vrijdag 31 juli 2015

Keuzes.

Ik benoem een massa water
met het woordje 'oceaan':
eerst de 'o' en dan iets later,
langgerekt: het laatste 'aan'.

Daarin heb ik nog een keuze,
en die is niet zo miniem:
proclameren als een leuze
of slechts fluist'ren, heel intiem.

Dit geldt ook voor elk gebaar:
het kan licht zijn of te zwaar
en in´t midden van het denken
kan ik altijd nog weer zwenken.

Niets lijkt daardoor vast te staan:
ik zeg ´maan´ of anders ´maaan´.

Een nieuwe route.

Is er iemand die mij haat
weet ik goed hoe't met mij staat:
ergens hield ik dan geen maat
waardoor het nu niet meer gaat.

Dan begin ik mij te kwellen
met wat niet is te herstellen
en zodoende doe ik boete.

Maar als ik naar buiten kijk
opent zich een nieuwe route
naar een ander koninkrijk.

Daar zie ik een ahorn staan,
glanzend in de volle maan.
Met mij heeft hij niets van doen
maar hem zien is mij een zoen.




Niemand.

Ik begeef me op het pad
want verlang ik weet niet wat,
tors de last van het verleden
en ben nu ook niet tevreden.

Dus zweer ik mijn fouten af,
wacht geduldig op mijn straf,
kan met mij niet uit de voeten
en wil voor mijn zonden boeten.

Met dit alles ben ik bezig
maar intussen wel aanwezig
tot ik merk dat wie er kijkt
niets dan een illusie blijkt.

Niemand gaat van A naar B.
Dat is enkel een idee.



Knuffel.

Graag word ik zozeer bedeesd
dat ik als een speelgoedbeest
aan jouw lichaam mag behagen.

Dan zal ik je niets meer vragen
en geen onzin langer wagen
noch een ogenblik nog klagen
maar standvastig als een buffel
blijf ik dan jouw trouwe knuffel.

Daarna is het altijd feest
en vol vrede wordt je geest.

Dan ben je niet meer verweesd
en geniet wellicht het meest
doordat je in al die dagen
nooit meer naar mij hoeft te vragen.

donderdag 30 juli 2015

Kwijt.

Soms ben ik mijn wachtwoord kwijt
in het midden van de strijd
om het dagelijks bestaan.
Niets lijkt er dan meer te gaan.

Mijn gedachten staan dan stil
en ik weet niet wat ik wil,
ben, al is het maar voor even,
aan het strijdgewoel ontheven. 

Er is niets meer dat ik kies
winst verschilt niet van verlies.

Ik sta met mijn ogen wijd
en staar zo het leven aan
dat zich moeiteloos verspreidt
zonder een tel stil te staan.

woensdag 29 juli 2015

Niets aan de hand.

Mij wacht op een dag de dood
maar die is mij onbekend.
Hij staat voor mij, levensgroot,
als mijn onontkoombaar end.

Als er daarna niets meer is
zal er niets zijn dat ik mis
omdat ik dan niet meer ben,
verlies noch pijn noch vreugde ken.

Er is dan niets meer aan de hand
aan die vermeende overkant.

Maar ga ik daarna toch nog door
dan rest de dood geen enkel spoor.
Ook dan is er niets aan de hand
want zonder einde loopt het zand.

Waar het om gaat.

Ik heb mij vaak uitvergroot
in de hoop dat het mij lukt
voort te leven na mijn dood
als men nog mijn vruchten plukt.

Maar dat is maar idioot
want die tijd gaat ook voorbij
door de lange eeuwenrij
waarin nooit iets overschoot
van alreeds vergeten zeden
want die zijn te lang geleden.

Afgezet op die termijn
is het niet veel meer dan schijn.
Tenzij toekomst niet bestaat.
Dan is't het nu waar het om gaat.

dinsdag 28 juli 2015

Zonnestraal.

Ineens zie ik een zonnestraal
in 't midden van de kamer.
Hij is er even helemaal
en treft me als een hamer.

Onbuigzamer dan 't hardste staal,
tot leniging bekwamer
van fantasie en elke kwaal,
dan nog weer een nieuw verhaal,
staat hij daar onverdroten,
met stilte overgoten.

