vrijdag 31 augustus 2012

Weerkaatsing.

"De dingen die ik nu zie *)
zijn slechts een illusie",
Dit wordt wel eens gezegd
en kan zo worden uitgelegd:

Mijn oog is als een spiegel.
Wat links is staat daar rechts.
Massieven en gepriegel
zijn weerkaatsing slechts.

Toch is dit wel de informatie
waarover ik beschik:
een replica van gratie
van dingen dun en dik
maar zonder een substantie.

De stof is op vakantie.


*): "Want nu zien wij nog door een spiegel"
      1 Korintiërs 13, vers 12.

donderdag 30 augustus 2012

Mooier.

Schoon is dit leven
en de moeite waard.
Zelfs zo dat ik moet beven
wanneer het wordt vergaard
door de schaduw met zijn zeis
om mee te gaan op lange reis,
ofschoon er ook bezwaren kleven
aan dit vergeefse streven.

Alles gaat alsmaar voorbij
in dit eeuwige getij
van eb en overvloed
en van wat mag en moet.

Ik haak aan't leven als een schooier
maar de dood is misschien mooier.


Krokodil.

Ik ben de krokodil,
kan klappen met mijn kaken,
lig in het water stil
en kwijt mij van mijn taken.

Bewegingloos en kil
lijk ik op een dode boom.
Niemand ziet dat ik ook vil,
ik houd mij goed in toom.

Ik verander in een flits
als mijn prooi komt in de buurt,
niet gewaarschuwd door een gids.

Onverhoeds en bits
dood ik hem zolang dat duurt
en sluit zijn leven als een rits.


woensdag 29 augustus 2012

Kroning.

Ik hoef slechts een steen te zijn,
of druppel in de Rijn,
een laatste restje wijn
of afval op het plein:

Het zonlicht is mijn kroning,
zalig en krachtdadig,
en maakt mij zo tot koning,
minzaam en genadig,
die ontvangt als zijn beloning,
duurzaam en gestadig,
de wereld als zijn woning
en de wet, losbladig,
die zoeter is dan honing,
waaraan ik mij verzadig.

Overdracht.

een navertelling.

Ik hoorde een verhaal
over een lama*), kolossaal,
met een geheugen als een zaal
dat bevatte elke taal.

Hij kende alle teksten
en zij die hem beheksten
werden snel doorzien
en bevrijd nog bovendien.

Twee regels slechts had hij gelezen
die hij nog nimmer had gehoord
waardoor problemen rezen
want gesproken dient het woord
te worden om van kracht te wezen.

Dus zocht men rond van zuid naar noord
totdat men vond een oude vrouw
die ze als kind eens had vernomen,
uit een mond, direct en rauw.

Toen zij tot hem was gekomen
kwam zij in het nauw
want zij kon die tekst niet dromen
en lezen kon zij slecht.

De lama heeft hem voorgelezen
en zij heeft hem toen nagezegd.
De breuken werden zo genezen,
gerepareerd was nu het koord
omdat de lering was gehoord.


*): Zijne Heiligheid Dilgo Khyentse, Rinpoche.

dinsdag 28 augustus 2012

Hypnose.

Wij maken graag verhalen
die we ook nog vertalen
en opslaan in annalen.
Zo zijn ze te herhalen.

Natuurlijk zijn ze selectief
en treden op als slinkse dief
die ons het leven doet vergeten
dat speelt in spleet en reten.

De wereld wordt zo erg klein
en past zowaar zelfs op een lijn
die spiraleert in zonneschijn
vol verlangen en venijn.

De ruimte echter, eromheen,
zinkt in het niet als was er geen.

Eerst nog dit.

"Eerst nog dit en daarna dat
en dan pas ben ik vrij" -
zo denk ik over 't levenspad
en jaren gaan voorbij.

Ik doe dit telkens weer
en kom nooit ergens aan.
Hoe zou het zijn om eens een keer
dit alles in de wind te slaan?

Wat houd ik dan nog over?
Dit moment dat met zijn tover
zingt in bos en lover.

Of dat krijst wanneer een tram
bonkend stilstaat op zijn rem.
Dit maakt mij rijk en is niet pover.

Pad.

voor Jeannette Wijsman.

Er is een pad van diepe slaap
naar grenzenloos ontwaken,
van oerwoud waar ik distels raap
naar stad met gouden daken.

Niemand heeft dit pad verzonnen
maar het heeft zich voorgedaan
toen met kijken werd begonnen
en gelaafd werd aan 't bestaan
opgeweld uit frisse bronnen.
Het geeft nu de richting aan.

Daarom is het geen decreet
maar begaanbaar als ik weet:
het is slechts een beschrijving,
vrij van dwang en overdrijving.





maandag 27 augustus 2012

Op zoek.

Ik zoek mijn zelf overal
en kan het maar niet vinden,
speur in de hoeken van't heelal
om het een keer te binden.

