vrijdag 30 november 2012

Voorlopig.

Aan het eind van het perron
blinkt de hemel als een zon
en de schaduw van een pijler
maakt zichzelf wat veiler.

Aan de and're kant staan wolken
die de lucht met goud bevolken,
zij staan solide, kant en klaar,
als kastelen zonder haar.

Ik sta daar eenzaam tussenin,
zonder einde en begin,
aarde onder, hemel boven,
en kan dat maar amper geloven.

Ik ben al jaren aan het leven
en nog steeds lijkt het maar even.

donderdag 29 november 2012

Respons.

Toen mijn vriend het huis verliet
heb ik hem gegroet
maar veel warmte had het niet -
het was enkel wat men doet.

Hoeveel anders zijn respons,
warm en zacht als eiderdons
maar toch twinkelend van leven
in een onbaatzuchtig geven!

Menig schema in mijn hoofd
heeft mij van geluk beroofd
dat ik toen weer heb herkregen
als een onverdiende zegen.

Maar onwennig en verlegen
val ik terug in overwegen.

woensdag 28 november 2012

Slaaplianen.

Langzaam dwaal ik in de droom,
zwaai aan lange slaaplianen,
word ongrijpbaar in de stoom
van vervluchtigende lanen.

Ik ben daar gemaakt van tranen
die zich mengen in een stroom
van verzilverende zwanen,
schitterend en ongewoon.

In een droom kan niets gebeuren,
er is slechts wisseling van kleuren.

Als ik val is't in een nis
zonder een geschiedenis
of weer terug in het ontwaken
door een weggegleden laken.

Samengevallen. *)

Wat op het spel staat is enorm:
onscheidbaarheid van vent en vorm.
Als die twee hetzelfde zijn
maakt dat een eind aan alle pijn.

Ik denk nu dat dit niet zo is
en daardoor voel ik een gemis.
Ik breng deze scheiding aan
en schep daardoor een bestaan.

Deze visie is gebrekkig
maar ook dwingend en hardnekkig.
Dat ik die maakte is vergeten.
Daardoor ben ik niet te meten.

Als ik reik tot aan mijn grens
rest geen ruimte voor een wens.


*): "The psychosomatic body contrasts with the enlightened person’s sense of body, which might be called body-body. This sense of body is free from conceptualizations. It is just simple and straightforward. There is a direct relationship with the earth."

uit "Four  Foundations of Mindfulness"
De Eerwaarde Chögyam Trungpa, Rinpoche

dinsdag 27 november 2012

Als toen.

Als ik in mijn boeken kijk
reken ik mijzelf graag rijk.
Niets mag mij daarin storen,
dus stop ik watten in mijn oren.

Naast mijn ogen heb ik kleppen.
Daardoor zie ik niet de steppen
en de stippen in het land
en ik denk: "Niets aan de hand".

Ik zou mij ook kunnen ontdoen
van wat mij zo gevoelloos maakt.

Dan ben ik weer zo naakt als toen
ik teder werd geraakt
door de tekenen van leven
die dwars door mijn ribben dreven.

maandag 26 november 2012

Overleden.

Als het leven lijden is
dan is't ook andersom gewis:
wanneer vier is dubbel twee
is twee maal twee ook vier.

Dit brengt als gevolg mee
dat het leed van mens en dier
identiek is aan het leven
dat hen gratis is gegeven.

Lijden zelf is het vermogen
dat men wordt bewogen
door het komen en het gaan
en erdoor wordt aangedaan.

Daarom ook zegt men "overleden"
als het leven is vergleden.

Rijkdom.

Alle wolken en het koren
drijven los als meteoren
in de ruimte van het zijn
en dat geldt ook voor mijn brein.

Zij zijn niemands eigendom.
Daarom maalt niemand erom
en het staat mij daardoor vrij
om te zeggen: " 't Is van mij."

Ik hoef dit pad niet eens te gaan
en die weg niet in te slaan
om te kennen dit vermogen
waarin versperringen vervlogen.

Deze vrijheid, zo gemakkelijk,
is tegelijk ontzaggelijk.

Vervaardigd.

Er zijn beelden en gedachten,
flitsen licht en inzichten,
balsems die het zeer verzachten,
voornemens die zwichten.

Die heb ik hecht aaneengesmeed
en met een taaie huid omkleed.
Dit geeft de indruk van een mens
maar is fictief zoals een wens.

