maandag 30 april 2012

Haast.

Het overkomt mij telkens weer:
dit sjeezen door't verkeer
en dat ik nog steeds foeter,
gesneden door een scooter.

Dat is omdat ik snel wil zijn
en trap op de pedalen.
Ik vind het nu eenmaal fijn
om toch op tijd de trein te halen.

Waarom ga ik niet vroeg van huis?
Ik hoef mij dan niet zo te haasten
als ik een zijstraat kruis
en heb meer aandacht voor mijn naasten.

Want, altijd op het nippertje,
lijkt wat ik doe een slippertje.


April.

Zij is de gril tussen de maanden,
een onverwachte warse gil
waardoor de bloesemen zich baanden,
onweerstaanbaar sterk en schril.

De struiken nog halfnaakt,
met hun tooi onafgemaakt,
worden door het licht geraakt
dat diep in de knoppen kraakt.

Hoewel het 's nachts nog wel kan vriezen
moet de winter toch verliezen
want breekt de zon maar even door
wordt zij begroet door't blijde koor
van bloemen in de weide,
pril en heftig beide.





Staan.

Wat heb ik toch gedaan?
Verzeild ben ik onder de maan,
geregeerd door vreemde heren
die lijf en goed beheren.

Er is in elk geval begeren
dat zich maar rond blijft keren,
van alles wil beweren
en zich niet kan verweren.

Wellicht kan ik iets leren
of anders altijd eren
de grote oceaan
van dit ontvankelijk bestaan.

Het zonlicht, met of zonder maan,
staart mij van alle kanten aan.


Eindeloos.

Boeren maaien
en planeten draaien.
Verleiders zullen paaien
en ruiters met de leidsels zwaaien.

De kat wast steeds haar kop,
erop, eronder en erop.
Zij maakt haar poot maar nat nonstop
en doet het allemaal voor nop.

De zon gaat onder en weer op
en geeft haar licht aan kruin en krop.
De naaisters blijven naaien
en ik eer Van Ostaijen.

Zelfs de kleinste waterdrop
wuift mee in eind'loos waaien.


Goud.

Ik wil mijn geest afdanken
en kijk dus liever naar de planken
om tot een staat van zijn te komen,
vrij van fantasie en dromen.

Ik zie de wolken stomen
want ik heb vrijaf genomen
van mijn zorgen en mijn plannen.
Mij resten slechts twee pannen.

In de ene kook ik soep
en in de ander havermout.
Ik heb opzijgelegd mijn loup
en de finesse laat mij koud.

Langzaam word ik stijf en oud.
Op de vloer ligt zon als goud.

zondag 29 april 2012

Kat.

Verwonderd kijkt zij rond
in de frisse morgenstond.
Ik heb voor haar plaatsgenomen,
mijn hoofd is voor haar kop gekomen.

Zij schijnt het niet te zien
maar kijkt verbijsterd bovendien
naar schimmen en fantomen
doorzichtig en verward als dromen.

Voor haar ben ik als het verleden
dat in geen verhouding staat
tot dit betoverende heden
met zijn levendig gelaat.

Verbijsterd, fris en ongeboren,
spitst of legt zij plat haar oren.


Amor Fati.

Alles is soms vastgelopen
en geen poort blijft open.
De wegen zijn versperd
en het weer is snert.

Alle kracht is uitgeput
en spreken heeft geen nut.
In zijn snelle boot
komt dichterbij de dood.

Dit is een tijd van nood
en weldra komt de stoot.
Gezonken is de vloot,
gegeten alle brood.

Dat ik voor ja of nee kan kiezen,
dat kan ik nooit verliezen.

zaterdag 28 april 2012

Zwembad.

Ik zwem maar heen en weer
in een paleis van water.
Nimfen vallen spattend neer
met spartelend geschater.

Telkens nader ik een struik
die volgens regulier gebruik
groter wordt en spreidt zijn takken
die ik bijna kan gaan pakken.

Dan keer ik mij weer om
en hij begint te krimpen.
Het zachte water golft alom
en op de rand staan gympen
die zich voegen om de voeten
van badmeisjes die groeten.


In laatste instantie.

Reputaties komen
en vliegen weg als dromen.
Op een dag word ik geëerd
en vervolgens genegeerd.

Soms sta ik in het middelpunt
van aandacht en applaus.
Dan heeft men het op mij gemunt
of ben ik slechts iets flauws.

Of het nu beter is of slechter,
ik blijf dezelfde trechter
waarin dit alles samenvloeit:
wat mij bevrijdt en wat mij boeit.

Of 't nu illusie is of echter,
ik blijf hierover rechter.

vrijdag 27 april 2012

Kleed.

Er is wel iets dat ervoor pleit
om in te stemmen met het feit
dat leven is als een tapijt,
vergeven van de mijt.

Er zijn kleuren en patronen
die, verweven, samenwonen,
donkere en lichte tonen,
boomgaarden en kronen,
onderbroken door de gaten
die, met nietszeggende gelaten,
kale plekken openlaten
waarover moeilijk valt te praten.

