zondag 30 december 2012

Regenboog.

Ik zit boordevol emoties,
woelingen en vreemde noties
want ik houd ze meestal vast
als een goed gesloten kast.

Maar dan is er soms een lade
die laat vallen zijn facade
en een vloeiende parade
stroomt omlaag als een cascade.

Schuimend stort die naar beneden
van de toekomst naar 't verleden
door het open oog van 't heden
en verspreidt zich door de steden.

Maar tegelijk spant zich ook hoog
zorgeloos de regenboog.

Schok.

Ik vraag mij soms af wie ik ben
en wie het is die steeds zegt "ik".
Het is een grijpen dat ik ken,
haast sneller dan een ogenblik.

Maar verder valt er niets te vinden
en is't onmogelijk te binden.
Bij navraag blijkt het te verzwinden
als een kudde jonge hinden.

Toch is het wel direct weer daar
als ik in de spiegel staar.
Het komt plotsklaps met een schok
en lijkt tastbaar als een stok.

Wat ik beurtelings ervaar
zijn de hemel en een hok.

Dwang.

Chaos is te geef
maar ik vind dat slecht
en zo lang ik leef
meen ik dat ook echt.

Alles waar ik maar naar streef
en uit alle macht voor vecht
past in't kleed waaraan ik weef
en waarin ik gouddraad vlecht.

Ligt er dus een pluisje scheef
dan leg ik dat meteen weer recht.
Zo maak ik mij tot regelneef
die aan maat en orde hecht.

Ik weet niet wat mij hiertoe dreef
maar gemak is mij ontzegd.

zaterdag 29 december 2012

Kennis.

Alles is gemaakt van weten:
de ketens en de veten,
de tekenen en 't eten
en wat ik ben vergeten.

Ik zie dit over't hoofd
en heb mij zo beroofd
van grenzeloos geluk.
Mijn wereld is nu stuk.

Ik strompel heen en weer,
vergeet het elke keer.
Wat ik ook beweer -
't is pijnlijk en doet zeer.

Dit alles neemt niet weg
dat ik dit enkel zeg.

Indeling.

Ik deel de tijden in
in toekomst en verleden
waarmee ik steeds begin
vanuit dit sponzig heden.

Hetzelfde met de ruimte:
binnen hier en buiten daar,
de vlakte en de schuinte.

Ik neem het constant waar
maar ben het gelijk vergeten.

Dan is de wereld klaar
maar zonder nog te weten
en zijn de rapen gaar.

Ik trek daarop ten strijde
op die fictieve heide.


Opstanding.

Eens komt voor elk de boot
die ons zal overvaren
naar gebieden na de dood,
door niets te evenaren.

Of is het misschien andersom?
Dan zijn wij nu gestorven
en is het sterven als een bom
die heelt wat is bedorven.

Dan vliegt het licht en vloeit ineen
naar waar de zon de maan bescheen
en alles valt in duigen.

Dit lichaam is wellicht een speen
waaraan de goden zuigen.

't Is ongewis want er zijn geen getuigen.





Stilstand.

Ik wil eens kijken hoe iets gaat
en neem mij voor goed op te letten
om te zien hoe het ontstaat,
toevallig of door wetten.

Daarom ga ik terug naar af
en ben dan in het heden.
Hier is geen compliment of straf,
geen stuiver te besteden.

't Is al met al een beetje maf,
zo zonder toekomst en verleden.
De pijn en moeite die ik gaf
zijn plotseling vergleden.

Ik zie nog steeds niet hoe iets gaat
nu alles er al ligt of staat.


vrijdag 28 december 2012

Schouwspel.

Ik doe mij voor als wie iets voelt,
dus maak ik de gebaren.
De ratio die in mij stoelt
kan spreken en verklaren
maar wat er nu mee wordt bedoeld,
dat kan ik niet ontwaren.

Mijn fantasiezin is bekoeld,
mijn geest kwam tot bedaren.
Ik word niet langer overruled
en hoef niets te verklaren.
De wijde vijver golft en woelt
waarnaar ik vrij kan staren.

Intussen word ik weggespoeld
als hoopjes stof of blâren.


donderdag 27 december 2012

Denken.

Er is alleen maar denken
dat zich wil laten schenken
in stromingen vol stormen
die veldslagen en vrede vormen
met donderend en doof geraas
waardoorheen ik bellen blaas.

Zo gaat de dag voorbij
en loop ik door een galerij
van machtige gedachten
die komen, gaan noch wachten,
schatten vol met parelmoer
in een ruimte zonder vloer.

Zij kunnen soms mijn leed verzachten
maar ik maak deel uit van hun klachten.

Onvolledig.

Het feit dat ik iets zie
maakt het tot relikwie
waarnaar ik lang kan staren.
Zo kan ik mij bewaren.

Maar wat ik zie is niet totaal
want ik blijf buiten het verhaal.

Al sta ik voor een volle zaal,
en breng ik goede tijding,
ik ben de spreker van die taal
en daardoor is er scheiding.

Ik zie weliswaar helder,
van hoge nok tot kelder,
maar wat blijft is toch de pijn
want iets zien is nog geen zijn.

woensdag 26 december 2012

Christus.

Gezeten in Mijn toren
laat ik Mijn woorden horen
en schep daarmee het Al
met daarbij zijn val.

Ik weet al vantevoren
dat het kan ontsporen
door Mijn eerste engel
die zich ontpopt als bengel.

Het ware echter laf
als Ik niet nam de straf
dus ben Ik ook Mijn Zoon
die incasseert het loon.

Zo laat Ik Mij verraden
en schenk Mij aan de maden.

Kom.

De dingen gaan verkeerd
omdat ik heb geleerd
hoe ze moeten zijn,
zo niet dan is er pijn.

Zij doen zich echter voor,
met of zonder spoor,
in ruimte en in tijd
en grenzeloze eeuwigheid.

Die heeft totaal geen randen,
geen handen en geen wanden.
Zij rekent zijn als schijn,
blijft open als een kom.
Er is in haar geen lijn
en daarom ook niets krom.

Entiteit.

Vroeger toen de donder rolde
was't Thor die met zijn hamer tolde
en vloog de bliksem door het zwerk,
dan was het Indra's werk.

De goden zijn gevallen
want eens zijn dit wel allen:
het is electrische ontlading
die neerslaat naar zijn gading.

De mens is echter nog intact
ofschoon de dokter ook niets pakt
bij scan of operatie:
hij ziet slechts vlees en spatie.

Toch denkt hij nog dat hij u kent
maar dit is hoogst inconsequent.

dinsdag 25 december 2012

Breder.

Door ongeduld gedreven
heb ik de tijd niet even
om mijn hart te voelen beven
en te proeven van het leven.

Ik ben dan niet te stuiten
en storm te snel naar buiten.
Te wild en onverschrokken
maak ik daardoor brokken.

Ik heb niet eens gezien
waar ik dan toe dien.
Omdat ik blind'lings start
word ik ruw en hard.

Maar ben ik wijd en breder
dan wordt mijn hart ook teder.

Schrijffouten.

Al heb ik mij ook lang bekwaamd in zien en incasseren,
toch sta ik nog beschaamd wanneer mijn kansen keren.
Dan blijkt hoeveel er over blijft van wat ik nog moet leren
om stemmingen en ergernis afdoend te controleren.

Zij komen in een draf, doorboren mij als speren,
en maken mij dan af: ik kan mij niet verweren.
Wellicht doe ik er beter aan om hen te respecteren
in plaats van te vergaan, getooid met pek en veren.

Hen zien voor wat ze zijn, hen verder onderzoeken,
bevrijdt me van hun pijn waardoor ze niet meer vloeken
met roerselen die anders zijn. Zo doe ik uit de doeken
dat alles wat bewegen wil geschreven staat in boeken
die hoe dan ook gevrijwaard zijn van schrijffouten en vlekken
want perkament of inkt ervan zijn nergens te ontdekken.


maandag 24 december 2012

Groet.

In de straten stopt een bus
en een meisje werpt een kus
als zij van de treeplank stapt
en met de bestuurder grapt.

Ik vraag me af hoe zij dit doet:
het brengen van zo'n lieve groet.

Die wordt niet echt geproduceerd
wanneer hij uit het leven veert
maar is een functie van haar bloed
en niet gemaakt of aangeleerd.

Hij komt uit rijke overvloed
en vereist geen extra moed,
wordt niet gebracht omdat het moet
maar zet het droeve hart in gloed.

zondag 23 december 2012

Stolling.

In een duisterdiep gemoed
wordt een raadsel uitgebroed
dat als stremsel in het bloed
snelle stromen stollen doet.

Anders dan ik had bevroed
werkt mijn uurwerk niet meer goed
en stagneert de bonte stoet
in een ruimte zwart als roet.

Uitgedoofd is nu de gloed
en de hete overvloed
is veranderd in basalt.
Vuur en verve maakten halt.

Vlammen liggen uitgestald
nu opeenvolging vervalt.




Weerlicht.

Ik zucht jaren in het duister
waar ik naar geruchten luister,
schril geritsel en gefluister,
kom niet los uit deze kluister
en een demon huist er.

Het zou beter zijn en juister
om te tasten met mijn hand
langs de dichte donk're wand
om wellicht een knop te vinden
om te openen de blinden.

Zonlicht zal dan binnenstromen
en onthullen alle dromen.
Spoken zullen niet meer komen
maar in het licht zijn opgenomen.

Inkeer.

Er is een resultaat verkregen
door te wikken en te wegen.
Dit is aan de stroom ontstegen
maar het maakt mij ook verlegen.

Want ik weet niet of het klopt
en de toegang niet verstopt
naar een vloeien zonder zeer
waar geen hang is naar verweer.

Daarom keer ik telkens weer
naar de oorsprong keer op keer,
leg ik speer en wapens neer
en zie af van winst en eer.

Hier en nu is er geen tijd
voor maar enig onderscheid.

zaterdag 22 december 2012

Zonneschijn.

Eenzaam brand ik in de lucht
op mijn soevereine vlucht
en beschijn de aarde
die mij bomen baarde.

Elke plek waarnaar ik staarde
werd door mij verlicht
en omdat ik mij niet spaarde
gaf ik warmte als bericht.

Ik kan niet kiezen niet te schijnen
en zal daarom ooit verdwijnen.
Eenmaal ben ik opgebrand
en is er niets meer aan de hand.

Dit neemt niet weg dat ik nu schijn,
onbekommerd, zonder pijn.

Druppels.

Twee druppels water zijn niet gelijk.
Zij geven immers elk blijk
van de plek waarop zij glanzen,
al zijn zij voor de rest als ganzen
die men licht verwiss'len kan,
net als parels in een pan.

Destemeer ben ik uniek.
Ook al draag ik een tuniek
dat mij doet lijken op mijn buur:
hij kan zoet zijn en ik zuur.

Toch zijn wij wel weer hierin een
dat wij zijn in 't zelfde uur
en dat de zon ons bei' bescheen
met zijn vreugde en zijn vuur.

donderdag 20 december 2012

Na afloop.

Na het feestje aan het water
is het nu wat later.
Ik blijf eenzaam achter
en de eenvoud wacht er.
Rustig zit ik in de bus
en die maakt een fraaie lus
tussen strakke flatgebouwen
met miljoenen schemerlampen,
onze versies van flambouwen,
weerloos tegen rampen.

Overal staan flessen wijn
waaraan ik mij vast wil klampen
maar de schijn wijkt voor de pijn
die illusies doet verdampen.

Droom.

Een grote stad aan weerszijden van een rivier: Wenen? De angsten van Kafka op een boot: na een berg voorbijgevaren te zijn, die al op de grens van het grootst mogelijke lag, doemt er onmiddellijk een tweede berg op, vele malen groter dan de eerste. Zoveel mensen op de been. Die moeten toch ook allemaal wel eens naar het toilet? Daarom zijn er ook openbare voorzieningen, meteen met een kantine erbij. Op de natte vloeren bij de wc's liggen er natte stukjes papier met teksten, waaruit pamfletten en schriften worden samengesteld. In de kantine met Kafka erbij, groot, knokig en geel. Het gesprek gaat over chaos en contingentie.
Wat? Zoveel ontberingen doorstaan, vervolgens de staatsloterij winnen, en dan nog verder leven alsof er niets gebeurd is? Hij gooit het hoofd achterover en wij moeten er allen hard om lachen.

Garve.

Ik ben gebed in een verhaal.
Het verrijst monumentaal
met zijn regels en moraal
en dramatiek op grote schaal.

