dinsdag 31 december 2013

Los zand.

Lichten vliegen in het rond
en ineens kust er een mond,
raken hart en ziel gewond
in de gouden morgenstond,
slaan er weldra vlammen uit
het vertrek van een schavuit
als de schat van gindse bruid
wordt verorberd als een buit.

Maar er is niets aan de hand.
Alles blijft slechts als los zand
zo lang er geen dingen zijn
die fungeren als refrein.

Want pas dan krijgen de branden
een terrein om op te landen.

Stoffer en blik.

Bij een blik hoort ook een stoffer
en die stoffer wordt tot woord
zodra ik mijn blik opoffer
en daar niet door wordt gestoord.

Met dit woord kan ik gaan spelen,
het aan and'ren mededelen,
die, zodra het is vernomen,
naar believen kunnen dromen
met dit aangereikt begrip,
middels keel en tong en lip.

Omgekeerd kan soms een woord
mij doen zien waarmee het spoort
en blijft daarna achterwege,
laat aan het object de zege.

Op reis.

Ik ben altijd al op reis.
Daarvan is nu het bewijs
dat de aard' draait om de zon
die al aan zijn tocht begon
lang voordat zij was ontstaan
met haar dampkring en haar maan.

En de zon draait wederom
rond het midden van een nevel
die weer deel is van een drom
sterretjes die zonder wrevel
alsmaar door de ruimte gaan
zonder eenmaal stil te staan.

Slechts de ruimte zelf staat stil,
los van wat ik vraag of wil.

Laten.

Als ik zeg dat ik iets zie
schep ik daarmee drie velden:

een waarin ik iemand ben die
van zichzelf wil melden,
een waarin er iets bestaat
voordat het verloren gaat,
een waarin het kijken is
als deel van de geschiedenis.

Ik zou't ook kunnen laten.
Wat rest is dan magie,
ontstegen aan de maten,
waar niemand voert regie.

En zelfs al is er praten
weet niemand meer door wie.

zondag 29 december 2013

Schijnbezwaar.

Vaak voel ik mij moe en zwaar
maar nu weet ik hoe dat komt:
ik heb mij als reservoir
kunstig voor mijzelf vermomd.

Alles komt daarin terecht,
dat wat goed is en wat slecht,
onrecht waar ik tegen vecht
of wat mij maar wordt gezegd.

Maar de vraag is: is het waar
of alleen een schijnbezwaar?

Als ik toch moet zijn een ding
ben ik liever maar een ring:
alles gaat daar dwars doorheen,
en ik ben weer leeg meteen..


zaterdag 28 december 2013

Uitgeloofd.

Iemand sprak mij ooit eens aan
en dat heb ik gelijk geloofd. *)

Dat is't begin van mijn bestaan
en het licht werd toen gedoofd,
zonder komen, zonder gaan,
want mij was een kool gestoofd.

Ik nam de woorden voetstoots aan
en heb ze nog steeds in mijn hoofd.
Mijn geluk is van de baan,
het paradijs werd mij ontroofd.

Door de macht van deze waan
is de wereld nu gekloofd
maar dit denken zal vergaan
als mijn eind wordt uitgeloofd.


*): "Eens aan het valse alarm van de nachtbel
      gehoor gegeven - en nooit is het meer goed te maken."

Franz Kafka: "Een plattelandsdokter".

Volgeling.

Bestaat God almachtig?
Zijn reputatie is reusachtig
maar ik zag nooit Zijn gelaat *)
tenzij dat het mij ontgaat
dat het altijd voor mij staat,
's ochtends vroeg en 's avonds laat.

Dan is Hij er nimmer niet.
Ik leef en sterf in Zijn gebied
en wat ik hoor is steeds Zijn lied
terwijl Zijn oog mij aldoor ziet.

Hij gaat voorbij aan goed en kwaad,
is voor mijn  bestaan de maat.
Wat maakt het uit of Hij bestaat
als ik mij hierdoor leiden laat?


*): "Niemand zal God zien en leven."
     Exodus.

vrijdag 27 december 2013

Start.

Het leven lijkt op een geheim
maar komt dat niet omdat ik zoek?

Wellicht blijkt alles al een rijm
in een voor mij geopend boek
wanneer ik verder niets meer lijm
en parels vind in elke hoek.

De hele wereld ligt pas braak
wanneer ik mijn vermoedens staak,
gedachten en systeem verzaak
en nu onmiddellijk ontwaak.

