stuit.

Zelfs al maakt het geen fluit uit
kent het toch het lichtst geluid.

woensdag 16 maart 2016

Uitgelogd.

Er was een tijd dat jij mij mocht,
dat je soms zelfs naar mij zocht.
Toen was er geen achterdocht
en was ik geen wangedrocht.

Maar ik heb te veel gepocht
en prees mij dus uit de markt,
zette mij zo op de tocht
tot de grond wordt omgeharkt
van blanco vergetelheid
waar ik onder lig begraven.

Ik verdrink als in een bijt
van een dichtgevroren haven.
Nu ben ik geheel verkocht
en volledig uitgelogd.

Monument.

Ondanks dat ik niets meer hoor
ga ik nochtans ermee door
met je steeds nog te gedenken
en dus zend ik je geschenken.

Alles is wellicht voorbij
en je bent weer vrij van mij.

Alsof er niets is geweest
blijkt wat was ijler dan geest.
Je vertrouwen, ooit zo groot,
lijkt vandaag volkomen dood.

Graag bewijs ik je toch eer
omdat jij ooit om mij gaf
en leg nog cadeautjes neer,
net als bloemen op een graf.

dinsdag 15 maart 2016

Niets en iets.

Als ik nul vermenigvuldig,
ook al doe ik dat geduldig,
blijft het onmiskenbaar nul:
nul is voor geen greintje gul.

Hoe lang ik ook iets wil delen,
zelfs nadat het gaat vervelen,
altijd blijft er nog iets over
als ik afzie van getover.

Zo komt er uit niets nooit iets
en een iets wordt nimmer niets.

Ik vind nooit hun overgang,
ook al zoek ik levenslang
dus dan is de kans niet klein
dat zij een en 't zelfde zijn!

maandag 14 maart 2016

Op de vlucht.

Als ik zeg: "Het is beneden"
had je nog het liefst vermeden
dat je deze zin begrijpt.

Is 't niet zo dat jij hem knijpt
voor besmetting mijnerzijds,
al in korte wijle tijds?

Liever leef je gans gescheiden
van mijn schaduw en mijn lucht
want je kunt mijn lijf niet lijden
en slaat ijlings op de vlucht
als ik naar je toe kom rijden
want je bent voor mij beducht.

Ook bij mijn geringst gerucht
slaak je al een diepe zucht.

Gedistilleerd.

Ik verschaf mijn voelen eer
doordat ik het distilleer
uit een wirwar van verhalen
en de tol die 'k moet betalen
als ik te zeer in ze geloof,
tegen beter weten doof.

Dan ga ik er diep op in,
vind geen einde en begin
en al evenmin een grond,
kijk ik niet meer in het rond.

Ik weet niet meer wat het is
ofschoon ik het toch niet mis.
't Is als pure alcohol:
zonder smaak maar brandend vol.


Een en anders.

Als er sprake is van 'wat'
is het altijd tevens 'dat'.
Daarom zijn ze niet te scheiden,
blijven zij elkaar begeleiden.

Niettemin is er verschil,
hemelsbreed zelfs, zo men wil.

Want dit 'wat' is telkens anders:
Moby Dick of Molly Flanders,
terwijl  'dat' hetzelfde blijft,
ongeacht wat men beschrijft.

Zij sluiten elkaar niet uit,
ja, zij zijn volkomen een,
maar een geur is geen geluid
en een vinger is geen teen.

Gemalin.

Door gedachten ingepakt
ben ik in 't moeras gezakt
van wat ik van mij verwacht,
sla op wat er is geen acht.

Maar dat is er niettemin,
zonder einde of begin
heeft in mijn gedoe geen zin,
is van oudsher gemalin.

Als een bergtop, wit en kaal,
stekende uit het foedraal
van benevelende wolken,
die het hemelruim bevolken,
is het er reeds helemaal
los van oorsprong en verhaal.

zondag 13 maart 2016

Vervreemd.

Op momenten, onbewaakt,
wordt het vuren soms gestaakt,
als ik in de ruimte stort
zonder einde en begin.

Meestal duren die maar kort
en krijg ik direct weer zin
om, vanwaar ik was gebleven,
voort te gaan met na te streven
wat mij al geboden wordt
als een trouwe gezellin
met voor mijn gezicht een bord,
waar mijn lot op staat geschreven.

Van mijzelve dan vervreemd
zwoeg ik voort door veld en beemd.

Zonder reden.

Als ik het bestaan niet snap
is dat tevens toch wel knap.