Daarin zie ik jouw schoon gezicht
zich baden in zijn licht.
Die taak die hij aldus verricht
is hij aan jou verplicht.

"Mijn hele leven"

De wereld ligt steeds open,
sereen en zonder strijd.
Daarin ben ik aan 't lopen,
mijn meningen ten spijt.

Die kan ik gaan ontknopen
omdat ik door hen lijd.
Ik moet het duur bekopen
want geloof in hen altijd.

Het gaat om het herkennen
van waar ik aan ging wennen.

Soms zie ik het al even,
ga er niet mee in zee
want merk: "mijn hele leven"
is ook maar een idee.

Niet al te ver.

Ik hou van u, u niet van mij,
laat ons dat respecteren.

U laat mij zo van uw kant vrij
en wilt mij met niets deren.
Maar ik sta wachtend in de rij
en wil u altijd eren.

Voor mij bent u heel boeiend,
voor u is dat vermoeiend.

Laat mij dat compenseren
door u te laten gaan
maar toch steeds voor u klaar te staan,
gehuld in schone kleren,
niet al te ver bij u vandaan,
al moet ik u ontberen.

Wie je bent.

Er is een lichaam op de aarde
dat ik vaak het mijne noem.
Mijn moeder is't die't baarde
en 't wacht de stervensdoem.

Dan is er iets als geest.
Die geeft de dingen waarde
daar hij hun boodschap leest,
tot nu toe niet bedaarde.

Gewaarzijn is hun gade,
dat zelf niet komt of gaat.
't Is stil en vol genade
terwijl het gadeslaat.

Dit is het wie je bent,
je hele leven kent.

zondag 26 juli 2015

Knoet.

Ik ben trouw en doe je goed
maar dat zet je niet in gloed.
Ofschoon je me lief begroet
raakt je bloed niet in een vloed.

Want vertrouwen en verlangen
gaan gewoon hun eigen gangen.

Je waardeert misschien mijn moed
maar verwijdert je met spoed
als je merkt dat ik iets moet
wat totaal niets met je doet.

Schoonheid is volmaakt en zoet
maar behoort niet tot mijn goed.
Terwijl ik je help en voed
ben ik zelf voor jou een knoet.

Kaf.

Hoe ik jou ook maar wil eren,
als 't begeleid wordt door begeren
is de aardigheid er af.

Wat eerst leuk was wordt een straf
en jouw ogen, rein als meren,
moeten onheil gaan bezweren.

Het vertrouwen dat je gaf
kan in achterdocht verkeren.
Een ding moet ik daarom leren:
koren scheiden van het kaf.

Jou geef ik het rijke koren,
volle maten naar behoren,
en het kaf laat ik maar gaan,
laat het stuiven naar de maan.

Ene bron.

Soms is er een diepe vreugde
dan weer een intens verdriet,
soms verrukking en geneugte
waardoor ik de lach in schiet
dan weer een droefgeestig lied
dat mij tranen biedt om niet.

Die zilte stroom die mij ontvliedt
en mijn zakdoek niet ontziet
is uit één bron opgekomen,
bron van vreugde en verdriet.

Deze is leverancier
van mijn natte wangen hier,
ontlokt klanken aan mijn lier
en verbittert zelf geen zier.

De eerste keer.

Niets wat is is al gebeurd:
atijd is 't de eerste keer.

Zelfs al is iets afgekeurd
en gebeurt het daarna weer
wordt geen blaam wellicht bespeurd
en gebeurt het zonder zeer.

Er zijn veel gebaande paden
waarop generaties traden
maar toch is er steeds weer kans
op een ongedanste dans.

Ja, dit is zelfs het geval
want er is geen hoogst getal.
Altijd kan er nog een bij.
Daardoor blijft het leven vrij.


Drie vragen.

"Hoe lang moet ik blijven zwerven
in't vooruitzicht ooit te sterven,
moet ik nog verlossing derven
en steeds angst en weerzin erven?"

Die vraag die mij altijd kwelt
wordt voortdurend weer gesteld.

"Blijk ik laf of toch een held
als mijn einde wordt gemeld?"
gaat er vaak mee vergezeld
maar het wordt mij niet verteld.