De knoop wordt dan vanzelf ontward
die anders bindt mijn hoofd en hart.
en ik ga telkens weer van start
terwijl mijn oog ideeen tart.

Geloof.

Ik dek mij regelmatig in
want heb in mijn verval geen zin,
of houd mij koest, verroer geen vin,
terwijl ik toch mijn weefsels spin.

Niettemin stel ik slechts uit
wat op een keer komt als besluit.

Omdat een schild geen leegte stuit
verdampen eens mijn wanen
en op een dag word ik de buit
van maden en lianen.

Wat span ik mij dan in?
Het heeft immers geen zin.
Toch geloof ik ergens in,
iets dat ik teer bemin.

donderdag 26 december 2013

Blamage.

Heel de wereld valt in twee:
in "wat is" en "ik maak mee"
en van wat ik maar vertel
ben ik steeds de metgezel.

Dit geldt ook voor alle leed
en voor rampen bij de vleet,
voor wat men aan onrecht deed
en voor deernis die versleet.

Koos ik zelf niet voor die reis
uit het schone paradijs
en eet daarom bitt're spijs
tot de dood komt met zijn zeis?

Dan is het dus niet onwijs
als ik ook de blaam opeis.

Varaan.

Door het gras sluipt een varaan
en ziet daar een buffel staan
die veel groter is dan hij
maar toch komt hij naderbij,
zet zijn kaken in diens poot
als een voorspel op zijn dood.

De buffel loopt geschrokken heen,
de varaan volgt hem meteen,
blijft niet ver bij hem vandaan,
zal hem naar het leven staan.
Zodra de wond hem heeft verzwakt
komt de tijd dat hij hem pakt.

Dit alles ziet de stille maan
die nooit stil staat op zijn baan.

Andersom.

Ik kijk dikwijls naar een wekker
als naar een plaatje van de tijd,
het gemekker van een geit
zegt iets over karigheid
en een vinger aan de trekker
wijst op de vergank'lijkheid.

Zo zijn dingen vaak emblemen
van een orde van systemen
en zij geven al iets weer
voordat ik de woorden leer.

Of wellicht is 't andersom,
zijn gedachten eerst nog stom
maar naarmate zij zich uiten
ontstaat er een wereld buiten.

woensdag 25 december 2013

Konijn.

Ik ken de dingen echtheid toe
door te beweren dat ze zijn.
Ik vergeet dat ik dit doe
en doe afstand van hun schijn,
maak van mijn geest een wichelroe
waarmee ik por in het gordijn
van wat ik zie en zeg dan hoe
een hoge hoed hoedt het konijn
dat echter nooit naar voren springt:
Het is het denken slechts dat zingt.

Een ding weet ik intussen goed:
ik heb mijzelf nog nooit ontmoet.
Het konijn blijft in de hoed
en doet alsof het mij begroet. 

Hatsjie!

Op een middag moet ik niezen
en ik kan vervolgens kiezen
hoe dit te beschrijven:

Is mijn neus aan't kijven?
Mag ik niet meer blijven?
Gaat wat vast staat drijven?

Is het energie
waardoor ik niets zie?

Of is het de kracht
waarop ik steeds wacht
en die altijd lacht
om de bangste nacht?

Of een relikwie
als ik zeg: "hatsjie!"?

Drie hoeken.

Als ik hier een driehoek zie
waarvan er een hoek is verborgen
ken ik ze toch reeds alle drie,
al tonen zij zich morgen.

Als ik dat ga vertellen
dan lijkt dat op voorspellen.
Men kan zich dan gaan kwellen
met vragen naar mijn aard
maar ik heb slechts tabellen
verzameld op een kaart
en trek alleen wat lijnen door
in het moment ervoor.

Gaan zij elkaar ook raken?
Pas als hun tijd zal naken.

maandag 23 december 2013

Waar ik ben.

Ik wil blijven waar ik ben
opdat ik mijn leven ken.
Als ik naar iets anders ga
loop ik mijn verlangens na
en verspil zo energie
waardoor ik de plek niet zie
die zich nu aan mij vertoont
en mij van een reis verschoont.

Wat ik zie is alreeds daar,
ook al weet ik dan niet waar
en verstoken vam een grond
maar ik kijk er rustig rond.

Ik word die frisheid niet meer moe
en hoef nergens meer naar toe.*)


*): "De plek waar ik ben heeft een voordeel
      boven alle andere, namelijk dat ik er niet meer heen hoef."

Samuel Beckett: "Molloy"..

Ondragelijk.


