woensdag 31 augustus 2011

Vergetelheid.

Kijk hoe je levend bent
in elk fris moment.
Je stuur gaat heen en weer
in het druk verkeer.
Dit gaat snel voorbij,
behalve in de klei
van het geheugen.
Daar kunnen vleugen
veranderen in monumenten,
komen planeten voort uit krenten.
Bewegingen worden er lijnen
die zich in koorden twijnen
en wat er ook maar wil verdwijnen,
het kan daarin opnieuw verschijnen.
Het bindt de stroom bijeen
en wat vloeit wordt steen.

Wanneer het zou vervliegen
zou je niet langer liegen
omdat je dan niet kon vergelijken
met wat er valt te ijken.
Ineen stortten de rijken
en alle zorg zou wijken.

Is dit iets om na te streven?
En kan je 't wel beleven?
Misschien is't daar de hele tijd,
met niemand erin ingewijd.

dinsdag 30 augustus 2011

Gelei.

Jaloers ben ik op alle mensen
omdat ik anders lijk dan zij.
Ik wil mij anders wensen,
dan hoor ik er tenminste bij.

Door die twijfel en die zorgen
ben ik juist een van hen
maar dat blijft voor mij verborgen
omdat ik daarmee bezig ben.

Als ik mijn wens laat varen
maak ik daardoor mijzelf vrij.
Ik zal licht ontwaren
in de wilde woestenij
en de storm zal bedaren.
Ik zal zacht zijn als gelei.






Warmte.

Soms blijkt onverbloemd:
ik ben voorgoed verdoemd.
Wat ik ook probeer,
het zal falen telkens weer
als ik niet van mezelf hou
en mij kan halen uit de kou.
Daarvoor is warmte nodig:
de rest is overbodig.
Wanneer ik die niet heb
is wat ik doe slechts nep.
Waar haal ik die vandaan
als ik mijzelf niet kan verstaan?

Maar dit is alles misverstand,
zo veel is er niet aan de hand.
De warmte, nee, die heb ik niet
omdat geen ik nog overschiet.

Hierbij beken ik bondig:
dit is een beetje te spitsvondig.
Tussen hovaardigheid en bidden
ligt mijn toestand in het midden.






maandag 29 augustus 2011

Gezond.

Van een stuk wordt soms gezegd:
"Dit is overdreven of het is al te volmaakt.
't Wordt door de werk'lijkheid weerlegd
waaraan het door zijn harmonie verzaakt."

Wat men wellicht over het hoofd ziet
is dat alles werk'lijk is zodra het is ontstaan.
Dit geldt voor weemoed, krijg en 't Hooglied,
voor heldendom en misdaden begaan.

Moerassen, goud en klompen,
strelingen en stompen,
brokaat, satijn en lompen,
gebrabbel van een babymond,
halfvoltooid of afgerond,
ziek'lijk of gezond.




zondag 28 augustus 2011

Eclips.

Wat is lijden anders
dan de dingen willen anders?
Als dit willen zou vervliegen
hou je wat je hebt.
Dit is vrij van waar en liegen
en door waarde onbehept.
Of je't splijten wilt of wiegen,
het blijft altijd ongerept

Waar gaat het eigenlijk over?
Over een heerlijk lover
dat zich huift over een rover
met zo'n zachte tover
dat deze gans verdwijnt
en een glans verschijnt.

Keuze.

Al lang weerklinkt de leuze:
"We hebben vrije keuze".
En inderdaad:
dat ik iets min of haat
zou ik kunnen besluiten
al valt niet uit te sluiten
dat ik daarin faal
ondanks mijn ferme taal.

Maar zeker kan ik kiezen
dat ik citroenen koop of peren.
Die vrijheid kan ik niet verliezen,
mij zelfs niet tegen weren.

Want dat ik koos
is keuzeloos.

Zijn.*)

Hoe kan ik spreken over 't zijn
als ik er onderdeel van ben?
Weliswaar trek ik een lijn
waarmee ik onderscheid aanbreng
tussen mijzelf en de rest
maar dit is schijn, dat weet ik best.
Want ook de lijn is zijn
en daarmee mijn en dijn.
Als alles zijn is
hoe kan het zichzelf dan kennen?
Het loopt zichzelf dan altijd mis
zoals een ezel die blijft rennen
achter de wortel voor zijn neus
met de snelheid naar zijn keus.
Een vinger kan naar alles wijzen
behalve naar zichzelf.
Zo kan men ook oneindig reizen
door een grenzeloos gewelf
zonder zichzelf ooit te zien
al ziet men zelfs misschien
de steen der wijzen
en de heerlijkste paleizen.

Als zijn zichzelf niet kan kennen,
is het de vraag maar of het is
of slechts bedacht is om te wennen
aan dit diepst geheimenis:
er is dit plannen en dit rennen
terwijl daarvoor geen reden is.

*) " "Zijn" betekent ook: hem toebehoren." - Franz Kafka, beschouwingen.

zaterdag 27 augustus 2011

Geheugen.

