woensdag 31 oktober 2012

Verwaaid.

Als de hemelen gaan splijten
dalen woorden neer van boven
die mijn wonden openrijten
en mij van mijn rust beroven.
Ik kan niemand iets verwijten
want ik wil ze zelf geloven.

De pijlen zijn op mij gericht
maar ineens word ik verlicht:
zonder dader is de plicht,
geen persoon treft het gericht.

Ik had mijzelve aangenomen
maar vervlieg nu met mijn dromen.
Hoewel het leven voort blijft stromen
zal er niemand meer om komen.

Zagen.

een navertelling.

Sam wou eens een tak afzagen
en hij klom dus in een boom
zonder zich ook af te vragen
of dit niet storen kon zijn droom.

Hij ging schrijlings zitten
op een lange mooie tak
waarop hij zelfs zou kunnen pitten,
zorgeloos, op zijn gemak.

Dat deed hij dan ook af en toe.
Daardoor werd hij heel niet moe.
Hij zaagde voort, maar niet altijd,
onderbrak soms werk en vlijt.

Alles liep zo heel gewoon
maar de zaag was vóór de boom...

dinsdag 30 oktober 2012

Gegis.

Wat er gebeurt gebeurt: ik kan dit blijven duiden
als toeval, lot, bestemmingsplan of het machtig luiden
van het Woord van God. Als het streng gebod
waarnaar zich voegen waarzeggers en haren op de huiden
of brabbeltaal van een verdwaalde zot,
de jammerklacht van vroeg verweeuwde bruiden,
of resultaat van wijs beraad waarvan de mare gaat
dat het ontworpen heeft het noorden en het zuiden.

Maar het kan ook gekomen zijn, als dansers in een straat,
door revolutionairen die het volk opruiden.

Misschien is het een wervelwind die oorzaken verblindt
of een systematicus die wat verspreidt ligt bindt
of ligt het aan mijn eigen bril die wat zich aandient kleurt.
Intussen is dit gissen dan opnieuw wat er gebeurt.



Honkvast.

De plek waar ik nu ben gaat andere te boven.
Ik hoef er niet meer heen en wil hem daarom loven.
Geheel volmaakt, geweldig krom, wentelt zich de horizon.
Daarachter blijft, als ik hier blijf, het andere de bron.

De zon wordt elke dag weer uit die schijf geboren
en werpt zich in de koepeling met vuur en vlam naar voren.
De zilverzachte maan komt 's avonds aan de hemel staan
en raakt met milde straal de lauwerkrans der vreemden aan.

Waarom zou ik dan reizen? Er valt niets te bewijzen.
Wat er is dat wil ik prijzen als echter dan de paradijzen.
Als ik nog iets anders zoek dan moet ik kijken om de hoek
en valt er over deze kluis te plotseling het doek.

Mysterie gaat verloren, alles wordt gemene zaak.
Hoe meer ik in de rondte reis, hoe kleiner ik de wereld maak.


Ontkoord.

Ik probeer aaneen te rijgen
vele feiten die vaak zwijgen
om zo vat te kunnen krijgen
op wat mij wil ontstijgen
en verzin zo een verhaal
in een mij vertrouwde taal.

Zo wordt het een mooie ketting
die mij vrijwaart van ontzetting
zolang de kralen nog maar schuiven,
zacht en rond als rijpe druiven.

Maar dan breekt soms het koord
en de kralen rollen voort.
Alle orde is verstoord
en ik zoek tevergeefs een woord.

maandag 29 oktober 2012

Deconstructie.

Er is een kracht, precies en zacht,
die te niet doet elke macht:
het is de deconstructie
die uiteen neemt wat ik zie.

Zij toont van elk object de delen
- dat zijn er oneindig vele -
en het kan haar weinig schelen
dat verloren gaat het hele
en verandert in een droom
wanneer uiteenvalt het atoom.
Toch blijft alles wel intact
ofschoon er niets meer is verpakt.

In een huis gemaakt van stoom
zijn de kamers ongewoon.




Aan de Acheron.*)

Waar er ook maar water is,
het zoekt zijn laagste punt.
Het stroomt langs elke hindernis
zodra het doorgang is vergund.

Zoals hoog opgetaste dijken
uiteindelijk bezwijken
onder de druk der zee
zo smelt geronnen trots
met speelse liefde mee
en vloeit om elke rots.

Gebeurt dit niet dan voert die stroom
de wezens door een grauwe droom
tot aan de doodse Acheron.
Het is één vuur dat licht en as gewon.**)


*):   Acheron: Rivier die deze wereld
       van de onderwereld scheidt.