Ongemerkt, zonder strijd,
raak ik veel ideeën kwijt.



donderdag 26 april 2012

Credo.

Onwetendheid is het probleem.
Dit is het diadeem
dat, rijk bezet met edelstenen,
vreugde blijf verlenen.

Wat dit goede nieuws betekent
is dat ik mij heb verrekend
wanneer ik zucht onder een last
of op onheil word vergast.

De waarheid is van lijden vrij
en uit zichzelve blij.
Zij wordt niet altijd onderkend
en als de huid van een serpent
of een tas van schildpadleer
werpt zij haar sluiers telkens weer.

dinsdag 24 april 2012

Metgezel.

De adem is mijn metgezel
mijn hele leven lang,
net zoals mijn vel,
of ik nu moedig ben of bang.

Soms ben ik dat vergeten
en dat doet mij zweten.
Maar hij blijft nochtans trouw
en is er altijd wel weer gauw.

Totdat hij ooit wordt uitgeblazen.
Dan is hij echt verdwenen.
Ik kan mij dan niet meer verbazen
want ook ik ging henen
tezamen met het woeste razen,
met de zeeën en de stenen.

maandag 23 april 2012

Zekerheid.

Alles is gemaakt van tijd,
zowel de vrede als de strijd.
Dit inzicht raak ik niet meer kwijt
en brengt mij de gelijkmoedigheid.

De sluizen openen zich wijd
waardoor het leven alsmaar glijdt.
Zelfs wat een mes in stukken snijdt
valt binnen die zekerheid.

Leven, dood, zij zijn een feit
maar laten onverlet dat de tijd
steeds verder rijdt,
onverminderd zeeën splijt.

Hij spaart kool noch geit
maar is zelf de eeuwigheid.

Onbekend.

O lieve hemel wat een schrik:
wanneer ik in de spiegel blik
denk ik voortdurend: dit ben ik
en ben nog altijd niet bij machte
om te herkennen die gedachte.

In feite is het enkel glas
met een afbeelding erin
die weliswaar wordt gezien
maar door wie? Misschien
slechts door een vleugje gas,
een kwezel die zacht lachte
of een uniform met das.

Ik heb mijzelf nog nooit gezien:
ik kan dus nul zijn maar ook tien.

zondag 22 april 2012

Bruin.

Uit het treinraam kijk ik schuin
naar het onnavolgbaar bruin
van bielzen in de schemer.
Ik denk en ik ontneem er
op die manier de luister aan.
Eerst magisch als de volle maan
is het daarna weer snel gewoon
als een fietspomp of een boon.

Toch hoef ik slechts opnieuw te kijken
en de sluiers zullen wijken.
Opnieuw verrijzen weer de rijken
waar gewoontes in bezwijken.

In de sloten, een tint grijzer,
ligt het water stil als ijzer.

vrijdag 20 april 2012

Gezien.

Ik ben geheel tevreden
en rust nu in het heden.
Een ervaring is niet nodig
en voleinding overbodig.

Ik sla de hand niet aan de ploeg
en heb niets meer voor de boeg.
Wat er is dat is genoeg,
het is niet nodig dat ik zwoeg.

Voorbij aan geloof en eden
is lief en leed vergleden.
Ik ben tot deze rust gekomen
omdat ik zag mijn dromen
voor wat zij werk'lijk waren.
Ditzelfde gold de jaren.

Wegen.

De kussens liggen scheef:
dat is wat ik weerstreef.
Ik leg ze netjes recht,
als in een telraam zogezegd.

Zo orden ik de rij,
dat maakt me fris en blij.
Er komt weer ruimte vrij
voor doortocht naar de overzij.

Ik had niet eens besloten
dat die werd ontsloten.
Hij werd mij eerder aangegeven
door wegen van het leven.

Ik was instrumenteel,
bereider en minstreel.

donderdag 19 april 2012

Reeds.

De dood komt altijd ongelegen.
Al had ik ook nog zó'n lang leven,
ik zal zeggen: "toch nog even"
als had ik niet genoeg gekregen.

Maar die dood, alom berucht,
is er altijd al.
Waarvoor men doorgaans vlucht
is al het geval.

Want geen moment komt ooit weerom
en die zijn er zonder tal.
Wat net recht was is nu krom
en de nacht valt overal.

Dat wat wij het meeste vrezen
is al lang en breed verrezen.

Onvindbaar.

Wat fijn om niets te hoeven doen:
eindelijk vakantie!

Maar snel reeds doemt een visioen
van totale transparantie
waarin ik niet meer ben te vinden
en vervlogen als de winden.

Dat was niet de bedoeling:
liever houd ik voeling
met wie ik dacht te zijn,
zelfs al kost dat pijn.

Ik pak de draad dus maar weer op
want als ik daarmee stop
heb ik geen staart meer en geen kop,
ben minder dan een lege dop.

woensdag 18 april 2012

Buiten de boot.