Waar zal ik over spreken: het weer?
Maar dat is reeds bekend,
we zijn er aan gewend
en 't maakt niet uit wat ik beweer.

Dan liever maar de politiek?
Dat kan heel zinvol wezen.
't Is kostbaar om te kunnen lezen
wat ons gezond maakt en wat ziek.

Hoe't resultaat ook uitpakt,
het zal er altijd zijn.
Of het nu stijgt of wegzakt,
er blijft een vage pijn
die op de dingen vastplakt,
beton of porselein.

Wat is die pijn?
Is die niet het zijn
zodra het wordt gekend,
bevroren en gestremd
als een gestolde Lethe *)
verstoken van vergeten?


*) Lethe: Rivier die vergetelheid brengt wanneer men ervan drinkt.

vrijdag 26 augustus 2011

Professor Barabbas. *)

Hij bouwde ooit de batiscaaf.
Daarmee reis je naar de naaf
van 't levenswiel: de navel
van het rad vol elixer en zwavel.

Van daaruit kun je reizen
naar krochten en paleizen,
naar kristallen rijken
en slagvelden vol lijken.

Je kunt gaan zitten in een roos
of op een mestvaalt, als je't koos.
Je komt er niet altijd nog uit
en van jager werd je buit
totdat de maker, Barabbas,
onthult dat hij verzinsel was.



*) Prof. Barabbas, personage uit de stripverhalen "Suske en Wiske", bouwer van de batiscaaf, een tijdmachine.

Ruimte.

Altijd zullen er drie zaken zijn
in de ruimte, diep en wijd:
een binnen, een buiten en een lijn
die de twee eerste scheidt.

Wat in de ruimte is, dat is het ook:
elke vorm is tevens ruimte.

Of je nu ronding hebt of schuinte,
puntigheid of rook,
ze hebben hoe dan ook twee kanten. *)

Zo zijn de vormen afgezanten
en tegelijk representanten
van een holte zonder spanten.


*) Een binnen- en een buitenkant.

Volmaakt.

Alles is volmaakt.
Hoe zit het met een scherf
of vormen van bederf
of wat er werd gekraakt?

Al scheid je bloem van steel:
de delen blijven heel.

Het fijnste gruis,
het grootste huis,
verdachte ruis,
gemeen gespuis:

zodra het is vernomen
is het aan het licht gekomen.
Of het nu fouten zijn of dromen,
elk feit is zelf volkomen.

donderdag 25 augustus 2011

Pompoenen.

Een wereld zonder ik:
wat kan ik ervan zeggen?
Ik kan dan geen verbanden leggen
maar verdamp in 't ogenblik.

Wat blijft zijn de geluiden
als los geworpen huiden
over de stille aarde
die als een pan
haar deuk bewaarde.

De ritselende bladeren,
het bloed dat ruist door aderen,
de wentelende raderen.

Pompoenen als planeten
die goed zijn om te eten:
zij zijn zichzelf vergeten. *)


*): "De roos is zonder waarom; zij bloeit omdat zij bloeit.
      Zij let niet op zichzelf, vraagt niet of men haar ziet".
     - Angelus Silesius.

Met dank aan Martin Heidegger die op deze tekst wijst in "Het beginsel van grond". 

Don Giovanni. *)

Uit de afgrond klinkt een huilen
waarin dood en leven ruilen.
Je kunt daar geen houvast vinden
in de huiverende winden.

Wat zou kunnen ligt verzonken
in onpeilbare spelonken.
Overal steekt daar iets achter
en de hyena lacht er.

Dit lachen heb ik opgenomen
en ontworsteld aan demonen.
Het is een lichte schittering
vrij van wraak, verbittering,
uit een trog, troebel en diep,
waaruit ik mij tevoorschijn riep.

*) Een armzalige poging in verzen om Mozart's onsterfelijke ouverture weer te geven uit de gelijknamige opera, mede geïnspireerd door Kierkegaard's opstel
"De onmiddellijke erotische stadia of het muzikaal-erotische".

woensdag 24 augustus 2011

Ik.

Ik wil mij telkens weer vertalen
steeds opnieuw mijn plek bepalen
om te komen met verhalen
voor een publiek in volle zalen.

Toch blijf ik dwalen
omdat ik aarzel te betalen
met mijn leven.
Liever blijf ik zweven.

Zo blijf ik ongrijpbaar,
vrij en ongebonden,
door ik weet niet wie gezonden,
mistig en onklaar,
weet een zaak nooit af te ronden,
zwervend tussen vals en waar.

Achter.

Achter mij staat er een wachter,
zo noem ik dat in elk geval,
hij pleegt een slinkse overval,
wordt van mijn lijf de pachter.

Hij houdt mij in zijn greep,
ik kan mij niet bevrijden,
hij blijft mij maar berijden,
gewiekst, met knie en zweep.

Ik heb van alles geprobeerd
hem toegesproken en de les geleerd
maar het mocht niet baten:
hij gaat te buiten alle maten.