**):  quelli che muoion nell'ira di Dio
       tutti convergnon qui d'ogni paese

       e pronti sono a trapassar lo rio,
       chè la divina giustizia li sprona,
       si che la tema si volge in disio.  
          

      degenen die sterven in Gods toorn
      komen hier samen van alle landen

      en zij zijn bereid de stroom over te steken
      want de goddelijke gerechtigheid spoort ze zo aan
      dat de vrees verandert in begeerte.

Dante Alighieri, "La Divina Commedia",
Inferno, Canto III, terzine 41 en 42.

zaterdag 27 oktober 2012

Diogenes.

Waarheen ik ook maar reis
ik neem mijzelf steeds mee
al toon ik als bewijs
ook menige trofee.

Wat gidsen ook beloven,
de hemel blijft steeds boven
en dezelfde zon
schijnt ginds als in mijn ton.

Hij werpt zijn stralen op mijn handen
evenals in and're landen
dus hoef ik nergens heen te gaan.

Ik besluit te blijven staan
en onderbreek die pantomine -
het scheelt bovendien benzine.

Geld.

Het is een vreemde zaak:
dat oude stomme geld.
Men zet ervoor een kraak
en grijpt ook naar geweld.

Het levert snel vermaak
en het wordt vaak geteld
maar het neemt direct wraak
wanneer het niet meer geldt.

Een hele zak met goud
laat hem die hongert koud
maar zelfs een kale kokosnoot
maakt reeds zijn vreugde groot.

Aan de verheven hemelpoort
helpt het niet maar stoort.

Tabernakel.

Ik trek de hele tijd partij:
"dit wil ik niet, dat moet erbij."
Wat ik daarbij vergeet
is dat ik van die dingen weet.

Tussen mijn ogen is mijn neus:
net zo heb ik hierin geen keus
en ook de partijdigheid
ken ik zonder onderscheid.

Er is geen reden dus tot strijd
maar eerder tot tevredenheid
met dit moeiteloos spektakel
geofferd op de tabernakel
van een kennen zonder oordeel
van wat weinig is of veel.

vrijdag 26 oktober 2012

Er varen.

Voor Rombout van den Nieuwenhof.

In plaats van vrij te zijn ben ik gebonden,
door noodverband en crêpepapier omwonden.
Het ruime sop heb ik nog niet gevonden
omdat ik te bang ben voor mijn wonden.

Ik houd mij met die angsten bezig,
ben daardoor wazig en afwezig,
maak geen gebruik van mijn vermogen
en moet onzekerheid gedogen.

Wanneer ik mij niet blind blijf staren
en mijn tobben laat bedaren
zal de hemel op gaan klaren
en inzicht kan zich openbaren.

Als ik dan golven ga ontwaren, 
gooi ik de trossen los en kan er varen.

Ongegrond.

voor Dagmare Houniet.

De zon, de aarde en de maan -
waar komt dit alles toch vandaan?
Die vraag heb ik meermaals gesteld
en er werd mij veel verteld:

Een liefdevolle meesterhand
die formeerde lijf en land
of een kosmische explosie
gevolgd door stolling en erosie.

Maar dit laat onverlet
dat op de tafel ligt mijn pet
en dat op de meridiaan
schepen naar het oosten gaan.

De wereld is een vat magie
waaronder ik geen bodem zie.

woensdag 24 oktober 2012

Gestalt.

Alle lijnen scheiden velden
die daarop direct gaan melden
dat zij er dan zijn
maar dit is enkel schijn.

Zij zijn afhank'lijk van hun lijn.
Alsof zij nooit waren verschenen
rest er slechts een grensloos plein
nadat hun omtrek is verdwenen.

Zo kan het ook zijn met mijzelf
voor wie mijn hoofd is een gewelf
maar voor een ander slechts een bol
of die nu ledig is of vol.

Vijfmaal ingesneden randen
vormen zo mijn handen.



Ongebonden.

Ik ben dikwijls gevangen
in tangen van verlangen
en mijn zware keten
is verre van versleten.

Omringd door muren
wacht ik lange uren
op het doven van de vuren
waarnaar ik maar blijf turen.

Zo blijf ik zeulen met de zorgen
van de avond tot de morgen
of laat mij door vermoedens worgen
die zich in de haard verborgen.

Slechts hij die vindt is niet te vinden
dus kan men die ook nimmer binden.

Kurk.

Ik praat over totaal
maar zal dit nooit beleven
want in elk verhaal
ben ik al verweven
en als ik er al buiten sta
is het weer niet volledig
omdat ik dan naar oevers ga,
die mistig zijn en ledig.