Soms wil ik ergens werken
maar heb dan geen vergunning.
Als ik die vraag dan moet ik merken
dat ik al zijn moet in de running.

Als ik iets wil kweken
moet er zijn gebleken
dat een zaadje er al is,
anders gaat het zeker mis.

Wat ik ook maar onderneem:
gesloten blijft zo het systeem.
Zo beschouwd ben ik al dood
en val buiten de boot.

Kraaien vliegen met gekras
op van mijn karkas.

dinsdag 17 april 2012

"O Mensch, bewein dein Sünde gross" *)

De wereld is gemaakt van tranen
vloeiende door stad en lanen,
zonder een moment te tanen,
delgende verraad en wanen.

Zij wassen euveldaden schoon
en zetten zo de juiste toon
als balsem voor de hoon
en zijn daardoor een zuiver loon.

Zij worden rijkelijk vergoten
uit een hart dat onverdroten
openstaat voor stomp en stoten
en zich volledig heeft ontsloten.

Al ging de wereld naar de kloten,
de droefheid wordt genoten.

*) Slotkoor van het eerste deel
    van de Matthäus Passion
    van Johann Sebastian Bach.

Efficiency. *)

Overhaast ga ik mijn weg:
ik wil geen tijd verliezen,
sneller zijn dan pech
en voor de stroomlijn kiezen.

Een praatje voor de vaak
is niet naar mijn smaak
en af en toe een grapje
is teveel: dat snap je.

Ik wil voor perfectie gaan
en zie dus niet mijn buren staan.
Dagelijks aan't streven
vergooi ik zo mijn leven.

Efficiency! Ben ik wel wakker?
Ik lijk meer op een krentenkakker!

*): Naar de mening van de Zweedse ziener
    Emmanuel Swedenborg is wiskundige precisie een vorm van krenterigheid.
    Honderd jaar later definieerde Friedrich Nietzsche de rede als een drift.

Geërfde zonde.

Het is gewoon niet te vermijden
dat ik onheil breng en lijden.
Elke hap die ik wil eten
brengt de dood aan luis en neten.

Ik ben een ongenode gast
die niet in de orde past
van een maagdelijk bestaan
dat zonder mij haar gang kon gaan.

Wat ik ook probeer,
het brengt telkens weer
onrust keer op keer
onder de Grote Beer.

Hoe kan ik hieraan dan ontkomen?

Door dit etend leven
zonder morren op te geven.
Dit deden de Katharen *)
dan ook zonder maren.

Of door te weten: dit is dromen.

*): Middeleeuwse sekteleden die het bestaan zagen als de creatie van een
     domme of kwaadaardige demiurg. Hun hoogste ideaal was erin gelegen
     hieraan door versterving te ontkomen.  

Huivering.

Ik vraag mij regelmatig af
waarom ik mij zo goed gedraag.
Alsof ik wegloop voor een plaag
vlieg ik voort in snelle draf.

Het kan heel goed zijn dat ik laf
ootmoed voorwend nu en dan
en is het dus in plaats daarvan
alleen maar angst voor straf. *)

Welaan: als het met mij zo is gesteld
dan is er nog een ding dat telt:
die angst maar in de ogen zien
met alle huivering vandien.

Die rilling is tenminste echt
en gaat voorbij aan goed en slecht.


*): "De zachtmoedigheid die men als deugd beschouwt komt nu eens uit ijdel-
heid, dan weer uit luiheid, dikwijls uit vrees en meestal uit alle drie tegelijk voort."
     Francois de la Rochefoucauld
     Frans schrijver 1613-1680

maandag 16 april 2012

Gunst.

Vrijgevigheid dat is geen kunst
als ik maar oog heb voor de gunst
die mij voortdurend wordt bewezen
door eng'len die mijn leven lezen.

Alles is immers gegeven
en wordt alsmaar door vergeven
door het verstrijken van de tijd
die vanzelf verglijdt.

Vrijgevigheid is geven
zonder nog iets terug te krijgen.
Dit is alreeds het leven
dat voorafgaat aan het zwijgen. *)

Niets zal zich ooit herhalen:
vandaar zoveel verhalen.

*): "De zin van het leven is dat het ophoudt"
      Franz Kafka.

Gevallen. *)

Het is beter om te laten
en te meten zonder maten
wat ik anders wil begrijpen
en het daarmee fijn te knijpen.

Ik kan allicht vergeten
dat met dit passen en dit meten
ik mij vastleg aan een keten
die mij doet ploeteren en zweten.

Zonder oordeel is de schijn
stralend uit zichzelf rein,
wordt de wereld tot een schrijn
en de hemel baldakijn.

Hoe diep ben ik wel niet gevallen
want ik beoordeel allen!


*): "Oordeelt niet opdat Gij niet geoordeeld worde
      want met de maat waarmee Gij meet zult Gij gemeten worden"
     Mattheus 7 vers 1 en 2.