Maar nu word ik wat zachter
want nergens zie ik achter.


dinsdag 23 augustus 2011

Feest.

Wij hebben wezens aangenomen
in stenen en in bomen
in dieren en in mensen
met hun duizend wensen.

Toch zijn ze nooit gevonden
noch de tijd dat ze ontstonden.
Je weet niet waar ze zijn.
Zijn ze daarvoor te fijn?

Of zijn ze slechts bedacht
ontlenen dan hun macht
aan 't feit dat men vergeet
dat men dit zelf deed?

Al zijn ze'r nooit geweest,
toch gaat steeds door het feest
dat van zichzelf blijft genieten
en zich continu blijft gieten
in wisselende vormen
van engelen tot wormen.

maandag 22 augustus 2011

Aan de dis. *)

Het leven is een lappendeken
of een wand met knoppen.
Overal is wel een teken
om te gaan of om te stoppen.
Ontmoetingen zijn zonder tal,
flitsend en voorbijgaand.
Iedereen komt eens ten val,
in de vlucht of opstaand.
En dan? Is er een weerzien?
De lepel in de soepterrien
die zo rustig glanst
schijnt het zich niet aan te trekken.
Hij trekt gekke bekken
in de kaarsenvlam die danst,
betoverend, met schizoïde vlekken.



*) "NAMO Compassion and emptiness are inseperable.
    This uninterrupted flowing mind
    is suchness, primordially pure.
    Space is seen in intercourse with space.
    Because the root resides at home,
    Mind consciousness is imprisoned.
    When I meditate on this, subsequent thoughts
    Are not patched together in the mind.
    Knowing the phenomenal world is the nature of mind,
    Meditation requires no further antidote.
    The nature of mind cannot be thought.
    Rest in this natural state.
    When you see this truth you will be liberated.
    Just as a child would, watch the behavior of barbarians.
    Be carefree; eat flesh; be a madman."

Marpa de Vertaler, Vajra Doha.
(Met dank aan Wiebren Vis die me ooit op deze tekst attent maakte).
 

Gelaat.

Wat zijn we toch een dichters
en daarmee verwarringstichters!
Terwijl de dingen er al zijn,
moeiteloos en zonder pijn.

We dichten ze twee zaken toe:
erachter een essentie,
al dan niet met een licentie,
en ervoor de heil'ge koe
die ze altoos gadeslaat:
die krijgen onbegrensd mandaat.

De dingen kunnen heel goed zonder.
Het leven wordt een stuk gezonder
als je die ballast achterwege laat.
Wat blijft is dan uw schoon gelaat.

zondag 21 augustus 2011

Vergissing.

Eens liep ik in het donker,
alle glans verzonk er,
schuif'lend ging mijn voet
om te voelen goed
waar ik hem neer zou zetten.
Ik wou een val beletten.
Toen voelde hij een slang
en ik bevroor, doodsbang!
Zo bleef ik stokstijf staan
trillend en ontdaan.
Er gebeurde echter niets
en ik kalmeerde iets.
Nog langer bleef ik wachten
en ik herwon mijn krachten,
kreeg andere gedachten
die mijn leed verzachtten
zoals: "Het is een touw! *)
'k Zat enkel in het nauw
door misverstand,
er is niets aan de hand."

Zo bleek het ook te zijn:
de slang die was slechts schijn
maar daarmee onverderfelijk,
onkwetsbaar en onsterfelijk
want wat niet heeft bestaan,
hoe kan dat ooit vergaan?

*) De analogie van de slang en het touw is een traditionele boeddhistische manier om onwetendheid als bron van het lijden mee aan te duiden.

Oceaan.

Vergank'lijk-  en onsterf'lijkheid
hoe vallen die te rijmen?
Die zijn, lijkt het, in strijd:
anders zou logica bezwijmen.

Maar kijk eens naar de oceaan:
de golven rollen af en aan.
Schuim spat op, vergaat er,
maar wat het blijft is water.

vrijdag 19 augustus 2011

Geen.

O eenzaamheid, o donk're schim
die altijd opdoemt aan de kim
wanneer een feest ten einde loopt
en mij er onmiddellijk toe noopt
om maatregelen te treffen,
om alsjeblieft niet te beseffen
dat het vermaak een farce was
die slechts tijdelijk genas!

Zo blijf ik levenslang actief
ben van mijn eigen rust een dief
uit angst om te verdwalen
in bodemloze dalen.

Is er echter geen een
pas dan
pas dan alleen
ben ik nooit meer alleen
omdat ook dat verdween.

Verademing.

Het ikgevoel, het is een bitt're pil
waaraan ik me nog steeds vertil
mijn krachten nutteloos verspil
en daarom zit ik liever stil.

Ik kan mij dan bezinnen:
waar zal ik beginnen,
hoe kan ik de mijn ontginnen,
van buiten of van binnen?