Ik verkeer de hele tijd
in deze onzekerheid
tot een and're vraag komt helen:
"Kan het mij misschien iets schelen?"

zaterdag 25 juli 2015

Even!

Ik breng delen van mijn dagen
altijd maar weer door met klagen,
blijf steeds om vervulling vragen
ben bevlogen door de vlagen
van een onversaagd verlangen
waar ik uren in blijf hangen.

En je schoonheid die ik zie
geeft mij nieuwe energie
er op los te fantaseren
en je dag en nacht te eren.

Hoop dat dit je niet zal deren.
Jij blijft in een staat verkeren
boven dit geklaag verheven.
Zie mij aan, al is't maar even!

Terughoudend.

Als ik sterf dan word ik vrij
want dit lijf blijkt niet van mij.
Het wordt voedsel voor de wormen
en verliest zijn plek en vormen.

Alle angst wordt idioot
want dan kan ik niet meer dood.
Niets slaat mij meer uit het lood,
identiek zijn zon en goot.

Waarom ben ik dan niet blij,
vrees ik toch de overzij?

Omdat ik dan niet meer ben
en dus geen verlossing ken.
Liever blijf ik toch bij mij,
neem mijn zorgen er maar bij.



vrijdag 24 juli 2015

De hele tijd.

Nergens tegen, nergens voor,
draait de wereld gewoon door.
In haar luister is geen spoor
van waar ik mij soms aan stoor.

Dat ligt helemaal bij mij
maar 't heelal is daarvan vrij.
Het blijft daarvoor onverschillig,
of ik nu sta of stil lig.

Toch weet ik daar heel goed van
want mijn oog vertelt het mij.

Ik ben enkel in  de ban
van mijn eigen mijmerij
maar die onverschilligheid
is mijzelf, de hele tijd.

Gemeenschap.

Ik heb vele mooie dromen
die verdommen uit te komen.
Mijn verwachting wordt gesmoord
en blijft niets meer dan een woord.

Dit ontneemt me het vertrouwen
waarop ik zou kunnen bouwen
en zo blijf ik eenzaam achter,
ben van mijn verlies de wachter.

Maar dit gaat slechts over mij.
Velen zijn er tegelijk blij
en van deze zorgen vrij.

Dansend in de vreugderij,
hier en aan de overzij,
trekken zij mij er weer bij.

dinsdag 21 juli 2015

Van jou.

Ik bied je mijn woning aan.
Je kunt zo naar binnen gaan,
hoeft daar niets te laten staan;
mijn bezit heeft afgedaan.

Ja, je krijgt mijzelf erbij
en mij nemen staat je vrij
als je dat tenminste wilt.
Dan wordt alle stress gestild.

Ik word graag zo zeer van jou
dat jij met mij wilt gaan spelen
net als met je eigen delen
waarvan ik zo innig hou.

Dit gerieflijk, lieflijk strelen
zal verdrijven al je kou.

Gewaar.

Er is leven, er is dood.
Het gewaarzijn slaat hen gade:
van het komen uit de schoot
tot en met de eerste made.

Ja, het is oneindig groot
en kent zegepraal en schade
maar slaat nimmer uit het lood,
is voor elke boot de kade.

Van zijn aanvang weet ik niets
als ik door de regen fiets
maar het voelt wel elke druppel,
elke streling, elk gehuppel
en zijn eind is niet in zicht
want het kan ook zonder licht.



Oude man.

Ik heb genoeg gezond verstand
maar dit niet altijd bij de hand.

Het is niet altijd opgewassen
tegen 't volgen van je passen
als je door de kamer loopt,
mijn blik in verrukking doopt,
of als ik je gebogen zie,
slechts een meter van mijn knie.

Een klein kind kan al begrijpen
dat jij mij niet wilt gaan knijpen
want ik ben een oude man.
Daar valt niets meer aan te doen.

Maar mijn lijf weet daar niets van
en verlangt van jou een zoen.


maandag 20 juli 2015

Denkbeeld.

Als ik wens te gaan ontwaken
ben ik daarvoor al te laat
want zodra die wens gaat naken
ben ik in ontwaakte staat.

Daarop heb ik heel geen invloed.
Ongeacht wat ik ontmoet
is het dit toch wat het doet:
't is gewaarzijn dat mij groet.