Het blijft dus theorie.
Er is slechts wat ik zie
gevoegd bij duizend geloven
die dreigen en beloven,
drijvend op de golven
die mij nog nooit bedolven.

dinsdag 23 oktober 2012

Overal.

Mijn huis is zonder grenzen.
Daarin is elke kluis.
Bij Kelt of Colossenzen,
voel ik mij altijd thuis.

Waar ik ook maar ga,
daar is de vloer mij na
en hoe ik ook wil zuchten,
ik blijf omringd door luchten.

De hemel is mijn dak
en elk moment een plak
van deze wijde aarde
die lief en leed bewaarde.

Overal zijn schatten
die spartelen en spatten.

Weggelikt.

Ik heb een jonge kat.
Hij weet zich goed te wassen
en hoeft dus nooit in bad
noch wil hij and're jassen.

Zijn haren glanzen zacht
bij avondstond en nacht.
Getekend is zijn vacht
met elegante pracht.

Dit is gewoon gegeven
en het blijft om het even
of 't gister is of morgen.

Wanneer ik zie hoe hij zich wast
verlicht hij snel mijn last
en likt hij weg mijn zorgen.


Eruit.

Sinds jaar en dag maak ik mij wijs
dat ik ooit geboren ben.
Mijn paspoort geldt dan als bewijs
naast allen die ik ken.

Moet ik dit alles geloven?
Dat is een hele klus.
Die gaat mijn kracht te boven
dus geef ik die een kus.

Hij zal mij dan mijn rust niet roven
maar wordt tot schuim waarmee ik blus.

Ik hoef mij niets meer te beloven
en bevrijd mij uit de lus
van hoven en portalen
waardoor ik anders maar zou dwalen.


maandag 22 oktober 2012

Schimmenspel.

Wij zoeken steeds opnieuw contact
en kunnen het niet vinden.
Het wegennet, zo goed vertakt,
blijft maar in zichzelf verzwinden.

Wij zitten moe ineengezakt
als lammen en als blinden
of dicht tegen elkaar geplakt
als minnaars en beminden.

Wij zijn elkaar zozeer nabij,
van alle scheiding vrij,
dat wij elkaar niet zien.

Nog nader dan intiem
werpen wij lijn na lijn
terwijl wij er al zijn.

Gekaapt.

Er is een wond die moeilijk heelt
en steeds opnieuw weer open gaat
waardoor zij al mijn aandacht steelt
en zonder pauze met mij praat.

Zij is een lang en taai verhaal
dat hardnekkig voort blijft gonzen.
Soms in beelden, soms verbaal,
blijft zij flikkeren en bonzen.

Ik word gekaapt door die historie
waardoor ik niet meer zie
de wereld in haar pracht en glorie,
haar schittering en haar magie.
Hiervoor strek ik rug en knie
en zet ik open elke porie.

zaterdag 20 oktober 2012

Onderkenning.

Angsten gaan nooit over nu
want dat is al geschreven.
Dat is de grote paraplu
die overkoepelt dood en leven.

Slechts wat komen kan doet beven
en zijn ongewis verschiet.
Men wil dit al te graag weerstreven
maar de toekomst is nog niet.

Dus zijn angsten ongegrond,
op geen feiten gebaseerd.
Er bestaat slechts deze stond'
die nooit zich van zichzelf afkeert.

Wie aldus de angsten kent
onderkent amusement.

Wind.

een navertelling.

Sam vierde zijn huwelijksdag
en was blij dat men hem zag.
Velen waren er gekomen
om het altaar te omzomen.

Hij stond al voor de priester klaar
om het jawoord uit te spreken
toen het leek of een sigaar
uit zijn bilspleet wilde steken.

Hij liet een vreselijke wind
die bedwelmde vrouw en kind.
De bruiloft werd in een klap zwart
en de moed ontzonk zijn hart.

Hij sloeg de handen voor zijn ogen
en is toen ijlings weggesneld,
op een lange reis getogen
en heeft zich nergens meer gemeld.

Hij leefde in een verre streek,
eenzaam, ziek, verzwakt en bleek.
Hij miste erg zijn vaderland
en liep eens terug weer langs het strand.

Er was een lange tijd verstreken.
Nu wilde hij weer iemand spreken,
maar hij schaamde zich nog diep
dus kwam hij terug in het geniep.

Hij had zich goed vermomd,
sloop zo door de voorstad rond,
heeft het er toen op gewaagd
en een oude vrouw gevraagd:

"Ooit wel eens van Sam gehoord?"
"Bedoel je die soms van die wind?"
was het antwoord prompt, gezwind.
Toen vluchtte Sam en vliegt nog voort.
 