Wellicht is't uitgangspunt al fout
door bij voorbaat aan te nemen
dat ik verdwaald ben in een woud:
dit is een vrucht'loos temen.

Wellicht is er geen binnen,
dan is er ook geen buiten.

Alleen een woud van goud
waarin de vogels fluiten.

Pad?

Wat mij nog steeds verbaast
is dat de mare raast:

"Er bestaat geen ik
het is slechts loze schrik
en dan pas strik
wanneer je er in gelooft.
Je kunt het beter maar vergeten,
het liefst er niets van weten
omdat het je je vreugde rooft.
Stop ermee en stuur het weg
dan is er niets meer aan de hand."

Juist hierdoor raak ik in de brand
en is't alsof ik zeg:
"Denk niet aan een olifant."

Bal.

Lampekappen, irissen,
kerstballen en maanvissen,
munten, wielen, kralen,
kogels en bokalen:
cirkels zie ik overal
op het kosmisch bal
waarvoor ik werd genodigd
en dat als een o ligt
uitgewaaierd
in een baaierd
wijd en licht:
een grandioos gezicht.

Mijn ogen zijn de vinders
van fladderende vlinders
en blinkende cilinders.

Perpetuum mobile.

Mijn geven
is slechts weven
van illusie:
een gebarenspel.

Zoals ik het nu zie
is het een bel
of parodie
op hartelijkheid.

Ik ben vaak niet bereid
mezelf erbij te doen
maar scheid
me van mijn zoen.

Opdat ik kan getuigen
weiger ik te buigen.

Zo heb ik mij behouden,
verstrikt in donk're wouden,
en gaapt opnieuw de afgrond.

Dan is de cirkel rond.

Nieuwe rondes, nieuwe kansen.
Er zit niets anders op dan dansen.

Molenwiek.

Van achteren word ik geduwd
door een verlangen dat mij stuwt
en voor mij gaapt de afgrond
die mijn gespreide hand verafschuwt.

De ruimte is een open wond
die siddering voorafschaduwt.
Zo blijf ik balanceren,
kan wenden mij noch keren,
bevroren en verstijfd
en door beklemming ingelijfd.

Ik ben geworden tot reliek
bezienswaardig voor publiek
en draai rond op walsmuziek
willoos als een molenwiek.

O, kon dit "ik" slechts wijken,
het lijden zou bezwijken!

donderdag 18 augustus 2011

Kat.

Ik strek mijn hand uit naar mijn kat
die slaat haar nagels uit.
Het bloed dat uit mijn vinger spuit
heeft mijn overhemd bespat.

Ik duw mijn hand naar voren.
Dat kan haar niet bekoren.
Ze deinst wat achteruit
en laat los haar buit.

Het is geen ernstig incident,
ik ben er aan gewend
en ben een beetje plant.

Mijn bloed is sap verwant
aan wat er stroomt in't land,
geeft met het dier een band.

Illusie.

"Een pijl kan niet bewegen",
vertellen ons de Eleaten. *)
Dat is een grote zegen
omdat dan wie ons haten
ons nooit kunnen raken
en wij geen wonden smaken.

Zij hebben gelijk
en geven blijk
van hun gezond verstand.

"Er is niets aan de hand",
beweren zij:
"elke verplaatsing
is weerkaatsing
van een misverstand.
Ga maar na:
al wil een pijl van B naar A
dan moet hij eerst langs C,
als 't op de route ligt.
Dat is zijn plicht.
Maar tussen B en C is D
en tussen B en D nog E.
Dit gaat zo altijd door
dus is er voor de pijl geen voor,
geen wijze
om te reizen."

De flits die ik nu zie
is kennelijk illusie.


*) Eleaten: Griekse filosofische school.

Verlichtingskiem.

Soms kan je zijn verdwaald
in spelonken en in holen
of worden vermaald
door een mallemolen.

Je ziet geen hand voor ogen,
word door tegenslag bestookt,
bent door je hoop bedrogen
en je lusthof rookt.

Als je het neemt zoals het komt,
al zijn je kansen ook vervlogen
en voel je je bespogen,
kan het toch zijn dat je klacht verstomt
en dat je je niet langer kromt
wanneer je denkt aan mededogen. 
 


 

woensdag 17 augustus 2011

Wiegeliedje.

"Een": dat geeft meteen al "twee"
want zonder "een" geen "geen". *)
Dus: schrappen we de "twee",
dan is er ook geen "een".

Meer is er niet vereist
om te wissen elke lijst.
Ondanks dit vervliegen
blijft de weg toch wiegen

tussen dag en nacht
tussen wie huilt en lacht
en wie zich haast en wacht.

Hij wiegt voort op eigen kracht
soms eens hard en dan weer zacht,
blijft buiten onze macht.

*) "geen" is vereist om "een" vast te kunnen stellen. Omdat dit twee verschillende zaken zijn is de "twee" daarmee een feit.

Voor en na de val. *)

Het leven is een grabbelton,
vol rijkdom onverhoeds.
Het bakt je poets na poets,
blijft schijnen als de zon.