Daarbij komt nog het probleem
dat ik niet weet waarop het lijkt.
Zelfs van vermoeden is geen zweem
dat anders vorm en omtrek ijkt.

Dus tast ik in het duister
en mis ik zo zijn luister.

Tenzij het lijkt op deze kist
waarop ik zit te peinzen.
Dan heb ik mij nog steeds vergist
maar kan't niet meer ontveinzen.

zondag 26 augustus 2012

Onderweg.

Elke dag schijnt weer een lamp
op de nevels en de damp
die boven de wereld zweven
en haar lust en leven geven.

Vogels vliegen door het zwerk
en de mens gaat naar zijn werk.
Soms verliest er een een vlerk
of gaat er iemand naar een kerk.

Toch komen in het algemeen
de meesten hierin overeen:
dat zij op weg zijn ergens heen,
door de lucht of over steen.

Zijn zij echter aangekomen,
is hun doel al aan het stromen.

Verrukt.

Een verhaal is snel verteld,
gemaakt van zinnen en ideeën
die bruisend komen aangesneld
uit kolkende gedachtenzeeën.

Ook ik zelf ben saâmgesteld
uit overvloed aan barensweeën
en zwerf nu op het wereldveld
met reuzen en pygmeeën.

Door al dit durende geweld
breek ik soms haast in tweeën
of zelfs in duizend stukken
ontdaan van band en krukken.

Wanneer de stormen zelf zo rukken
hoeft er niets meer te lukken.




Grijze wolven.

Ik word steeds opnieuw gegijzeld
door het huidige moment.
Ik glij uit wanneer het ijzelt,
zoek in mijn broodpap naar een krent
en kan niet zeggen dat het went.

Machteloos word ik bedolven
door steeds weer and're golven
in een eindeloze zee
en zij voeren mij als grijze wolven
naar onbekende vertes mee.

Soms zou ik wel eens willen zinken
naar de diepte in het water
waar geen kreten meer weerklinken
en geen vroeger is of later.





zaterdag 25 augustus 2012

Golfjes.

Op een ochtend trek ik kringen,
zwemmend in de stadsrivier.
Lichter dan de aardse dingen
zweef ik rond met kalm plezier.

Telkens kom ik langs een sloep
die op het water ligt te deinen
onder een grote wolkengroep
waardoor de zon komt schijnen.

De golfjes slaan tegen zijn wand
en laten zo een kartelrand
als van gebergtes verschijnen
die na een tel alweer verdwijnen
als er nieuwe golfjes slaan:
waar zojuist een berg nog was is nu een pelikaan.


Ode aan de ruimte.

Al jaren lang duurt mijn bestaan.
Gevoelens komen en vergaan
in een veld waar sterren staan
waarvoor zich plaatsen zon en maan.

Veel drama is er en geweld
in dit onmetelijke veld
en droevig is het vaak gesteld
met aan wie een eind zich meldt.

Maar de ruimte, wijd en open,
kan men tot ondergang niet nopen.

Al laat men bommen exploderen,
hun scherven kunnen haar niet deren.
Zij zal zich tegen niemand keren.
Men doet er goed aan haar te eren.

vrijdag 24 augustus 2012

Rug.

Ik zie iemand op de rug
en heur haar staat als een kap
op de schouders als ik kuch
en zij zich omdraait: knap!

Dan draait zij zich weer terug,
niet gediend van deze grap
en sta ik eenzaam zonder brug,
al is de afstand maar een stap.

Maar ik ontbeer de aanblik
van haar wonderschoon gelaat.
Als ik haar nu eens aantik,
wordt zij dan misschien mijn maat?

Het enige dat tikt is tijd.
Haar voorkant rust, mijn lust ten spijt.

donderdag 23 augustus 2012

Pompstation.

een navertelling.

In een vlakte leeg en dor
ligt een eenzaam pompstation.
Daarin beweegt zich als een tor
Sam's vehikel in de zon.

Bij de pompen houdt het stil
omdat Sam wat tanken wil.
Een oude man komt aangesloft,
vaal en grijs en dik bestoft.

Langzaam draait hij los de dop
en heft traag het handvat op.
Sam voelt zich bewogen
en vraagt de man vol mededogen:

"Doet u dit uw hele leven?"
Dan zegt de man: "Bijna, nog even!"


Net.

Ik heb een kookpan zonder oren,
moet mij nu niet laten storen
want dan kiepert hij naar voren
en de soep trekt dan zijn sporen
op mijn ongeschoeide voet
die mijn huid dan schroeien doet.

Ik heb er ook een katje bij
en die is heel graag bij mij.
Wat hij wel het leukste vindt
is om de hele tijd gezwind
voor mijn voeten rond te lopen
met pasjes die tot sprongen nopen.

Daarom nu extra opgelet
opdat ik weg blijf van dit net.

Vinger.

Wat gebeurt laat zich beschrijven:
een stroom van schimmen, die niet blijven,
doortrekt de wereld en de lijven
waarin afkeer en verlangens drijven.