Ik heb er meer aan toegevoegd
dan wat gebeurt rechtvaardigt.
Degene die maar doet en zwoegt
is door mij vervaardigd.

Op de dag dat ik dit stop
hef ik daar mijzelf mee op.

Zitten.

Aan mijn kruin hecht ik een vlecht
en die trek ik strak omhoog.
Daardoor zit ik direct recht
en oplettend is mijn oog.

Deze vlecht is slechts bedacht
maar maakt mij van voren zacht.

Daardoor ben ik alreeds daar
als een vijver, stil en klaar.

Tevens wordt mijn rug ook stevig
en mijn borst is ruim en open.
Wat gebeurt is soms wel hevig
maar ik laat het rustig lopen.

Ik ben daardoor vanzelf vrijgevig
en hoef verder niets te hopen.

zondag 25 november 2012

Omvat.

Het bewustzijn is een net
dat de wereld kan omsluiten.
Alles valt onder zijn wet
want er treedt geen stofje buiten.

Als ik zeg dat dat niet geldt
voor het onbekende
ligt het daardoor in het veld
waar geen ree uit rende.

Elke ramp en elk feest,
ook het zevenkoppig beest,
is een teken van mijn geest
die er altijd is geweest.

Grondeloos en ongeboren
gaat daar nooit iets in verloren.



De jas.

een navertelling.

Sam was een bekende snijder
die zijn scharen kon hanteren.
Hij maakte jurken kort of wijder
en kon stoffen fraai draperen.

Op een dag kwam er een klant
die hem vroeg een jas te maken.
Sam boog zwierig en galant
toen zij een termijn afspraken.

Zij kwamen tot een datum
en Sam nam dus de maat hem.
Toen de tijd verstreken was
kwam de klant terug voor zijn jas.

Die was echter nog niet klaar
en de klant ging kwaad van daar.
Na drie dagen kwam hij terug
maar Sam zei: "U bent te vlug!"

Zo ging dat een tijd lang door
totdat zijn klant de hoop verloor
om zijn jas ooit af te zien.

"Ik ga nog eerder dood misschien"
was wat hij tenslotte dacht
op een rusteloze nacht.

Maar juist toen was hij toch af
en Sam bracht hem op een draf.

"Nu, dit heeft wel lang geduurd",
zei de klant en keek verzuurd,
"U bent wel anders dan de Heer.
Die was in staat in slechts zes keer
dit wijds paleis te bouwen
met mannen en met vrouwen."

"Maar zie toch hoe onaf dat was"'
zei Sam, "en kijk nu eens naar deze jas!"


Vijver.

Gelijkmoedigheid lijkt wazig,
alsof niets er iets toe doet
maar zij is juist heel fijnmazig
met helderheid in overvloed.

Kijk maar naar een kalme vijver
met zijn gladde oppervlak.
Zij is vrij van nijd en ijver
maar weerspiegelt elke tak.

Juist door verder niets te doen
en een oordeel op te schorten
zie je scherp hoofd en schoen
en hoort marcherende cohorten
die zich blindelings en koen
in de grote maalstroom storten.


zaterdag 24 november 2012

Voorbijgaand.

Angst is heel verstandig
ook al lijkt zij vaak onhandig.

Zij ziet de bui al hangen
die dreigt voor het verlangen
om maar altijd voort te leven
als beloning voor mijn streven.

Ik ben niet zomaar aan het beven
want er is voortdurend geven
gaande in een constant zweven.

Waar zojuist nog wolken dreven
is er nu nog ijle lucht
en mijn anker blijkt een klucht.

Wat zo vast lijkt en geducht
is zo vluchtig als een zucht.

Staken.

Ik ben mijn leven lang op zoek
naar een goed beschermde hoek.
Ik heb mij dus een fort gebouwd
en dat met voorraad volgestouwd.

Al lijkt het dan ook goed gelukt,
het is nog altijd een product,
misschien wel degelijk en stevig
maar aan verval toch onderhevig.

Dus heb ik altijd nog de angst
dat ik zal worden tot een vangst.

Ik kan dit zoeken beter staken
en niet mijn tijd verdoen met maken.
Dan kan de diepe ruimte naken
die al wacht op mijn ontwaken.

vrijdag 23 november 2012

Bloei.

Nooit heb ik erom gevraagd
en er ook niets voor gewaagd,
zeker niet erop gejaagd,
maar dit bestaan is opgedaagd.