Saaiheid is een lastig ding.
dat ik liever maar verdring.
Dus wil ik verandering
waar ik al te vaak om spring.

Toch begrijp ik het niet goed:
Niemand die mij nu iets doet
geen tiran van wie iets moet
maar die onrust in het bloed.
waar komt die steeds weer vandaan
en voorkomt dat ik blijf staan?

Is het soms gebrek aan moed
dat mij steeds weer vluchten doet
uit dit huidige moment
dat geen angst en zorgen kent?

zondag 22 december 2013

Koekoekshok.

Ik sta nog wel eens voor het blok,
heb het met mij aan de stok.
Mijn geest is wild als een gevaar
en heeft steeds weer commentaar.

Ik leg hem het zwijgen op
terwijl ik mijn verdriet verkrop,
hoor intussen hartgeklop
als ik hem iets zoets toestop.

Maar hij laat zich niet vermanen,
keert weerom met duizend wanen,
overspoelt bepaalde banen
met een overvloed aan tranen.

Toch val ik soms met een schok
uit dit wolkenkoekoekshok.*)


Uit "De vogels"
van Aristophanes.

Zonder na.

Is er wel oneindigheid?
Dat blijft onbeslist.
Want de onbeperkte tijd
verdwijnt in de mist
waar ik haar niet volgen kan
als ik word gekist.

Ik kan weliswaar redeneren:
geen getal zal wederkeren
in de eindeloze reeks
die ik zelfs kan dupliceren
als de streken van een feeks.

Maar ik zal de tijd ontberen
waarop ik dit gadesla
want wat is is zonder na.

Sonde.

Wanneer ik een cirkel trek
dan ontstaat daarmee een plek
die ik van de rest afzonder
zonder dat ik mij verwonder
omdat dit vanzelf spreekt
en er ook niets achter steekt.

Hetzelfde doe ik nu met mij
en ik maak mij daarmee vrij
van de oeverloze rest,
waan mij veilig in mijn nest
en ervaar mij als een sonde.

Dat is nu precies de zonde
die in plaats van in 't verleden
telkens optreedt in het heden.

De haas en de schildpad.*)

*) Een navertelling met commentaar.

Haas en pad leveren strijd
om het bereiken van een doel.
Dit kost de haas veel minder tijd
dan de pad, naar zijn gevoel.

Daarom zegt hij: "Ga maar vast,
ik blijf nog hier, zoals 't mij past
en heb daarna ruimschoots tijd
om te winnen deze strijd.

Daarop gaat de pad op pad
en de haas die talmt nog wat
totdat hij bijna gaat vergeten
dat hij zich nog wilde meten.

Maar dan denkt hij er toch aan
en hij stort zich op de baan.
Ginds ziet hij de schildpad gaan
en waar die was komt hij snel aan.

Toch is er wat tijd verlopen
waarin de pad is voortgekropen.
Dit proces gaat zich herhalen
een ontelbaar aantal malen.

De haas moet het gelag betalen:
nooit zal hij de pad inhalen.

Als een derde nu komt kijken
zal er iets heel anders blijken:
dan komt de haas al snel langszij
en is de schildpad zo voorbij.

Kennelijk zijn er twee rijken:
een van 't denken, een van 't kijken.*)


*) "Er zijn ons (van een wellicht oneindig aantal)
 twee attributen van de Godheid gegeven:
 denken en uitgebreidheid"

vrij naar Baruch Spinoza.

zaterdag 21 december 2013

Tijd en ruimte.

Als ik denk dan kost dat tijd.
Verder is er niets vereist.
Ik verzamel feit na feit
in een tel die steeds verrijst
en die ik benoemen kan
met een nummer, nu en dan.

Dit vormt de getallenreeks
die, plausibel en rechtstreeks,
toont dat er geen einde is
aan duren en geschiedenis.

Pas bij veraanschouw'lijking
zet ik dit tellen op een lijn.
Dan zie ik ineens een ding
en moet er dus ruimte zijn.

Nu en dan.

Soms valt mij dit leven lang.
Dan ben ik ineens weer bang
dat te snel het einde komt,
voordat ik heb opgesomd
wat er allemaal toe doet
wanneer ik de dood ontmoet.

Toch is dit mijn eigen plan
dat vervliegt, zo nu en dan,
waardoor ik niet weet wat ik deed
en geen notie heb van leed.

Dit bestaan is dan vergaan,
met zijn zeeen en zijn maan,
op momenten, meestal kort,
waarin niets onthouden wordt.

vrijdag 20 december 2013

Geen contrast.