    "There is nothing good or bad,
      but thinking makes it so"
     William Shakespeare, Hamlet II vers 2.  
 

Droom.

Met mijn vrienden zou ik om vijf uur mee terugreizen maar eerst moest ik mijn regenjas nog halen bij Dr. Regenjas. Daar ik het stadje tussen de alpenweiden niet goed kende wist ik echter niet goed meer waar dat was: behalve dat het op een verdieping was van een van de weinige hogere gebouwen. Dus liep ik wanhopig de straten heen en weer terwijl ik in steeds grotere tijdnood kwam.
Voorbijgangers kon ik niets vragen omdat ik de taal niet sprak en ook niet kon uitleggen wat ik precies zocht omdat ik de naam van de dokter was vergeten.
Ineens meende ik toch het gebouw gevonden te hebben en ik besteeg de trappen. De gangen herkende ik niet maar plotseling stuitte ik op een rij telefoonboeken. Ik herinnerde me nu ook de naam van de dokter weer maar precies dat boek waarin ik zijn naam en adres mocht verwachten ontbrak.
Ten einde raad liep ik weer naar beneden waar ik in een kelder terechtkwam
waar ik een man zag bij wie ik had gelogeerd en die zich aan het douchen was. Ik was hem in elk geval een groet verschuldigd en stak mijn hand op. Hij groette terug. Vervolgens liep ik naar buiten en zag een zonnige tuin voor me.
Om daar te komen moest ik eerst over een lage brede muur klimmen, wat niet moeilijk zou zijn geweest als er geen geul bovenin had gezeten waardoor water stroomde. Ik kon daar net overheen reiken en mijn hand in een bloemenbak plaatsen die, eveneens gevuld met water, echter los bleek te staan en kantelde. Onmiddellijk verscheen mopperend de tuinman, een forse student van rond de dertig, die verrassenderwijs mijn taal sprak! Omdat zijn gemopper niet vrij was van goedmoedigheid durfde ik hem te vragen naar het adres van dokter Regenjas. Daarop werd hij vriendelijk en bracht mij erheen,
maar vertelde mij wel dat ik daar ter plekke de kachel veel te hard had laten branden, wat grote schade had kunnen aanrichten. Gelukkig was men er nog net op tijd bij geweest om de schade te beperken.
Toen we er waren herkende ik ook de slaapzaal waarin ik me eerder had omgekleed. Een andere student kwam al de trap af met mijn netjes opgevouwen regenjas en een plastic tas met biscuit, kokosnoten en chocola.
Nu had ik tenminste iets om als dank weg te geven maar intussen was het veel te laat geworden....

Relatief en absoluut.

Plaats een stok tegen een toren:
hij lijkt dan wel een lucifer.
Maar hij wordt zelf tot toren
naast een echte lucifer.

Hij kan enerzijds dus groot zijn
en is anderzijds weer klein.
In feite is hij geen van beide
als men hem van vergelijk bevrijdde.

Groot en klein zijn relatief,
zoals bezitter ook en dief.
Van elkaar afhankelijk
en voor de rest vergankelijk.

Rest alleen nog maar de stok,
die is in elk geval geen blok.

zondag 15 april 2012

"Sind Blitze, sind Donner in Wolken verschwunden?" *)

Totdat het vuur wordt uitgestort
blijft het oordeel opgeschort.
Schurkenstreken hier begaan
blijven in 't geheugen staan
maar worden niet direkt vergolden.
Dat komt pas nadat tranen rolden
in zo'n grote overvloed
dat een zee er niet toe doet.

Wat het bloed doet stollen
is als de wolken openrollen
en wat vals leek en verdacht
plots wordt aan het licht gebracht
als de spot van bitse grollen
waarin gespuis en boeven hollen.

*): Koraal uit de Matthäus Passion
     van Johann Sebastian Bach.

zaterdag 14 april 2012

"So ist mein Jesus nun gefangen". *)

Waar ik ook naar wil verlangen
is gekneveld en gevangen.
Willoos en omheind door stangen
wordt het aan het hout gehangen.

Zonlicht en de schone maan
hebben hun stralen afgedaan.
In een peilloos diepe krocht
is hun schittering verkocht.

Zo wordt de geest verzwolgen
en de eng'len moeten volgen.
Alles is nu opgeslokt
en de inspiratie stokt.

Opgedreven tot een punt
dat geen enk'le uitweg gunt.

*): Recitatief uit de Matthäus Passion
     van Johann Sebastian Bach.

vrijdag 13 april 2012

Zonder aanvang, zonder eind.

Wat is er aan de hand
al staat de wereld ook in brand?
Een vuur dat zinderend verteert,
zich tegen vriend en vijand keert.
Gruwelen en klachten,
wanhoop in beroete nachten.
Alles, ooit zo schoon ontstaan,
valt ten prooi aan woeste waan
en het groene knollenland
wordt verfrommeld als een krant.

Dit alles wordt beleefd
door kennen dat geen oorsprong heeft
en ook nergens heen kan gaan
want waar het gaat treft het zich aan.