Ik zit er nu mee opgescheept,
als een zebra mooi gestreept
met mijn nachten en mijn dagen
en mijn honderdduizend vragen.

Die worden echter nu gesteld
en antwoorden worden verteld.
Dit nu verschijnt onaangemeld.
Het is er al en kost geen geld.

Overal, zonder geweld,
bloeit dit bodemloze veld.



donderdag 22 november 2012

Gezondheid.

Af en toe dan moet je niezen
en dan valt er niets te kiezen:
eerst een kriebel in je neus,
dan explosie zonder keus.

Voor je plan is dit onheus,
in de goot belandt je leus.
Even ben je alles kwijt
in verrukking zonder tijd.

Je bent gezond van lijf en leden
en hoeft niets meer in te kleden,
verklaart tot fictie het verleden
vol van mist en nevelsteden
waarin verlangens zijn vergleden
zonder spoor in't frisse heden.

woensdag 21 november 2012

Gulden snede. *)

Ben ik een deel van een geheel?
Ik kan zoiets vermoeden
en onderdelen zijn er veel,
dat kan ik goed bevroeden.

Ik kan dit hele nooit aanschouwen.
Het is hetzelfde met gebouwen.
Ik zie ze aan de overkant
en concludeer met mijn verstand
dat men mij daar net zo ziet
als ik hen hier in't wijd verschiet.

Maar het ervaren doe ik niet
en zo is't weer het oude lied:
er speelt hier niemand mede
in't schone spel der gulden snede.


*): Lijnstuk verdeeld in twee ongelijke
    lijnstukken waarvan het kleinere zich
    tot het grotere verhoudt als het
    grotere tot het hele.





dinsdag 20 november 2012

Poeroesha. *)

Verwijder noch veroordeel uw gedachten:
zij horen bij de mens als bladen bij een boom.
Plannen en verandering, fantasie en klachten,
zij blijven zich vermengen in de nevelige stroom.

Oordeel en emissies zijn trouwens ook ideeën
en draaien mee als wenteling in kolken en in zeeën
die branden in een weten zonder grens of randen
dat geen handen heeft maar ziet in alle landen.

Het enige dat nodig is is dat u gaat ontwaken
en zich in de ruimte weet, oneindig, zonder kaken
die bommen en granaten en strijdgewoel niet raken.
Van ruimte ook gemaakt zijn dat vergankelijke zaken.

U kunt in feite niets, laat staan de wereld maken,
maar toezien hoe het gaat opdat wat is kan naken.

Maar nu treedt u naar voren en gaat u snel verloren.
Uit dit verlies wordt werkelijkheid geboren.
Heftig schudt het bed, terwijl de poten kraken,
bij deze woeste dansen zonder plan of baken.


*): Poeroesha die de dans van Prakriti,
     alle verschijnselen, gadeslaat.
(Uit de hindoestaanse Samkhyaleer).


Kans.

Slaperig liep ik naar buiten,
raak'lings langs een vuilnisman.
Ik kon tot groeten niet besluiten,
was nog steeds in Morpheus' ban.

"Goedemorgen", zei hij monter,
"morgen ook!", zei ik verschrikt
maar dat was het en ik stond er
aangedaan en opgeprikt.

Niemand wacht er op een groet
die verstoken is van gloed.
Een ontmoeting is pas goed
die kan stromen door het bloed.

Deze kans was al voorbij
en danst nu verder zonder mij.

Twee hulzen.

Ik weet niet wat ik zoeken moet
in dit lijf van vlees en bloed.
Ik voel mij daarin heel niet vrij
maar misschien is't niet van mij.

Ik heb het dan slechts in gebruik
en ben als adem in een kruik.
Eenmaal keert die niet meer terug
en dan vergaat dit lichaam vlug.

Maar er is een tweede huls
die nog drijft op zijn impuls.
Dat is degene die dit zegt
en daaraan veel waarde hecht.

Die gedachte komt erbij.
Dit te weten maakt hem vrij.

maandag 19 november 2012

Onmacht.

Kan ik ooit almachtig zijn?
Er is niet veel dat daar op wijst.

Ik word daarentegen klein
als er het vermoeden rijst
dat ik ooit een steen kan maken
die ik zelf niet tillen kan.

Maak ik die dan moet ik laken
dat ik voor't heffen ben de man
en als ik hem toch op kan tillen
dan kan ik niet wat ik zou willen:
het maken van zo'n zware steen
dat die niet loskomt uit het veen.