Ik zie de zon, ik zie de maan
en zo neem ik mijzelf ook aan
maar vraag maar zelden naar 't bestaan
van waar dit ik voor door moet gaan.

Ik kan het nergens vinden,
't is vluchtiger dan winden
en schrikt als schuwe hinden
wanneer ik het wil binden.

Misschien heeft het wel nooit bestaan
maar hoe kon ik het dan verzinnen?
Ik neem het aldoor voetstoots aan
en situeer het steeds hierbinnen.

De reden dat ik het niet ken
is dat ik het altijd al ben.

donderdag 19 december 2013

Grenzen.

Aan de ruimte komt geen eind,
zelfs al stuit ik op de grens
die de kosmos vast omlijnt
als een muur voor elk mens.

Want is een grens niet altijd dit:
een lijn die twee terreinen scheidt?

Dan begrijp ik hoe het zit:
aan gene zij ligt uitgespreid
ruimte wijd, misschien wel wit
van sterrenlicht, als krijt.

Dat neemt niet weg dat er een geit
knopen van mijn jas afbijt
Dat gebeurt de hele tijd
in zekere oneindigheid.



Hakbijl.

Ik ben vaak aan't redeneren
en heb heel wat te beweren
Ook blijf ik van alles leren
over appelen en peren.

Dit is enkel een proces,
onderscheidend als een mes
maar wanneer ik dat vergeet
wordt het echt voordat ik't weet
en ik zie het als een ding,
los van mijn herinnering.

Wat alleen een oordeel was
wordt gereedschap in mijn hand,
staal waarmee ik piepers jas
of een hakbijl in de wand.

dinsdag 17 december 2013

Tondeuse.

Gedachten komen op en gaan
net zoals de zon en maan.
Ik kan dit simpel gadeslaan
en doe er verder  niets meer aan.

Er zijn er echter wel eens bij
die leggen meer beslag op mij.
Zij laten mij niet snel meer vrij
en staan steeds weer in de rij.

Ik schuif ze echter niet opzij
want zij horen ook erbij.
Zij komen enkel vaker terug
en lijken daardoor nogal stug.

Mijn aandacht ziet ze zonder keuze
en scheert ze zo, als een tondeuse. 

Schrijven.

De werk'lijkheid ligt voor mij klaar,
breed uitgestald en openbaar,
opdat ik naar haar tast en staar
als naar een vat vol kaviaar.

Misschien is dit ook wel niet waar
maar slechts een droom die ik ervaar
en zijn verrukking en gevaar
enkel in verbeelding daar.

Alles hangt slechts aan een haar.
Dat is het feit dat ik ervaar.

Dus volstaat een enk'le schaar
om alles te verdrijven
maar ook dit bedenk ik maar
en zit dit nu te schrijven.

Identiteit.

Het kan niet zijn dat ik mij ken
omdat ik mijzelf al ben.
Kan een oog zijn iris zien
of treft een pijl zichzelf misschien?

Dus kan ik van alles zijn:
een bergtop of een glas met wijn,
een edelman, galant en fijn,
of vlekken op een rolgordijn.

Maar al die zaken gaan teloor
dus ga ik daar toch maar niet voor.

Er is maar een identiteit
die goed voldoet: dat is de tijd.
want die doorstaat verval en klappen
en weet aan rampen te ontsnappen .

maandag 16 december 2013

Genomen.

Soms krijg ik genoeg van denken
en ik ga er tegen in.
Maar ook dit is alweer zwenken
van de geest en heeft geen zin.

Soms krijg ik een goed idee
en ik ga er graag in mee.
Het is als golven van de zee
waarop ik drijf, ontdaan, gedwee.

Ik word  heen en weer bewogen,
kan het beter maar gedogen,
heb mij althans niet bedrogen,
houd wat daar is goed voor ogen:

spel van plannen en fantomen
uit een fust vol lust genomen.




Voort.

Ik ben wel eens levensmoe,
vind dat ik mijn straf verdien
maar dan lacht iemand mij toe
die ik nooit eerder heb gezien.

Al weet ik niet waarom of hoe
krijg ik weer moed voor tien
en weet dat ik niet onder doe
voor iemand, bovendien

Dan kan ik een poosje voort
maar het zou helpen als een woord
uit mijn mond nu een ander helpt
en iemands gal en tranen stelpt
opdat er vriendschap ongestoord
door nevels en misere gloort..

Geen plaats voor twee.