Opgebroken.

Gister leek mysterie gist
en gesponnen als een mist:
spatten van een pointillist,
fragmentarisch, onbeslist.

Flitsen van een knipperlicht:
telkens weer een nieuw bericht,
ongedicht en ongericht,
splinternieuw het Jongst Gericht.*)

Als bij verstrooide rijstebrei
braken punten uit de rij.
Elk daarvan was daardoor vrij
van verband en averij.

Losgekoppelde ervaring
zonder enige verklaring.

"Das Jüngste Gericht als Standrecht" -
 Franz Kafka, "Betrachtungen".

"Kelch und Becher". *)

Wat zich aandient, ongewenst,
is wat soms aan waanzin grenst,
als een stortbui die neerplenst
of lawaai dat dreigend drenst.

Ik kan mij daar tegen verzetten
om een fiasco te beletten.
Zwaard en messen kan ik wetten
en het dek met was invetten. **)

Niettemin is al gebeurd
wat daarna wordt afgekeurd
en pas dan mijn oordeel kleurt.

Ook als er duizend duivels kwamen
wil ik mij bekwamen
in het zeggen: "ja en amen!" ***)

   *):    Aria uit de Matthäus Passion
          van Johann Sebastian Bach.

 **):    Michiel Adriaenszoon de Ruyter
          liet eens het dek van zijn boot met boter besmeren
          om zijn vijand erop te laten uitglijden.

***):  "De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen,
          de Naam des Heren zij geloofd!"
          Hiob 1 vers 20.

donderdag 12 april 2012

Fragment uit december 2010.


                                  ...maar groter dan het geloof is de liefde en wat is liefde anders dan zijn met wat is? (Als dat tenminste zou kunnen want wat is is natuurlijk al zijn).
                                 Wat mag dat trouwens wel zijn: dat wat is?
                                 Dit monolied, gezongen in schitterende sneeuw.
                                 De enige souvereine werkelijkheid voorbij aan elke gelijkenis.
                                 De indrukwekkende kleurrijke mandala die door niemand veranderd kan worden. (SvM).
                                 De perplexiteit van een kind dat een drukbeschilderde tempel wordt binnengedragen.
                                 Een prik. Een jas. Een sneeuwvlok.
                                 De twijfel, de onzekerheid, de angst, de besluiteloosheid.
                                 De grondeloosheid.
                                 Daarom is, behalve goedertieren, de liefde ook wijs omdat zij niet toerekent.
>                               (Met onuitsprekelijke dank aan de Goeroes, Paulus van Tarsus (1Cor:13) en de Madyamakameesters).

woensdag 11 april 2012

Geloven.

De kosmos wordt soms voorgesteld
als uit een spiegel opgeweld
en die hij nooit verlaat:
de maanschijf die in 't water staat
kan men daarvan niet scheiden,
al laat men duizend paarden rijden.

Die spiegel kan alles weerkaatsen:
elke hoek en alle plaatsen.
Voor een ding echter geldt dit niet:
dat is hijzelf die hij niet ziet.

Hij is een beeld van het bewustzijn
dat alleen en soeverein
getuige is van alle schijn
dat daarvan is gemaakt
maar desondanks blijft het toch rein,
door wat het kent onaangeraakt.

Het kan alleen zichzelf niet kennen, *)
en moet zichzelf dus geloven.**)
Als wolken over dennen
gaat het ervaring ver te boven.***)


   *):   "De Beschermer van de wereld heeft verklaard dat het denken niet door het denken kan worden waargenomen, evenmin als het scherp van een zwaard zichzelf kan doorklieven kan de geest zichzelf kennen" -
       Santideva: "Bodhicaryavatara", Hoofdstuk IX vers 17.    

  **):  "De rechtvaardige zal uit geloof leven", Romeinen 1 vers 17.

***):  "This is the self-existing nature, undefiled by experience".
           Lodrö Thaye, "Song of Mahamudra".
                                                                            

Pegasus.

Het is plotseling april
en de aarde geeft een gil.
Alle takken steken schril
in de hemel blauw en stil.

Zelf lijk ik wel niet goed wijs
als ik zwerf door dit paleis
waar de witte waterkolken
schuiven in het zwerk als wolken.

Zonlicht ligt breed uitgestort
als de ruiter roept: "Vort! Vort!"
waarop Pegasus zijn vleugels spreidt
van zijn flanken, wit als krijt.

Het is te laat, te vroeg voor spijt
als dit ros ideeën splijt.

dinsdag 10 april 2012

"Ich will bei meinem Jesum wachen". *)

Gaarne wil ik waken
en mij laten raken
door het onrecht van Uw lot
om te volgen Uw gebod.

Het Koninkrijk der Hemelen
zal van vervolgden wemelen
die zich wendden tot
de afgrond van hun God **)
en verlangden af te dalen
zonder dat iets viel te halen.