Al klaag ik nu ook steen en been,
mijn almacht vliegt als nevels heen.



Medeoprijzend.

Als een steen valt naar beneden
komt dat meestal niet gelegen.
Het gaat in tegen gebeden
en verhindert zo de zegen.

Maar hij geeft mij ook de kans
om zijn vallen te benutten
als ik neerzet een balans
die ik niet hoef te beschutten.

Valt de steen nu op een schaal
schiet de andere omhoog.
Wat erop ligt vliegt ditmaal
en beschrijft een fraaie boog.

Als ik in de mist verdwaal
springt mij vrijheid in het oog.



Baldakijn.

Ik miste net een trein
en moet nu even wachten.
Er is ineens een plein
temidden van het jachten.

Het is in feite fijn
om zelfs niet eens te wachten
maar er gewoon te zijn
zonder hoop of klachten.

Plezier en chagrijn
ontstaan slechts uit gedachten.
Pimpernel en harlekijn
bewegen door hun krachten.

De hemel is een baldakijn
voor dagen en voor nachten.


Wat weet ik? *)

Ik denk vaak dat ik handel
en dat bepaalt mijn wandel.
Ik pak mijn pijl en boog,
mijn blikveld gaat omhoog.

Daarginter staat een schijf
en dus span ik mijn lijf.
Ik sta nog wat te wiegen
voordat de pijl gaat vliegen.

Die doorboort de roos
zo goed zelfs dat ik bloos.

Soms denk ik dat ik ken
en doe mijn ogen toe
maar als ik eerlijk ben
dan weet ik zelf niet hoe.


*): "Que sais-je?"
     - Michel de Montaigne (1533 - 1592)

zondag 18 november 2012

Oninwisselbaar.

Er is een vaste eenzaamheid
die van zichzelf niet scheidt.
Zij is niet inwisselbaar,
ongekloofd en altijd daar.

Eigenlijk het enige
dat er altijd is.
Hiervan getuigt wel menige
indruk of gebeurtenis.

Wat ik zie is niet te zeggen
en aan niemand uit te leggen.
Heb ik in mijn hand een kroot
dan noem ik die gewoonlijk rood
maar wat een ander daarbij ziet
weet ik per definitie niet.


Geluwd.

Als de wind in't water waait
en de maan schijnt er bij in
raakt zijn spiegelbeeld verdraaid
en is er slechts wat schittering.

Als de storm weer is geluwd
komt het water tot bedaren
en de maan zal onverruwd
uit de strakke plassen staren.

Met de kalmte wordt het helder
en helderheid brengt kalmte mee.
Dit geldt voor plassen in de kelder
en voor de wereldwijde zee.

Evenzeer ook voor mijn geest
wanneer die niet zo hard meer racet.


vrijdag 16 november 2012

Genoeg.

Als de waarheid wordt onthuld
dat er geen vaste dingen zijn
is gedelgd daarmee de schuld
en is een zwijn niet meer onrein.

Zelfs als steeds zijn staart nog krult
blijkt dat enkel toch maar schijn.

Heel de ruimte wordt gevuld
met de schatten uit een mijn
die de boor en kompels duldt
want zijn stof en goud zijn fijn.

Eindeloos kan men het delen.

Als de woeste branding brult
valt er niets te stelen
en is er genoeg geluld.



Vlam.

Als ik kijk vanwaar ik stam
of hoe ik ter wereld kwam
vind ik niet meer dan een vlam
die zich uit het duister nam.

Ook al klinkt dit als gezwam
of retorische tamtam,
toch bezwijkt hierdoor de dam
die de volle vloed voorkwam.

Nu ben ik niet langer stram
en mijn hand is niet meer klam.
Hierdoor eindigt het gedram
waarmee ik mijn geest verlam.

Schitterend en lang niet tam
brand ik op mijn eigen gram.




Zonder zee.

Ik zou graag de dood uitbannen.
Stel je voor dat dat zou lukken:
uitgevoerd zijn dan mijn plannen
en verzekerd al mijn stukken.

Niets komt dan nog onvoorzien,
dat is het eind van 't onbekende.
Er is geen dreiging die ik dien,
onbegrensd is mijn prebende.

Als zo alles is geregeld
en mijn spaarpot is verzegeld
is daarmee mijn lot bezegeld.