Poort.

Er wordt de hele tijd gestoord
en toch is dit tegelijk het woord.
Elke muur is ook een poort
en punten brengen aandacht voort.

Het blijft vertrouwd en vreemd.
De wereld draait gestaag.
Of iemand dit verneemt?
Dat blijft nog maar de vraag.

Dat wordt wellicht slechts aangenomen
maar het verhindert niet dat dromen
ongevraagd te voorschijn komen
en door alle tijden stromen.

In die dromen wuiven bomen
die het open hart omzomen.

donderdag 18 oktober 2012

Tegelijkertijd.


Ik heb nog een blokkendoos
waarmee ik mij vaak verpoos.
Ik stapel stukken op elkaar,
vorm een wand waarnaar ik staar
of ik maak een stevig fort
waarop ik projecties stort.

Als mij dat dan weer gaat vervelen
of mijn aandacht gaat zich delen,
hef ik op een grote bal
en laat die los op dit heelal.

Op de vloer, zo mooi betegeld,
wordt er dan ineens gekegeld
en raakt de hele zaak ontregeld.
Chaos is daarmee bezegeld.


Scheiding.

Ik zit in een zaal met mensen
maar zie niet wat zij wensen.
Ik zie enkel maar hun ruggen,
kan de kloof niet overbruggen
die mij van hun denken scheidt,
zelfs al is die niet zo wijd.

Maar ik weet ook wel waarom:
denken is niet recht of krom
maar voltrekt zich in de tijd
en die staat los van ruimt'lijkheid.

Ruimte, tijd: dat zijn twee dingen
die men niet kan samenwringen.
Al spreek ik af om kwart voor drie
zegt dat nog niet dat ik u zie.

Vergiet.

een navertelling.

Sam wou eens een grap uithalen
en stak zijn hoofd in een vergiet.
Hij moest daar deerlijk voor betalen
want zijn vrouw herkende niet
op dat moment haar eigen man
en dacht er toen het hare van.
Wat dat was blijft onbekend
maar zij scheidde van haar vent.

Sam kon smeken, huilen, buigen,
maar het huwelijk lag aan duigen.
Zij was geschrokken zich een hoed
en toen kwam het niet meer goed.

Kennelijk was dit moment
van een orde die niet went.

woensdag 17 oktober 2012

Glimlach.

In een wereld, schoon en rein,
zou ik best wel willen zijn.
In dit fiere koninkrijk
is het recht voor ieder gelijk
en de oostelijke zon
rijst er op zonder pardon.
Hoogverheven, warm en groot,
schijnt hij neer op kroon en sloot.

Dan bekruipt mij plots de vrees
of de zon voor mij ook rees
want ik ben niet altijd aardig
en dan die zonneschijn niet waardig.

Maar als ik glimlach naar die angst
blijf ik in dit rijk het langst.



dinsdag 16 oktober 2012

Erna.

Waar het vuur heeft opgelaaid
is de grond met as bezaaid.
Nu schijnt de verstilde maan
op de vroegere vulkaan.
Alle vlammen zijn vergaan
en verloren hun bestaan.

Op een oever, wijds en groot,
ligt er een gestrande boot.
Hij heeft zijn binnenkant ontbloot
als een gekraakte okkernoot.

Slechts de wind huilt nog wat na
en fluit zachtjes door de ra.
Waar eerst de matrozen riepen
is het want nog aan het zwiepen.

Esthetica.

Ik kan mij op het land bewegen
of aan windstreek zijn ontstegen
door daar bovenuit te gaan
in de richting van de maan.

Maar ik kan ook afstand nemen.
Daarmee is er niets verdwenen
van wat er eerst al mogelijk was
maar zie ik wel de lijnen pas
die samen zorgen voor een kruis:
de drie dimensies van een huis.

Ditzelfde zie ik telkens weer.
Dit "telkens" vormt een vierde lijn
maar die zet zich nergens neer
en lijkt alleen maar er te zijn.

maandag 15 oktober 2012

Ontwaken.

Men ontwaakt onaangemeld
in een wijd, ontzwachteld veld
waarin het geld ligt uitgeteld
maar als middel niet meer geldt.

Hier zijn eender slaaf en held,
niemand ligt hier nog bekneld.
Als de ijsberg eenmaal smelt
wuift het weefsel zonder speld.

Zorgen zijn niet weggesneld
en er wordt nog steeds voorspeld
maar men wordt niet meer gekweld
door hun woelen en geweld.