Als ik wat er nu gaande is
wil zien als een gevolg
dan is er ook geschiedenis
die reeds de tijd verzwolg
maar waarvan ik weet
omdat ik niet vergeet.

Als ik wel vergeten kon
was er niets aan de hand.
Dan straalt het heden als de zon,
verwarmend stad en land
waarin ik continu ontwaak,
gespeend van wrok en wraak
en zijn geluk en vreugde groot
al ben ik dan zo goed als dood.

Min maal min.

Als er werk'lijk niets bestaat
bestaat het niets dus evenmin
waardoor er toch weer kans ontstaat
op Hercules en zeemeermin.

Een plus is altijd min maal min:
de rotsen met hun strak gelaat,
de boer met zijn gezin,
de hemel zonder grens of maat,
zij poetsen op een dag de plaat
als vliegen op een kin.

Toch zijn zij nu aanwezig
en met van alles bezig.
De moeder wast de vaat
met armen zacht en pezig.

zondag 15 december 2013

Oppervlak.

Ik zit soms met een probleem,
krijg het niet uit mijn systeem,
maar hanteer dan deze zeem
en 't verdwijnt zonder een zweem:

Ik ga niet op de inhoud in
maar zie alleen maar wat het is:
Een kwellende gedachtenspin
springt uit het water als een vis.

Hij valt er dadelijk in terug.
en miste kennelijk een mug.

Het oppervlak heeft zich gesloten
en ligt weer vredig als voorheen
totdat het nogmaals wordt doorstoten
en zich weer toesluit, heel sereen.


zaterdag 14 december 2013

Wee.

Ik kan zeggen dat het regent
want ik ben met taal gezegend
maar ik vraag mij zelden af
of dit informatie gaf
van wat werkelijk gebeurt
en dwaling geen beleven kleurt.

Wat is eigenlijk dit "het"
waarin zoveel ligt ingebed?
Is "regenen" al niet genoeg
zonder dat ik "het" toevoeg?

Van wat een was maak ik twee
maar dat is slechts een idee.
Daarna zit ik er maar mee
en ervaar onnodig wee.

Misplaatst.

Ik zit in mijn lijf gevangen
en ervaar intens verlangen
om ervan verlost te zijn
want zijn grenzen doen mij pijn.

Toch is dit wellicht maar schijn
en mijn leed naar waarheid gein
omdat ik dit lichaam ben
waardoor ik mijn geest niet ken.

Die heb ik immers nooit gezien.
Ofschoon ik mij ervan bedien
is hij niet meer dan een naam
en vergaart misplaatste faam.

Hij is tot geen daad bekwaam
maar zorgt vaak dat ik mij schaam.

vrijdag 13 december 2013

Klok.

Ik zit bij de schoorsteenmantel
en kijk naar het laaiend vuur.
Als ik eens een blok omkantel
is dat meestal elk uur
als de klok zijn slagen slaat
of ik zie zijn wijzerplaat
waaroverheen met regelmaat
de wijzer in het rond maar gaat.

Ofschoon het lijkt dat hij daar staat
is het steeds een and're plaat
waar de wijzer over gaat
want voor een plaat blijft het te laat.

Deze klok vertolkt de tijd
waarin elk moment verglijdt.

Tellen. *)

Ik kan altijd blijven tellen.
Geen getal komt ooit weerom
en een eind zal nimmer knellen
als ik tien bij drie opsom.
Er is altijd tijd voor meer
en hetzelfde keert nooit weer.**)

Wil ik dit nu wel eens zien
maak ik veraanschouw'lijking,
plaats de nummers op een lijn
en roep ruimte  tot aanschijn.

Daarin doen zich dingen voor
maar zij blijven metafoor ***)
van 't oneindig cijferspoor
want het tellen gaat steeds door.


*): "Het huidige uur heeft het vervlogene
      in de bodemloze afgrond van het
      verleden gestort en het voor eeuwig
      tot niets teruggebracht".

Arthur Schopenhauer:
"Over de viervoudige wortel
van het beginsel van afdoende grond" § 15. 

**):   o/o Alle gedachten verdwijnen in leegte
          als het spoor van een vogel in de lucht o/o

De Vidyadhara, de Eerwaarde
Chögyam Trungpa, Rinpoche:
"Sadhana van Mahamoedra".

***): "Al het vergank'lijke
           is slechts een gelijkenis".

Johann Wolfgang von Goethe:
Faust II

Tussen klein en groot.