Dat is doodser dan de dood
en ik kom in grote nood.
Zonder zee is dan mijn boot.


Oplettendheid.

Als in de kuip een doelpunt valt
veert de massa overeind.
Zelfs al wordt er naast geknald
steekt, als was zij aangelijnd,
de menigte haar hoofden op
want de spanning steeg ten top.

Ook een kat spitst snel de oren
als geritsel valt te horen,
laat zich door 't geluid bekoren,
zet zich af en springt naar voren.

Als ik nu hetzelfde doe
zonder dat er veel gebeurt
kan ik zien en weten hoe
verandering een herfstblad kleurt.




woensdag 14 november 2012

Onderbroken.

Alles ligt mooi ingebed
in ons denken als een wet.
Daar zijn reizigers met plannen
die de wilde zee omspannen.

Als hun reis wordt onderbroken
is de wereld gelijk verstoken
van hun continue ruis
en herademt zonder kluis.

Edelstenen, fraai gezet,
rollen weg als ik niet let
op hun plek en samenhang
en daar niet meer naar verlang.

Want de dingen zonder taal
zijn onwennig, schots en kaal.

Herkomst.

Waar komt alles toch vandaan?
Ik kan altijd blijven zoeken.
Kom ik bij de oerknal aan
doet dat nog steeds niet uit de doeken
hoe die zelf weer is ontstaan.
Ook al lees ik duizend boeken,
blijft onpeilbaar het bestaan.

Dat geldt ook voor mijn gedachten.
Ik kan vermoeden dat ze wachten
tot de tijd van hun verschijnen
om daarna weer te verdwijnen
maar dat neem ik enkel aan:
ik heb ze zelf nog nooit zien gaan.

Overal.

Op een mooie nacht
loop ik langs de gracht.
Ik geniet weer van de panden
met hun fraai geschulpte randen.

Voor een gevel blijf ik staan
die zich opheft naar de maan.
Is dit bouwwerk nu uniek?
Het heelal geeft geen repliek.

In de ruimte overal
stralen sterren zonder tal.
Een ding is daardoor toch wel zeker:
waar de dag komt wordt het bleker.

Wellicht verrijst precies zo'n gevel
in de Andromedanevel.

dinsdag 13 november 2012

Export.

geschreven op het oostelijk halfrond.

Ooit zat ik eens in een trein
met een meisje aan mijn zij.
Heel die reis verliep wel fijn
en we gleden door de wei.

Plotseling vroeg zij aan mij:
"Ooit een wijze man gezien?"
"Kijk naar mij" sprak ik toen blij.
"Opschepper!" zei zij toen kien.

Zij woont al lang in Texas
en stopt daar flessen in haar tas.
Wellicht dat zij soms aan mij denkt
wanneer zij daar benzine tankt.

Dan ben ik dus geëxporteerd
en in wildwest getranscribeerd.

maandag 12 november 2012

Edelmoedigheid.

Nemen drukt de armoe uit,
rijkdom blijkt uit geven.
Dit is bekend van noord tot zuid
en geldt het hele leven.

Het gaat daarbij om het gebaar
want wat men ook wil geven
is in feite alreeds daar
als sterren aan het zweven.

Het is niemands eigendom
maar men geeft er alles om
om het maar te krijgen,
om van misdaad maar te zwijgen.

Wie het echter geeft
is daarmee edel en beleefd.

Onveranderbaar.

Alles is veranderbaar
maar hoe weet ik dat zo goed?
Ik neem de processen waar
en het ruisen van mijn bloed.
Bewegingen zijn zonneklaar -
voorbeelden in overvloed.
Eerst nog hier en daarna daar -
zo beweegt zich elke stoet.

Omdat het startpunt is onthouden
waarvandaan er iets vertrok
zie ik het wuiven van de wouden
en voel ik zelfs de kleinste schok.

Alles dankzij het geheugen
dat voor verand'ring niet wil deugen.

zondag 11 november 2012

De natuurlijke getallen.

Elk begin heeft ook een einde,
dat bewijst zich keer op keer,
al is er ook een zijnde
dat zich onttrekt aan deze leer.

Dat zijn de getallen
die beginnen met de een
maar dan altoos blijven vallen
als een niet te stuiten steen.

Ook al blijft men eeuwig tellen,
telkens is er nog wel een
om de reeks weer bij te stellen,
grenzen zijn er hieraan geen.