Ik wil enkel maar betalen
voor het eindeloze falen
van wat ik zou willen doen
maar al volbracht is nu en toen.


*):   Aria uit de Matthäus Passion
       van Johann Sebastian Bach.

**):  Mattheus 5 vs 10.

maandag 9 april 2012

Hoe gaat het?

Men blijft mij heel vaak vragen
hoe het met mij gaat.
Dit blijft een van de vragen
die mij onverschillig laat.

Ik ben daar niet mee bezig,
ja zelfs geheel afwezig,
omdat wat mij ter harte gaat
volledig in zichzelf opgaat.

Zoals de glooiing van een dij,
een boterbloem in mei
afgeprijsde edelprei
of pudding in gelei.

De naakte witheid van een kei
of ondoorgrondelijke klei.

Handen.

Wat is er nu uiteindelijk, in feite, aan de hand?
Dat is dat ik de hele tijd blijf zoeken naar verband.
Zo zag ik laatst een foto van een baby met een lepel
en dacht dat ik dat was zoals een klok hoort bij een klepel.

Dat is ook zeker zo maar louter in het denken
dat alsmaar verder maalt en opvattingen blijft schenken.
Intussen gaat het leven door en voegt zich in een koor
dat bruist langs duizend stranden en blijft blinken als ivoor.

Belangeloos en wars van rang en standen
laat het zijn palmen zien en schitterende tanden,
mahoniehouten tafels, cocaïne wit als sneeuw,
een vergeten veldslag en toch eeuwig als een geeuw.

Vermetele beslissingen die met grijpgrage handen
hun klauwen en hun nagels slaan in maagdelijke landen.

Nooit.

voor Mercedes Bravo Segui

Soms wordt mij verweten
dat ik het leven ben vergeten,
dat ik nergens echt voor ga
en niet voor mijzelf insta.

Dit is allemaal terecht
en tegelijkertijd niet echt
want dit ik, aldus beschuldigd,
heeft zichzelf ook nooit gehuldigd.

Het wordt intussen wel geprikkeld
als door schurend zand
en zijn gewaarzijn is bespikkeld
als de staart van een fazant.
Het is verlangen dat opsmikkelt
zaden uit een open hand.

zaterdag 7 april 2012

"Ich will Dir mein Herze schenken" *)

Ik wil graag mijn hart wegschenken
want het is een fort van denken
vol van zorg en hoop en vrees
over een te lopen race.

Omdat ik alsmaar ren
ben ik niet meer waar ik ben
en niet in staat om te ontvangen
waarnaar ik toch steeds blijf verlangen.

Het gebenedijde leven
is volkomen en al daar,
als ik het maar weg kan geven,
vliegend als een ooievaar.

Want dan kan het blijven stromen
en zijn belangen enkel dromen.


*): Aria uit de Matthäus Passion
     van Johann Sebastian Bach.

"Blute nur" *)

Wat het hart slechts kan
is kloppen en verduren
en verder kan het niets dan
bloeden duizend uren.

Het heeft geen handen
en geen voeten,
legt daarom geen verbanden
en is vrij van moeten
maar is tegelijkertijd
de drager van het al.

Sinds diepe eeuwigheid
is het getuige van de val,
van wat zich afspeelt in de tijd
en weerloos tegen gif en gal.


*):  Aria uit de Matthäus Passion
      van Johann Sebastian Bach.  

"Buss und Reu" *)

Boete en berouw
liggen als een koude dauw
op het gebroken hart,
droevig en verward.

Onder wrede barensweeën
breekt dit hart in tweeën.
Dit is het malen van de stenen
die doen zuchten en doen wenen.

Maar de druppels en de tranen
lossen in zich op de wanen
van de geesten van degenen
die genade niet verlenen.

Zo kunnen geslagen boeien
zich ontketenen en bloeien.


*):  Aria uit de Matthäus Passion
      van Johann Sebastian Bach.

"Kommt ihr Töchter" *)

Verheven worden nu de dagen
waarop de eeuwenlange vragen
tot in lengte mogen klagen
daar de Bruidegom wil dragen
alle listen en hun lagen.

De duisternis in de historie
is verkeerd nu in de glorie
en het opgehoopte leed
is geweven in het kleed
van vergeving en victorie.

In het vastgestelde plan
komt het er nu van
dat de kou zich kan gaan warmen
in een eindeloos erbarmen
en is de herder ook het lam.

Helder als een waterval
giet zich genade in het al.
In dit eeuwig raadsbesluit
is de wereld nu de Bruid
en is de passie overal.


*): Openingskoor uit de Matthäus Passion
     van Johann Sebastian Bach.

vrijdag 6 april 2012

"Sehet, Jesus hat die Hand" *)

Blijmoedig, onverdroten,
kabbelen hoboën voort
als de tranen, rijk vergoten,
om het volbrachte Woord
Dat nu wegstroomt door de goten
daar het wordt vermoord.
Zijn handen en Zijn voeten
zijn met nagelen doorboord
waardoor wij niet meer boeten
voor de vreê door ons verstoord.