Wolken hangen in het rond
en na de nacht komt morgenstond.
In een altoos durend heden
dansen toekomst en verleden.

Een ding is er dat slechts ontbreekt
op deze lange lijst:
de vinger die zichzelf opsteekt
en dan naar alles wijst
kan zichzelf nooit vinden,
al kent hij alle winden.

Christus.

Heel het leven lijkt soms zwaar
als een bijl in 't abattoir.
Onrecht woekert overal
als een zweer in het heelal.

Wat is des mensen lot?
Hard gewerkt en dan kapot.
Een kadaver drijft de spot
met de schoonheid als het rot.

Maar het bittere devies
dat Ik de wereld haat
en niets boven iets verkies:
is dat niet het ergste kwaad?

Dus kies Ik eieren voor Mijn geld
en speur naar Zegen in geweld.

woensdag 22 augustus 2012

De eigen blik.

Ik loop daag'lijks heen en weer,
sta vroeg op en zijg weer neer
bij het vallen van de nacht,
gehoorzaam aan de zwaartekracht.

Dit geldt ook voor alle dingen
die voortdurend om me staan.
Maar de blikken die ze vingen
zijn wellicht mooier dan de maan.

Ik zal die zelf nooit kunnen zien
want in de spiegel zijn ze glas
en vertekend bovendien
want alles is daar waterpas.

Zo blijven zij voor mij verborgen,
zonder oppas, zonder zorgen.







dinsdag 21 augustus 2012

Einde van de reis.

Ik ben gelukkig toegekomen
aan 't einde van mijn reis.
Mijn zorgen zijn flink afgenomen,
waarvan hier al het bewijs:

De drang om iets te doen
is gaandeweg versleten
als een gedragen schoen.
De plannen zijn vergeten.

Er is hier geen opstandeling
die mij nog langer tuchtigt
aan 't einde van de wandeling.
 
Het streven, haast vervluchtigd,
is het die mijn handeling
nog slechts als scherts verluchtigt.

maandag 20 augustus 2012

Kattenspel.

Ik heb sinds kort een kat erbij,
die jaagt die ik al had opzij.
Die zit nu eenzaam onder 't bed,
verbijsterd en ontzet.

Soms is de eerste in de keuken
en sluit ik snel de deur
om de butsen uit te deuken
van de ander haar humeur.

Daar komt zij al tevoorschijn
en springt direct al in de lucht
naar een vliegje teer en klein
en maakt mijn zorg tot klucht.

Uit de keuken klinkt gerucht
waarop zij onder't bed weer vlucht.



Het open veld van de ervaring.

Voor Acharya Han de Wit.

's Avonds ga ik soms naar buiten
in de kringelende lucht
en loop in cirkels of in ruiten
door het duister, onbeducht.

Ofschoon gevaren kunnen dreigen
weet ik dat ook die zich rijgen
aan een koord zonder begin
dat zich werpt de ruimte in.

In die ruimte schuift de Beer
door het noorden keer op keer
en komen zon en maan
beurt'lings aan de hemel staan.

In een veld, zo onbegrensd,
is vervuld al wat men wenst.

Falen.

Ik laat wel eens steken vallen
en ik geef mij op mijn kop.
Ik weet kansen te verknallen
en kook gaar in eigen sop.

Ik maak fouten in het weven
die ik moeilijk kan vergeven.
Zij vergallen mij het leven
en verlammen zo mijn streven.

Dan zie ik een ander vallen
tot verwondering van allen
en schiet ik uit mijn schulp
met onmiddellijke hulp.

Biedt dus mijn falen ook geen kans
voor mijn vrienden en hun dans?

zondag 19 augustus 2012

Alles wat zich zeggen laat.

Er is niets dat niet bestaat.
Alles wat zich zeggen laat
is daarmee gegeven
en een onderdeel van't leven.

Zo hebben we de unicorn
of een groene griffioen.
Hoewel ik aan hun echtheid torn
zijn ze toch iets aan het doen
op verschoten gobelins
in Brussel of Juan les Pins.

Beelden zijn wel eens te mooi,
van albast met lauwertooi.
Geen sterveling ziet er zo uit.
Toch staan zij in de etalageruit.

De Boekhouder.

Ik mag Mij verheugen
in een goed geheugen
dat onthoudt de vorm van wolken
die het hemelruim bevolken.

Zo heb Ik er een gezien,
donderdag om kwart voor tien,
en ofschoon hij is vergleden
drijft hij voor Mij nog in het heden.

Ik zag twee strootjes op een hoek
en ook die staan vast te boek
in een klaar en helder weten
dat geen stofje zal vergeten.

Het is niet nodig dat Ik zoek
want voor Mij valt nooit het doek.


zaterdag 18 augustus 2012

Stoa.