Rond mij ligt de ruimte wijd
en oneindig uitgespreid
maar hij is tegelijk zo klein
dat porien reusachtig zijn

Er is plaats voor elk atoom,
elke ster en elke boom.

Lichtjaren onder mijn sokken
en lichaampjes van mijn bloed
blijven aan het oog onttrokken
Dat is trouwens ook maar goed
want het zou mij zeker schokken
als ik tegelijkertijd ontmoet
sterrenmist en gonococcen
maar geen grond onder mijn voet.


donderdag 12 december 2013

Materialisme.

Het wezen van materie,
dat is alleen maar een idee.
Wanneer ik wat beter toezie
speel ik het spel niet langer mee.

Want zelfs als ik te pletter val
bewijst dat toch nog niets
dan dat ik neerkwam met een knal
naast mijn kapotte fiets.

De vraag blijft hoe ik dit nu weet.
Het antwoord, dat ik meest vergeet,
is dat ik zelf iets heb bedacht
dat garant staat voor mijn klacht.

Dat noem ik vervolgens iets
als grondstof voor trottoir en fiets.

woensdag 11 december 2013

Spiraal.

Als ik naar een lezing ga
dan lijkt die wel eens mager.
Ik kijk mijn notities na
maar het wordt enkel vager.


Er werd mij iets nieuws beloofd
maar van die hoop werd ik beroofd.
Toch zag ik een ding over 't hoofd
en heb wellicht een haar gekloofd:

Dat is de kracht van de herhaling.
Als men die ziet als een vertaling
van de ruimte uit de tijd
dan zijn 't dezelfde kringen, wijd,
die nochtans steeds weer dieper gaan
waardoor een springveer gaat ontstaan.


dinsdag 10 december 2013

Langszij.

Een ding blijft mij altijd trouw:
dat is dit huidige moment. ')
Of ik plezier heb of berouw
het staat op't zelfde perkament.

Het komt voor dat ik vergeet
dat ik dit in feite weet.
Daardoor zie ik het niet meer
en daal in verwarring neer.

Als een bootje op de zee
dein ik met de golven mee.
Waarnaartoe? 'k Heb geen idee
maar we zijn altijd getwee
want het hoort er eeuwig bij
en komt telkens weer langszij.


'):  o/o De vreugde van spontaan bewustzijn is voortdurend met mij,
           is dat niet uw glimlachend gezicht, o Karma Padmakara? o/o

Uit "De Sadhana van Mahamoedra"
Termatekst van de Vidyadhara,
de Eerwaarde Chögyam Trungpa,. Rinpoche.

Zonder tijd.


Soms wordt er wel eens gepraat
dat de tijd niet echt bestaat.
Stel je voor dat dit nu klopt:
dan is alles gelijk gestopt.

Alle dagen, alle nachten
met hun wachten en hun klachten
en het rijden van de trein
hebben dan geen tijd van zijn.

Ook de duur van het siluur
of het kruipen van een uur
hebben dan niet meer belang
dan een rotswand van behang
en verrukking en gevaar
zijn dan helemaal niet waar.

maandag 9 december 2013

Schijnprobleem.

Ik vraag me af of het heelal
een begin heeft en een eind.
Of bestond het altijd al,
is het onomlijnd?

Die vraag wordt tot een niemandal
en de zin ervan verdwijnt
als ik ontmasker als een val
dat zijn neemt als een zijnd.

Het heelal kan ik nooit zien
want ik maak er deel van uit.
En is dat toch niet waar misschien
dan is't het al dat buitensluit
waardoor het ophoudt heel te zijn.

Dus gaat mijn vraag slechts over schijn.

Geen tijd.

Men vraagt vaak naar het begin
en kijkt dan de diepte in
van een grondeloos verleden
waarin werelden vergleden.

Maar begin heeft ook begin
dus heeft teruggaan weinig zin.

Tenzij dat de tijd niet is.
Dan is er geen vroeg of laat,
evenmin geschiedenis
of iets dat verloren gaat,
zeker geen gebeurtenis
en geen wereld die ontstaat.

Ook geen tijd meer voor de vraag
of het nog wat wordt vandaag.

Oog.

Altijd blijft het oog ontvangen
hoe het licht valt op een roos
en de blos op jonge wangen
van een stoere lichtmatroos..

Het vindt plaats voor het verlangen
en voordat het ervoor koos.
Soms ziet het ook donk're gangen
en gezichten, dor en boos.

Behalve dat kan het ook geven.
Dat zijn tekenen van leven
en van warmte in het bloed
waaraan geen bezit blijft kleven.