Alles wordt vanzelf verteld
vanuit een bron die eeuwig welt.

zondag 14 oktober 2012

Magie.

Door de hemel rolt de donder.
Dit is magisch en bijzonder
maar het maakt geen cirkel ronder:
dit is zelfs een groter wonder.

Langs de stranden schuimt de zee
en voert zand en schelpen mee.
Dan verschijnt er een idee
dat door mijn geest glijdt als een slee.

Elke cel heeft zijn membraan.
Dat geeft trilling het bestaan.
Als ik in de stilte nies
drukt dat op mijn trommelvlies.

Ik hoef daarom geen extra wonder
in dit veld met niets eronder.

Ongeduld.

Ik leefde in de tijd alleen,
het een kwam na het ander.
Er waren afstanden noch steen,
geen spiegel of omstander.

Toen werd ik ongeduldig
en wilde meer tegelijk.
De wereld werd veelvuldig
en zo ontstond het rijk.

Want ruimte is gelijktijdigheid
die oproept "wijd en zijd".

Nu wil ik terug naar tijd alleen
en liever ook meteen.
Maar dat is juist de hindernis
want tijd is alles wat er is.









Cogito ergo sum *)

De wereld wentelt voort
van toekomst naar verleden
door de open poort
van een ongrijpbaar heden.

Daarin speel ik mijn rol,
vertel ik mijn verhalen,
sta van plannen bol
waarvoor ik wil betalen.

Het is een hoge tol
als mij de dood komt halen.
Toch is mij niets te dol
en blijf ik mij herhalen,
onstuitbaar als een tank,
en denk dat ik dit denk.


*): "Ik denk dus ik besta"
     - René Descartes.  

zaterdag 13 oktober 2012

Ontbald.

Ik begin steeds meer te wennen
en leer zo de wereld kennen.
Dit voltrekt zich door de tijd
en vereist geen druk of vlijt.

Door er enkel maar te zijn
opent zich een diepe mijn
waarvan de uren zijn de stutten
en waar ik altoos uit kan putten.

Zo zat ik laatst weer in mijn kamer.
Op de vloer daar lag een hamer
en aan de muur hing een stilleven
waarnaar ik niet hoefde te streven.

Een harde vuist had zich ontbald
en zijn schatten uitgestald.


Aandacht.

Aandacht heeft een kracht
die vriend'lijk is en zacht.
Ik hoef er niet veel voor te doen.

Als ik mij enkel maar verzoen
met wat mij ook maar raakt
is het samenspel volmaakt.

Maar als ook dit te veel is
kan ik zijn met wat mijn deel is,
al duurt dit lang of kort,
met mijn oordeel opgeschort.

Ik hoef niet eens te wachten,
ook zonder worden dagen nachten.
Alles geeft zich aan mij over
terwijl ik inneem noch verover.


vrijdag 12 oktober 2012

Krakeling.

Ik word telkens meegezogen
door drama's en verhalen.
Ik raak daardoor bewogen
en wil ervoor betalen
met mijn ziel en mededogen
of met gouden kralen.

Soms zie ik echter het geheel:
het plot en mijn reactie.
Een vreugde valt mij dan ten deel,
voorbij aan plan of actie.

Voltrekt zich die ontschakeling
dan blijft niet verborgen
dat een brosse krakeling
de vorm heeft van mijn zorgen.

donderdag 11 oktober 2012

Glad.

Wij kleden vele dingen aan
met namen en verhalen
of anders laten wij ze staan,
kunnen er niet om malen.

Zij komen en zij gaan,
ons hele leven lang.
De vleermuis en de maan,
zij gaan gewoon hun gang.

Ik zag een minaret,
die opstak naast een koepel,
als een sigaret
naast een grote hoepel.

Maar een ding zonder foedraal
is zonder houvast, als een aal.*)


*): "Das Ding an sich kann nicht gekannt werden".
      Immanuel Kant - "Kritik der reinen Vernunft".

Decorbouwer.

voor Petra Hunsche.

Ik bouw voortdurend een decor
waarin van alles passen moet.
Ik heb dit lang niet altijd door,
waarvoor ik met mijn zorgen boet.

Als ik maar wist dat ik het deed
scheelde dit al heel wat leed.
Dan herkende ik het kaartenhuis,
was niet de hele tijd abuis.

Ik kon er zelfs van gaan genieten
om een horizon te gieten
in een vorm naar mijn wens.

Maar het bezwijken van zo'n grens
zou ik dan niet betreuren.
Bordkarton kan immers scheuren.

woensdag 10 oktober 2012

Hiernamaals.