Als je er een greep uit doet
heb je het gesplitst.
Dit is wat de strijd ophitst
tussen kwaad en goed.

Als je het laat rusten
rust het in zijn lusten
en smelten alle kusten.

Een roerloos paradijs,
een transparant paleis,
voorbij aan dwaas en wijs.



*): "Es gibt zwei menschliche Hauptsünden, aus welchen sich alle andern ableiten: Ungeduld und Lässigkeit. Wegen der Ungeduld sind sie aus dem Paradiese vetrieben worden, wegen der Lässigkeit kehren sie nicht zurück. Vielleicht aber gibt es nur eine Hauptsünde: die Ungeduld. Wegen die Ungeduld sind sie vertrieben worden, wegen der Ungeduld kehren sie nicht zurück."

"Wir wurden geschaffen, um im  Paradies zu leben, das Paradies war bestimmt uns zu dienen. Unsere Bestimmung ist geändert worden; dass dies auch mit der Bestimmung des Paradieses geschehen wäre, wird nicht gesagt."

                 Franz Kafka, "Betrachtungen". 

dinsdag 16 augustus 2011

Eventjes.

Diep verzonken in 't verhaal
kan ik er soms toch uit ontwaken,
hetzij door uiterlijk kabaal
of door een innerlijk baken
zoals het plotseling besef
dat ik mijn hand ophef
om een bladzij om te slaan,
wat niets heeft uit te staan
met het avontuur
waarin ik was verzeild.

Voor eventjes ben ik ontpeild
niet langer overstuur,
uit de oorzakelijkheid gekeild
en vrij van plaats en uur.

Metamorfose.

Ik pak een boek, lees een verhaal,
word er in opgenomen.
Hoe meer ik in details afdaal
hoe meer ik oplos in het stromen
tot ik er niet meer ben.
Ik ben de held geworden
die ik als geen ander ken
en ga mij voor een strijd aangorden.

Waar is mijn vorig ik gebleven?
Het is geheel verdreven
en het is onbekend
langs welke weg het rent,
of er nog rest een rudiment
of een sluim'rend sediment.

maandag 15 augustus 2011

Voorherfst.

De herfst moet nog beginnen
maar kondigt zich voorzichtig aan.
De oogst is nog niet binnen
maar de maan gaat hoger staan.
Het water glanst al duister
onder donkergroene bomen
en er is gouden luister
op het land gekomen.
In de ochtend is er kilte
en een ademloze stilte.
Er is een enkel blad dat krult,
dat al een nieuw seizoen onthult,
een haast illusoire mist
die onder de plavuizen gist.










Tellen.

Tellen: hoe gaat dat in zijn werk?
In elk geval is de gewoonte sterk
om dat constant te doen.
Kan die ook slijten als een schoen?
Want tellen is wel problematisch
en maakt het leven vaak dramatisch.

Vooraleerst is er de een,
voor elk getal de steen
waaruit het zo schoon is opgebouwd,
waarop men blindelings vertrouwt.

Maar een is grond voor geen:
zonder een geen geen.
Hoe weet ik anders dat iets is
wanneer iets anders het niet is?

Een en geen dat is al twee
en een en geen en twee is drie
en zo komen er getallen mee
waarvan het einde ik niet zie.

Nu nog even terug naar een
want daar is alles mee begonnen.
Wanneer ik zeg: "een steen"
is 't al meteen verzonnen.
Ik kon ook zeggen: 't zijn atomen
voor de gelegenheid tezaamgekomen
en slechts voorzien van etiket.

Voor de atomen geldt dit ook
ook zij zijn een boeket
van delen en als rook.
Ook hun delen kan ik delen,
dit gaat zo altijd door.

Ik vind geen een, daarom geen velen
en daarmee gaat ook geen te loor.

Tellen is mentaal besluit,
als ik dat zie ben ik er uit.

zondag 14 augustus 2011

Balans.

"Zal ik iets doen of laten?"
dat is een dagelijks refrein
dat mij begeleidt op straten,
in het café en op het plein.

Het slaat de maten
van een dans,
houdt daad en gaten
in balans,

weegt handelen en wachten,
ontvangt gedachten,
schat de krachten.

Ik wil de weegschaal eren
die mij laat functioneren
en tegelijk laat leren.

Fluitje.

Een vlieg is aan het gonzen.
Ik hoor hem alsmaar bonzen
tegen het gesloten raam
terwijl de and're open staan.

Hij hoeft alleen maar om te vliegen
om zich te bevrijden
maar hij laat zich maar bedriegen
en daardoor blijft hij lijden.

Ame vlieg. Ik pak een doek
en laat hem vrij.
Zijn gonzen was voor mij verzoek,
nu vliegt hij naar de wolken blij.

Bevrijding is een fluitje van een cent
als je de weg maar eenmaal kent.

zaterdag 13 augustus 2011

Verlegenheid.