Het verstrikt mij elke maal
in zijn foedraal gemaakt van taal.
Al is het dan ook slechts verbaal,
het snijdt scherper zelfs dan staal.

Ik zoek naar de betekenis
of naar iets dat er achter zit
maar weet nooit zeker wat dat is.

Alles wat ik zie is dit:
een geweten vol bezwaren
die bezweren en gebaren.

woensdag 19 december 2012

Het ik.

Ik wil het ik steeds weer beschermen
en kleed het aan met vele termen.
Ik lieg ervoor en ik bedrieg
en leg het zachtjes in de wieg
maar het is nooit tevreden
en eist meer zorg die'k moet besteden.

Ik ben het dag en nacht ter wille
opdat ik niet zijn macht verspille
en kronkel zowel nu als toen
onder zijn zware schoen.

Altijd weer wil het nog meer
en is het uit op winst en eer
maar wellicht heb ik het mis
en merk ik dat het er niet is!

maandag 17 december 2012

In memoriam Robert Duyf.

Wij blijven onze tijd verspillen
aan 't grijpen naar fantomen
en willen onze honger stillen
met brood gemaakt van dromen.

De dingen zijn verschillen
en slechts tot stand gekomen
omdat men ze wou tillen
uit eindeloze stromen.

Een drie is tien min zeven
en komt daardoor tot leven.

Zo ben ook ik verschil
tussen wat kan en wat ik wil.
Ik ben daardoor geen ding
maar gaaf als een herinnering.

Zwaai.

De toekomst ligt verborgen
en baart ons daardoor zorgen.
Wij houden van voorspelbaarheid
en kennis van de tijd
die nu nog niet gekomen is
en zich zo hult in duisternis.

Obstakels die de weg versperren
naar inzicht in wat komen gaat
verdwijnen tussen sterren
die tonen wat te lezen staat
in de baan die zij beschrijven.
Niets kan er zo mysterie blijven.

Dit is als niets in het heelal,
één zwaai slechts die de aandacht stal.

Weerkaatsing.

Er gebeurt wat er gebeurt,
niet vroeger en niet later.
Dit wordt dan goed- of afgekeurd
maar is als schrift in water.

De handeling is weg
zodra die is verschenen
en wat ik ook maar zeg:
de klanken zijn verdwenen
voordat ik ze kan grijpen
om ze te laten rijpen.

Dan is er het geheugen,
dat alles kan onthouden,
waaruit ik drink met teugen
in zijn weerkaatste wouden.



zondag 16 december 2012

Familie.

Alles wat ik maar bedenk
is een schep, genomen
uit dezelfde tank,
vol logica en dromen,
waaruit door ieder wordt geput
die tot een daad wil komen,
of die nu schade brengt of nut,
zal stremmen of doet stromen.

Ook ik heb mij bedacht,
kom uit dezelfde nacht
en uit dezelfde moeder
als vreemdeling en broeder.

De herkomst van een loeder
is die van mijn behoeder. 


Wak.

Elke dag wordt weer gevuld
met besognes en tumult,
aangelengd met angst en schuld,
die ik moet dragen met geduld.

Desondanks mag ik niet klagen
want de last die ik moet dragen
is een antwoord op mijn vragen
die ik zelf heb laten dagen
maar soms kom ik bij een wak,
glinsterend als zwarte lak.

Er wordt daar niet gelogen,
noch besloten of beschikt.
Het is een rustplaats zonder ogen
die verzadigt en verkwikt.

zaterdag 15 december 2012

Schaduw.

Zodra het licht gaat schijnen
zal duisternis verdwijnen
maar wordt bij elk object
de schaduw gelijk verstrekt.

Zo is er alweer duister
aanwezig bij de luister
en blijft er licht en donker
zich voordoen in't geflonker.

De sterren in de hemel
zouden heel niet zichtbaar zijn
als tussen hun gewemel
geen diepte lag, oneindig fijn.

Net als wit is zwart bekend
en onontbeerlijk voor een prent.


Gewaad.

Alles wat er maar bestaat
kan men zien als een gewaad
of een sluier voor't gelaat
van wie nooit verloren gaat.

Ik weet niet goed of ik dat ben
omdat ik mijzelf niet ken
en schrijf de ogen toe aan hem
die blijft ervaren zonder rem
ofschoon ook hij op eigen beurt
een vouw kan zijn die scheurt.

Hoe ik intussen ook maar gooi
of zorg draag dat ik kantel,
ik blijf niet anders dan een plooi
of schaduw in die mantel.

Descartes.

Ik zoek nog naar de diepste grond
en vraag mij af wat die nu is.
Wat ik tot nu toe ook maar vond,
er is altijd wel iets mee mis.

De wereld, oud, geducht en rond,
zal op een dag niet meer bestaan.
Waar vroeger nog een molen stond
kan morgen al een schouwburg staan.

Bestendiger lijkt de formule
van het tikken der pendule
maar zelfs die is niet te vinden
als tijd geheugen zal verslinden.

Het zekerste is nog dit "als"
dat door dit zijn rolt als een wals.

vrijdag 14 december 2012

Gedachtenvormen.

Mijn denken neemt verschillende
en soms bizarre vormen aan.
Zo zijn er de zwaartillende
die tussen de frivole staan.

Er zijn verheven theoriën
en verlegen aporiën
of de wens om te gaan skiën
waar de sneeuw reikt tot mijn knieën.

Zij hebben alle dit gemeen:
zij komen op en gaan weer heen.
Blijven doet er nooit eens een.
Zij zijn van and're stof dan steen.

Maar zelfs steen zal eens vergaan,
zoals de zon ook en de maan.

Het feestje.

een navertelling.

Sam wou eens een feestje geven
maar hij had geen geld.
Toen heeft hij toch maar even
zijn kennissen gebeld.

"Je bent van harte welkom",
zo was zijn kort verhaal,
"er staat een grote kom
bij d'ingang van de zaal.
Neem zelf iets te drinken mee,
als 't kan een fles saké,
en keer die om boven de kom."
Dit leek hem niet zo dom.

Men deed dit ook met luid geklater
maar wat men dronk was zuiver water.

Overleven.

Ik wil met niemand ruzie krijgen
dus kan ik beter zwijgen.
Gezeglijk en gedwee
ga ik met ieders mening mee.

Ik deel mijzelf in twee,
maar niet in ene keer.
Nu eens koffie, dan weer thee,
zo ren ik heen en weer.

Ik wil tot vrede nijgen,
het lijden overstijgen.
De onheilen die dreigen
bezweer ik door te hijgen.

Ik leef zo lang het duurt,
door compromis ommuurd.




Geschenk.

Wie claimt er het recht
op wat er is gezegd?
Er zijn zoveel verhalen
in duizend en een talen.

Als ik naar gedachten kijk
dan zie ik ze niet komen.
Ineens is er een koninkrijk
waarvan ik niet kon dromen.

Heb ik de zon en maan bedacht,
de zeeën en de bomen,
de vreugde en de jammerklacht,
de violette stromen?

Ik denk dat ik iets denk
maar dit is een geschenk.


Nieuw.

Electronen draaien vlug,
zij vliegen zonder falen
en een balans is als een brug
met schommelende schalen.

Op mijn rug landt weer een mug
die nog wat bloed komt halen
en een kompas blijft stug
de richtingen bepalen.

Vele zaken komen terug
en blijven zich herhalen.

Maar toch is altijd alles nieuw
als was het nooit verschenen.
De beitel die het beeld uithieuw
ligt nu pas op de stenen.

donderdag 13 december 2012

Waar?

Alles wat er is geweest
bestaat uitsluitend uit mijn geest.
Hoe zou't ook anders kunnen zijn?
Nergens immers loopt een lijn,
nog niet zo fijn als kristallijn,
die de maan scheidt van zijn schijn.

Wanneer ik geest en lichaam scheid
is dat op zich alweer een feit
dat door de geest wordt waargenomen,
zoals ideeën en fantomen.

Waar is hij dan, die ene geest?
Ik vind niet wie dit leven leest.
Misschien is die te snel voor mij
of raas ik zelf aan hem voorbij.

woensdag 12 december 2012

Bedacht.

Elk vermoeden en elk feit
dient zich telkens aan in tijd.
Deze tikt oneindig voort
en wordt nergens door verstoord.

In haar tieren lust en nijd
welig zonder onderscheid.
Zij is tot elke zaak bereid
en verstrijkt zonder respijt.

Zij vergunt mij om te praten
en verschaft mij duur en maten
waardoor ik mij durf te verlaten
op haar koele correlaten.

Toch zijn ze slechts bedacht,
doen zich pas voor zodra ik wacht.

Momentopname.

De laatste taak is nu verricht
en ik keer terug naar 't eerste licht.
Dat is er al voordat iets ligt
of tot een denkbeeld wordt verdicht.

De wereld is een bliksemschicht -
zo toont zij zich vanuit dit zicht:
een melodie zonder gewicht
die voor geen druk of invloed zwicht.

Voor en achter zijn verdwenen,
vroeg of later niet verschenen.

Ik zou daardoor kunnen gaan menen
dat er niets meer over blijft
dan een zee met edelstenen
of een heupworp, plots verstijfd.







maandag 10 december 2012

Remedie.

Als ik voor't eerst sirenes hoor
dan raak ik in hun ban.
Ik heb dit zelf niet eens goed door,
pluk er de wrange vruchten van.

Zij lokken mij ver weg van hier
en hullen mij in dromen.
Het wordt daardoor onmoog'lijk schier
om ooit weer terug te komen.

Dit is de bron van menige tragedie
maar er is gelukkig ook remedie:

Blijf alert, verroer je niet
en luister naar hun lied.
Het zal zich gaan herhalen
maar niet in je daden dalen.

Rit.

Soms dient zich verslaving aan,
belangeloos en zacht.
Dan gaat zij op mijn tenen staan
met heftigheid en kracht.

Zij spoort mij aan te grijpen
en wil dat ik haar volg.
Ik moet mij in mijn arm knijpen
omdat ik alweer zwolg
in wilde fantasie
die ik nog tijdig zie.

Ik kan bezwijken of weerstaan
maar er is nóg een weg te gaan:
ik kan gaan zitten op haar kracht
en gaan rijden uit haar macht.

Opheldering.

Lang geleden, op een dag, ben ik hier komen wonen
en zwerf nu rond, van lijf naar lijf, gedurende aeonen.
Het heeft nu al zo lang geduurd dat ik niet beter weet
dan dat iets schuren moet waardoor ik licht vergeet
dat dit ooit werd bedacht. Nu denk ik dag en nacht
dat ik erdoor gegijzeld ben en dat ik op verlossing wacht.
Ik ben hieraan gewend geraakt en ben de gave kwijt
om nog te dansen zonder strijd in zorgeloze eeuwigheid.

Dit ik dat ik verzonnen heb, waarvan ik wil dat men het eert,
is een ideeënweefsel maar ik ben al lang verleerd
om te zoeken en ontdekken dat het niet is gefundeerd.
Herhaling en gewoonte staan borg dat dit mij deert.

Verleden evenwel is een produkt van het onvindbaar heden.
Als men die grondstof kent is alle leed geleden.

zondag 9 december 2012

Opgelost.

Langzaam gaat de avond om
en vertrekt met stille trom.
Zij zakt zonder ijver
in een nachtelijke vijver.

Grote eenvoud heerst alom,
als een opgeloste som.
Na gereken, noest en nijver,
klopt die tot het laatste cijfer.

Nu valt er verder niets te doen.
Rustig slaapt de schorpioen
en de duisternis wordt stijver.
Overbodig wordt de drijver.

Na de held of kampioen
stopt nu ook de schrijver.




Eclips.

Vrijheid zal ik nooit ervaren.
Zij is niet te evenaren
en ontsnapt aan elke wet
dus vis ik altijd achter't net.

Als ik mijn ketens naast mij leg
zijn zij nog steeds niet weg
en herinnering is sterker
dan de sterkste kerker.

Pas als ik alles ben vergeten
kan ik niet worden bezeten
en zal ik niet meer weten
wat verlossing is of keten.

Met mijn smart en vreugdekreten
zal ik vergaan zijn en versleten.









zaterdag 8 december 2012

Bemoediging.

Wie zich ooit een keer verheugde
heeft steeds toegang tot de vreugde
die, hoe somber iets ook lijkt,
er met licht en vuur langs strijkt.

Is dit echter niet gelukt *)
gaat men altijd nog gebukt
onder een droeve last
die niet bij bezieling past.

Dit brengt weemoed en verdriet
die worden verstrekt om niet.
Als't voor liefde ook te laat is,
is verdriet nog altijd gratis.