Wij kunnen ongestoord ontmoeten
Hem die onze beden hoort,
zien dat in ons wroeten
ongekende luister gloort.


*):  Aria uit de Matthäus Passion
     van Johann Sebastian Bach.

donderdag 5 april 2012

Oordelen.

Ik zat laatst bij twee vrienden.
De een zei: "dit is grof".
De ander: "niet zo tuttig".

Ik weet niet of zij dit verdienden
maar het klonk alsof
het zeker was en nuttig.

Ze wisten wat ze zeiden
al waren hun oordelen verscheiden.
Ze gaven aan in welke richting
zij elkander zagen glijden,
gaven gehoor aan een verplichting
hun inzicht te verspreiden.

Het ene riep het ander op
zoals een staart een kop.

Kleur.

Eens zag ik een kleur
en iemand zei: " 't is rood".
Omdat ik niet graag zeur
nam ik dit aan als brood.

Sindsdien geef ik dit door
aan mijn voltallige gehoor,
ben er niet tegen, noch ervoor,
maar treed slechts in het spoor
dat aan mij is nagelaten
als de honig in de raten.

Toch gapen steeds de gaten
want ik kan slechts verwijzen
naar iets, wat op zichzelf gelaten,
niet valt te bewijzen.

woensdag 4 april 2012

Vajradhatu. *)

Het leven leek dicht toegevroren
tot een oppervlakte strak
toen U die hardheid kwam verstoren
met een onverwacht gemak.

Uw lichaam was een open vak
midden in de kamer
met melkwegen in dit wak
geslagen door een hamer.

Die ruimte diep en grondeloos
kon zich nooit bewegen.
Daarin speeld' een tondeldoos,
voorzichtig en verlegen,
de liedjes der historie
in uw nabije glorie
die overal lag uitgespreid
door de ruimte en de tijd.
U doortrok het hele leven
zonder dat er iets bleef kleven.

Ik spreek in de verleden tijd
maar dit doet U geen recht
want in de ijsvloer is Uw bijt
nog altijd even echt.


*): Vajradhatu (Sanskriet): Onverwoestbare ruimte.
     Geschreven tgv de vijfentwintigste parinirwanadag
     van de Eerwaarde Chögyam Trungpa, Rinpoche.

dinsdag 3 april 2012

Ongescheiden.

Ik kan mij op niets verlaten
want alles is vergankelijk.
Zo zijn zelfs de gaten
van een vlak afhankelijk.

In principe is elk iets
afhankelijk van 't niets
want als dat er niet zou zijn
heeft ook een iets geen schijn.

Wat er ook maar is,
is daar het niets anders is.
Omdat het dus niets anders is,
is het wat het is.

Iets en niets die zijn er beiden
maar zijn zelf is ongescheiden.

maandag 2 april 2012

Zeno's pijl. *)

Zeno's pijl zal nimmer vliegen
want wil hij gaan naar gindse roos
dan zou ik moeten liegen
als ik ontken dat hij eerst richting koos.

Alvorens wordt de pees gespannen
maar daarvoor moet een hand er zijn
en ook een aantal plannen
geboren uit plezier of pijn.

Daarvoor is een hoofd van node
of een hart vol pijn.
Wellicht een onheilsbode
of een verlokking rein.

Kortom een niet te kraken code
die beweging niet laat zijn.


*): Beeld uit de Eleatische filosofie van een pijl die zijn reis nooit zal kunnen beginnen omdat hij om van A naar B te kunnen gaan eerst de helft van de afstand, die die twee punten van elkaar scheidt, moet afleggen, van die halve afstand ook weer de helft, enzovoort, tot in het oneindige.

Dharma Sagara. *)

U volvoert de dans van mahamoedra
over gletschers, sneeuw en toendra
en neemt een zee ideeën mee
in geschriften goud op snee.

Die hebt U op ons uitgestort,
op ons gepieker droog als gort.
U kwam ons snel masseren
om ons het tobben af te leren.

Altijd door klinkt Uw refrein:
het is voldoende om te zijn.
U laat ons delen in Uw wijn
en bent vriend van vis en zwijn.

Zelfs wie zuur is als azijn
biedt U boete, zoet en rein.

*): Oceaan van Dharma, naam van de Eerwaarde Chögyam Trungpa, Rinpoche, in de Nyingma overdrachtslijn.

Lichtbundels. *)

Een blauwe en een gele flits
vormen samen groen.
Zo krijg ik ook oranje, mits
ik geel bij rood wil doen.

Wat dus hieruit blijkt
is dat wat zelfstandig lijkt
gevolg is van faktoren
en uit versmelting werd geboren.

Gaan eens de kleuren weer uiteen,
verdwenen is het fenomeen!

Wellicht geldt dit dan ook voor mij
met al mijn toebehoren:
Op dit moment hoor ik erbij
maar zal straks weg zijn als tevoren.

Wat zo makk'lijk kan vergaan
kan dus ook opnieuw ontstaan!