Het is sterker dan de dood
want die is daar niet te vinden
en het is maar idioot
dat ik mij soms laat verblinden
door een denkbeeld, ofschoon groot,
zo ongrijpbaar als de winden.

zondag 19 juli 2015

Hulde.

Hoe ik het ook wend of keer,
telkens blijkt dat ik begeer
als ik schone vormen zie,
ook al is het maar een knie.

Zelfs wanneer er heel niets is
ervaar ik nog een gemis.
In de allersmalste nis
spartelt dit rond als een vis.

Hier baat afzien noch geduld
want het roert zich zonder schuld,
helemaal op eigen kracht.
In haar wezen is het zacht.

Hoewel niemand het vervulde
breng ik het toch altijd hulde.

Twee tangen.

Alles is alleen verlangen.
Dat omvat me als twee tangen:

Soms doe ik formeel en stijf,
houd mij verre van je lijf,
maar dat is slechts om te tonen
dat je vrij bij mij kunt wonen
in de hoop dat je dat doet
waarop gloeit ons beider bloed.

Leg je dit als lafheid uit
dan ontga je me als bruid.

Dan weer raak ik je toch aan,
wil mij 't liefste laten gaan.
Als je dat niet uit kunt staan
zijn mijn kansen van de baan.

Straf.

Deze dag heb ik weer straf
want ik weet niets van je af.

Misschien ga je in een draf
naar wie jou een glimlach gaf
of je zit alleen maar thuis
ver weg van elk feestgedruis.

Je verveelt je misschien dood
of je vrolijkheid is groot
maar je zit niet in de boot
waarin ik mijn tenen stoot.

Deze uren gaan voorbij
waarin jij niet bent met mij.
Dus ben ik volkomen vrij
maar dat maakt mij lang niet blij.

zaterdag 18 juli 2015

Geweven.

Als mijn verzoek wordt afgeketst
ben ik dikwijls diep gekwetst.

Dit wordt in mijn ziel geëtst.
Door miskenning het ontzetst
denk ik dat ik niet besta,
aan die smart ten onder ga.

Maar al ga ik dit eens na
daagt een inzicht op weldra:
dit is helemaal niet waar:
meer dan ooit ben ik juist daar!

Dit gekwetst zijn is mijn leven
en verlangen doet mij beven.
Dit is steeds een vast gegeven.
Zelfs ben ik eruit geweven.

Ommekeer.

Als ik ga voor mijn gewin
heb ik het niet naar mijn zin.
Altijd wil ik nog iets halen
zonder ervoor te betalen.

Kortweg komt het erop neer
dat in armoe ik verkeer,
heb in feite nooit genoeg,
steeds een buit nog voor de boeg.

Dan haalt mij compassie in
en dat is een nieuw begin.

Plotseling wil ik gaan geven.
Dat is nu mijn lust en leven
en mijn hebzucht, zo verkrampt,
is onmiddellijk verdampt.

Mijmerij.

Deze wereld is onschuldig,
dient zich onbekommerd aan.

Alleen ik ben ongeduldig,
verbind er conclusies aan
omdat ik principes huldig
die geen voorval laten staan
in zijn eigen glans en waarde,
vanzelfsprekend als de aarde.

Zo bedenk ik mijn verhalen,
ben aan 't wegen met mijn schalen
maar toch blijft de wereld vrij
en heeft niets van doen met mij.

Ik moet het gelag betalen
van mijn eigen mijmerij.

Kan ik helpen?

Ik ben uit op mijn gewin.
"Zit er wel iets voor mij in?"
is een vraag die ik vaak stel,
waarmee ik mijzelve kwel.

Dan verrijzen hoop en vrees
en word ik een zenuwpees.
Mijn bestaan verkeert in strijd,
steeds aan dit projekt gewijd.

In plaats daarvan kan ik vragen:
"Kan ik je misschien soms helpen?"

Deze last is licht te dragen
en zal gelijk de stroom doen stelpen
van wat anders maar blijft knagen,
mij zelfs voor 't gerecht kan dagen.

Zeno's paradox.