Ook al glijdt geluk voorbij,
eeuwig blijft wat opkomt vrij.


*): "und wer's nie gekonnt, der stehle
      weinend sich aus diesem Bund."

uit: "Ode an die Freude"
van Friedrich Schiller.

Tabula rasa.

Onder keien op een pad
ligt een onbeschreven blad.
Als dit van ijzer wordt gemaakt
kan het ook worden geraakt.
Alles wat men heeft gedaan
blijft erin gebeiteld staan.

Men kan dit tijdelijk verbloemen
door te zingen en te zoemen.
Misverstanden, puin en brokken
worden aan het oog onttrokken
maar van onderaf gezien
wordt geen negen ooit een tien.

Pas wanneer het ijzer smelt
komt de tijd dat dit niet geldt.


Onrust.

Ik ben voortdurend in de weer,
loop regelmatig heen en neer,
ben aan het ridderen en zorgen,
opdat ik rusten kan tot morgen.

Eindelijk is dit gelukt
en is de laatste vrucht geplukt.
De avond is nu aangebroken
en de lampen zijn ontstoken.

Het is nu even stil
en dit moment staat vrij en pril
als een ster tussen de wolken
die de drukke dag bevolken.

Maar dan blijkt er dat iets wil
dat ik die buitenkans verspil.





vrijdag 7 december 2012

Af en aan.

Altijd nog zijn er weer dingen
die worden tot herinneringen.
Gisteren zag ik een vaas
en vanochtend was geraas.
Ook heb ik aan jou gedacht
en lang op de bus gewacht
terwijl ik een eend zag drijven
wat ik nu nog kan beschrijven.

Het geheugen is oneindig.
Als ik in deze mijn dig
stuit ik op geen rand.

Soms verzinkt iets in het zand
maar het gaat toch niet verloren
want het springt weer terug naar voren.

Waarneming.

Alles wat is opgekomen
is altijd al waargenomen.
Of dit nu ruimte is of tijd
of een onbeduidend feit.

Dit geldt ook voor de emoties,
nederlagen en promoties.
Zij zijn gevangen in een net,
wijd omspannend wil en wet.

Ook dit net wordt waargenomen,
net als werk'lijkheid en dromen.

Halverwege dit betoog
springt een theepot in mijn oog.
Blinkend staat hij op de tafel
naast een halve koffiewafel.

woensdag 5 december 2012

Schoppenvrouw.

Ook al zie ik best wel veel,
het is toch altijd maar een deel
van het hele koninkrijk.
Ik zie het nooit een keer tegelijk.

Tenzij dit deel volledig is.
Dan is er nooit een hindernis.
Slechts omdat ik mij vergis
denk ik dan dat ik iets mis.

Ik ben dan niet direct genoeg
en krijg veel zorgen voor de boeg
maar zodra ik mij ontspan
gaan de ficties in de ban.

Het is als bij de schoppenvrouw
die één oog slechts hebben wou.

Keuzevrijheid.

voor Angela Houdijk.

Deze wereld is vol pijn,
sluipend gif en scherp venijn.
Weerloos vee wordt dag en nacht
bruut en zinloos afgeslacht.

Op de akkers vallen bommen
die het niets kunnen verdommen
dat een bruiloft wordt gespleten
en het vlees uiteengereten.

Hemelen zijn dichtgesmeten
en genade is vergeten.
In de kerkers en de spleten
woeden pest en veten.

Zelfs als alles vredig is
komt de tijd dat ik je mis.
Dit is de gang van zaken
die verdriet doet smaken.

Of dit nu waken is of dromen,
is het uit mij niet voortgekomen?
Dan schrijf ik het op mijn blazoen.

Ik hoef het zelfs niet eens te doen
maar het feit al dat dit kan
maakt mij tot een vrije man.

dinsdag 4 december 2012

Vergetelheid.

Zij die piramides bouwden
en met zware stenen sjouwden
zijn voor ons nu anoniem.
Geen van ons heeft hen gezien.

Dit betreft nog niet hun koning
voor wie zij bouwden deze woning
maar ook dat zal eens gebeuren
als de aarde door de deuren
van de wijde eeuwigheid
zal vervliegen in de tijd.

Rijken lossen op als geuren
die men niet meer kan bespeuren.

Alles wat zo dringend lijkt
ruimt het veld als tijd verstrijkt.

Benieuwd.

Als ik stil en eerlijk ben
is er enkel wat ik ken.
Wat ik straks zal denken
kan ik niet bedenken.

Ik kan staan of zwenken,
afpakken of schenken,
aardig zijn of krenken,
afwijzen of wenken.

Alles in gedachten
die al op mij wachten
maar er dus niet zijn
als ik niet verschijn.

Ik sta stil en open
om te zien hoe het zal lopen.




Dodeloos.

Aan het einde wacht de dood,
van mijn bloei de laatste loot.
Tot nu toe ben ik niet gestorven
dus heeft hij mij nog niet verworven.

Dit zal evenmin gebeuren:
mocht ik treden door zijn deuren
kan dat alleen als ik nog leef
en dus aan mijzelf nog weef.

Al is de dood ook openbaar,
die van mij is nimmer daar.

Ik hoef nergens aan te slijpen
of te werken met vernis.
Dan kan juist het inzicht rijpen
dat dit een gegeven is.


maandag 3 december 2012

Gloed.

Ik ga zitten op een kussen
en wil zo de hartstocht sussen
die zich op de voorgrond dringt
en mij op de knieën dwingt.

Dit gaat heel niet goed intussen
en ik kan de brand niet blussen.
Door een vlammenzee omringd
word ik zelf van vuur een kind.

Wie ik was verdwijnt gezwind
als de passie voluit zingt
maar ik kan nog steeds beschrijven
hoe de rillingen mij drijven
tot een staat van felle gloed
die er verder niet toe doet.

Peer.

In mijn hand houd ik een peer
die ik met mijn blik vereer.
Hij is gemaakt van goud en sappig.
Ik word door zijn geuren happig,
drijf mijn tanden in zijn vlees
en verzwelg zo hoop en vrees,
raak bedwelmd haast door de lust
waarmee hij mijn lippen kust,
ben gevangen door de sprong
waarmee hij neerkomt op mijn tong.

Ik zak diep in zijn bestaan
waardoor mijn remmingen vergaan.
Hoe meer ik deze vrucht verover,
zoveel minder blijf ik over.

zondag 2 december 2012

Veelvuldig.

Mijn hand beroert mijn borst
waarop ik kruimels heb gemorst.
Zo raakt hij mijn hartstreek aan
wat soms gepaard gaat met een traan.

Maar dit is nu niet aan de orde.
Op dit moment is er geen horde
van gevoelens en verlangens
maar mijn hand maakt toch de tangens,
theatraal en expressief,
al is hij nu slechts kruimeldief.

Zo zijn er altijd wel gebaren
die men veelvuldig kan verklaren
maar die toch hun geheim bewaren,
waarnaar mens en goden staren.

Dieper.

Ik zit hier rustig op de aarde
tussen dingen die zij baarde
en voel mij zeker en gezond
op haar argeloze grond.

Ik neem aan dat ik niet droom
want ik voel haar doodgewoon
stevig drukken zonder schroom
en die vastheid is ook schoon.

Als ik echter dieper voel
weet ik niet meer wat het is.
Zonder reden, pad of doel,
is het slechts gebeurtenis.

Aanvankelijk nog zwaartekracht
verzonk ook die in diepe nacht,
gapend groot, gewijd en zacht,
ootmoed waarin inzicht lacht.

De aarde.

Ik zit stevig op de grond
en kijk rustig in het rond.
Onder mij voel ik de aarde.
Dat is van grote waarde.

Het is een stevig, goed gevoel
dat niet verandert als ik woel
in 't pakhuis vol herinneringen
aan zaken die ooit hingen
maar die vervolgens gingen
en alleen in mij nog zingen.

Die halfvermolmde dingen
laten mij mijn handen wringen
maar de aarde blijft bestaan
en kan al mijn zuchten aan.


Het geheugen.

Verbijsterend hoeveel er is
dat komt uit het geheugen.
Een vlieden zonder hindernis,
in brokken en in vleugen.
De bron van de geschiedenis
die blootlegt wat kan deugen,
en altijd aan het zieden is
tussen feit en leugen.

Het is een grote voorraadschuur
die alles kan bevatten,
verheven boven elke duur -
de tijd hoort tot zijn schatten.

Het is mijn metgezel en buur
en legt mij in zijn watten.

Gevoelens.

Er doet zich telkens weer iets voor
dat mij wil gaan verleiden:
een walnoot of een jongenskoor -
ik kan het niet vermijden.

Er zijn ook zaken die ik vrees:
verveling en de bullepees
of vrienden die gaan strijden
en die elkaar doen lijden.

Het ene wekt verlangen op,
het andere de haat:
gevoelens die ik vaak verstop
of soms de vrije teugel laat.

Ik zou mij tot hen kunnen keren
en hun kracht en glorie eren.

vrijdag 30 november 2012

Voorlopig.

Aan het eind van het perron
blinkt de hemel als een zon
en de schaduw van een pijler
maakt zichzelf wat veiler.

Aan de and're kant staan wolken
die de lucht met goud bevolken,
zij staan solide, kant en klaar,
als kastelen zonder haar.

Ik sta daar eenzaam tussenin,
zonder einde en begin,
aarde onder, hemel boven,
en kan dat maar amper geloven.

Ik ben al jaren aan het leven
en nog steeds lijkt het maar even.

donderdag 29 november 2012

Respons.

Toen mijn vriend het huis verliet
heb ik hem gegroet
maar veel warmte had het niet -
het was enkel wat men doet.

Hoeveel anders zijn respons,
warm en zacht als eiderdons
maar toch twinkelend van leven
in een onbaatzuchtig geven!

Menig schema in mijn hoofd
heeft mij van geluk beroofd
dat ik toen weer heb herkregen
als een onverdiende zegen.

Maar onwennig en verlegen
val ik terug in overwegen.

woensdag 28 november 2012

Slaaplianen.

Langzaam dwaal ik in de droom,
zwaai aan lange slaaplianen,
word ongrijpbaar in de stoom
van vervluchtigende lanen.

Ik ben daar gemaakt van tranen
die zich mengen in een stroom
van verzilverende zwanen,
schitterend en ongewoon.

In een droom kan niets gebeuren,
er is slechts wisseling van kleuren.

Als ik val is't in een nis
zonder een geschiedenis
of weer terug in het ontwaken
door een weggegleden laken.

Samengevallen. *)

Wat op het spel staat is enorm:
onscheidbaarheid van vent en vorm.
Als die twee hetzelfde zijn
maakt dat een eind aan alle pijn.

Ik denk nu dat dit niet zo is
en daardoor voel ik een gemis.
Ik breng deze scheiding aan
en schep daardoor een bestaan.

Deze visie is gebrekkig
maar ook dwingend en hardnekkig.
Dat ik die maakte is vergeten.
Daardoor ben ik niet te meten.

Als ik reik tot aan mijn grens
rest geen ruimte voor een wens.


*): "The psychosomatic body contrasts with the enlightened person’s sense of body, which might be called body-body. This sense of body is free from conceptualizations. It is just simple and straightforward. There is a direct relationship with the earth."

uit "Four  Foundations of Mindfulness"
De Eerwaarde Chögyam Trungpa, Rinpoche

dinsdag 27 november 2012

Als toen.

Als ik in mijn boeken kijk
reken ik mijzelf graag rijk.
Niets mag mij daarin storen,
dus stop ik watten in mijn oren.

Naast mijn ogen heb ik kleppen.
Daardoor zie ik niet de steppen
en de stippen in het land
en ik denk: "Niets aan de hand".

Ik zou mij ook kunnen ontdoen
van wat mij zo gevoelloos maakt.

Dan ben ik weer zo naakt als toen
ik teder werd geraakt
door de tekenen van leven
die dwars door mijn ribben dreven.

maandag 26 november 2012

Overleden.

Als het leven lijden is
dan is't ook andersom gewis:
wanneer vier is dubbel twee
is twee maal twee ook vier.

Dit brengt als gevolg mee
dat het leed van mens en dier
identiek is aan het leven
dat hen gratis is gegeven.

Lijden zelf is het vermogen
dat men wordt bewogen
door het komen en het gaan
en erdoor wordt aangedaan.

Daarom ook zegt men "overleden"
als het leven is vergleden.

Rijkdom.

Alle wolken en het koren
drijven los als meteoren
in de ruimte van het zijn
en dat geldt ook voor mijn brein.