Ofschoon daardoor de risee
brengt het ook het voordeel mee
dat ik in een staat verblijf
zonder mening en idee
en geen strategie bedrijf.

In geen oordeel ga ik mee
waardoor ik niet kijf.
Doordat ik niets onderschrijf
blijf ik peilloos als de zee,

zie geen bodem voor een stap
als ik in dit duister blijf,
zonder reden voor mijn lijf.


donderdag 10 maart 2016

Vers.

Alles is steeds vers gegeven
alsof niets nog is gebeurd.

Soms dan zie ik dit heel even,
zie hoe niets het leven kleurt,
hoe geen lot eraan blijft kleven
en geen oogmerk wordt bespeurd.

Alle dingen zijn dan vrij
want ik zoek er niets meer achter,
gaan aan leed en zorg voorbij
en mijn hart wordt zachter.

Aan mijn meningen ontheven
stroomt voorbij het volle leven
zonder dat ik weet waarheen.
Dat heeft het met mij gemeen.

woensdag 9 maart 2016

Adamant.

Waar is alles van gemaakt?
Van gewaarzijn, rauw en naakt.
Dit is vrijelijk te geef,
altijd daar zolang ik leef.

Ook als mij de dood komt halen,
als ik terug moet gaan betalen
wat ik enkel heb geleend,
is het hecht daarmee vereend.

Raak ik daarbij dan versteend
of keer weder als een eend
is dat toch nog wat er is,
zelfs als ik van alles mis.

Het blijft onverstoorbaar fris,
los van mijn geschiedenis.

Ander.

Ben ik ooit geheel rechtvaardig
en daarmee bevrijding waardig?

Ook al kies ik geen partij
denk ik toch daarbij aan mij
in de hoop op een beloning,
eenmaal, van De Grote Koning. 

En al geef ik alles weg
doe ik dat met overleg
want er is mij toegezegd:
"Dan kom jij ooit goed terecht".

Met dit weten, heel bewust
ben ik prima toegerust.
Dit gewaarzijn is zo schrander
dat het ziet: "Ik is een ander".

dinsdag 8 maart 2016

Aarde.

Pas wanneer ik niets bezit
val ik met de aarde samen.

Nu, nog volop in de rit,
van 't begin tot aan het amen,
ben ik bezig met vaak dit:
in 't verzaam'len mij bekwamen.

En aldus sta ik niet, naakt,
open voor de werk'lijkheid.
Mijn bestaan is zo gemaakt
en ik sta steeds in het krijt.

Eens wordt mij dit afgenomen
en dan ben ik weer volkomen
want gelukkig komt de dood.
Diens genade is zeer groot.

Niet voor mij.

Als ik voor mijzelf niet leef
maar voorgoed mijn zeilen reef
en daar langer niet naar streef
is daar gelijk een ander doel,
harmonieus met het gevoel
dat verlangt om steeds te helpen,
als het kan de wond te stelpen,
waaraan heel de wereld lijdt
ten gevolge van haar strijd.

Dat brengt zeker met zich mede
dat ik afzie van de vrede
die niet vrij is van de pijn
van er slechts voor mij te zijn
waaraan ik veel zorg besteedde.

Teleurstelling.

Als ik word teleurgesteld
wordt tegelijk daarbij gemeld
dat ik dit niet heb bedacht
want ik had het niet verwacht.

Daarmee kom ik aan een grond
die niet is gefabriceerd
of met hoop geretoucheerd.

Die is heilzaam en gezond,
zelfs al raak ik zo gewond.

Want de pijn die ik dan voel
heeft compassie vast ten doel.

Ik krijg oog voor al het lijden
dat ik anders zou vermijden
en verlaat de rechtersstoel.

Vajradhatu.*)

On the plain of boundless space,
not destroyed by any mace,
there's no need for me to race
since it is always the case
that the middle of it's face
is just here to where I chase.

It is deep, profoundly kind,
and as infinite as mind.

There's no way for me to grind
it's vestige that doesn't bind
since it isn't to be found
although it contains the sound
of both butterflies and thunder.

It can not be cut asunder.


*): "Vajradhatu" (Sanskrit): 
     "Indestuctible space".

maandag 7 maart 2016

Er uit.

Ik wek op wat ik behoef.
Dan wordt het verlangen troef.
Ik gedraag me als een boef
om te krijgen wat ik wil
waarin ik genoegen proef.

Ik zit geen moment meer stil
en vergeet daarbij hoe pril
alles is als ik niets doe
en blijf rusten als de spil
van dit hele ratjetoe.