Volgens Zeno's paradox
is 't onmoog'lijk dat ik boks
tegen wie er ook maar is
want niets kan zich ooit bewegen,
wanneer ik mij niet vergis
in zijn stelling, zo gedegen:

Als iets naar een doel wil gaan
treft het eerst de helft nog aan
van de af te leggen baan
en daar komt geen einde aan.

Daarom kan er niets beginnen
en bedriegen mij mijn zinnen.
Alle sterren en 't heelal
zijn slechts schijnbaar het geval.

vrijdag 17 juli 2015

Duister.

Soms ben ik wel uitgepraat..
Alles lijkt besproken
en verricht is elke daad
die nog heeft ontbroken.

Dan is er niets meer te doen
maar wringt ook meteen de schoen
want de vraag rijst op: "Wat nu?"
"Niets" is toch wat al te cru.

Wanhopig zoekt mijn geest met vlijt
steeds naar nieuwe bezigheid.
Als hij niets kan vinden
wil hij zich nochtans binden.

Hier tast hij in het duister
maar de bevrijding huist er.

woensdag 15 juli 2015

Lus.

Ik zit wel eens in de knoop
en verlies daardoor de hoop
die nog eenmaal te ontwarren
waardoor ik kan gaan verstarren.

Toch is dit niet steeds verkeerd
want de tijd heeft mij geleerd
dat ik dan tot inzicht kom,
ook al lijkt die stilstand dom.

Want ik volg dan stil de draad
die slechts door zichzelf heen gaat.
Als ik het dan hierbij laat
doe ik daarmee niemand kwaad.

Zelfs behulpzaam blijkt die klus
als 't geen knoop is maar een lus!


Pas dan.

Ik ken niet uw hoge zeden,
ben mij daarvan niet bewust,
en dus evenmin de reden
waarom u mij nu niet lust.
Veel te diep dwaal ik beneden
de verblijfplaats waar u rust,
zal uw sponde niet betreden
waar u nu uw minnaar kust.
Ook al zend ik duizend beden
over golven naar uw kust:
ik blijf van u afgesneden
tot mijn hartstocht is geblust.
Want pas dan bent u tevreden
wanneer ik u laat met rust.

Deel van mij.

Soms word ik geheel geveld
door het tomeloos geweld
van een stortvloed van gedachten
en een litanie van klachten
maar dan denk ik aan een held
zegevierend in het veld
over duizend zwarte machten
naar wie veel heldinnen smachten.
Weliswaar ben ik die niet
maar 't is mijn geest die hem toch ziet,
van zijn schone vorm geniet
en hem toezingt met dit lied.
Daarom is hij deel van mij
en dat maakt mij alweer vrij.

Uit de brand.

Door 't gebruik van mijn verstand
ben ik weldra uit de brand
en door 't juiste onderscheid
is er niemand meer die lijdt.

Dit onderscheid bestaat er in
dat men scheidt vanaf 't begin
denken dat steeds verder gaat
zonder dat het ooit stil staat
(maar het is ook gelijk weer weg,
op 't moment dat ik dit zeg)
van wat men als inhoud kent
van dit denken zonder end.
Kiest men voor de eerste kant
is er nooit iets aan de hand.

Dollar.

Door mijn plannen en mijn dromen
word ik in beslag genomen
en dat wel in zulke mate
dat ik uit het oog verlies
dat die prachtige cantate
er niet is wanneer ik nies.

Maar 't gewaarzijn is intact,
als een schotel, glad gelakt,
op de hoogte van de stemmen
die mij in illusies klemmen.

Ik heb al zoveel beleefd
dat aan mijn geheugen kleeft,
zie nochtans een hand die beeft
als die mij een dollar geeft.

dinsdag 14 juli 2015

Wat ik wil.

Ik doe altijd wat ik wil,
zelfs al geldt het maar een gril.
Geef ik er gevolg aan
geef ik blijk van het bestaan
van een ongebonden geest
die het 'carpe diem' leest
bij elk komen en elk gaan
en geen consequenties vreest.

Maar ga ik daar tegenin
is ook dat toch naar mijn zin.
Weliswaar ben ik beducht
en kies daarom voor de vlucht
maar het blijft mijn eigen keus.
Die is vrij en amoureus.

maandag 13 juli 2015

Niets meer.