Zij zijn niemands eigendom.
Daarom maalt niemand erom
en het staat mij daardoor vrij
om te zeggen: " 't Is van mij."

Ik hoef dit pad niet eens te gaan
en die weg niet in te slaan
om te kennen dit vermogen
waarin versperringen vervlogen.

Deze vrijheid, zo gemakkelijk,
is tegelijk ontzaggelijk.

Vervaardigd.

Er zijn beelden en gedachten,
flitsen licht en inzichten,
balsems die het zeer verzachten,
voornemens die zwichten.

Die heb ik hecht aaneengesmeed
en met een taaie huid omkleed.
Dit geeft de indruk van een mens
maar is fictief zoals een wens.

Ik heb er meer aan toegevoegd
dan wat gebeurt rechtvaardigt.
Degene die maar doet en zwoegt
is door mij vervaardigd.

Op de dag dat ik dit stop
hef ik daar mijzelf mee op.

Zitten.

Aan mijn kruin hecht ik een vlecht
en die trek ik strak omhoog.
Daardoor zit ik direct recht
en oplettend is mijn oog.

Deze vlecht is slechts bedacht
maar maakt mij van voren zacht.

Daardoor ben ik alreeds daar
als een vijver, stil en klaar.

Tevens wordt mijn rug ook stevig
en mijn borst is ruim en open.
Wat gebeurt is soms wel hevig
maar ik laat het rustig lopen.

Ik ben daardoor vanzelf vrijgevig
en hoef verder niets te hopen.

zondag 25 november 2012

Omvat.

Het bewustzijn is een net
dat de wereld kan omsluiten.
Alles valt onder zijn wet
want er treedt geen stofje buiten.

Als ik zeg dat dat niet geldt
voor het onbekende
ligt het daardoor in het veld
waar geen ree uit rende.

Elke ramp en elk feest,
ook het zevenkoppig beest,
is een teken van mijn geest
die er altijd is geweest.

Grondeloos en ongeboren
gaat daar nooit iets in verloren.



De jas.

een navertelling.

Sam was een bekende snijder
die zijn scharen kon hanteren.
Hij maakte jurken kort of wijder
en kon stoffen fraai draperen.

Op een dag kwam er een klant
die hem vroeg een jas te maken.
Sam boog zwierig en galant
toen zij een termijn afspraken.

Zij kwamen tot een datum
en Sam nam dus de maat hem.
Toen de tijd verstreken was
kwam de klant terug voor zijn jas.

Die was echter nog niet klaar
en de klant ging kwaad van daar.
Na drie dagen kwam hij terug
maar Sam zei: "U bent te vlug!"

Zo ging dat een tijd lang door
totdat zijn klant de hoop verloor
om zijn jas ooit af te zien.

"Ik ga nog eerder dood misschien"
was wat hij tenslotte dacht
op een rusteloze nacht.

Maar juist toen was hij toch af
en Sam bracht hem op een draf.

"Nu, dit heeft wel lang geduurd",
zei de klant en keek verzuurd,
"U bent wel anders dan de Heer.
Die was in staat in slechts zes keer
dit wijds paleis te bouwen
met mannen en met vrouwen."

"Maar zie toch hoe onaf dat was"'
zei Sam, "en kijk nu eens naar deze jas!"


Vijver.

Gelijkmoedigheid lijkt wazig,
alsof niets er iets toe doet
maar zij is juist heel fijnmazig
met helderheid in overvloed.

Kijk maar naar een kalme vijver
met zijn gladde oppervlak.
Zij is vrij van nijd en ijver
maar weerspiegelt elke tak.

Juist door verder niets te doen
en een oordeel op te schorten
zie je scherp hoofd en schoen
en hoort marcherende cohorten
die zich blindelings en koen
in de grote maalstroom storten.


zaterdag 24 november 2012

Voorbijgaand.

Angst is heel verstandig
ook al lijkt zij vaak onhandig.

Zij ziet de bui al hangen
die dreigt voor het verlangen
om maar altijd voort te leven
als beloning voor mijn streven.

Ik ben niet zomaar aan het beven
want er is voortdurend geven
gaande in een constant zweven.

Waar zojuist nog wolken dreven
is er nu nog ijle lucht
en mijn anker blijkt een klucht.

Wat zo vast lijkt en geducht
is zo vluchtig als een zucht.

Staken.

Ik ben mijn leven lang op zoek
naar een goed beschermde hoek.
Ik heb mij dus een fort gebouwd
en dat met voorraad volgestouwd.

Al lijkt het dan ook goed gelukt,
het is nog altijd een product,
misschien wel degelijk en stevig
maar aan verval toch onderhevig.

Dus heb ik altijd nog de angst
dat ik zal worden tot een vangst.

Ik kan dit zoeken beter staken
en niet mijn tijd verdoen met maken.
Dan kan de diepe ruimte naken
die al wacht op mijn ontwaken.

vrijdag 23 november 2012

Bloei.

Nooit heb ik erom gevraagd
en er ook niets voor gewaagd,
zeker niet erop gejaagd,
maar dit bestaan is opgedaagd.

Ik zit er nu mee opgescheept,
als een zebra mooi gestreept
met mijn nachten en mijn dagen
en mijn honderdduizend vragen.

Die worden echter nu gesteld
en antwoorden worden verteld.
Dit nu verschijnt onaangemeld.
Het is er al en kost geen geld.

Overal, zonder geweld,
bloeit dit bodemloze veld.



donderdag 22 november 2012

Gezondheid.

Af en toe dan moet je niezen
en dan valt er niets te kiezen:
eerst een kriebel in je neus,
dan explosie zonder keus.

Voor je plan is dit onheus,
in de goot belandt je leus.
Even ben je alles kwijt
in verrukking zonder tijd.

Je bent gezond van lijf en leden
en hoeft niets meer in te kleden,
verklaart tot fictie het verleden
vol van mist en nevelsteden
waarin verlangens zijn vergleden
zonder spoor in't frisse heden.

woensdag 21 november 2012

Gulden snede. *)

Ben ik een deel van een geheel?
Ik kan zoiets vermoeden
en onderdelen zijn er veel,
dat kan ik goed bevroeden.

Ik kan dit hele nooit aanschouwen.
Het is hetzelfde met gebouwen.
Ik zie ze aan de overkant
en concludeer met mijn verstand
dat men mij daar net zo ziet
als ik hen hier in't wijd verschiet.

Maar het ervaren doe ik niet
en zo is't weer het oude lied:
er speelt hier niemand mede
in't schone spel der gulden snede.


*): Lijnstuk verdeeld in twee ongelijke
    lijnstukken waarvan het kleinere zich
    tot het grotere verhoudt als het
    grotere tot het hele.





dinsdag 20 november 2012

Poeroesha. *)

Verwijder noch veroordeel uw gedachten:
zij horen bij de mens als bladen bij een boom.
Plannen en verandering, fantasie en klachten,
zij blijven zich vermengen in de nevelige stroom.

Oordeel en emissies zijn trouwens ook ideeën
en draaien mee als wenteling in kolken en in zeeën
die branden in een weten zonder grens of randen
dat geen handen heeft maar ziet in alle landen.

Het enige dat nodig is is dat u gaat ontwaken
en zich in de ruimte weet, oneindig, zonder kaken
die bommen en granaten en strijdgewoel niet raken.
Van ruimte ook gemaakt zijn dat vergankelijke zaken.

U kunt in feite niets, laat staan de wereld maken,
maar toezien hoe het gaat opdat wat is kan naken.

Maar nu treedt u naar voren en gaat u snel verloren.
Uit dit verlies wordt werkelijkheid geboren.
Heftig schudt het bed, terwijl de poten kraken,
bij deze woeste dansen zonder plan of baken.


*): Poeroesha die de dans van Prakriti,
     alle verschijnselen, gadeslaat.
(Uit de hindoestaanse Samkhyaleer).


Kans.

Slaperig liep ik naar buiten,
raak'lings langs een vuilnisman.
Ik kon tot groeten niet besluiten,
was nog steeds in Morpheus' ban.

"Goedemorgen", zei hij monter,
"morgen ook!", zei ik verschrikt
maar dat was het en ik stond er
aangedaan en opgeprikt.

Niemand wacht er op een groet
die verstoken is van gloed.
Een ontmoeting is pas goed
die kan stromen door het bloed.

Deze kans was al voorbij
en danst nu verder zonder mij.

Twee hulzen.

Ik weet niet wat ik zoeken moet
in dit lijf van vlees en bloed.
Ik voel mij daarin heel niet vrij
maar misschien is't niet van mij.

Ik heb het dan slechts in gebruik
en ben als adem in een kruik.
Eenmaal keert die niet meer terug
en dan vergaat dit lichaam vlug.

Maar er is een tweede huls
die nog drijft op zijn impuls.
Dat is degene die dit zegt
en daaraan veel waarde hecht.

Die gedachte komt erbij.
Dit te weten maakt hem vrij.

maandag 19 november 2012

Onmacht.

Kan ik ooit almachtig zijn?
Er is niet veel dat daar op wijst.

Ik word daarentegen klein
als er het vermoeden rijst
dat ik ooit een steen kan maken
die ik zelf niet tillen kan.

Maak ik die dan moet ik laken
dat ik voor't heffen ben de man
en als ik hem toch op kan tillen
dan kan ik niet wat ik zou willen:
het maken van zo'n zware steen
dat die niet loskomt uit het veen.

Al klaag ik nu ook steen en been,
mijn almacht vliegt als nevels heen.



Medeoprijzend.

Als een steen valt naar beneden
komt dat meestal niet gelegen.
Het gaat in tegen gebeden
en verhindert zo de zegen.

Maar hij geeft mij ook de kans
om zijn vallen te benutten
als ik neerzet een balans
die ik niet hoef te beschutten.

Valt de steen nu op een schaal
schiet de andere omhoog.
Wat erop ligt vliegt ditmaal
en beschrijft een fraaie boog.

Als ik in de mist verdwaal
springt mij vrijheid in het oog.



Baldakijn.

Ik miste net een trein
en moet nu even wachten.
Er is ineens een plein
temidden van het jachten.

Het is in feite fijn
om zelfs niet eens te wachten
maar er gewoon te zijn
zonder hoop of klachten.

Plezier en chagrijn
ontstaan slechts uit gedachten.
Pimpernel en harlekijn
bewegen door hun krachten.

De hemel is een baldakijn
voor dagen en voor nachten.


Wat weet ik? *)

Ik denk vaak dat ik handel
en dat bepaalt mijn wandel.
Ik pak mijn pijl en boog,
mijn blikveld gaat omhoog.

Daarginter staat een schijf
en dus span ik mijn lijf.
Ik sta nog wat te wiegen
voordat de pijl gaat vliegen.

Die doorboort de roos
zo goed zelfs dat ik bloos.

Soms denk ik dat ik ken
en doe mijn ogen toe
maar als ik eerlijk ben
dan weet ik zelf niet hoe.


*): "Que sais-je?"
     - Michel de Montaigne (1533 - 1592)

zondag 18 november 2012

Oninwisselbaar.

Er is een vaste eenzaamheid
die van zichzelf niet scheidt.
Zij is niet inwisselbaar,
ongekloofd en altijd daar.

Eigenlijk het enige
dat er altijd is.
Hiervan getuigt wel menige
indruk of gebeurtenis.

Wat ik zie is niet te zeggen
en aan niemand uit te leggen.
Heb ik in mijn hand een kroot
dan noem ik die gewoonlijk rood
maar wat een ander daarbij ziet
weet ik per definitie niet.


Geluwd.

Als de wind in't water waait
en de maan schijnt er bij in
raakt zijn spiegelbeeld verdraaid
en is er slechts wat schittering.

Als de storm weer is geluwd
komt het water tot bedaren
en de maan zal onverruwd
uit de strakke plassen staren.

Met de kalmte wordt het helder
en helderheid brengt kalmte mee.
Dit geldt voor plassen in de kelder
en voor de wereldwijde zee.

Evenzeer ook voor mijn geest
wanneer die niet zo hard meer racet.


vrijdag 16 november 2012

Genoeg.

Als de waarheid wordt onthuld
dat er geen vaste dingen zijn
is gedelgd daarmee de schuld
en is een zwijn niet meer onrein.

Zelfs als steeds zijn staart nog krult
blijkt dat enkel toch maar schijn.

Heel de ruimte wordt gevuld
met de schatten uit een mijn
die de boor en kompels duldt
want zijn stof en goud zijn fijn.

Eindeloos kan men het delen.

Als de woeste branding brult
valt er niets te stelen
en is er genoeg geluld.