Soms neem ik toch dit besluit
en meteen ben ik er uit.
Was ik altijd maar zo wijs:
dan bleef ik in 't paradijs.

zondag 6 maart 2016

Weten.

Als een spiegel is mijn weten:
onpartijdig neemt het waar
wat intact is en versleten
en het staat voortdurend klaar
om te zien wat werd vergeten
en maakt het zo openbaar.

En tegelijk kan het niets doen,
heeft geen handen en geen voeten,
waarmee het zou kunnen wroeten,
en geen lippen voor een zoen.

Altijd is het vrij en open,
het is nimmer te ontlopen
en wanneer het er niet is
is er ook niets wat ik mis.

Inzicht en mededogen.

Als men het verschil inziet
tussen wat en dat men denkt
gaat veel leed daarbij te niet:
dit is wat bevrijding schenkt.

Zo is inzicht mededogend,
niet meer naar bevrijding pogend,
want die is daarmee bereikt.

Wat ooit zorgen baarde blijkt
een productie van de geest
maar die is er nooit geweest.

Hij is immers niet te vinden
want ongrijpbaar als de winden.
Daarom kan hij nimmer binden,
niet bij machte te verblinden.

Geen getuige.

Ik zou graag getuige zijn
wanneer ik begraven word.

Stil stond ik dan langs de lijn,
spiedend of men tranen stort,
en het lijkt me ook wel fijn
om te zien dat er iets schort
als ik er niet meer zal zijn
want dan ben ik altoos vort.

Maar natuurlijk kan dit niet:
de getuige die dit ziet
is reeds voor die tijd verdwenen,
ja, hij is zelfs nu al henen
en ook nooit aan mij verschenen
om zijn diensten te verlenen.

Wat niet weet, wat niet deert.

Wie bij zijn ervaring blijft
kan men niet intimideren.

Wat alreeds is ingelijfd
kan men niet meer keren
want de hele wereld drijft,
zonder dat zij dat moet leren,
op gewaarzijn dat beklijft
en zichzelve niet kan deren.

Als men hem dreigt met de dood
dan begrijpt hij dat niet goed
want hij heeft die nooit ontmoet.

Zijn heldhaftigheid lijkt groot
maar het gaat niet eens om moed,
eerder dat het hem niets doet.

zaterdag 5 maart 2016

Identiteit.

Ik zoek al geruime tijd
naar wat heet identiteit.
Daaraan ben ik jaren kwijt
en het kost me heel wat strijd.

't Is alsof ik werd gezonden,
maakte uitgebreide ronden,
maar nu zeg ik onomwonden:
ik heb nochtans niets gevonden
wat iets weg heeft van een feit
ofschoon mij dit zeker spijt.

Het is er ook nooit geweest
dus vergeefs was deze queest'.

Als mijn geest die waarheid leest
blijkt het leven plots een feest!

donderdag 3 maart 2016

Braaf.

Ik word dikwijls ongevraagd
door een grote lust belaagd.
Hoe kom ik hier weer vanaf?

Want door wrekers aangeklaagd
word ik voor 't gerecht gedaagd
en dan wacht mij straf.

Dus doe ik een stap opzij
en begeerte raast voorbij
want zij is niet echt van mij
en zo ben ik snel weer vrij.

Is die vrijheid dat wel waard?
Weliswaar blijf ik bedaard
maar ik mis het volle leven
dat met lijden is doorweven.

woensdag 2 maart 2016

Onrecht.

Ik denk dikwijls aan een lijf,
niet aan 't opgejaagde wild
dat men schiet uit tijdverdrijf
en vervolgens vilt.

Mijn verlangen naar succes
is nog erger dan een mes
want het houdt me uit mijn slaap.

Ik vergeet daardoor het schaap
dat men naar de slachtbank leidt,
al zijn zacht geblaat ten spijt.

Als ik ben gedoemd tot denken
kan ik beter aandacht schenken
aan wie onder onrecht lijdt.
Dit bespaart mij heel wat nijd.

Hulp van een steen.

Ik liep eens door de woestijn,
eenenveertig jaar geleden.
(Sindsdien is er door de Rijn
heel veel water al gegleden.)

Ik herinner mij een steen
nog tot op de dag van heden.
Van de vele enkel een:
hij lag iets meer naar beneden.

Wat heeft deze nu te maken
met mijn momentele zaken?

Het was immers slechts een steen
maar toch helpt hij bij het lijden.
Hij dringt door de drama's heen
die mijn leven thans begeleiden.