Wie de schrik heeft afgeschaft
wordt niet langer meer gestraft.
Alles dient zich dan slechts aan,
als het schijnsel van de maan.

Zingenot en zielepijn
zijn gemaakt van eend're wijn
die door alle aderen vloeit
en zijn gang gaat, ongeboeid.

Men kan fit zijn of vermoeid,
dat blijft gelijk als 't inzicht groeit.

Daardoor valt men veilig,
zelfs geworgd door beul of boa,
in wat werk'lijk is en heilig
en het vangnet van de stoa.

vrijdag 17 augustus 2012

Zijloos.

Ik ben aan het lopen
met mond en ogen open
door een zoele zomerstraat
waar een hoge stokroos staat.

Onder stralende lantarens
glanzen stil de varens
en een stroompje om een kei
maakt de hele zomer blij.

Daardoor ben ik niet meer bij
mijzelf, raak daarvan vrij.
Overal is maan en hei
omdat vervalt mijn laatste zij.

Ik ben, terwijl de kikvors kwaakt,
nu van bloemetjes gemaakt.

woensdag 15 augustus 2012

Insomnia.

een navertelling.

Sam lag op een nacht te draaien,
lag nooit op de goede zij.
Saar wilde hem wel aaien
maar dat maakte hem niet blij.
"Wat is er toch, mijn lieve man?"
vroeg zij toen eind'lijk vrij,
"zal ik je helpen als ik kan?"

"Ach Saar, je bent te goed voor mij",
was het antwoord van haar Sam,
"maar ik heb een schuld bij Moos
en dat duurt nu al een poos.
Morgen is't de laatste dag
maar geen lading dekt mijn vlag.
Ik heb alles goed geteld
en wat blijkt?: er is geen geld!"

"Wacht maar Sam, ik weet het al",
zei toen Saar en opende het raam
want het was toen het geval
dat Moos zijn huis aan d'overkant had staan.

"Moos, hij heeft het niet!",
zo klonk het door de nacht
waarop Saar Sam nog zachtjes ried:
"Slaap rustig maar en zacht,
nu is het Moos die niet meer lacht."

Maria Hemelvaart.

Zij vaart vandaag ten hemel,
hoog boven het gewemel.

Toch blijft mij dat verbazen
want Zij is God's moeder
en Die spreidt wijde mazen
en sterren fijn als poeder.

Hij heeft het Al geschapen,
de herders en de schapen,
het waken en het slapen,
uit diepte die blijft gapen.

En toch is Hij geboren
als uit de aarde koren.
Zij zwiert dus als een lint
in't werk van haar Kind.

Apocalyps.

Ik ging vandaag een kat ophalen:
wat zal hem te wachten staan?
Straks kan ik geen huur betalen
of ik verlies mijn baan.

Er kan ook een brand uitbreken
of een grote storm opsteken
maar dat is niets vergeleken
bij een hagelbui van teken,
voorspeld in de Acopalyps.
Al met al word ik wat pips.

Maar ach, een ding is zeker:
elke ramp wordt langzaam bleker
bij 't verstrijken van de eeuwen
die mij op dit moment doen geeuwen.

Bewustzijn.

Het wordt tijd dat ik ontwaak
en mij niet langer zorgen maak.
Geboorte en de grote dood
komen weliswaar ongenood
maar worden nooit ervaren,
hoe lang ik ook blijf staren.

Wat ik ook zie ontluiken,
het is in kannen en in kruiken
en alreeds geschied
in een onbegrensd gebied
dat ik het bewustzijn noem
en waarin ikzelf ook zoem.

Dit zijn, hetzelfde als ontwaakt,
is door niemand ooit gemaakt.

dinsdag 14 augustus 2012

Incarnatie.

In de stilte van de tijd
reken ik en concludeer,
tel ik op zonder respijt
en deel ik keer op keer.

Soms zijn er tegelijkertijd
twee of meer getallen.
Dat schept de ruimte wijd
genoeg voor talloze heelallen.

Daarin waart mijn lichaam rond
verlangend naar contacten.
Soms lig ik waar ik juist nog stond
door handen die mij pakten.

Bevredigd zijn dan mijn verlangens
in een bevleesde tangens.

Net van Indra.

voor Meino Zeillemaker

Oneindig zijn de dingen schier,
oneindig en verscheiden,
als bellen in een glas met bier
of bloemen in de weiden.

Toch hebben zij een ding gemeen:
elk is anders dan de rest.
Dat is bekend bij elke steen,
hij weet het zelf trouwens het best.

Zo zien zij allen het totaal
verminderd met zichzelf.
Voor het heelal zijn ze een schaal,
al heeft die geen gewelf.

Zij kunnen zo de dans aangaan,
al zagen zij zich nooit bestaan.











Serafijn.

Ik word bepaald door wat ik doe:
wandel maakt mij wandelaar
en geven maakt mij koe.*)
Ik ben beweging als ik vaar.