Ook al duurt dit soms maar even
weet ik toch niet hoe dat moet.

Door de mand.

Zo lang ik iets wil bereiken
is er steeds iets aan de hand.
Door te gaan of te ontwijken
houd ik mij daarmee in stand.
Er zal altijd blijven blijken
dat ik zorg voor trammelant.

Beter kan ik anders kijken
met een blik die zich ontspant.

Dan ontdek ik nieuwe rijken
en een onbetreden land
waar geen tijden meer verstrijken
en geen and're hartstocht brandt
dan te stoppen met vergelijken
en te vallen door de mand.

zondag 8 december 2013

Gemis.

Er is een dicht en druk verkeer
van veel woorden in de weer
die voortdurend, keer op keer,
mij verhind'ren dat ik leer
omdat ik alweer snel vergeet
wat er wezenlijk toe deed
en dat nu weer naarstig zoek
alsof getroffen door een vloek
van nog wel herinnering
maar los van het gezochte ding.

De inval was geheel van mij
maar ik kan er nu niet bij
en het enige dat is
is dit onvervuld gemis.

Niet meer.

In dit steeds nog durend leven
heb ik heel wat kwaad gedaan.
Dat vervult me soms met beven
want vergelding komt er aan.

Dus bedenk ik me maar gauw
en toon onverwijld berouw
en dorst koortsig naar een teken
dat de strafmaat is geweken.
maar krijg genoeg van al dit streven
en ik word het zoeken moe.

Mijn vermoedens blijven zweven
maar doen er dan het zwijgen toe.
Hoe weet ik dat ik ben vergeven?
Omdat ik het niet meer doe.

zaterdag 7 december 2013

Altijd.

Er gebeurt geregeld wat:
nu eens dit en dan weer dat.
Zit er niets meer in het vat
kijk ik in een donker gat.

Soms blik ik terug in het verleden
of blijf liever in het heden
om mijn tijd goed te besteden
om de een of and're reden.

Of een pan valt van het dak
op de tegels naast een slak
net als ik een tafel lak.

Of ik mors een druppel jus
op mijn hagelwitte pak.
Wat dan ook: 't is altijd nu.

vrijdag 6 december 2013

Omgekeerd.

Op een middag in april
zit ik in het gras, heel stil.
Boven mij zijn zon en maan
door de hemel aan het gaan.

Maar 't blijkt andersom te zijn:
net zoals ook in een trein
ga ik zelf van A naar B
maar het land beweegt niet mee.

Als ik nu gedachten zie
ben ik zelf hun energie.
Daardoor heb ik geen gedachten
maar gedachten vormen mij.

In plaats van daar nog op te wachten,
ben ik van hen altijd vrij.

donderdag 5 december 2013

Kwart voor elf.

's Ochtends in een vriendenkring
wordt er meestal druk gepraat.
Het gaat over menig ding
dat geen aarzeling toelaat.

Ook van mij wordt er verwacht
dat ik klaar en wel doordacht
met mijn eigen mening kom
anders ben ik misschien dom.

Ondanks dat ik graaf en delf
en van allerlei vertel
komt het toch niet uit mezelf.
Wat ben ik dan wel?

Een idee om kwart voor elf
waarmee ik mij kwel.

woensdag 4 december 2013

Verlangen.

Ik verlang steeds weer naar meer
en wacht op een tweede keer
dat mijn hartstocht wordt vervuld.

Het ontbreekt me aan geduld
waardoor ik niet zie wat er is.
Ik ervaar dan een gemis
en geef anderen de schuld,
zie hen als een hindernis.

Ik heb lange tijd gestreden,
ben ook nu nog ontevreden
maar ik heb daarvoor geen reden.

Omdat het oog steeds alles ziet
ligt er niets in het verschiet
dus intiemer kan het niet.

dinsdag 3 december 2013

Tegelijk.

Tijd gaat aan het ruim vooraf.
Zij gaat voort in gelijke draf,
rijgt gedachten woord voor woord
aan een zinnebeeldig koord.

Daardoor zijn er logica,
een ervoor en een erna
Als het een 't ander verzwolg
is't van vergetelheid gevolg.

Wil de tijd die twee tegelijk
is er pas het ruimterijk.

Gaat bijvoorbeeld bij een waag
een der schalen eens omlaag
gaat de ander gelijk omhoog
zonder dat een tel vervloog..

Nail.

I wonder what this "I" might be,
unfindable and  free.
Dwelling among apes
it puts on so many capes.