Vlam.

Als ik kijk vanwaar ik stam
of hoe ik ter wereld kwam
vind ik niet meer dan een vlam
die zich uit het duister nam.

Ook al klinkt dit als gezwam
of retorische tamtam,
toch bezwijkt hierdoor de dam
die de volle vloed voorkwam.

Nu ben ik niet langer stram
en mijn hand is niet meer klam.
Hierdoor eindigt het gedram
waarmee ik mijn geest verlam.

Schitterend en lang niet tam
brand ik op mijn eigen gram.




Zonder zee.

Ik zou graag de dood uitbannen.
Stel je voor dat dat zou lukken:
uitgevoerd zijn dan mijn plannen
en verzekerd al mijn stukken.

Niets komt dan nog onvoorzien,
dat is het eind van 't onbekende.
Er is geen dreiging die ik dien,
onbegrensd is mijn prebende.

Als zo alles is geregeld
en mijn spaarpot is verzegeld
is daarmee mijn lot bezegeld.

Dat is doodser dan de dood
en ik kom in grote nood.
Zonder zee is dan mijn boot.


Oplettendheid.

Als in de kuip een doelpunt valt
veert de massa overeind.
Zelfs al wordt er naast geknald
steekt, als was zij aangelijnd,
de menigte haar hoofden op
want de spanning steeg ten top.

Ook een kat spitst snel de oren
als geritsel valt te horen,
laat zich door 't geluid bekoren,
zet zich af en springt naar voren.

Als ik nu hetzelfde doe
zonder dat er veel gebeurt
kan ik zien en weten hoe
verandering een herfstblad kleurt.




woensdag 14 november 2012

Onderbroken.

Alles ligt mooi ingebed
in ons denken als een wet.
Daar zijn reizigers met plannen
die de wilde zee omspannen.

Als hun reis wordt onderbroken
is de wereld gelijk verstoken
van hun continue ruis
en herademt zonder kluis.

Edelstenen, fraai gezet,
rollen weg als ik niet let
op hun plek en samenhang
en daar niet meer naar verlang.

Want de dingen zonder taal
zijn onwennig, schots en kaal.

Herkomst.

Waar komt alles toch vandaan?
Ik kan altijd blijven zoeken.
Kom ik bij de oerknal aan
doet dat nog steeds niet uit de doeken
hoe die zelf weer is ontstaan.
Ook al lees ik duizend boeken,
blijft onpeilbaar het bestaan.

Dat geldt ook voor mijn gedachten.
Ik kan vermoeden dat ze wachten
tot de tijd van hun verschijnen
om daarna weer te verdwijnen
maar dat neem ik enkel aan:
ik heb ze zelf nog nooit zien gaan.

Overal.

Op een mooie nacht
loop ik langs de gracht.
Ik geniet weer van de panden
met hun fraai geschulpte randen.

Voor een gevel blijf ik staan
die zich opheft naar de maan.
Is dit bouwwerk nu uniek?
Het heelal geeft geen repliek.

In de ruimte overal
stralen sterren zonder tal.
Een ding is daardoor toch wel zeker:
waar de dag komt wordt het bleker.

Wellicht verrijst precies zo'n gevel
in de Andromedanevel.

dinsdag 13 november 2012

Export.

geschreven op het oostelijk halfrond.

Ooit zat ik eens in een trein
met een meisje aan mijn zij.
Heel die reis verliep wel fijn
en we gleden door de wei.

Plotseling vroeg zij aan mij:
"Ooit een wijze man gezien?"
"Kijk naar mij" sprak ik toen blij.
"Opschepper!" zei zij toen kien.

Zij woont al lang in Texas
en stopt daar flessen in haar tas.
Wellicht dat zij soms aan mij denkt
wanneer zij daar benzine tankt.

Dan ben ik dus geëxporteerd
en in wildwest getranscribeerd.

maandag 12 november 2012

Edelmoedigheid.

Nemen drukt de armoe uit,
rijkdom blijkt uit geven.
Dit is bekend van noord tot zuid
en geldt het hele leven.

Het gaat daarbij om het gebaar
want wat men ook wil geven
is in feite alreeds daar
als sterren aan het zweven.

Het is niemands eigendom
maar men geeft er alles om
om het maar te krijgen,
om van misdaad maar te zwijgen.

Wie het echter geeft
is daarmee edel en beleefd.

Onveranderbaar.

Alles is veranderbaar
maar hoe weet ik dat zo goed?
Ik neem de processen waar
en het ruisen van mijn bloed.
Bewegingen zijn zonneklaar -
voorbeelden in overvloed.
Eerst nog hier en daarna daar -
zo beweegt zich elke stoet.

Omdat het startpunt is onthouden
waarvandaan er iets vertrok
zie ik het wuiven van de wouden
en voel ik zelfs de kleinste schok.

Alles dankzij het geheugen
dat voor verand'ring niet wil deugen.

zondag 11 november 2012

De natuurlijke getallen.

Elk begin heeft ook een einde,
dat bewijst zich keer op keer,
al is er ook een zijnde
dat zich onttrekt aan deze leer.

Dat zijn de getallen
die beginnen met de een
maar dan altoos blijven vallen
als een niet te stuiten steen.

Ook al blijft men eeuwig tellen,
telkens is er nog wel een
om de reeks weer bij te stellen,
grenzen zijn er hieraan geen.

Een begin dus en geen einde:
dat is het wonder van dit zijnde. *)


*): "Vorm is leegte, leegte is ook vorm.
      Vorm is niet anders dan leegte,
      leegte is niet anders dan vorm."

- De Bodhisattva Mahasattva Avalokiteshvara
in het Soetra van het Hart van Overstijgende Kennis.

zaterdag 10 november 2012

Waterfiets.

Alles gaat een keer voorbij.
Ook de duur bereikte doelen
zullen eenmaal weg gaan spoelen.
Dan komt er weer ruimte vrij.

Bergen worden ooit weer stof
en de heuvels worden dalen.
Wij kunnen misschien doen alsof,
maar de dood komt ons eens halen.

Zo gaan wij van niets naar niets
en de wirwar van verhalen
is't kielzog van een waterfiets
waarvan wij staan op de pedalen.

Alle doelen vallen weg
en daarmee ook geluk en pech.

De andere kant.

Vergank'lijkheid is als een mes
dat door alle levens snijdt.
Zij leert ons de harde les
dat wat bijeenkomt zich weer scheidt.

Dan staan wij bedroefd te kijken
naar verloren koninkrijken
en gevelde eiken
gaan steeds minder lijken
op de staande die nog prijken
op een aarde vol met lijken.

Meestal zien wij over't hoofd
dat, wanneer er wordt geroofd,
er direct iets anders is,
fris en blinkend als een vis.


Nalatenschap.

Ik zoek naar vastheid allerwegen
maar ik kom geen tekens tegen. 

Door labyrint en stegen
trek ik met getrokken degen
heftig als een kat die krabbelt
terwijl mijn twijfel knabbelt,
gretig aan begrippen sabbelt,
in de kaartenbak rondgrabbelt
van mijn geest die babbelt
en in mijn kamer kabbelt.

Waar ik eerder heb gelegen
zijn nu volken neergezegen
die om niet hebben verkregen
wat mijn zoektocht is ontstegen.

Golfslag.

Alles is steeds aan het vloeien.
Niets kan ooit die stroom verknoeien
tot op een goede dag een bolling
wordt begrepen als een stolling
en verheven tot een ding
dat niet slinken kan of groeien.

Ofschoon genomen uit de dromen,
die ongehinderd stromen,
wordt het nu als vast beschouwd
totdat zijn aard zich weer ontvouwt:

Datgene dat ons zorgen baart,
belastend lijf en geest,
dat angsten aan vertwijf'ling paart,
is er nooit geweest!

vrijdag 9 november 2012

Onbeleefbaar.

Ik word elke ochtend wakker
maar heb het nimmer meegemaakt.
Als ik de stem hoor van de bakker
ben ik immers al ontwaakt.

Het blijft dus enkel maar een denken,
zoals het komen van de dood.
Hij zou mij zomaar kunnen wenken.
Dan eet ik niet meer van mijn brood.

Toch blijft het een feit
dat ik zal moeten leven
als ik dit zien wil in de tijd.

Er is geen reden om te beven
want de dood, zo wit als krijt,
kan ik nooit beleven. *)


*): "Waar ik ben is de dood niet,
      waar de dood is ben ik niet".

- Democritus (460 - 370 vChr.)  

donderdag 8 november 2012

Niet te vangen.

Wij gebruiken woorden
en vervlechten die tot koorden
waarmee wij netten weven
en die werpen over 't leven.

Dit laat zich geenszins vangen
maar stroomt als ruisend water
door kerkers en door gangen
en borrelt uit de krater
van een tomeloos verlangen,
nooit eens vroeger en niet later.

Deze netten zijn maar schijn
terwijl het leven, soeverein,
als een wijze hottentot,
zorg'loos met begrippen spot.

woensdag 7 november 2012

Schutspatroon.

De dood is weliswaar gewoon
maar weet ik wel wat hij is?
Misschien het oog van een cycloon
of kannibalen aan de dis.
Of het stoppen van een toon
die zich niet meer zal herhalen.

Wat ooit leefde, fier en schoon,
moet aan hem betalen
zijn beruchte hongerloon
dat hij altijd op komt halen.
In zijn holle bottenkroon
rollen vale kralen.

Maar hij lijkt ook de schutspatroon
van het einde van de kwalen.

Kleiner.

Soms zit ik in een kerker
en kan er niet meer uit.
De muren zijn dan sterker
dan wat ik besluit.

Maar ik kan naar binnen gaan
en tref daar diepe ruimte aan.

Hoe kleiner ik maar word,
hoe groter zijn de mazen.
Naarmate ik mijn lengte kort
zal ik mij meer verbazen.

Als ik mij in de diepte stort
zijn hemelen de vazen
en daar bedrijf ik sport
met donderende asen.

Zere plek.

Mijn kater is een kleine boef,
voortdurend aan het stoeien.
Maar hij blijft ook groeien
en dat stemt mij droef.

Hij weet van geen vergaan,
gaat op in zijn bestaan.
Maar ik kan niet voorkomen
dat zijn leven weg zal stromen.

Ik kan dat niet blokkeren
en zal het tij niet keren.
De tijd zal hem gaan deren
en zijn glans verweren.

Wat mij blijft bezeren
kan ik nochtans eren.

dinsdag 6 november 2012

Zingen.

De dood is doodgewoon
maar tegelijk een hoon
van wat ik wil bereiken -
niets zal er op lijken.

De hemel en de aarde,
ook zij zullen vergaan
en de hoogste waarde
zal niet meer bestaan.

Waarom doe ik dan dingen?
Omdat ze zijn gegeven.
Ik blijf eenvoudig zingen,
want dat hoort bij het leven,
waardoor de grote dood
blijft liggen in de goot.

Zelfbevrijd.

Er is een aantal wetten
dat ons bestaan bepaalt.
Wij moeten daarop letten,
gaan anders naar de vaalt.

Alles is geregeld,
de loopgraven betegeld,
het jarenplan bezegeld.
Toch wordt er ook gekegeld.

De kegels, rond en stom,
vallen makk'lijk om.
Aan het koord der zwaartekracht
vliegt de aarde door de nacht.

Maar het geheel is vrij
als pluisjes in de wei.

maandag 5 november 2012

Doordeweeks.

Het is zo gek nog niet te rusten
aan de saaie kalme kusten
van een inactieve dag.
Hoop en vrees gaan overstag.
Het meest geschikt is daarvoor zondag
waarop er niet zo veel meer mag.

Van daaruit kan ik goed beschouwen
hoe ik door de tijd blijf sjouwen,
uit gehaastheid snel ga snauwen,
verder aan mijn fort wil bouwen
en soms uithuil in de touwen.

Zonder talmen en rechtstreeks
past de fibonaccireeks
op mijn streven doordeweeks.

Wederzijdse afhankelijkheid.

Wat is ruimte meer
dan afstand tussen stippen?
Kijk maar naar de Grote Beer
of golven tussen klippen.

't Is herfst die de bossen kleurt,
daaronder blijft het land.
Wat er ook daarop gebeurt,
de afstand blijft constant.

Van punten wel afhankelijk
is ruimte ook vergankelijk.
Door het bestaan van punten
kan ik die term pas munten.

Maar punten, op hun eigen beurt,
worden in ruimte pas bespeurd.






Snelheid.

een navertelling *)

Als mijn ventilator draait
en met koele briesjes waait
wordt het net een schijf,
ondoordringbaar stijf.