Hoog hierboven zijn er zeden
waarvan ik, hier diep beneden,
niet goed op de hoogte ben
waardoor ik de weg niet ken
om uw sponde te betreden
en alleen maar rondjes ren
in een eindeloos herhalen,
tevergeefs, al zoveel malen.

Toch vind ik nog steeds geen rust
voordat ik u heb gekust
maar u vindt in mij geen lust
want ik ben mij niet bewust
van waarmee ik u kan winnen
tot ik niets meer kan verzinnen.

zondag 12 juli 2015

Nies.

Ik heb niet door dat ik kies
voor problemen, levensgroot,
tot ik soms een keertje nies
of op een verrassing stoot.

Door een onverwacht geluid
ben ik er dan even uit.

Als het ware van de leg
zijn mijn zorgen heel kort weg
en de wereld ligt wijd open
zonder dat ik hoef te hopen.

Meestal keer ik echter vlug
naar vertrouwde sores terug
uit een leven zonder tijd
dat geheel om niet gedijt.

Spelen.

Een gebakje en een steen:
hebben die wel iets gemeen?
Zeker: dat ik van hen spreek,
ook al zijn zij hard en week.

Dit geldt ook voor dag en nacht,
een aubade en een klacht,
het verraden ideaal
en een rekenlineaal.

Alle worden thans genoemd
en verschijnen onverbloemd
voordat ik er erg in heb
zelfs als ik er slechts van rep.

Het is het onophoud´lijk feest
van het spelen van mijn geest.

Veilig.

Vreemd dat mij soms vrees aanjaagt
waarin ik al, ongevraagd,
mijn bestaan heb doorgebracht:
open ruimte, dag en nacht.

Zelfs een hermelijnenvacht
is als ruimte niet zo zacht.
Grond en grenzen kent zij niet,
daardoor schept zij geen verdriet
en zij is niet aggressief,
neemt de grootste boef voor lief.

Zowel eigenaar als dief
komen in haar tot gerief.
Zij is smetteloos en heilig
en voor elk volkomen veilig.

vrijdag 10 juli 2015

Wat niet gaat.

Alles komt en gaat voorbij
en vertoont zich zo aan mij.
Dit bestaan: een rijstebrei
van succes en averij.

Lange straten, kei voor kei,
en een zachte vrouwendij.
Mauve koeien in de wei
grazen 't groene gras erbij.

Hier werd ook mijn lijf geboren,
niet ver van een klokkentoren
maar straks valt het weer uiteen
en verdwijnt van top tot teen.

Alles geeft zich, vroeg of laat.
't Is slechts gewaarzijn dat niet gaat..

Eenwording.

Een mens alleen is onvolledig
en blijft dus niet eeuwig zedig.

Neem een vrouw: zij is vaak ledig
en een man ligt evenredig
met zijn rechte lid omhoog
in de lucht, zo leeg en droog.

Deze scheiding is een kwaad
en verdwijnt pas door de daad.
Dan worden zij samen een,
één gebaar van top tot teen.

Elk krijgt dan de volle maat
als haar lijf vibreren gaat
door het spuiten van zijn zaad
dat hij in haar achterlaat.

donderdag 9 juli 2015

Vierde moment.

Het verleden is er niet
want het is alreeds vergleden.
Alleen ik, een denkend riet*),
kan het nog betreden.

En de toekomst, evenmin,
is te vinden nergens in
dan in mijn misleide geest
die slechts ijle plannen leest.

Ook dit eigenste moment,
aan zijn grenzen slechts herkend,
is geen ogenblik verschenen
zodra deze zijn verdwenen.

Maar wanneer ben ik dan wel?
In een duur die ik niet tel.


*): 'De mens is een denkend riet',
     Blaise Pascal.

Stil.

Telkens tuin ik er weer in,
ga op mijn gedachten in,
neem ze niet voor wat ze zijn:
een verschijnen zonder pijn
dat alweer direkt vergaat
op't moment dat het ontstaat.

Omdat ik niet wakker ben
komt het dat ik niet herken
dat mijn denken denken is
waardoor ik bevrijding mis.

Als ik dit nu anders wil
is ook dit weer een idee.
Daar doe ik niet meer aan mee
en dan wordt het eind'lijk stil.