Er zijn soms van die ogenblikken,
onbewaakt en onvermoed,
die me laten schrikken
door hun lieve overvloed.
Dan weet ik niet
waar ik het zoeken moet
en ik schiet
vol en weg
in een dorre heg
vol stekels en manieren.
Als een meute dieren
draven er impulsen
door lege hulzen
van gemaakte gebaren
en verbijsterd zie ik toe
hoe ik wat licht kan baren
pardoes in een vitrine doe.


Uitsluitend.

Ik kan berichten schrijven
en voor hen maakt het niet uit
of ik dit doe op harde schijven
of een beslagen ruit.

Zo is het voor papier om 't even
of wit erop verschijnt of zwart,
gegevens over dood of leven,
of de woorden stop of start.

Kortom, de mare en de drager,
hoewel onscheidbaar
en onmisbaar voor elkaar,
blijven elkander onbekend.

Nog sterker dan bij wild en jager:
ofschoon wel aan elkaar gewend
kennen ook die elkander niet
want wild is weg als jager schiet.


donderdag 11 augustus 2011

Fris.

Er is een oude weg
die direkt tot inzicht leidt
zonder pijn en strijd
of moeizaam overleg.

Ga zitten en doe niets:
dat is de instructie.

Gebeurt er dan nog iets
of is de introductie
ook meteen het eind?

Om dat te kunnen weten:
kijk naar wat verschijnt
en wat daarmee verdwijnt.

De rest mag je vergeten,
niets valt er nog te meten.



Lam.

Het is een mooie morgen,
stil zit ik en tevreê.
Er zijn geen grote zorgen,
't valt allemaal wel mee.

Ik heb tijd om te beseffen
dat het feit dat ik hier kwam
nergens is aan te treffen.
Het is enkel een vlam
die oplicht in 't geheugen
dat hulp'loos als een lam
waarheid draagt en leugen.

Dat ik op de wereld ben gekomen,
waarin verschilt dat van een dromen
dat zich op dit moment voltrekt,
diep en wijds en uitgestrekt?

Alleen: dit eeuwige moment
blijft mij onbekend.
Ik grijp voortdurend mis
omdat het te onmiddellijk is!


woensdag 10 augustus 2011

Fantomen.

Als ik heel eerlijk ben heb ik geen flauw idee
waar alles toch vandaan komt, noch wat ik ermee moet.
Ik loop gedwee met wat zich aandient mee:
konijnen blijven springen uit een hoed.

En zelf ben ik echo slechts of nevel,
een damp die optrekt langs de gevel
van wat ondoordringbaar is en dus al evenzeer
verschijnsel als het andere, niet minder en niet meer.

Zo zijn er slechts fantomen die blijven gaan en komen.
Zij roepen alles op: het stilstaan en het stromen,
herkomst en bestemming, een gever en ontvanger.

Mocht dit worden begrepen, dan zou niet langer
wie dan ook gebukt gaan onder pijn of rampen
maar alles zou zijn opgehelderd, licht als lampen.




dinsdag 9 augustus 2011

Onkenbaar.

Ik kijk eens naar mijn hand,
zie beurt'lings palm en rug.
Ik draai hem heen en terug,
zie telkens maar één kant.
Van elkander afgewend
blijft hen immer onbekend
hun wederzijds bestaan
als bij de zijden van de maan.

Is't ook niet zo met stof en geest?
't Zijn delen van mijn wezen,
gescheiden daarvan nooit geweest.

Voor elk van hen blijft onbewezen
of de andere bestaat.
Voor elkaar zijn ze te laat.

Toch is dit geen probleem:
de mengeling van lucht en leem
maakt mijn hand bewegelijk.
Zonder zich af te matten
is hij er wel degelijk
al kan de palm de rug nooit vatten.



maandag 8 augustus 2011

Smidse.

Voortdurend smeed ik plannen,
hoe gaat dat in zijn werk?
Het is een samenspannen,
een buigen en vermannen,
een wisseling van zwak en sterk,
een spel van paal en perk.

Waar ligt de oorsprong:
bij mijzelf of bij het plan?

Het is als bij een gong:
de galm komt pas dan
als klok en klepel slaan:
elk apart zal niet volstaan.

Het plan dat heb ik niet bedacht,
het rijst omhoog op eigen kracht.
Het ik is een gegeven,
uit onbekende stof geweven.

Zo is er niemand die iets doet
maar alleen de smidse.
Metalen sissen in de gloed
en slechts een spook bezit ze.















Spoorloos.

Mensen waren trots
op hun eerste maan
en zeiden: "Als van een rots
kun je ervan op aan
dat er geen god is
in de hemelbaan.
Dat er een lot is
is slechts waan".

Zij hadden gelijk
en hetzelfde blijk
van hun bevinden
kun je vinden
op de chirurgentafel:

van het "ik" geen rafel.

zondag 7 augustus 2011

Koor.

Wat is angst nog meer dan 't onbekende?
Voor iets anders dan wat wende?
"Waarheen? Wanneer? Waarna? Waardoor?"
't Zijn vragen van een wenend koor.