Hoe sneller iets beweegt
hoe meer het raakt ontleegd
van zijn enkelvoudigheid.
Het nadert dan gelijktijdigheid.

En gaat het ooit oneindig snel
dan is het overal tegelijk.
Eén punt speelt dan het hele spel
en is de massa van het slijk.

Hoe sneller dus een ding zal gaan
hoe meer de wereld stil zal staan.**)


*):   Naar Blaise Pascal.


**): La Donna mia, che mi vedea in cura
      forte sospeso, disse: "Da quel punto
      dipende il cielo en tutta la natura.

      Mira quel cerchio che più gli è congiunto
      e sappi che il suo muovere è si tosto
      per l'affocato amore ond'egli è punto." 


     Mijn Vrouwe, die mij zag in hevige spanning
     om te begrijpen, sprak: "Aan dat punt
     hangt de hemel en de gehele natuur.

     Zie die cirkel, die er 't meest aan is verbonden,
     en weet dat zijn beweging zo snel is
     door de vlammende liefde die hem de sporen geeft."


- Dante Alighieri "La Divina Commedia",
"Paradiso", Canto XXVIII, terzinen 15 en 16.






Herfstblad.

Ik word in beslag genomen
door zorgen, snel gekomen,
die niet zo snel weer gaan
maar een poosje blijven staan.

Toch is er nog de maan,
van mozarella of saffraan
en roep ik u bij deze aan,
o herfstblad op de laan:

U bent slechts in het heden
en dwarrelt naar beneden.
Uw helder vermiljoen
is voor mijn oog een zoen.

Die kus is niet inblikbaar
maar daarom juist beschikbaar.

zondag 4 november 2012

De kaart der kaarten.

een navertelling. *)

Eens wilden cartografen
de kaart der kaarten maken.
Zij zetten hun parafen,
begonnen aan hun taken.

Omdat het werk volmaakt moest zijn
bleek elke kaart te klein.
Zij hebben hem steeds uitgebreid
maar de wereld bleef te wijd.

Totdat de kaart de aarde dekte
en geheel hetzelfde was.

Toen was er iemand die ontdekte:
al is dit ook de juiste pas,
als kaart is hij nu opgegaan
in 't kaarteloos bestaan.


*) Naar Jorge Luis Borges.


Drosteblik.

Op mijn tafel staat een blik
met daarop een tekening.
Die brengt steeds een lichte schrik
en tart elke berekening.

Hij stelt een verpleegster voor,
een dienblad in haar handen
met het blik. Dit gaat maar door
in dieptes zonder randen.

Wanneer ik dit blik zie
word ik meegezogen
door zijn juiste dictie.
Die is ongelogen
en verwijdert frictie.
Stilletjes en onbewogen
onthult het alle fictie.

zaterdag 3 november 2012

Klotsen.

In vele lange nachten
stromen er gedachten
als door gekromde grachten
die op hun golven wachten.

Ik voel mij vaak vereerd
door hun hoog bezoek
en stel ze onverveerd
onmiddellijk te boek.

Dan voel ik mij zo trots
en zeker als een rots
maar ik zou moeten weten
waardoor ik word bezeten:

dan zijn de grachten plots
een web waarin ik klots.

Fijn.

Als ik van "het zijn" afstap
dan rest er geen ding.
Stenen worden dan tot sap
waarover ik een liedje zing
en diamanten blijken pap
en vatbaar voor verandering.

Als ik het lidwoord weglaat
blijft er enkel "zijn". 
Dit is een stroom zonder hiaat
en vrij van elke pijn.

Waar niet langer dingen zijn
valt ook niets te krijgen.
Elk doelwit wordt oneindig fijn
dus niets kan nog bedreigen.

vrijdag 2 november 2012

Halloween.

Tussen bollen en pompoenen
valt de lage maan niet op.

Bij het schuiven der seizoenen
sta ik voor een bleke pop
die mij aanstonds gaat ontgroenen
en mij neerlaat in het slop.

Ik zie zachte spoken zoenen,
hoor getimmer en geklop.

Als lugubere festoenen
laten darmen drop voor drop
smurrie vallen op plantsoenen
en de wereld wordt een prop.

Ik zie schijnsel zonder zin:
linnen met een man er in.

donderdag 1 november 2012

Te laat.

Gesprekken gaan vlug heen en weer
en thema's dansen op en neer.
Ik kan het lang niet altijd volgen,
word door mijn traagheid snel verzwolgen.

Wat ik hoor moet eerst bezinken
en in harmonie weerklinken
voordat ik te berde breng
wat ik met verstand aanleng.

Dat kost altijd wat tijd
waarvoor ontbreekt respijt.

Als ik iets wil beweren
om onrust te bezweren
is iets anders al gezegd
en sta ik op de achterplecht.





Grijpgraag.

Wanneer behoeftes nijpen
wil ik graag iets grijpen.
Ik kijk verwilderd rond
en sta met open mond.
Maar ik kan niets vinden
om nog te verslinden
en tast tussen de blinden
naar wat mij op kan winden.

't Is alles tevergeefs.
Er is hier dus iets scheefs.
Ik maak een ruime scan
maar daar zit hem de kneep:
omdat ik alles ben
heb ik juist geen greep.

Een november.

Het is weer allerheiligen:
de dag waarop de delen
verzinken in gehelen
en mij zo beveiligen
tegen de gespletenheid
want vervallen is de tijd.

Alles is herenigd.
Zelfs als ik word gestenigd
door honderdduizend feiten
hoeft mij dat niet te spijten
want heel het verleden
is in het niets vergleden.

Er is alleen maar dit moment,
ongeboren, permanent.

woensdag 31 oktober 2012

Verwaaid.

Als de hemelen gaan splijten
dalen woorden neer van boven
die mijn wonden openrijten
en mij van mijn rust beroven.
Ik kan niemand iets verwijten
want ik wil ze zelf geloven.

De pijlen zijn op mij gericht
maar ineens word ik verlicht:
zonder dader is de plicht,
geen persoon treft het gericht.

Ik had mijzelve aangenomen
maar vervlieg nu met mijn dromen.
Hoewel het leven voort blijft stromen
zal er niemand meer om komen.

Zagen.

een navertelling.

Sam wou eens een tak afzagen
en hij klom dus in een boom
zonder zich ook af te vragen
of dit niet storen kon zijn droom.

Hij ging schrijlings zitten
op een lange mooie tak
waarop hij zelfs zou kunnen pitten,
zorgeloos, op zijn gemak.

Dat deed hij dan ook af en toe.
Daardoor werd hij heel niet moe.
Hij zaagde voort, maar niet altijd,
onderbrak soms werk en vlijt.

Alles liep zo heel gewoon
maar de zaag was vóór de boom...

dinsdag 30 oktober 2012

Gegis.

Wat er gebeurt gebeurt: ik kan dit blijven duiden
als toeval, lot, bestemmingsplan of het machtig luiden
van het Woord van God. Als het streng gebod
waarnaar zich voegen waarzeggers en haren op de huiden
of brabbeltaal van een verdwaalde zot,
de jammerklacht van vroeg verweeuwde bruiden,
of resultaat van wijs beraad waarvan de mare gaat
dat het ontworpen heeft het noorden en het zuiden.

Maar het kan ook gekomen zijn, als dansers in een straat,
door revolutionairen die het volk opruiden.

Misschien is het een wervelwind die oorzaken verblindt
of een systematicus die wat verspreidt ligt bindt
of ligt het aan mijn eigen bril die wat zich aandient kleurt.
Intussen is dit gissen dan opnieuw wat er gebeurt.



Honkvast.

De plek waar ik nu ben gaat andere te boven.
Ik hoef er niet meer heen en wil hem daarom loven.
Geheel volmaakt, geweldig krom, wentelt zich de horizon.
Daarachter blijft, als ik hier blijf, het andere de bron.

De zon wordt elke dag weer uit die schijf geboren
en werpt zich in de koepeling met vuur en vlam naar voren.
De zilverzachte maan komt 's avonds aan de hemel staan
en raakt met milde straal de lauwerkrans der vreemden aan.

Waarom zou ik dan reizen? Er valt niets te bewijzen.
Wat er is dat wil ik prijzen als echter dan de paradijzen.
Als ik nog iets anders zoek dan moet ik kijken om de hoek
en valt er over deze kluis te plotseling het doek.

Mysterie gaat verloren, alles wordt gemene zaak.
Hoe meer ik in de rondte reis, hoe kleiner ik de wereld maak.


Ontkoord.

Ik probeer aaneen te rijgen
vele feiten die vaak zwijgen
om zo vat te kunnen krijgen
op wat mij wil ontstijgen
en verzin zo een verhaal
in een mij vertrouwde taal.

Zo wordt het een mooie ketting
die mij vrijwaart van ontzetting
zolang de kralen nog maar schuiven,
zacht en rond als rijpe druiven.

Maar dan breekt soms het koord
en de kralen rollen voort.
Alle orde is verstoord
en ik zoek tevergeefs een woord.

maandag 29 oktober 2012

Deconstructie.

Er is een kracht, precies en zacht,
die te niet doet elke macht:
het is de deconstructie
die uiteen neemt wat ik zie.

Zij toont van elk object de delen
- dat zijn er oneindig vele -
en het kan haar weinig schelen
dat verloren gaat het hele
en verandert in een droom
wanneer uiteenvalt het atoom.
Toch blijft alles wel intact
ofschoon er niets meer is verpakt.

In een huis gemaakt van stoom
zijn de kamers ongewoon.




Aan de Acheron.*)

Waar er ook maar water is,
het zoekt zijn laagste punt.
Het stroomt langs elke hindernis
zodra het doorgang is vergund.

Zoals hoog opgetaste dijken
uiteindelijk bezwijken
onder de druk der zee
zo smelt geronnen trots
met speelse liefde mee
en vloeit om elke rots.

Gebeurt dit niet dan voert die stroom
de wezens door een grauwe droom
tot aan de doodse Acheron.
Het is één vuur dat licht en as gewon.**)


*):   Acheron: Rivier die deze wereld
       van de onderwereld scheidt.


**):  quelli che muoion nell'ira di Dio
       tutti convergnon qui d'ogni paese

       e pronti sono a trapassar lo rio,
       chè la divina giustizia li sprona,
       si che la tema si volge in disio.  
          

      degenen die sterven in Gods toorn
      komen hier samen van alle landen

      en zij zijn bereid de stroom over te steken
      want de goddelijke gerechtigheid spoort ze zo aan
      dat de vrees verandert in begeerte.

Dante Alighieri, "La Divina Commedia",
Inferno, Canto III, terzine 41 en 42.

zaterdag 27 oktober 2012

Diogenes.

Waarheen ik ook maar reis
ik neem mijzelf steeds mee
al toon ik als bewijs
ook menige trofee.

Wat gidsen ook beloven,
de hemel blijft steeds boven
en dezelfde zon
schijnt ginds als in mijn ton.

Hij werpt zijn stralen op mijn handen
evenals in and're landen
dus hoef ik nergens heen te gaan.

Ik besluit te blijven staan
en onderbreek die pantomine -
het scheelt bovendien benzine.

Geld.

Het is een vreemde zaak:
dat oude stomme geld.
Men zet ervoor een kraak
en grijpt ook naar geweld.

Het levert snel vermaak
en het wordt vaak geteld
maar het neemt direct wraak
wanneer het niet meer geldt.

Een hele zak met goud
laat hem die hongert koud
maar zelfs een kale kokosnoot
maakt reeds zijn vreugde groot.

Aan de verheven hemelpoort
helpt het niet maar stoort.

Tabernakel.

Ik trek de hele tijd partij:
"dit wil ik niet, dat moet erbij."
Wat ik daarbij vergeet
is dat ik van die dingen weet.

Tussen mijn ogen is mijn neus:
net zo heb ik hierin geen keus
en ook de partijdigheid
ken ik zonder onderscheid.

Er is geen reden dus tot strijd
maar eerder tot tevredenheid
met dit moeiteloos spektakel
geofferd op de tabernakel
van een kennen zonder oordeel
van wat weinig is of veel.

vrijdag 26 oktober 2012

Er varen.

Voor Rombout van den Nieuwenhof.

In plaats van vrij te zijn ben ik gebonden,
door noodverband en crêpepapier omwonden.
Het ruime sop heb ik nog niet gevonden
omdat ik te bang ben voor mijn wonden.

Ik houd mij met die angsten bezig,
ben daardoor wazig en afwezig,
maak geen gebruik van mijn vermogen
en moet onzekerheid gedogen.