Ik denk soms aan wat al niet kan
wanneer dit lijf er niet meer is.
Dan ben ik niet meer in de ban
van zwaartekracht en hindernis.

Misschien is er slechts duisternis
of vuur onder de pan
waarin ik borrel, kook en sis,
ondeelbaarheid van vrouw en man.

Of slapen lammeren en eeuwen
in een mand met leeuwen.
Ook kan het altijd sneeuwen
op tafels met juwelen.

Men kan wellicht nog stelen
maar dan slechts om te delen.

dinsdag 9 oktober 2012

Sponde.

De wereld met zijn bergmassieven,
zijn karavanen en gelieven,
rivieren die het land doorklieven,
politie achter dieven,
getreuzel van een oude heer
in het razende verkeer,
zijn voorspoed en zijn zeer
en zijn strijd om macht en eer,
zijn dwarrelende blaadjes
op slingerende paadjes,
zijn kampen en zijn rampen
en schitterende lampen,

die hele wijde sponde,
is een vonk van geen seconde.*)


*): "Alle dingen in de wereld zijn als een droom,
     een luchtbel, een fantoom, een flikkerende kaars,
     een schaduw, dauwdruppels of een bliksemschicht,
     en zo moeten ze beschouwd worden."

De Boeddha in het "Diamant Soetra".  

Hevelen.

Soms raak ik danig van de kaart
door gewoel dat mij niet spaart.
Ik beef dan mee met hoop en vrees
als ik de laatste nieuwtjes lees
maar meestal trekt het snel voorbij
en heb ik weer mijn handen vrij.

Het was weer eens een storm
in het bekende glaasje water.
De opwinding, enorm,
is alweer weg, wat later.

Ik zie dat altijd achteraf.
't Wordt tijd dat ik dit overhevel
naar het heden uit dat graf
en zo het zijn til uit de nevel.



Recycling.

De wereld gaat gewoon z'n gang
en doet dit al aeonen lang.
Een oordeel is daarbij niet nodig
en misschien wel overbodig
maar het dient zich nochtans aan
als garnituur bij het bestaan.

Het verschilt in die zin niet
van de zaak die het beziet.
Of die lawaai is of een lied,
minaret of suikerbiet,
het fungeert als een vergiet
waarin iets kenbaars overschiet.

Ik kan van alles wel iets vinden
maar het ook direct verslinden.



maandag 8 oktober 2012

Vijand.

Ik heb een vijand, onverzoenlijk.
Hem kalmeren is ondoenlijk.
Ik ga met al zijn wensen mee
maar hij is nog niet tevreê.

Hij lijkt hierin op Piggelmee
die zich wil laven aan de zee.
Zonder ooit zijn dorst te lessen
slijpt hij aan zijn messen.

Hij valt mij keer op keer weer aan,
heeft het gemunt op mijn bestaan.
Pas wanneer ik ben vergaan
zal hij mij niet langer slaan.

Langzaamaan ga ik begrijpen:
ik dans naar mijn eigen pijpen.

Hoe te gaan.

een navertelling. *)

Ik sta voor een doornig bos
en wil er graag doorheen.
Dus moet ik slim zijn als een vos
en zo zeker als een steen.

Ik wil mij niet bezeren
en mij tegen doornen weren.
Twee wegen staan mij open
om geen schrammen op te lopen:

Het bos met leer bekleden.
Dan kan ik het betreden.
Maar dat is titanenarbeid
en ik heb daarvoor geen tijd.

Of ik trek sandalen aan,
dan kan ik snel en rustig gaan.


*) vrij naar Santideva's "Bodhicaryavatara".

Verlegen.

Ik ben onmachtig en verlamd
en door verlangen overmand,
wat ik niet meer kan verbergen.

Al mijn schema's werden dwergen
want ik kwam een meisje tegen
en dat maakte mij verlegen.

Ik probeerde iets te zeggen
maar het is niet uit te leggen
hoe de woorden bleven steken.

Haar gedaante liet mij weken
in een verlangen zonder grens
waarin zich roerde dieper wens.

Eer ik reactie kon begroten
had zij haar blik in mij gegoten.

Totaal niet.

Ik stel mij soms verlossing voor
maar heb pas later door
dat die weer kan vervelen
als bladen die vergelen.

Een bovenzinlijk paradijs
lijkt me nog het minst onwijs
waar begrip steeds verder groeit
zonder dat het ooit vermoeit.

Of een lied dat altijd boeit
of een steen die vloeit.
Het is verbeelding die nog stoeit
en voortdurend wikt en broeit.