Bedenk: wat men niet kent dat is er niet
en wat er is dat kent men.
Dit bespaart u veel verdriet
en uw bestaan wordt minder eng.

Hoe zit het echter met die vragen?
Want die blijven klagen.
Zoals gezegd: ze zijn een koor,
leen hen dus een luisterend oor.
Hoor hun lied, hun snik, hun klacht:
't Kan zijn dat u soms lacht.

zaterdag 6 augustus 2011

Fenomeen.

De spijlen van 't balkon
zijn als een orgelspel
en de stralen van de zon
een iriserend tijgervel
dat losjes ligt geworpen
over veld en dorpen.
De wereld is repliek
op kosmische ritmiek.
De harmonie der sferen
blijft wederkeren.

Is dit niet al te mooi?
Is het niet enkel tooi?
Niet als er niets onder ligt.
Dan licht het in zijn licht.

Dood waar ben je?

Ik heb al menigeen zien sterven,
het noodlot dat wij allen erven.
We zien iemand die ademt
en daarna niet meer.
Het lichaam gaat ontbinden,
we moeten een begraafplaats vinden.

Natuur is niet inschikkelijk,
we vinden dat verschrikkelijk
maar bij nadere beschouwing
mist dat onderbouwing.

Niemand kan de dood beleven,
daarvoor zou je moeten leven.
Het is als slapen zonder dromen:
dat we dan zijn wordt aangenomen
maar is geenszins zeker
dus is er ook geen lijdensbeker.
En dit inzicht doet bedaren
zweet en tranen, woeste baren.

Is er toch leven na de dood
dan is de dood gedood
en is ons jammeren en treuren,
een droevig, diep gebeuren,
door het verdriet wel nodig
maar in feite overbodig.

Kolos.

Op een bankje in de zon
kijk ik naar beneden.
Ik zie daar tal van bezigheden
maar helemaal geen horizon.
Het zijn mieren die zich haasten
over eindeloze stenen.
Onverschillig voor hun naasten
spoeden zij zich henen
en verdwijnen onder 't mos.

Ik ben hierbij als een kolos
of godheid aan 't stoelen
boven dit druk krioelen,
en kijk neer in het verleden.

Onkenbaar blijft het heden.

Johannes Vermeer.

's Middags op de kade
ziet hij de lucht als gade
van huizen, stad en water
en zijn ezel staat er.

Door zijn aderen stroomt leven
mede aan 't penseel gegeven
en dit stromen is de tijd
over eeuwen uitgespreid
gevat in licht en wolken
die 't onzegbare vertolken
op het geduldige canvas.

Het is of hij de hemel las
en zo zag de and're helft
van "Het gezicht op Delft".

Niets.

De ruimte: is die niet bedacht
of anders gelijk aan niets,
evenzeer verzinsel,
en als de tijd een spinsel?

Want niets hangt af van iets
zoals de dag van nacht.
Tijd berust op tellen
en ruimte op de ellen.

Dus zonder tel geen tand des tijds,
zonder maat niets uitgebreids,
zonder iets geen niets.

Dat laatste lijkt niet op te gaan.
Maar kan niets wel apart bestaan,
toch kom je bij die slotsom aan.

vrijdag 5 augustus 2011

Waarin?

Hier zit ik te schrijven
omringd door vele vormen,
invallen die stormen,
guirlandes die langsdrijven.

En ik ben zelf zo'n vorm
maar kan die niet ervaren.
Ik kan die slechts verklaren
met mijn verstand als norm.

Er is een notie van scharnieren,
van knieën, gal en klieren,
van ruimte overal,
van woorden zonder tal,
maar ik zie niet
waarin ik deze giet.

Stabiliteit.

Ik sta op deze grond
en kijk rustig rond
naar wat de tijd bewaarde
in deze wijde gaarde.

Maar zij die zoveel vrees bedaarde
door haar vertrouwde stevigheid
en durende aanwezigheid,
waarop rust zij zelf, de aarde?

Er wordt gezegd: ze reist door 't ruim
zonder pauze of verzuim
dus hoezo nog vastigheid
nu het mysterie is ontwijd?

't Is door de zwaartekracht
die het geklots tot stilstand bracht.

De rest is enkel denken,
onmachtig deze wet te krenken,
vluchtig als een zwenken.

donderdag 4 augustus 2011

Maalstroom.

Ik voer mijn kat garnalen
en voel me daar niet prettig bij.
Liever ging ik melk halen
en maakte rijstebrij.
Ik zie mijn kat graag eten
maar kan niet vergeten
dat dat voor alle wezens geldt
en sommige worden gepeld.

Zo zingt natuur haar madrigalen
vol folter en vertier
en in haar wijde kathedralen
valt menig dier
ten offer aan 't genot
van andere: dat lijkt gebod.

Maar in het paradijs
slaapt naast de leeuw het lam
en dat is dus bewijs
dat het ook anders kan.