Wanneer ik mij niet blind blijf staren
en mijn tobben laat bedaren
zal de hemel op gaan klaren
en inzicht kan zich openbaren.

Als ik dan golven ga ontwaren, 
gooi ik de trossen los en kan er varen.

Ongegrond.

voor Dagmare Houniet.

De zon, de aarde en de maan -
waar komt dit alles toch vandaan?
Die vraag heb ik meermaals gesteld
en er werd mij veel verteld:

Een liefdevolle meesterhand
die formeerde lijf en land
of een kosmische explosie
gevolgd door stolling en erosie.

Maar dit laat onverlet
dat op de tafel ligt mijn pet
en dat op de meridiaan
schepen naar het oosten gaan.

De wereld is een vat magie
waaronder ik geen bodem zie.

woensdag 24 oktober 2012

Gestalt.

Alle lijnen scheiden velden
die daarop direct gaan melden
dat zij er dan zijn
maar dit is enkel schijn.

Zij zijn afhank'lijk van hun lijn.
Alsof zij nooit waren verschenen
rest er slechts een grensloos plein
nadat hun omtrek is verdwenen.

Zo kan het ook zijn met mijzelf
voor wie mijn hoofd is een gewelf
maar voor een ander slechts een bol
of die nu ledig is of vol.

Vijfmaal ingesneden randen
vormen zo mijn handen.



Ongebonden.

Ik ben dikwijls gevangen
in tangen van verlangen
en mijn zware keten
is verre van versleten.

Omringd door muren
wacht ik lange uren
op het doven van de vuren
waarnaar ik maar blijf turen.

Zo blijf ik zeulen met de zorgen
van de avond tot de morgen
of laat mij door vermoedens worgen
die zich in de haard verborgen.

Slechts hij die vindt is niet te vinden
dus kan men die ook nimmer binden.

Kurk.

Ik praat over totaal
maar zal dit nooit beleven
want in elk verhaal
ben ik al verweven
en als ik er al buiten sta
is het weer niet volledig
omdat ik dan naar oevers ga,
die mistig zijn en ledig.

Het blijft dus theorie.
Er is slechts wat ik zie
gevoegd bij duizend geloven
die dreigen en beloven,
drijvend op de golven
die mij nog nooit bedolven.

dinsdag 23 oktober 2012

Overal.

Mijn huis is zonder grenzen.
Daarin is elke kluis.
Bij Kelt of Colossenzen,
voel ik mij altijd thuis.

Waar ik ook maar ga,
daar is de vloer mij na
en hoe ik ook wil zuchten,
ik blijf omringd door luchten.

De hemel is mijn dak
en elk moment een plak
van deze wijde aarde
die lief en leed bewaarde.

Overal zijn schatten
die spartelen en spatten.

Weggelikt.

Ik heb een jonge kat.
Hij weet zich goed te wassen
en hoeft dus nooit in bad
noch wil hij and're jassen.

Zijn haren glanzen zacht
bij avondstond en nacht.
Getekend is zijn vacht
met elegante pracht.

Dit is gewoon gegeven
en het blijft om het even
of 't gister is of morgen.

Wanneer ik zie hoe hij zich wast
verlicht hij snel mijn last
en likt hij weg mijn zorgen.


Eruit.

Sinds jaar en dag maak ik mij wijs
dat ik ooit geboren ben.
Mijn paspoort geldt dan als bewijs
naast allen die ik ken.

Moet ik dit alles geloven?
Dat is een hele klus.
Die gaat mijn kracht te boven
dus geef ik die een kus.

Hij zal mij dan mijn rust niet roven
maar wordt tot schuim waarmee ik blus.

Ik hoef mij niets meer te beloven
en bevrijd mij uit de lus
van hoven en portalen
waardoor ik anders maar zou dwalen.


maandag 22 oktober 2012

Schimmenspel.

Wij zoeken steeds opnieuw contact
en kunnen het niet vinden.
Het wegennet, zo goed vertakt,
blijft maar in zichzelf verzwinden.

Wij zitten moe ineengezakt
als lammen en als blinden
of dicht tegen elkaar geplakt
als minnaars en beminden.

Wij zijn elkaar zozeer nabij,
van alle scheiding vrij,
dat wij elkaar niet zien.

Nog nader dan intiem
werpen wij lijn na lijn
terwijl wij er al zijn.

Gekaapt.

Er is een wond die moeilijk heelt
en steeds opnieuw weer open gaat
waardoor zij al mijn aandacht steelt
en zonder pauze met mij praat.

Zij is een lang en taai verhaal
dat hardnekkig voort blijft gonzen.
Soms in beelden, soms verbaal,
blijft zij flikkeren en bonzen.

Ik word gekaapt door die historie
waardoor ik niet meer zie
de wereld in haar pracht en glorie,
haar schittering en haar magie.
Hiervoor strek ik rug en knie
en zet ik open elke porie.

zaterdag 20 oktober 2012

Onderkenning.

Angsten gaan nooit over nu
want dat is al geschreven.
Dat is de grote paraplu
die overkoepelt dood en leven.

Slechts wat komen kan doet beven
en zijn ongewis verschiet.
Men wil dit al te graag weerstreven
maar de toekomst is nog niet.

Dus zijn angsten ongegrond,
op geen feiten gebaseerd.
Er bestaat slechts deze stond'
die nooit zich van zichzelf afkeert.

Wie aldus de angsten kent
onderkent amusement.

Wind.

een navertelling.

Sam vierde zijn huwelijksdag
en was blij dat men hem zag.
Velen waren er gekomen
om het altaar te omzomen.

Hij stond al voor de priester klaar
om het jawoord uit te spreken
toen het leek of een sigaar
uit zijn bilspleet wilde steken.

Hij liet een vreselijke wind
die bedwelmde vrouw en kind.
De bruiloft werd in een klap zwart
en de moed ontzonk zijn hart.

Hij sloeg de handen voor zijn ogen
en is toen ijlings weggesneld,
op een lange reis getogen
en heeft zich nergens meer gemeld.

Hij leefde in een verre streek,
eenzaam, ziek, verzwakt en bleek.
Hij miste erg zijn vaderland
en liep eens terug weer langs het strand.

Er was een lange tijd verstreken.
Nu wilde hij weer iemand spreken,
maar hij schaamde zich nog diep
dus kwam hij terug in het geniep.

Hij had zich goed vermomd,
sloop zo door de voorstad rond,
heeft het er toen op gewaagd
en een oude vrouw gevraagd:

"Ooit wel eens van Sam gehoord?"
"Bedoel je die soms van die wind?"
was het antwoord prompt, gezwind.
Toen vluchtte Sam en vliegt nog voort.
 

Poort.

Er wordt de hele tijd gestoord
en toch is dit tegelijk het woord.
Elke muur is ook een poort
en punten brengen aandacht voort.

Het blijft vertrouwd en vreemd.
De wereld draait gestaag.
Of iemand dit verneemt?
Dat blijft nog maar de vraag.

Dat wordt wellicht slechts aangenomen
maar het verhindert niet dat dromen
ongevraagd te voorschijn komen
en door alle tijden stromen.

In die dromen wuiven bomen
die het open hart omzomen.

donderdag 18 oktober 2012

Tegelijkertijd.


Ik heb nog een blokkendoos
waarmee ik mij vaak verpoos.
Ik stapel stukken op elkaar,
vorm een wand waarnaar ik staar
of ik maak een stevig fort
waarop ik projecties stort.

Als mij dat dan weer gaat vervelen
of mijn aandacht gaat zich delen,
hef ik op een grote bal
en laat die los op dit heelal.

Op de vloer, zo mooi betegeld,
wordt er dan ineens gekegeld
en raakt de hele zaak ontregeld.
Chaos is daarmee bezegeld.


Scheiding.

Ik zit in een zaal met mensen
maar zie niet wat zij wensen.
Ik zie enkel maar hun ruggen,
kan de kloof niet overbruggen
die mij van hun denken scheidt,
zelfs al is die niet zo wijd.

Maar ik weet ook wel waarom:
denken is niet recht of krom
maar voltrekt zich in de tijd
en die staat los van ruimt'lijkheid.

Ruimte, tijd: dat zijn twee dingen
die men niet kan samenwringen.
Al spreek ik af om kwart voor drie
zegt dat nog niet dat ik u zie.

Vergiet.

een navertelling.

Sam wou eens een grap uithalen
en stak zijn hoofd in een vergiet.
Hij moest daar deerlijk voor betalen
want zijn vrouw herkende niet
op dat moment haar eigen man
en dacht er toen het hare van.
Wat dat was blijft onbekend
maar zij scheidde van haar vent.

Sam kon smeken, huilen, buigen,
maar het huwelijk lag aan duigen.
Zij was geschrokken zich een hoed
en toen kwam het niet meer goed.

Kennelijk was dit moment
van een orde die niet went.

woensdag 17 oktober 2012

Glimlach.

In een wereld, schoon en rein,
zou ik best wel willen zijn.
In dit fiere koninkrijk
is het recht voor ieder gelijk
en de oostelijke zon
rijst er op zonder pardon.
Hoogverheven, warm en groot,
schijnt hij neer op kroon en sloot.

Dan bekruipt mij plots de vrees
of de zon voor mij ook rees
want ik ben niet altijd aardig
en dan die zonneschijn niet waardig.

Maar als ik glimlach naar die angst
blijf ik in dit rijk het langst.



dinsdag 16 oktober 2012

Erna.

Waar het vuur heeft opgelaaid
is de grond met as bezaaid.
Nu schijnt de verstilde maan
op de vroegere vulkaan.
Alle vlammen zijn vergaan
en verloren hun bestaan.

Op een oever, wijds en groot,
ligt er een gestrande boot.
Hij heeft zijn binnenkant ontbloot
als een gekraakte okkernoot.

Slechts de wind huilt nog wat na
en fluit zachtjes door de ra.
Waar eerst de matrozen riepen
is het want nog aan het zwiepen.

Esthetica.

Ik kan mij op het land bewegen
of aan windstreek zijn ontstegen
door daar bovenuit te gaan
in de richting van de maan.

Maar ik kan ook afstand nemen.
Daarmee is er niets verdwenen
van wat er eerst al mogelijk was
maar zie ik wel de lijnen pas
die samen zorgen voor een kruis:
de drie dimensies van een huis.

Ditzelfde zie ik telkens weer.
Dit "telkens" vormt een vierde lijn
maar die zet zich nergens neer
en lijkt alleen maar er te zijn.

maandag 15 oktober 2012

Ontwaken.

Men ontwaakt onaangemeld
in een wijd, ontzwachteld veld
waarin het geld ligt uitgeteld
maar als middel niet meer geldt.

Hier zijn eender slaaf en held,
niemand ligt hier nog bekneld.
Als de ijsberg eenmaal smelt
wuift het weefsel zonder speld.

Zorgen zijn niet weggesneld
en er wordt nog steeds voorspeld
maar men wordt niet meer gekweld
door hun woelen en geweld.

Alles wordt vanzelf verteld
vanuit een bron die eeuwig welt.

zondag 14 oktober 2012

Magie.

Door de hemel rolt de donder.
Dit is magisch en bijzonder
maar het maakt geen cirkel ronder:
dit is zelfs een groter wonder.

Langs de stranden schuimt de zee
en voert zand en schelpen mee.
Dan verschijnt er een idee
dat door mijn geest glijdt als een slee.

Elke cel heeft zijn membraan.
Dat geeft trilling het bestaan.
Als ik in de stilte nies
drukt dat op mijn trommelvlies.

Ik hoef daarom geen extra wonder
in dit veld met niets eronder.

Ongeduld.

Ik leefde in de tijd alleen,
het een kwam na het ander.
Er waren afstanden noch steen,
geen spiegel of omstander.

Toen werd ik ongeduldig
en wilde meer tegelijk.
De wereld werd veelvuldig
en zo ontstond het rijk.

Want ruimte is gelijktijdigheid
die oproept "wijd en zijd".

Nu wil ik terug naar tijd alleen
en liever ook meteen.
Maar dat is juist de hindernis
want tijd is alles wat er is.









Cogito ergo sum *)

De wereld wentelt voort
van toekomst naar verleden
door de open poort
van een ongrijpbaar heden.

Daarin speel ik mijn rol,
vertel ik mijn verhalen,
sta van plannen bol
waarvoor ik wil betalen.

Het is een hoge tol
als mij de dood komt halen.
Toch is mij niets te dol
en blijf ik mij herhalen,
onstuitbaar als een tank,
en denk dat ik dit denk.


*): "Ik denk dus ik besta"
     - René Descartes.  

zaterdag 13 oktober 2012

Ontbald.