Slechts dat kan mij bevrijding schenken
wat ik totaal niet kan bedenken.

zondag 7 oktober 2012

Vereniging.

Van oudsher zijn er twee partijen:
"geleidelijk" en "plotseling".
De ene zegt: "er blijft iets glijen",
de andere: "geen tweemaal ooit hetzelfde ding".

De eerste zegt: " 't Is continu",
de andere: "Alleen maar nu".
Hoe kan ik ze verenigen
en zo conflicten lenigen?

Welnu: een stroom stroomt thans
en is toch aan het stromen.
Wij weten van de dans
omdat we kunnen dromen.
In het nu woont een geheugen
dat zich in golving mag verheugen.

Symmetrie.

een navertelling. *)

Mijn handen zijn precies hetzelfde
(van mijn vingers is geen elfde)
en liggen vreedzaam naast elkaar.
Zij zijn een diep harmonisch paar.

Dat geldt ook voor mijn wanten.
Maar, anders dan bij kranten,
moet ik er wel een omkeren
wil ik ze laten congrueren.

Ofschoon van vorm gelijk,
verschilt de linker van de rechter.
Dit blijkt alleen maar als ik kijk,
mijn denken toont het slechter
want dat beweert bijvoorbeeld slechts:
"links is waar de duim zit rechts".


*) vrij naar Immanuel Kant's:
"Prolegomena zu einer jeden
 künftigen Metaphysik". I, 13.


zaterdag 6 oktober 2012

Vloeien.

Ik ben gestold en vol van wrok
waardoor ik door de wereld schok.
Stijf en breekbaar als een stok
ben ik verzuurd tot aan de nok
en stort mij woest op elk brok
dat ik direct naar binnen schrok.
Soms ben ik handig en verlok
of ik verslik me in een slok.
Maar op een dag stagneert de klok
en zal ik vallen als een blok.

Daarom slaak ik nu mijn boeien
en wil alleen nog vloeien.
Alles wat mij vroeger tartte
vergeef ik nu van ganser harte.

Willoos.

Ik veroorzaak een obstakel
als ik wil gaan van A naar B.
Als ik die wens niet meer oprakel
valt de wering naar beneê.

Tenslotte is te hoog geen zee
en zijn de zorgen van de baan.
Ik ben niet langer slaafs als vee
maar de heer van mijn bestaan.

Nu kon ik reizen naar de maan,
al nam ik duizend varkens mee,
mits die wens niet was vergaan.

Door mijn macht ben ik gedwee
en hoef nu nergens heen te gaan.
Elk doel is slechts idee.

Staf.

Als ik bij mijn ervaring blijf
heeft die nooit veel om het lijf.
Er is alleen maar dit moment
waarop het een het ander kent
en het is onzegbaar kort,
korter dan een korrel gort.

Dit moment verandert niet
en er is niemand die het ziet.
Ik neem het eigenlijk slechts aan
en verleen het zo bestaan.

Alles speelt zich hier in af.
Vluchtig als geschrijf in water
roert zich hier de toverstaf,
niet vroeger en niet later.


donderdag 4 oktober 2012

Draf.

"Wat gebeurd is is gebeurd",
dat kan ik makk'lijk zeggen
en tegelijk weerleggen
omdat de tijd de zaak verkleurt.

Alles wordt opnieuw verscheurd
omdat schepnetten en heggen
mij verhind'ren om te dreggen
naar wat was goed- of afgekeurd.

Wat er was verandert niet
en toch wisselt het verschiet
waarin het een het ander ziet.

Of ik nu beloon of straf,
de tijd gaat voort in snelle draf.
Wat net nog hier was raakt ver af.

Parabels. *)

Er zijn er die beweren
dat Boeddha zelf slechts leek te leren
maar dat hij alreeds was verlicht.
Zijn leven is dan een gedicht.

Dit is hoe't geloof ook Jezus ziet:
Hij is alreeds volledig God.
Schuld en zonde kent Hij niet:
Hij belichaamt Zijn gebod.

Zij doen dan enkel maar alsof
z/Zij door zorg en weerstand gaan
om te leveren de stof
aan wie denken te bestaan
totdat ook die hun fabels
gaan herkennen als parabels.

*): "Al het vergank'lijke
      is slechts een gelijk'nis"

- J.W. von Goethe, Faust II.



woensdag 3 oktober 2012

Heremiet.

Ik houd mij nog steeds bezig
met hoe het nu wel zit.

Mijn geest wordt daardoor pezig,
gevat en vol met pit
maar ook wel wat afwezig,
niet helemaal bij dit.