Een begin dus en geen einde:
dat is het wonder van dit zijnde. *)


*): "Vorm is leegte, leegte is ook vorm.
      Vorm is niet anders dan leegte,
      leegte is niet anders dan vorm."

- De Bodhisattva Mahasattva Avalokiteshvara
in het Soetra van het Hart van Overstijgende Kennis.

zaterdag 10 november 2012

Waterfiets.

Alles gaat een keer voorbij.
Ook de duur bereikte doelen
zullen eenmaal weg gaan spoelen.
Dan komt er weer ruimte vrij.

Bergen worden ooit weer stof
en de heuvels worden dalen.
Wij kunnen misschien doen alsof,
maar de dood komt ons eens halen.

Zo gaan wij van niets naar niets
en de wirwar van verhalen
is't kielzog van een waterfiets
waarvan wij staan op de pedalen.

Alle doelen vallen weg
en daarmee ook geluk en pech.

De andere kant.

Vergank'lijkheid is als een mes
dat door alle levens snijdt.
Zij leert ons de harde les
dat wat bijeenkomt zich weer scheidt.

Dan staan wij bedroefd te kijken
naar verloren koninkrijken
en gevelde eiken
gaan steeds minder lijken
op de staande die nog prijken
op een aarde vol met lijken.

Meestal zien wij over't hoofd
dat, wanneer er wordt geroofd,
er direct iets anders is,
fris en blinkend als een vis.


Nalatenschap.

Ik zoek naar vastheid allerwegen
maar ik kom geen tekens tegen. 

Door labyrint en stegen
trek ik met getrokken degen
heftig als een kat die krabbelt
terwijl mijn twijfel knabbelt,
gretig aan begrippen sabbelt,
in de kaartenbak rondgrabbelt
van mijn geest die babbelt
en in mijn kamer kabbelt.

Waar ik eerder heb gelegen
zijn nu volken neergezegen
die om niet hebben verkregen
wat mijn zoektocht is ontstegen.

Golfslag.

Alles is steeds aan het vloeien.
Niets kan ooit die stroom verknoeien
tot op een goede dag een bolling
wordt begrepen als een stolling
en verheven tot een ding
dat niet slinken kan of groeien.

Ofschoon genomen uit de dromen,
die ongehinderd stromen,
wordt het nu als vast beschouwd
totdat zijn aard zich weer ontvouwt:

Datgene dat ons zorgen baart,
belastend lijf en geest,
dat angsten aan vertwijf'ling paart,
is er nooit geweest!

vrijdag 9 november 2012

Onbeleefbaar.

Ik word elke ochtend wakker
maar heb het nimmer meegemaakt.
Als ik de stem hoor van de bakker
ben ik immers al ontwaakt.

Het blijft dus enkel maar een denken,
zoals het komen van de dood.
Hij zou mij zomaar kunnen wenken.
Dan eet ik niet meer van mijn brood.

Toch blijft het een feit
dat ik zal moeten leven
als ik dit zien wil in de tijd.

Er is geen reden om te beven
want de dood, zo wit als krijt,
kan ik nooit beleven. *)


*): "Waar ik ben is de dood niet,
      waar de dood is ben ik niet".

- Democritus (460 - 370 vChr.)  

donderdag 8 november 2012

Niet te vangen.

Wij gebruiken woorden
en vervlechten die tot koorden
waarmee wij netten weven
en die werpen over 't leven.

Dit laat zich geenszins vangen
maar stroomt als ruisend water
door kerkers en door gangen
en borrelt uit de krater
van een tomeloos verlangen,
nooit eens vroeger en niet later.

Deze netten zijn maar schijn
terwijl het leven, soeverein,
als een wijze hottentot,
zorg'loos met begrippen spot.

woensdag 7 november 2012

Schutspatroon.

De dood is weliswaar gewoon
maar weet ik wel wat hij is?
Misschien het oog van een cycloon
of kannibalen aan de dis.
Of het stoppen van een toon
die zich niet meer zal herhalen.

Wat ooit leefde, fier en schoon,
moet aan hem betalen
zijn beruchte hongerloon
dat hij altijd op komt halen.
In zijn holle bottenkroon
rollen vale kralen.

Maar hij lijkt ook de schutspatroon
van het einde van de kwalen.

Kleiner.

Soms zit ik in een kerker
en kan er niet meer uit.
De muren zijn dan sterker
dan wat ik besluit.