Zo vliegt de serafijnenschaar
zingend in het rond
en klinkt wat goed is en ook waar
voortdurend uit hun mond.
Hun aandacht is alleen maar daar
waar grond is zonder grond.**)

Daartoe kan ook ik mij keren.
Al ben ik nog zo'n bengel,
door voortaan dit te eren***)
word ik direct een engel.


*):   "De koe is een poeem van mededogen"

       -Mahatma Gandhi.


**): "E dèi saper che tutti hanno diletto,
         quanto la sua veduta si profonda
         nel vero in che si queta ogni inteletto."

        "En gij moet weten, dat allen gelukzaligheid bezitten,
         naarmate hun zien zich meer verdiept
         in de waarheid waarin ieder intellect tot rust komt".

         -Dante Alighieri, La Divina Commedia,
         Paradiso, Canto XXVIII, terzine 36.


 ***): "Ik alleen ben anders dan de mensen,
        omdat ik de moeder vereer,
        die alles voedt."

        -Lao Tse, Tao Teh Tsjing, XX.

   
      
 

 

maandag 13 augustus 2012

Luik.

Ik heb mijzelf nog nooit ontmoet
want wie ik in de spiegel groet
is gemaakt van glas
zonder rug of een karkas.

Als ik dat ben kan'k alles zijn:
een sigaret of een glas wijn,
een tafel met twee kazen
of een bel, zojuist geblazen.

Soms denk ik wel eens aan een luik
met daarachter wand noch fuik:
alles kan erdoor naar binnen -
wat ik ook maar wil verzinnen -
en netzoveel kan er naar buiten,
zonder grens om op te stuiten.


Creatio ex nihilo.

Geëlectrocuteerde vossen,
voor de ijdelheid gedood,
roepen verlangens op om op te lossen
in een niets, waar wreedheid vlood.

Alle leed is daar vergaan
en gegil heeft afgedaan.
Niemand zal daar voortbestaan.
Ook de zon ging naar de maan.

Er valt niets over uit te leggen.
noch zal daar iemand ooit iets zeggen.
Uit dit niets, zo diep geëerd,
is de wereld geformeerd.

Zonder weerga, daar en naakt,
is zij uit dit niets gemaakt.

zondag 12 augustus 2012

Volume.

Ruimtes zijn gevuld met zaken
die daar ook de dienst uitmaken.
Spiegel, schaar en een chiffon
zorgen voor een kapsalon.
Ovens, brood en koek erbij
leveren een bakkerij.
Ligt er enkel maar een kei
is het een schuur of galerij.

Maar ik moet niet vergeten
dat ik ze ook kan meten.
Dan ken ik hun volume,
gastvrij als een lagune,
dat open blijft en ruim
en onder niemands duim.


Fictie.

Ik ben niet altijd goed wijs
als ik door de wereld reis.
Ik denk voortdurend dat ik kies
ondanks onverhoeds genies
en het lijkt dat ik besluit
waar ik in ga of waar uit.

Toch komt het zelden bij mij op
om dit van een blad te denken
dat maar dwarrelt zonder stop
zonder doelbewust te wenken.

Kan dat ook voor mij niet gelden?
Is wat ik denk, beslis, besluit
niet als een windvlaag door de velden
en fictie van een ijdeltuit?


zaterdag 11 augustus 2012

Juwelen.

een navertelling.

Sam ging elke avond lopen,
met zijn Saar, een blokje om.
Dit was niet om iets te kopen
maar slechts om met stille trom
even uit hun huis te trekken
en rond te zien op and're plekken.

Op een keer bleef Saar toen staan
voor een etalageraam.
Daarin flonkerden juwelen
die aandacht en verlangens strelen.

Het was vooral een ring
die telkens weer Saar's blikken ving.
"Vind je hem mooi?" vroeg Sam vlug
met zijn handen op zijn rug.

"Ja Sam, werk'lijk prachtig!",
klonk haar antwoord krachtig
en Sam baadde in het licht
van haar tot hem gewend gezicht.

"Weet je wat?", zei Sam (een heer),
"Saar, dan gaan we morgen weer!"

Scooterhoes.

Het is vandaag gaan waaien.
In plaats van nog te aaien
trekt de wind de vanen strak
en rimpelt nu het oppervlak
van plassen en kanalen
en fluit om alle palen.

Ik kwam langs een scooterhoes
die een stuk te wijd was
en dus in een woeste roes
wild gebaarde kriskras
in de uitgestorven straat
dat er iets gebeuren gaat.

Ik wist alleen niet wat,
flappend als een peppelblad.

Stel je voor.

Er is alleen maar wat er is
en verder nooit iets anders.
Gevolg is dat ik nooit iets mis -
de zon brandt zonder branders.

Er valt dus niets te ruilen
en daardoor niets te meten.
Mij ergens nog verschuilen,
dat kan ik wel vergeten.

Toch is het merkwaardig
en ook wel zo aardig
dat ik iets kan verzinnen
dat anders is dan nu.