*):  OM YE DHARMA HETU-PRABHAVA HETUM TESHAM TATHAGATO HYAVADAT TESHAM CHA YO NIRODHA EVAM VADI MAHASHRAMANAH SVAHA

Over die ervaringen die uit een oorzaak voortkomen heeft de Tathagata gezegd: "dit is hun oorzaak en dit is hun voleinding". Aldus onderwijst de Grote Sramana.

zondag 1 april 2012

Isoleren.

Ik maak mij dikwijls zorgen
over gevaren die mij dreigen.
Koortsig zoek ik dan naar borgen
of probeer het te verzwijgen.

Wat ik ook zou kunnen doen
is juist die dingen toe te laten
opdat ik mij met hen verzoen
los van mijn eigen baten
of door te kijken wat ze zijn,
of ze nu vreugde zijn of pijn.

Welk ding ik ook maar isoleer,
of het een vaas is of mijn eer,
ik weet dan niet meer wat het is
en 't is of ik naar water vis.

Ziekte.

Soms loop ik met een ziekte rond
en ben niet meer gezond.
Dan is een oordeel snel geveld
en dat wordt dan ook doorverteld.

Er worden kuren voorbereid,
van hun slagingskans krijg ik bescheid.
Ik word geschoven in een koker
als door een zorgzame stoker.

Dan lig ik dagenlang in bed
tussen een sonde en pipet.
Met de verpleegster maak ik pret
en ik red het nog steeds net.

Natuurlijk komt ook eens de dood
maar, wie weet, is die dan dood.

"Geb' mir meinem Jesu wieder". *)

Letters veranderen in noten
en worden in ons oor gegoten
waardoor gevoelens zich ontbloten
die anders liggen opgesloten
in de diepten van het hart
dat zich afwendt van de smart
waarop dit ondermaanse drijft,
door de commercie ingelijfd.

De zilverlingen in de tempel
drukken even niet hun stempel
wanneer de fluiten en violen
hen bevrijden uit hun holen
in de goedbewaakte kassa's
en hen doen rollen door de massa's.

*):  Aria van Judas Iskariot uit de Matthäus Passion
      van Johann Sebastian Bach. (1685 - 1750)

Leonardo.

Uw bergen rijzen op als golven
in chiaroscuro bedolven.
Uw Madonna in de Grot
overtreft het werk van God
ware't niet dat Uw penseel
onderdeel is van't geheel.

Zo hebt U zich in dienst gesteld
van wat uit stof komt opgeweld
en schenkt U ons de gunst
van de diepte van Uw kunst
die gestreng is en doordacht
en daardoor onnavolgbaar lacht
vol vergeving en genade
voor de balling als een gade.

Verzonnen.

Er zijn soms van die dagen
dan ben ik uit het veld geslagen
door een oneindig aantal vragen
waarop een antwoord niet komt dagen.

Zoals: "Wat zal er van mij worden?"
of: "Waar kom ik vandaan?"
Dit zijn niet te nemen horden
al gaan zij mij ten zeerste aan.

Maar wacht: de vragen zo gesteld
laten de vrager onvermeld.
De geest die zo zichzelf kwelt
en door speculaties snelt
heeft zichzelf verzonnen
maar is nooit begonnen.

Herhaling.

Ik heb nu twee jaar lang een sjaal
die als een bont gekleurd foedraal
dit tijdvak hult in streepjes
van zijn ineengevlochten reepjes
en ik herinner mij een broek
die, gemaakt van zeegroen doek,
fladderde rondom mijn benen
boven sandalen om mijn tenen.

Zo glijdt mijn lichaam door omhulsels
maar de atomen zijn slechts vulsels
die, gekomen en gegaan,
op hun beurt slechts kort bestaan.

Gevangenen van hun herhaling
zijn zij als haren van een paling.

Intentie.

Al heb ik ook een cijfer met zes nullen
als mijn batig saldo staan,
zolang ik vasthoud aan mijn spullen
grijnst mij diepe armoê aan.

Als een rondspiedende gier
gluur ik kil door elke kier
om te verscheuren nog een dier
waarop ik mijn lust botvier.

Maar ben ik arm als een rat
en wil ik geven als ik had
dan maakt ook dat mij nu al rijk
en geeft van grote weelde blijk.

Zo bepaalt dus mijn intentie
dat ik een hok of een paleis zie.

Testament.

Het is belangrijk te vertrouwen
maar dat valt niet altijd mee.
Tevergeefs wens ik te bouwen
in een grondeloze zee.
Ik wil dingen zeker weten
en daarvoor vecht ik als bezeten.

In dit zwoegen en dit zweten
kan ik makkelijk vergeten
dat het doel waarnaar ik streef
er al is terwijl ik leef.

Dat is dit huidige moment
dat constant in zichzelf verglijdt.
Het is zijn eigen testament
en het zegel van de tijd.

Verheven boven strijd en spijt
is het gemaakt van eeuwigheid.