Maar ik kan naar binnen gaan
en tref daar diepe ruimte aan.

Hoe kleiner ik maar word,
hoe groter zijn de mazen.
Naarmate ik mijn lengte kort
zal ik mij meer verbazen.

Als ik mij in de diepte stort
zijn hemelen de vazen
en daar bedrijf ik sport
met donderende asen.

Zere plek.

Mijn kater is een kleine boef,
voortdurend aan het stoeien.
Maar hij blijft ook groeien
en dat stemt mij droef.

Hij weet van geen vergaan,
gaat op in zijn bestaan.
Maar ik kan niet voorkomen
dat zijn leven weg zal stromen.

Ik kan dat niet blokkeren
en zal het tij niet keren.
De tijd zal hem gaan deren
en zijn glans verweren.

Wat mij blijft bezeren
kan ik nochtans eren.

dinsdag 6 november 2012

Zingen.

De dood is doodgewoon
maar tegelijk een hoon
van wat ik wil bereiken -
niets zal er op lijken.

De hemel en de aarde,
ook zij zullen vergaan
en de hoogste waarde
zal niet meer bestaan.

Waarom doe ik dan dingen?
Omdat ze zijn gegeven.
Ik blijf eenvoudig zingen,
want dat hoort bij het leven,
waardoor de grote dood
blijft liggen in de goot.

Zelfbevrijd.

Er is een aantal wetten
dat ons bestaan bepaalt.
Wij moeten daarop letten,
gaan anders naar de vaalt.

Alles is geregeld,
de loopgraven betegeld,
het jarenplan bezegeld.
Toch wordt er ook gekegeld.

De kegels, rond en stom,
vallen makk'lijk om.
Aan het koord der zwaartekracht
vliegt de aarde door de nacht.

Maar het geheel is vrij
als pluisjes in de wei.

maandag 5 november 2012

Doordeweeks.

Het is zo gek nog niet te rusten
aan de saaie kalme kusten
van een inactieve dag.
Hoop en vrees gaan overstag.
Het meest geschikt is daarvoor zondag
waarop er niet zo veel meer mag.

Van daaruit kan ik goed beschouwen
hoe ik door de tijd blijf sjouwen,
uit gehaastheid snel ga snauwen,
verder aan mijn fort wil bouwen
en soms uithuil in de touwen.

Zonder talmen en rechtstreeks
past de fibonaccireeks
op mijn streven doordeweeks.

Wederzijdse afhankelijkheid.

Wat is ruimte meer
dan afstand tussen stippen?
Kijk maar naar de Grote Beer
of golven tussen klippen.

't Is herfst die de bossen kleurt,
daaronder blijft het land.
Wat er ook daarop gebeurt,
de afstand blijft constant.

Van punten wel afhankelijk
is ruimte ook vergankelijk.
Door het bestaan van punten
kan ik die term pas munten.

Maar punten, op hun eigen beurt,
worden in ruimte pas bespeurd.






Snelheid.

een navertelling *)

Als mijn ventilator draait
en met koele briesjes waait
wordt het net een schijf,
ondoordringbaar stijf.

Hoe sneller iets beweegt
hoe meer het raakt ontleegd
van zijn enkelvoudigheid.
Het nadert dan gelijktijdigheid.

En gaat het ooit oneindig snel
dan is het overal tegelijk.
Eén punt speelt dan het hele spel
en is de massa van het slijk.

Hoe sneller dus een ding zal gaan
hoe meer de wereld stil zal staan.**)


*):   Naar Blaise Pascal.


**): La Donna mia, che mi vedea in cura
      forte sospeso, disse: "Da quel punto
      dipende il cielo en tutta la natura.

      Mira quel cerchio che più gli è congiunto
      e sappi che il suo muovere è si tosto
      per l'affocato amore ond'egli è punto." 


     Mijn Vrouwe, die mij zag in hevige spanning
     om te begrijpen, sprak: "Aan dat punt
     hangt de hemel en de gehele natuur.

     Zie die cirkel, die er 't meest aan is verbonden,
     en weet dat zijn beweging zo snel is
     door de vlammende liefde die hem de sporen geeft."


- Dante Alighieri "La Divina Commedia",
"Paradiso", Canto XXVIII, terzinen 15 en 16.






Herfstblad.

Ik word in beslag genomen
door zorgen, snel gekomen,
die niet zo snel weer gaan
maar een poosje blijven staan.