Bijvoorbeeld alle sterren binnen
of ijsco's continu.


donderdag 9 augustus 2012

Guideta IV.

ter gelegenheid van
de vierde verjaardag
van een huisdier:

Vier! Vier! Vier!
Zo oud is't lieve dier!

Intussen ging de aarde
al viermaal om de zon.
Wie 't huis verkocht bespaarde
zich net op tijd een ton.

Er kwamen vele mensen bij
afkomstig uit een rij
van trappelende zielen
die uit de eenvoud vielen.

Zij wast hier stil haar pootje
en kan tegen een stootje,
is uit de tijd een mootje
en knabbelt aan haar broodje.



Constante.

van toepassing op het noordelijk halfrond:

Of ik nu daarheen ga of hier-,
windstreken zijn er altijd vier.
Voor mij ligt het oosten
en daarop blijf ik proosten.
Links van mij het noorden,
ijzig zonder woorden.
Achter mij het westen:
onzichtbare gewesten.
Ter rechterzij het zuiden
met slangen en met kruiden.

Boven mij het zenith:
daar heeft de hemel geen gebit.
En onderin de nadir
die trekt aan mens en dier.





woensdag 8 augustus 2012

Aarde.

Mij wordt verweten dat ik zweef
en 't is waar dat ik niet geef
om dogma's of ideeën:
ik zwalk op alle zeeën.

Overal zit wel iets in,
er tegenin gaan heeft geen zin.
Ik laat mij snel bepraten,
heb lief wie and'ren haten.

Men kan op mij niet bouwen
en ik verspeel vertrouwen
maar zit stil op de aarde
die graan en wortels baarde,
zich uit de ruimte spaarde
als te betreden gaarde.


Na de storm.

Er is alleen maar wat er is,
dat is een waarheid als een koe.
Dat ik mij daaromtrent vergis
is verbijst'rend af en toe.

Ik geloof in and're moog'lijkheden
en verdwijn zo uit het heden,
verdrink in't kielzog van illusie
en vergeet dan wat ik nu zie.

Langzamerhand ebt nu de ruzie:
De ergste klippen zijn vermeden.
en neergehaald de laatste zuilen.

Ik kan mij nergens meer verschuilen.
Of ik nu lachen moet of huilen,
wat ik beleef kan ik niet ruilen.

dinsdag 7 augustus 2012

Kluizenaar.

Het valt niet mee om stil te zijn
en toch kan dat verkeren.
Zo gaat het ook met kaas en wijn:
men kan ze meer waarderen
nadat ze stil hebben gelegen
waardoor ze rijkdom kregen.

Welnu, in tijden dus van crisis
of bij de ontsluiering van Isis
is het wellicht het meest gepast
dat ik mij terugtrek in een kast.

Dan voeg ik aan de pijn niets toe
en word tegelijk ook niet meer moe.
Ik hoef mij enkel te vervelen
en lof stroomt toe uit veler kelen.

Bruid.

Een ander universum:
ik sluit het heel niet uit,
zoals een tweede Hilversum
met ongehoord geluid.

Waarop ik echter stuit
is wat ik nu beleef.
Dit is mijn eigen bruid
aan wie ik constant geef
mijn ogen en mijn handen
en al mijn ommelanden.

Zelfs als ik dat niet doe
maakt het haar niet uit.
Zowel de ruiker als de roe
zijn in haar ruime schuit.

Gebrouwen.

Bestaat er iets als een totaal?
Ik kan het nooit aanschouwen.
Als ik het waarneem als een kraal
ben ik het aan 't vernauwen
want gewis, dan sta 'k erbuiten:
het had mij toch moeten omsluiten?

En ben ik slechts een onderdeel
dan is't geheel voor mij teveel
om te kunnen zien:
te ruim, te dicht, te dichtbij bovendien.

En toch ben ik ervan gemaakt:
daar kan ik op vertrouwen.
Aangekleed of naakt,
ik ben eruit gebrouwen.



















Nereïde *).

O verre Nereïde, wie denkt er nu aan jou?
Je draait je eigen rondjes, eenzaam in de kou.
Hoewel je naar de zeenimf bent genoemd
ben je als een maan een stuk minder beroemd.

Verschrompeld en gerimpeld draai je in een jaar
rondom Neptunus en doet daarmee zowaar
hetzelfde als de aarde om de zon. Zo ga je maar
en bent een steen waar ik naar staar.

Ik roep je aan maar hoor je mij?
Door de ruimte reis je vrij.
Toch weet ik niet of jij bestaat
wanneer mijn oog aan't slapen gaat.

Maar kijk ik op dan ben je vlug,
gerimpeld en gelukkig terug!


*): Nereïde, naam van een van de manen van de
     planeet Neptunus, tevens de soortnaam voor
     zeenimfen.


maandag 6 augustus 2012

Onleegbaar.

een navertelling.