Verbeeldingskracht.

Mijn verbeeldingskracht is zwak
als het erom gaat
mij te redden uit het wak
dat mij droef en desolaat
laat verzinken met gemak
in een uitzichtloze staat.

Deze vat ik op als echt
doe hem daarmee teveel recht
want ik ben eraan gehecht
zelfs al gaat het mij dan slecht.

Waarom stel ik mij niet voor
dat ik bij diegenen hoor
die, bevrijd van alle kwaad,
zich verheugen zonder maat?

Slechts bedacht.

Ik ben veelal in de macht
van het andere geslacht.

Dit trekt mij voortdurend aan,
als de aarde doet de maan
en tegelijk ontwijkt het mij
maar dat maakt mij geenszins vrij.

Daardoor ben ik zelden blij.
Ik maak deel uit van de rij
afgewezen minnaars,
niet die van de winnaars.

Tot ineens het inzicht lacht:
man en vrouw zijn slechts bedacht.
Dan verliest mijn klacht haar kracht,
is voorbij mijn zwarte nacht.





woensdag 8 juli 2015

Licht en donker.

Mijn verwarring is heel dik,
zwaar en drabbig, als dik slik
en een somb're demon huist er
want zij is volkomen duister.

Toch kost het geen ogenblik
om dit duister op te heffen
als ik op de lichtknop klik
en de waarheid ga beseffen.

Ongeacht hoe zwart het was,
hoe misleidend en hoe kras,
nu baadt plotsklaps in het licht
een oneindig vergezicht.

En de duisternis is weg
maar weer niet als ik dit zeg.

Vis.

Ik heb vaak genoeg gehoord
dat voldoende is een woord
om mij grondig te genezen
van 't miskennen van mijn wezen.

En dit woord is niet speciaal.
Alles is reeds helemaal
gans bevrijd, geheel gewijd,
en ontheven aan de strijd.

Waarom ik dit dan niet zie?
Omdat ik nog buig mijn knie,
denk dat er iets anders is
waardoor ik mij steeds vergis.

Net als water voor een vis
is het iets wat ik nooit mis.

Drachtig.

Ik vind jou gewoonweg prachtig
maar dat maakt mij zenuwachtig.
Dit gevoel is mij te machtig
en ik word van onrust drachtig.

Daardoor ben ik niet ontspannen
en acht jij jezelf niet veilig,
voelt je niet onder de pannen
omdat ik 't geluk ontheilig
dat er anders wel zou zijn
zonder mijn verhitte brein.

Was je minder speciaal
kon ik bij het middagmaal
doodgewoon je hand vastpakken,
en tegelijk het eten prakken.

dinsdag 7 juli 2015

Dilemma.

Telkens als ik los kan laten
ontstaan even zoveel gaten
in het weefsel van 't bestaan.

Laatst zag ik een meisje staan
in het schijnsel van de maan
dat verleidde tot de waan
dat ik haar kon gaan bezitten
en haar beeld begon te klitten.

Met mijn rust was het gedaan
want ik ging mijzelf verhitten
en bleef toen in tweestrijd staan:

"Durf ik op haar af te gaan
of zal 'k blijven in het bos?"

Dit dilemma liet ik los.

Onherkend.

Ik heb een wilde bui vandaag
en zit daarmee in mijn maag.

Ik weet er de ballen van,
doe hem liever in de ban,
maar ook dat is deel van 't feest
dat zich afspeelt in mijn geest.

Alles wat ik maar probeer,
het zo laat of corrigeer,
is uitsluitend wat ik denk,
waaraan ik geen aandacht schenk.

Daardoor lijkt het echt en zwaar
maar tegelijk is het niet daar.
Het is denken, onherkend,
minder waard nog dan een cent.

Eer ik begin.

Voor mij staat een kellnerin
met een glimlach, lief en open.
Zij is daar eer ik begin
op nog meer contact te hopen.

Daarin krijg ik gelijk al zin,
probeer het dus aan te knopen,
maar dat brengt de klad er in
en dan is mijn kans verlopen.

Alle goedheid is al daar
en die neem ik zeker waar
maar ik kan dat niet zo laten.