Hoewel: bewijs?
Is het niet eerder droom
waarnaar ik maar verwijs,
uit wanhoop vroom?

Toch blijft dat de vraag
want ook dit bestaan wordt vaag
wanneer ons sluimer overmant
en al wat moordt en brandt
is na een tijdje uitgeblust
wanneer de slaap 't geheugen sust.

Dus is het een niet echter dan het ander
al was het maar omdat ik zelf verander.

woensdag 3 augustus 2011

Natura naturans.*

Is de natuur geboren?
Die vraag kan je niet stellen
want wil je't antwoord horen
vereist dat een vertellen
dat al natuur vereist.
Een vinger die zichzelf aanwijst
kan evenmin bestaan:
niets kan naar zichzelf gaan.
Zo is er wel natuur
maar zij komt nergens vandaan.
Zij zelf heeft plaats noch uur
maar geeft wel aan
plek en moment voor licht en duur.

* "Natura naturans" - "Naturende natuur" (Baruch Spinoza).

Onvindbaar.

Er is zo veel te kennen:
puimsteen op de maan,
dennen die als pennen
op een helling staan
en een diameter
van ik weet niet
hoe veel meter
waardoor het leven vliet.
Er zijn triljarden haren,
tragische verhalen,
trillende metalen
komische gebaren.

Maar wie vind je niet?
Degene die het ziet.

Gewis.

Ik ben de hele tijd maar bang,
ongerust, geïrriteerd.
Dat gaat zo door mijn leven lang:
alles gaat verkeerd.
Zo jaag ik mijzelf op stang,
ik heb het nimmer afgeleerd
en er is een droeve zang
die mijn vrolijkheid versjteert.

Hoe kan het nu dat dit zo is?
Kennelijk is er iets kostbaars dat ik mis
of dat ik denk te missen.

Zelfs als ik mij blijf  vergissen
kan ik mij hiervan vergewissen
en daarmee al mijn zorgen wissen.

Grap.

Soms ben ik gevangen
en word door schrik bevangen.
Alles staat geregistreerd
en ik zit vast.
Te veel gaat er verkeerd:
het leven wordt een last.
Er is futiel verlangen
om 't lijden te vervangen.

En dan, in ene klap,
zie ik de grap:
ik ben gevangen in een map
maar deze heeft geen randen
en zonder stap
ben ik in vrije landen.

dinsdag 2 augustus 2011

Karma.

Het einde komt vaak onverwacht
en is soms gruwelijk.
Het overvalt je als een nacht
en ontbindt het huwelijk
met je aards bestaan.
Je moet iets nieuws aangaan
dat je niet kent
en wat niet zomaar went.

Wat je in dit leven spaarde
kan nochtans helpen
want nu is er alleen je geest.

Wat je vergaarde
kan je wonden stelpen
als je bent terug van weggeweest.

Copernicaanse wending.

De zon komt op, gaat onder.
Dat wordt steeds waargenomen
in waken en in dromen.
Voor niemand is't bijzonder.
Er wordt echter beweerd
dat dit niet zo is:
Het is de aarde die zich keert
zonder rem en hindernis.

Zo denk ik dat ik handel
en over wegen wandel
maar zou 't niet kunnen zijn
da 'k mij ook hier vergis?

Ik glijd slechts langs een lijn
en 't lijkt dat ik beslis.

maandag 1 augustus 2011

Overleden.

We zijn al dood maar willen dat niet geloven.
Dit ongeloof wekt ons tot leven
met bijbehorend' vrees en beven.
De werkelijkheid gaat onze pet te boven
en in plaats van die te laten rijpen
willen we alsmaar haar grijpen.
In waarheid is er niets beleefd,
nooit geleden, nooit gestreefd
en is het ons geheugen
dat ons laat verheugen
in een zoete leugen.
Niet erg, mits herkend
waardoor verbetenheid ontklemt
en licht de smarten naar de hemel zendt.

Gastvrij.

Er is een leeg papier.
Daarin verschijnt een punt,
gitzwart en onverdund,
en je zegt: 't is hier!
Dat is terecht maar je vergeet
in de roes en het plezier
van punten zetten bij de vleet,
wat je doet met verf en zwier,
dat de druppels inkt en zweet
deel zijn van 't papier
zodra ze zijn verschenen.

Of't nu leeg is of beschilderd,
met strakke hand of juist verwilderd,
het blijft zich gelijkelijk lenen.

Dodeloos.

O was ik maar materialist
die van geen leven wist.
Dan was alles dood,
niets dat er weerstand bood.
Geen hoop zou er meer zijn
noch iets maar ook te vrezen.
De mogelijkheid tot pijn
zou uitgesloten wezen.
Niets zou er zijn dat beeft
of dat ontvangt of geeft.
Is er niets te erven
dan valt er niets te derven
en wat geen leven heeft
kan nimmer sterven.

Dit is het summum bonum
maar vreemd genoeg
het laatste wat ik wil.