Sam zat eenzaam in de kroeg
met een flesje aan de tafel
toen een fee uit deernis vroeg:
"is het goed dat ik ontrafel
iets van uw zorgen, mens,
door het vervullen van een wens?"

Sam moest even denken
terwijl hij zat te schenken
uit zijn flesje bier
dat al leeg was schier.

"Ik weet het al", zei hij toen snel,
"dat dit bier altijd mag vloeien
als uit een bodemloze wel
en zo mag slaken al mijn boeien!"

Op het moment dat hij dit zei
stroomde het gouden gerstenat
sprankelend en blij
uit het flesje's glazen gat.

De fee, geheel vertederd,
riep toen uit: "O, mens,
wees niet langer nog vernederd,
en doe maar een tweede wens!"

Sam vond dit een lastig lesje
totdat hij zei: "Nog maar zo'n flesje!"

Bij nader inzien.

Aan wie moet ik voorrang geven:
aan mijzelf of aan de ander?
Zal ik als een eenling leven:
stap voor stap en schrander
mij door heg en steg bewegen
en mij hullen in mijn vel
of, hieraan voorgoed ontstegen,
werkzaam zijn voor ander's wel?

Is de vraag wel juist gesteld?
Want de grens komt opgeweld,
tussen mij en alle and'ren,
uit een bewustzijn zonder randen
en is al evenmin te vinden
als de bulderende winden.

zondag 5 augustus 2012

Tastend.

Op een ochtend stond ik op
en zocht tastend naar de knop
van de stalamp naast mijn bed
die ik daar had neergezet
om de lakens te verlichten
en mijn ogen te berichten
van de kreukels en de plooien
die zich door de ruimte gooien.

Ik kon hem nog zo snel niet vinden
en bleef dus langer, als de blinden,
in de duisternis gehuld
die de hele kamer vult
wanneer het licht is uitgedoofd
en er niets meer wordt beloofd.




Rondvaartboot.

Laatst stond ik op een brug,
keek langs de leuning naar beneden,
toen de steven, stil en vlug,
van een boot kwam langsgegleden.

Na de punt kwam ook de rest:
mensen eerder nooit gezien,
een dame in een lichtbruin vest
met een handtas bovendien.

Eens gezien, direct bekend
zonder tijd die aan iets went:
dit gaat altijd maar zo door
zoals ook 't gedachtenkoor.

Het onverwachte, niet bedacht,
komt vanzelf, als dag en nacht.








vrijdag 3 augustus 2012

Intellect.

een navertelling.

Sam kon eens zijn bril niet vinden
en vroeg zich af wat hij moest doen:
kriskras gaan zoeken als de winden
of leergierig als een zoen.

Hij verkoos toen systematisch
en precies te werk te gaan
in plaats van wild en automatisch
zomaar om zich heen te slaan.

"Hier ligt hij niet
en hier al evenmin",
dacht hij, een denkend riet *),
en liep een and're kamer in.

"Maar eigenlijk, hoe kan het zijn
dat ik dit zo goed zie?
Mijn bril, hij is maar klein,
terloops als poëzie:
staat hij misschien niet op mijn neus?
Kijk nu toch, daar is-t-ie heus!"


*): "l'Homme est un roseau pensant"
     "De mens is een denkend riet"
     Blaise Pascal (1623 - 1662).

Wel of niet.

Als ik niet aan wat ook denk,
is het er dan wel?
Of komt het als ik't aandacht schenk
dan pas op als op de melk een vel?

Dan is er continu creatie
en het zijn manifestatie
van een zien zonder prestatie
vol zorgzaamheid en gratie.

Alleen ontgaat me het moment
waarop dit echt gebeurt.
Daardoor lijkt juist zo permanent
wat mijn doen en denken kleurt.

En omdat het mij ontgaat
weet ik niet of het bestaat.

Symbiose.

Welk ding ik ook maar zie:
het is anders dan de rest
en zelfs de wildste fantasie
voegt zich naar die wet het best.

Al is het maar een korrel zand
of een tegel op't trottoir,
hij wordt omgeven door het strand
of and're tegels, alreeds daar.

In het algemeen gesteld
biedt de ruimte plaats aan dingen
en uit de tijd komt opgeweld
energie die kan gaan zingen.

Partners komen toegesneld
en wisselen hun ringen.

donderdag 2 augustus 2012

Volle maan.

O volle maan,
waar kom je toch vandaan?
Je staart ons altijd aan,
met ons lot begaan.

Steeds weer reis je mee
en de zee volgt je gedwee.
Ik zie je schijnsel in mijn thee
en je betovert hert en ree.

Zilverwit en rond
hang je hemels zonder grond.
Zonder hengsels en gezond
ben je de droom van elke hond.

O, wie kan jouw herkomst peilen?
Dat staat gelijk aan zeeën dweilen.

Deel.

Dat wat het eenvoudigst is
blijf ik toch steeds vergeten.
Zo kan ik zwemmen als een vis
zonder van water iets te weten.