Ik begin steeds meer te wennen
en leer zo de wereld kennen.
Dit voltrekt zich door de tijd
en vereist geen druk of vlijt.

Door er enkel maar te zijn
opent zich een diepe mijn
waarvan de uren zijn de stutten
en waar ik altoos uit kan putten.

Zo zat ik laatst weer in mijn kamer.
Op de vloer daar lag een hamer
en aan de muur hing een stilleven
waarnaar ik niet hoefde te streven.

Een harde vuist had zich ontbald
en zijn schatten uitgestald.


Aandacht.

Aandacht heeft een kracht
die vriend'lijk is en zacht.
Ik hoef er niet veel voor te doen.

Als ik mij enkel maar verzoen
met wat mij ook maar raakt
is het samenspel volmaakt.

Maar als ook dit te veel is
kan ik zijn met wat mijn deel is,
al duurt dit lang of kort,
met mijn oordeel opgeschort.

Ik hoef niet eens te wachten,
ook zonder worden dagen nachten.
Alles geeft zich aan mij over
terwijl ik inneem noch verover.


vrijdag 12 oktober 2012

Krakeling.

Ik word telkens meegezogen
door drama's en verhalen.
Ik raak daardoor bewogen
en wil ervoor betalen
met mijn ziel en mededogen
of met gouden kralen.

Soms zie ik echter het geheel:
het plot en mijn reactie.
Een vreugde valt mij dan ten deel,
voorbij aan plan of actie.

Voltrekt zich die ontschakeling
dan blijft niet verborgen
dat een brosse krakeling
de vorm heeft van mijn zorgen.

donderdag 11 oktober 2012

Glad.

Wij kleden vele dingen aan
met namen en verhalen
of anders laten wij ze staan,
kunnen er niet om malen.

Zij komen en zij gaan,
ons hele leven lang.
De vleermuis en de maan,
zij gaan gewoon hun gang.

Ik zag een minaret,
die opstak naast een koepel,
als een sigaret
naast een grote hoepel.

Maar een ding zonder foedraal
is zonder houvast, als een aal.*)


*): "Das Ding an sich kann nicht gekannt werden".
      Immanuel Kant - "Kritik der reinen Vernunft".

Decorbouwer.

voor Petra Hunsche.

Ik bouw voortdurend een decor
waarin van alles passen moet.
Ik heb dit lang niet altijd door,
waarvoor ik met mijn zorgen boet.

Als ik maar wist dat ik het deed
scheelde dit al heel wat leed.
Dan herkende ik het kaartenhuis,
was niet de hele tijd abuis.

Ik kon er zelfs van gaan genieten
om een horizon te gieten
in een vorm naar mijn wens.

Maar het bezwijken van zo'n grens
zou ik dan niet betreuren.
Bordkarton kan immers scheuren.

woensdag 10 oktober 2012

Hiernamaals.

Ik denk soms aan wat al niet kan
wanneer dit lijf er niet meer is.
Dan ben ik niet meer in de ban
van zwaartekracht en hindernis.

Misschien is er slechts duisternis
of vuur onder de pan
waarin ik borrel, kook en sis,
ondeelbaarheid van vrouw en man.

Of slapen lammeren en eeuwen
in een mand met leeuwen.
Ook kan het altijd sneeuwen
op tafels met juwelen.

Men kan wellicht nog stelen
maar dan slechts om te delen.

dinsdag 9 oktober 2012

Sponde.

De wereld met zijn bergmassieven,
zijn karavanen en gelieven,
rivieren die het land doorklieven,
politie achter dieven,
getreuzel van een oude heer
in het razende verkeer,
zijn voorspoed en zijn zeer
en zijn strijd om macht en eer,
zijn dwarrelende blaadjes
op slingerende paadjes,
zijn kampen en zijn rampen
en schitterende lampen,

die hele wijde sponde,
is een vonk van geen seconde.*)


*): "Alle dingen in de wereld zijn als een droom,
     een luchtbel, een fantoom, een flikkerende kaars,
     een schaduw, dauwdruppels of een bliksemschicht,
     en zo moeten ze beschouwd worden."

De Boeddha in het "Diamant Soetra".  

Hevelen.

Soms raak ik danig van de kaart
door gewoel dat mij niet spaart.
Ik beef dan mee met hoop en vrees
als ik de laatste nieuwtjes lees
maar meestal trekt het snel voorbij
en heb ik weer mijn handen vrij.

Het was weer eens een storm
in het bekende glaasje water.
De opwinding, enorm,
is alweer weg, wat later.

Ik zie dat altijd achteraf.
't Wordt tijd dat ik dit overhevel
naar het heden uit dat graf
en zo het zijn til uit de nevel.



Recycling.

De wereld gaat gewoon z'n gang
en doet dit al aeonen lang.
Een oordeel is daarbij niet nodig
en misschien wel overbodig
maar het dient zich nochtans aan
als garnituur bij het bestaan.

Het verschilt in die zin niet
van de zaak die het beziet.
Of die lawaai is of een lied,
minaret of suikerbiet,
het fungeert als een vergiet
waarin iets kenbaars overschiet.

Ik kan van alles wel iets vinden
maar het ook direct verslinden.



maandag 8 oktober 2012

Vijand.

Ik heb een vijand, onverzoenlijk.
Hem kalmeren is ondoenlijk.
Ik ga met al zijn wensen mee
maar hij is nog niet tevreê.

Hij lijkt hierin op Piggelmee
die zich wil laven aan de zee.
Zonder ooit zijn dorst te lessen
slijpt hij aan zijn messen.

Hij valt mij keer op keer weer aan,
heeft het gemunt op mijn bestaan.
Pas wanneer ik ben vergaan
zal hij mij niet langer slaan.

Langzaamaan ga ik begrijpen:
ik dans naar mijn eigen pijpen.

Hoe te gaan.

een navertelling. *)

Ik sta voor een doornig bos
en wil er graag doorheen.
Dus moet ik slim zijn als een vos
en zo zeker als een steen.

Ik wil mij niet bezeren
en mij tegen doornen weren.
Twee wegen staan mij open
om geen schrammen op te lopen:

Het bos met leer bekleden.
Dan kan ik het betreden.
Maar dat is titanenarbeid
en ik heb daarvoor geen tijd.

Of ik trek sandalen aan,
dan kan ik snel en rustig gaan.


*) vrij naar Santideva's "Bodhicaryavatara".

Verlegen.

Ik ben onmachtig en verlamd
en door verlangen overmand,
wat ik niet meer kan verbergen.

Al mijn schema's werden dwergen
want ik kwam een meisje tegen
en dat maakte mij verlegen.

Ik probeerde iets te zeggen
maar het is niet uit te leggen
hoe de woorden bleven steken.

Haar gedaante liet mij weken
in een verlangen zonder grens
waarin zich roerde dieper wens.

Eer ik reactie kon begroten
had zij haar blik in mij gegoten.

Totaal niet.

Ik stel mij soms verlossing voor
maar heb pas later door
dat die weer kan vervelen
als bladen die vergelen.

Een bovenzinlijk paradijs
lijkt me nog het minst onwijs
waar begrip steeds verder groeit
zonder dat het ooit vermoeit.

Of een lied dat altijd boeit
of een steen die vloeit.
Het is verbeelding die nog stoeit
en voortdurend wikt en broeit.

Slechts dat kan mij bevrijding schenken
wat ik totaal niet kan bedenken.

zondag 7 oktober 2012

Vereniging.

Van oudsher zijn er twee partijen:
"geleidelijk" en "plotseling".
De ene zegt: "er blijft iets glijen",
de andere: "geen tweemaal ooit hetzelfde ding".

De eerste zegt: " 't Is continu",
de andere: "Alleen maar nu".
Hoe kan ik ze verenigen
en zo conflicten lenigen?

Welnu: een stroom stroomt thans
en is toch aan het stromen.
Wij weten van de dans
omdat we kunnen dromen.
In het nu woont een geheugen
dat zich in golving mag verheugen.

Symmetrie.

een navertelling. *)

Mijn handen zijn precies hetzelfde
(van mijn vingers is geen elfde)
en liggen vreedzaam naast elkaar.
Zij zijn een diep harmonisch paar.

Dat geldt ook voor mijn wanten.
Maar, anders dan bij kranten,
moet ik er wel een omkeren
wil ik ze laten congrueren.

Ofschoon van vorm gelijk,
verschilt de linker van de rechter.
Dit blijkt alleen maar als ik kijk,
mijn denken toont het slechter
want dat beweert bijvoorbeeld slechts:
"links is waar de duim zit rechts".


*) vrij naar Immanuel Kant's:
"Prolegomena zu einer jeden
 künftigen Metaphysik". I, 13.


zaterdag 6 oktober 2012

Vloeien.

Ik ben gestold en vol van wrok
waardoor ik door de wereld schok.
Stijf en breekbaar als een stok
ben ik verzuurd tot aan de nok
en stort mij woest op elk brok
dat ik direct naar binnen schrok.
Soms ben ik handig en verlok
of ik verslik me in een slok.
Maar op een dag stagneert de klok
en zal ik vallen als een blok.

Daarom slaak ik nu mijn boeien
en wil alleen nog vloeien.
Alles wat mij vroeger tartte
vergeef ik nu van ganser harte.

Willoos.

Ik veroorzaak een obstakel
als ik wil gaan van A naar B.
Als ik die wens niet meer oprakel
valt de wering naar beneê.

Tenslotte is te hoog geen zee
en zijn de zorgen van de baan.
Ik ben niet langer slaafs als vee
maar de heer van mijn bestaan.

Nu kon ik reizen naar de maan,
al nam ik duizend varkens mee,
mits die wens niet was vergaan.

Door mijn macht ben ik gedwee
en hoef nu nergens heen te gaan.
Elk doel is slechts idee.

Staf.

Als ik bij mijn ervaring blijf
heeft die nooit veel om het lijf.
Er is alleen maar dit moment
waarop het een het ander kent
en het is onzegbaar kort,
korter dan een korrel gort.

Dit moment verandert niet
en er is niemand die het ziet.
Ik neem het eigenlijk slechts aan
en verleen het zo bestaan.

Alles speelt zich hier in af.
Vluchtig als geschrijf in water
roert zich hier de toverstaf,
niet vroeger en niet later.


donderdag 4 oktober 2012

Draf.

"Wat gebeurd is is gebeurd",
dat kan ik makk'lijk zeggen
en tegelijk weerleggen
omdat de tijd de zaak verkleurt.

Alles wordt opnieuw verscheurd
omdat schepnetten en heggen
mij verhind'ren om te dreggen
naar wat was goed- of afgekeurd.

Wat er was verandert niet
en toch wisselt het verschiet
waarin het een het ander ziet.

Of ik nu beloon of straf,
de tijd gaat voort in snelle draf.
Wat net nog hier was raakt ver af.

Parabels. *)

Er zijn er die beweren
dat Boeddha zelf slechts leek te leren
maar dat hij alreeds was verlicht.
Zijn leven is dan een gedicht.

Dit is hoe't geloof ook Jezus ziet:
Hij is alreeds volledig God.
Schuld en zonde kent Hij niet:
Hij belichaamt Zijn gebod.

Zij doen dan enkel maar alsof
z/Zij door zorg en weerstand gaan
om te leveren de stof
aan wie denken te bestaan
totdat ook die hun fabels
gaan herkennen als parabels.

*): "Al het vergank'lijke
      is slechts een gelijk'nis"

- J.W. von Goethe, Faust II.



woensdag 3 oktober 2012

Heremiet.

Ik houd mij nog steeds bezig
met hoe het nu wel zit.

Mijn geest wordt daardoor pezig,
gevat en vol met pit
maar ook wel wat afwezig,
niet helemaal bij dit.

Toch is "dit" ook maar een woord
dat mij soms danig stoort.
Maar ach, dit kan gebeuren.

Ongrijpbaar zijn de kleuren
die mijn bestaan opfleuren
dus hoef ik niet te zeuren.

Ik ben een heremiet
geklonken in dit lied.

dinsdag 2 oktober 2012

Leeg hart.

Er wordt gesproken van het hart
als bron van smart en vreugde.
Wie dat niet heeft is kil en hard
alsof hij voor niets deugde.
Diens situatie is benard
wie geen weemoed heugde.

Ik wil iets voelen van dit hart,
al is het maar een kwart
maar als ik dan naar binnen tast
voel ik een lege nis.

Er zit niets in mijn ribbenkast
en dat is een gemis.
Dat veroorzaakt droefenis
en die is wat het is.