Toch is er nog de maan,
van mozarella of saffraan
en roep ik u bij deze aan,
o herfstblad op de laan:

U bent slechts in het heden
en dwarrelt naar beneden.
Uw helder vermiljoen
is voor mijn oog een zoen.

Die kus is niet inblikbaar
maar daarom juist beschikbaar.

zondag 4 november 2012

De kaart der kaarten.

een navertelling. *)

Eens wilden cartografen
de kaart der kaarten maken.
Zij zetten hun parafen,
begonnen aan hun taken.

Omdat het werk volmaakt moest zijn
bleek elke kaart te klein.
Zij hebben hem steeds uitgebreid
maar de wereld bleef te wijd.

Totdat de kaart de aarde dekte
en geheel hetzelfde was.

Toen was er iemand die ontdekte:
al is dit ook de juiste pas,
als kaart is hij nu opgegaan
in 't kaarteloos bestaan.


*) Naar Jorge Luis Borges.


Drosteblik.

Op mijn tafel staat een blik
met daarop een tekening.
Die brengt steeds een lichte schrik
en tart elke berekening.

Hij stelt een verpleegster voor,
een dienblad in haar handen
met het blik. Dit gaat maar door
in dieptes zonder randen.

Wanneer ik dit blik zie
word ik meegezogen
door zijn juiste dictie.
Die is ongelogen
en verwijdert frictie.
Stilletjes en onbewogen
onthult het alle fictie.

zaterdag 3 november 2012

Klotsen.

In vele lange nachten
stromen er gedachten
als door gekromde grachten
die op hun golven wachten.

Ik voel mij vaak vereerd
door hun hoog bezoek
en stel ze onverveerd
onmiddellijk te boek.

Dan voel ik mij zo trots
en zeker als een rots
maar ik zou moeten weten
waardoor ik word bezeten:

dan zijn de grachten plots
een web waarin ik klots.

Fijn.

Als ik van "het zijn" afstap
dan rest er geen ding.
Stenen worden dan tot sap
waarover ik een liedje zing
en diamanten blijken pap
en vatbaar voor verandering.

Als ik het lidwoord weglaat
blijft er enkel "zijn". 
Dit is een stroom zonder hiaat
en vrij van elke pijn.

Waar niet langer dingen zijn
valt ook niets te krijgen.
Elk doelwit wordt oneindig fijn
dus niets kan nog bedreigen.

vrijdag 2 november 2012

Halloween.

Tussen bollen en pompoenen
valt de lage maan niet op.

Bij het schuiven der seizoenen
sta ik voor een bleke pop
die mij aanstonds gaat ontgroenen
en mij neerlaat in het slop.

Ik zie zachte spoken zoenen,
hoor getimmer en geklop.

Als lugubere festoenen
laten darmen drop voor drop
smurrie vallen op plantsoenen
en de wereld wordt een prop.

Ik zie schijnsel zonder zin:
linnen met een man er in.

donderdag 1 november 2012

Te laat.

Gesprekken gaan vlug heen en weer
en thema's dansen op en neer.
Ik kan het lang niet altijd volgen,
word door mijn traagheid snel verzwolgen.

Wat ik hoor moet eerst bezinken
en in harmonie weerklinken
voordat ik te berde breng
wat ik met verstand aanleng.

Dat kost altijd wat tijd
waarvoor ontbreekt respijt.

Als ik iets wil beweren
om onrust te bezweren
is iets anders al gezegd
en sta ik op de achterplecht.





Grijpgraag.

Wanneer behoeftes nijpen
wil ik graag iets grijpen.
Ik kijk verwilderd rond
en sta met open mond.
Maar ik kan niets vinden
om nog te verslinden
en tast tussen de blinden
naar wat mij op kan winden.

't Is alles tevergeefs.
Er is hier dus iets scheefs.
Ik maak een ruime scan
maar daar zit hem de kneep:
omdat ik alles ben
heb ik juist geen greep.

Een november.

Het is weer allerheiligen:
de dag waarop de delen
verzinken in gehelen
en mij zo beveiligen
tegen de gespletenheid
want vervallen is de tijd.

Alles is herenigd.
Zelfs als ik word gestenigd
door honderdduizend feiten
hoeft mij dat niet te spijten
want heel het verleden
is in het niets vergleden.

Er is alleen maar dit moment,
ongeboren, permanent.