Hij wordt er in geboren
en gaat er in verloren,
van achter en van voren
zal hem geen droogte storen.

Zo is op het papier een punt
behalve punt nog steeds papier
en is een koe altijd een rund
en zwijgen een manier.

Ook ik ben deel van het totaal
en in dat boek slechts een verhaal.


Probleem.

Soms loop ik rond met een probleem
dat zich dan terugtrekt zonder zweem
als ik werk of sta te praten,
gedompeld ben in doen en laten.

Ik vraag mij af hoe dit nu kan:
zojuist nog een gebroken man
praat ik ineens weer honderduit
en tier ik welig als onkruid.

Wellicht omdat het denken is:
als ik het zoek dan grijp ik mis.
Al ga ik er eens goed op letten
wordt het weer anders dan het was.

Ik kan het niet op tafel zetten
zoals een theepot of een glas.



woensdag 1 augustus 2012

Ome Willem.

een navertelling.

Sam zat ooit eens in een kroeg
en nam een pint, al was't nog vroeg.
Hij raakte toen wat aan de praat
met een man, zoals dat gaat.

Wie ook maar naar binnen kwam
of de zaak daarna verliet,
hij deed dat niet voordat hij nam
de man zijn hand of hem aanstiet.

"Ha, ome Willem", was het dan,
"leuk je weer eens hier te zien!
Kom eens vaker als je kan
en blijf dan langer bovendien!"

Na zo'n keer of honderd
raakte Sam wel zeer verwonderd.
"Ome Willem", riep hij uit,
"ieder kent jou, oude guit!"

"O, maar niet alleen maar hier",
was toen zijn repliek,
"in't hele land zijn mens en dier
als zij mij zien niet langer ziek".

"Dit lijkt mij nu toch wel wat kras",
zei Sam, "je gaat mij niet vertellen
dat jij ook bij de kroonprins was,
dat zou mij zeer ontstellen!"

"Weet je wat? We gaan erheen"'
zei ome Willem, "nu meteen!".
Dus pakten zij de trein
en toen een taxi naar het plein
voor het prinselijk paleis,
het was een leuke reis.

Ome Willem belde aan
en de prins deed zelf open.
"Goede vriend, o mijn compaan,
wat fijn dat je komt aangelopen,
en dan nog met een vriend erbij,
nu heb ik vrede en ben blij!"

Sam wist niet hoe hij het had
en gaf op de terugreis toe:
"Je bent bekend in land en stad,
al weet ik ook niet hoe."

"O, niet alleen maar in dit land
reikt ieder mij de hand,
ik ben welkom waar ik ga,
alle mensen staan mij na!"

"Kom nu toch", zei Sam verbluft,
"dit is wel wat al te wuft!
Je bent toch zeker niet bekend
bij de yankeepresident!"

"Kom maar mee, je zult het zien"
en na amper een minuut of tien
waren zij alweer op reis
naar het volgende paleis.

De president was zeer vereerd.
"Jullie zijn gearriveerd!"
riep hij verrast,
"Blijf wat langer, wees mijn gast!"

Sam zon nog op een schaakmat
en zag wie hij vergeten had:
"De paus!", zei hij, "die kent jou niet,
want je drinkt als een vergiet!"

"Kom aan!", zei ome Willem,
"laat ons gaan. Dit wordt een lange film!"
Zij gingen naar de aerodrome,
niet lang daarna verscheen hen Rome.

"Luister nu", zei hij meteen,
"de paus is wel bijzonder.
Ik kan niet gaan met iedereen,
want dan krijg ik gedonder.
Dus ga ik nu alleen erheen.
Maar wacht hier op het Pietersplein.
Straks zal ik aan zijn zijde zijn
als hij met plechtige gebaren
zal zegenen de scharen."

Sam wachtte en het plein liep vol.
Hij keek gespannen naar't balkon.
De wind blies baldakijnen bol
en bladgoud straalde in de zon.

Eindelijk gingen de deuren open
en naast de paus, ietwat verlopen,
stond ome Willem in zijn jas
alsof hij net pas wakker was.

"Die man daar, in dat goudhabijt",
vroeg Sam aan iemand, wit als krijt,
"is dat nu wel de Heil'ge Vader?"

"Dat weet je pas al kom je nader,
dus weet ik niet of ik wel wil hem
maar die daarnaast is ome Willem!"








Verschijnselen.

Verschijnselen zijn drieërlei:
zij komen als gedachten
en ook als een herinnering voorbij
of wisselen als dagen en als nachten.

Zij worden alledrie gezien
en onthouden bovendien
totdat zij weer worden vergeten
in een ruimte niet te meten.

Als melk over een glazen bol
stromen zij omlaag.
Nu eens leeg en dan weer vol
stromen zij gestaag.

Zij zijn van kennis het gewaad,
nooit te vroeg en nooit te laat.