Toch is "dit" ook maar een woord
dat mij soms danig stoort.
Maar ach, dit kan gebeuren.

Ongrijpbaar zijn de kleuren
die mijn bestaan opfleuren
dus hoef ik niet te zeuren.

Ik ben een heremiet
geklonken in dit lied.

dinsdag 2 oktober 2012

Leeg hart.

Er wordt gesproken van het hart
als bron van smart en vreugde.
Wie dat niet heeft is kil en hard
alsof hij voor niets deugde.
Diens situatie is benard
wie geen weemoed heugde.

Ik wil iets voelen van dit hart,
al is het maar een kwart
maar als ik dan naar binnen tast
voel ik een lege nis.

Er zit niets in mijn ribbenkast
en dat is een gemis.
Dat veroorzaakt droefenis
en die is wat het is.

Ontwaakt.

Ik wil graag ontwaken
maar het zal nooit lukken
want wil ik slaap verzaken
en de droom wegrukken
moet ik eerst al wakker zijn
om te stijgen boven pijn.

Anders is ook waken droom,
opgenomen in de stroom
van voortdurend denken
dat zichzelf blijft schenken.

Toch gebeurt het elke morgen
dat mij groeten nieuwe zorgen
waar ik niet om heb gevraagd
en dat mijn slaap is weggevaagd.

Oog.

Ik wil alles omgooien
en openen de kooien.
De halmen wil ik hooien
en het zaad verstrooien.

Het ijs wil ik ontdooien
en het leder looien,
mijn talent ontplooien
en de apen vlooien.

Rondvliegende kogels,
even vrij als vogels,
wil ik warm onthalen,
met mijn bloed betalen.

Dit willen komt en gaat
terwijl mijn oog het gadeslaat.



Tweesprong.

Ik sta voor een tweesprong
en weet niet te kiezen.
Stil en zwijgend, zonder tong,
vang ik aan te kniezen.

Elke keuze heeft zijn nadeel,
repercussies zijn er veel.
Wat mij te wachten staat blijft vaag,
daarom draait iets in mijn maag.

Dit wordt allemaal gezien,
onpartijdig bovendien.

Deze ruimere conditie
is de diepere cognitie:
die is blij noch boos
want dit zien is keuzeloos.

Wat is wijs?

Er zijn zovele wegen
om te overleven,
sommige gedegen,
and're meer aan 't zweven.

Zij sluiten soms elkander uit
en dat bemoeilijkt het besluit
om er een te kiezen
zonder te verliezen.

Dan kies ik maar op goed geluk
een eruit in ene ruk,
al krijg ik misschien spijt daarvan.

Kom ik dan aan 't einde van mijn pad
word ik bevrijd als ik maar zeggen kan:
"So what."

maandag 1 oktober 2012

Onmogelijke mogelijkheid.

Een gedicht ziet hier het licht
ongepland, zonder gewicht,
dat hoop'lijk geen verwarring sticht
maar voortgang uit zijn voegen licht.

Het gaat over verdwenen tijd,
dan is er ook geen tijd voor spijt
en is verwachting opgeheven.
Er is dan zelfs geen tijd voor leven
noch is er dan nog vrees of beven
en afgedaan heeft alle streven.

Maar ach, dit is onmogelijkheid:
beëindigen van tijd kost tijd.
En toch gebeurt het elke dag:
toen ik sliep wist ik niet dat ik lag.



Prijskaartje.

Ik kan mij van het zijn niet scheiden
dus is de wereld deel van mij.
Daaruit volgt dat ik doe lijden
want men is maar zelden vrij.

Pijn en angst en nederlagen
en de zware last der dagen
tot het einde in de dood
zijn als slangen in mijn schoot.

Ik ben de stof van alle kwalen
die op de hele mensheid dalen.
Hoe kan ik dit afbetalen
als men ooit zijn gram komt halen?

Dat is gemakkelijk genoeg:
als ik uitdoof als een vlam
ben ik voor de straf te vroeg,
zonder schaduw, zonder stam.

Uitvinding.

Ik weet niet waarom iets is
en kan het niet verklaren.
Misschien dat ik me zelfs vergis
sinds myriaden jaren
en is dit zijn er nooit geweest
maar slechts projectie van mijn geest.

Die geest noem ik dan God.
Die geeft het eerst gebod:
"Hebt Mij boven alles lief
zo niet, bent U een dief."

Die boodschap werd gezonden,
de Zender echter uitgevonden
maar misschien ook niet
want niemand die de vinder ziet.