It can hide between the grapes
and shops constantly for shapes.
If I grasp it it will flee
since the grasper I can't see.

Though it feels so stiff and stale
it is like a fairy tale
or a snake that eats it's tail.

Often it does weep and wail,
roams the waters like a whale
or is like my coffin's nail.

Zonder grond.

Als ik zeg: "Niets heeft een reden"
en ik heb daarvoor een grond
dan is er een plan beneden
en komt onzin uit mijn mond.
Ik had dit liever maar vermeden,
het is niet waar en ongezond.

Maar al spreek ik zonder reden
is de uitspraak ongegrond
en wat ik zo heb beleden
doet dan van geen inzicht kond.
Het heeft dus geen hout gesneden
maar draait in een cirkel rond.

Slechts in het eeuwigdurend heden
is de bodem zonder grond.

Wederkeer.

Eens komt er beslist een dag
waarvan men rustig zeggen mag
dat het dan lang geleden is
dat ik hier heb geleefd.

Naar wat nu in het heden is
of mij als doel voor ogen zweeft
en waarvoor zoveel reden is,
wordt dan niet meer gestreefd.

Waarvoor intens gebeden is
vergaat zoals de Kreeft
maar alles wat beneden is
keert wellicht weer en beeft
en wat sinds lang vertreden is
verheft zich en herleeft.

maandag 2 december 2013

Oorzaak.

Ik verbaas mij soms waarom
dingen gaan zoals ze gaan.
Ik keer de gronden om en om
en ben op zoek naar hun ontstaan.

Dan verlies ik uit het oog
dat  geen haartje ooit bewoog
in dit huidige moment
dat  geen eind en aanvang kent.

Het  is zo totaal present
dat er geen tijd is dat het went
en dus ook niet voor een vraag
of een antwoord, klaar of vaag.

Voor een oorzaak is het daar,
pas daarna komt *maar* of *waar*.


Iets.

Het is nacht en ik zie dat
het zo donker is als wat.
Er is alom duisternis
waar geen licht te vinden is.

Maar ik heb daarvan besef
en ontleen daaraan het lef
om te spreken van een licht
dat zijn hoge taak verricht
zonder dat het ooit kan doven
want het gaat de nacht te boven
omdat het de kennis heeft
van wat in het duister leeft.

Zelfs al zie ik verder niets
is dit niet zien zeker iets.

Maan en naam.

Aan de hemel staat een schijf.
Dit is wat ik hier nu schrijf
en die schijf geef ik een naam.
Ik noem die bij deze maan.

Zo breng ik die twee tesaam
en dat heb ik al gedaan
voordat ik het zelf weet.
Ik vergeet dat ik het deed.

Nu haal ik ze uit elkaar
en staar er verwonderd naar.

Ik zie het nog niet meteen
maar als ik kalm blijf en sereen
schuiven ze opnieuw ineen:
deze naam en't fenomeen.

Siertuin.

Wat zich voordoet aan mijn oog
kan het doen zonder betoog.
Het contact is al gelegd,
heel eenvoudig en oprecht.

Toch wordt vaak nog iets gezegd
ook al weet ik niet eens echt
waarom ik er aan begin.
Mij ontgaat meestal de zin.

Het gaat er dan niet op vooruit
maar 't probleem waarop ik stuit
is dat ik niet genoeg vertrouw
op wat sterker is dan touw:
dat wat mij vanzelf al bindt
als een siertuin aan het grind.



zondag 1 december 2013

Fenomeen en noumenon.

Alles is een fenomeen.
Het verschijnt en gaat weer heen
en wordt kleiner als ik ga
maar blijft eender als ik sta.

Ook een tafel is soms rond
maar uit and're hoek ovaal
en waar eerst de zon nog stond
schijnt de maan nu als metaal..

Dan is er het noumenon,
aan verandering ontheven,
dat ik ooit een keer verzon,
niet aanwezig in het leven.

Als ik zwijg dan is het weg
net als ik die dit nu zeg.

Tijdverdrijf.

Mijn gedachten gaan maar door,
vormen af en toe een voor
voor weer andere die als koor
onrust brengen of comfort.

Sommige zijn wel eens goor,
andere een vurig spoor
en er zijn er die, als chloor,
doen verbleken tot ivoor.

Al dit denken is decor,
en voorlopig door en door.
Opdat ik mij er niet aan stoor
schep ik ruimte die ik hoor.

Dit verblijf en heel dit lijf
zijn in feite tijdverdrijf.