Nu heeft zij dat in de gaten
en is daarmee direct al klaar.
Zelfs geen grapje mag nog baten.

maandag 6 juli 2015

Graden.

Altijd wil ik jou plezieren
zonder dat dit wordt tot klieren.

Elk genoegen heeft zijn graad
en daarin houd ik mijn maat.
De laagste is dat ik, paraat,
jou kan helpen waar je gaat.

Hogerop dat ik jou hoor
met een wijd geopend oor.

Weer daarboven een massage
die kan dienen als passage
naar wat nog daarboven ligt:
liefde als de hoogste plicht.

Van dat hoogste kan ik dromen
maar zal daar wel nimmer komen.


Ongekend.

Het was fijn dat je er was!
Maar het geeft misschien geen pas
dat ik mij daarin verheug.

Het kan zijn dat ik niet deug
en jou enkel wil plezieren
opdat je een keer laat vieren
norm en teugels van fatsoen,
waarna wij het dan gaan doen,
te beginnen met een zoen.
Maar al blijft dat achterwege
en ontgaat mij deze zege,
houd ik toch nog steeds terdege
van jouzelf zoals je bent,
ook al blijf je ongekend.

Nieuwe kusten.

Ik verheug mij in het heden
en ben daardoor steeds tevreden
want iets anders is er niet.

Er is niets dat mij ontschiet
geen gezel die mij verliet
of een vriend die mij verried.

Dat is allemaal verleden
en dat is geheel vergleden.
Het blijkt vluchtiger dan wenken
als ik er niet aan ga denken.

Als ik dit kan laten rusten
kom ik aan op nieuwe kusten
vol van licht en verse lusten
waar geen Judassen ooit kusten.

Tranen.

Er zijn veel verscheurde wanen.
Daarop volgen dikke tranen.

Veel daarvan door veel verdriet,
andere doordat je schiet
in een huilbui van gelach
als je ziet wat je niet zag.

Dit gaat door de hele dag.
Elke waan eist zijn gelag,
mondt soms uit in rauw beklag
als nog steeds niet overstag
je geliefde blijkt te gaan,
die je zo voor aap laat staan.

Maar hetzelfde blijft de traan
waarin dansen zon en maan.

Aan jou.

Ben je werkelijk uniek
of een veertje in de wiek
van een van de engelen
die in't luchtruim bengelen?

Er zijn meisjes zonder tal
in dit uitgestrekt heelal.
Had een ander mij ontmoet,
was dat dan niet net zo goed?

Dit is allemaal wel waar
maar zij zijn nu toch niet daar.

Jij bent het die ik begroet
en aan jou dien ik mijn moed
op een dag te openbaren
door mijn liefde te verklaren.

Vis zonder boter.

Je ontvangt graag etenswaar
en een werkzaam medicijn
vergezeld van het gebaar
van een gever zonder pijn.

Bij mij mag dat niet zo zijn
omdat ik een wens bewaar.

Kundig als een chirurgijn
scheid je daarom mijn gebaar,
hetwelk is alleen maar schijn,
van de goede etenswaar.

Dan is alles klip en klaar
en je medicijn blijft fijn.
Jij wilt vis maar zonder boter
want die maakt je last maar groter.

donderdag 2 juli 2015

Lucifer.

Soms bereik ik resultaat
en zie helder hoe iets gaat.
Maar dan kent mijn trots geen maat.

Als een zot loop ik op straat
met een grijns op mijn gelaat,
vraag aan niemand hoe het gaat.

Zelfs een inzicht maakt mij blind,
reduceert me tot een kind
dat daar zijn vermaak in vindt
en op macht en aanzien zint.

Dan ben ik van deemoed ver,
evenbeeld van Lucifer,
drager van het eerste licht
die zich keert van elks gezicht.

Ook?

Je ging net weg en lachte.

Misschien was je opgelucht
dat niets wees op een gedachte,
van mijn kant, of zelfs een zucht
die iets anders nog verried
dan wat voor mij overschiet
ik gelijkmoedig kan aanvaarden
als een wortel die wil aarden
in een onontgonnen veld,
zonder misbaar en geweld.

Maar misschien was het ook wel
dat ik weer niet was bij machte
je te nemen in de tel
waarop ik al zo lang wachtte?