maandag 30 september 2013

"Je est un autre". *)

Als ik nu een ander is hoe weet ik dan dat ik besta?
Als  i k  het zie is er iets mis met logica.
In plaats daarvan is het een ander
maar die ander  i s  toch ik?

Zo lijk ik soms wel niet goed snik
maar word nu toch wat schrander:
er is uitsluitend slechts de ander
maar die denkt ook wel eens "ik"
als een deel van zijn meander
vissend uit zijn voorraad slik.

Dit ik is slechts een ogenblik
en heel de wereld landt er
maar komt dan vrij weer met de schrik
want ik blijk steeds een ander.


*): Arthur Rimbaud.

Flits.

Ik stel mij een doel voor ogen
maar weet ik wel wat ik doe?
Hierdoor heb ik mij bedrogen.
Ik dicht mij een toekomst toe.

Ik stap af van dit moment,
statig als een jan van gent.
Daaraan raak ik zo gewend
dat ik vast en pertinent
overtuigd raak van de tijden
met gerede kans op lijden.

Geef ik nu mijn doelen op
stolt ineens het schuimend sop.
Alles toont zich als verstijfd:
bliksem die in't heden blijft.

Herkenning.

Wat ik haast uitsluitend doe
is voortdurend onderscheiden
zoals een rendier van een koe
en de dieren van de weiden
of de streling van de roe
om zo onmin te vermijden.

Daar is op zich ook niets mee mis
als ik mij maar niet vergis:
weet dat ik de grenzen trek
die mij binden aan mijn plek.

Zowel "binnen" als ook "buiten"
komen voort uit mijn besluiten.
Als ik dat herkennen kan
ben ik vrij van elk plan.


zondag 29 september 2013

Ruimtes.

Ik was al in zoveel kamers
en die slaan nu neer als hamers,
vallen mij ineens weer in,
levend in herinnering.

Zo gaat het ook nu nog door.
Als geregen rond een spoor
schuiven keukens en lokalen
als decor van mijn verhalen
onophoudelijk voorbij
in een vastgesloten rij.

Ook een landschap hoort daarbij
met een veulen in de wei
of een lege binnenplaats
waarvan ik het licht weerkaats.

Golf.

Als ik iets wil los gaan laten
schep ik al een misverstand,
maak ik uit wat stroomt als water
tot een voorwerp in mijn hand
en een "vroeger"en een "later"
komt ook op in dit verband.

En dan is er nog dit "ïk"
dat, verborgen voor mijn blik,
desondanks wordt opgewekt
door die wens, eraan verstrekt.

Zo onttrekt zich aan het oog
dat er slechts een golf bewoog
die mijn plannen en mijn vragen
naar zijn eigen schuim blijft dragen.*)


*): o/o Ik ben dwaas geweest te denken
      dat ik mijn eigen gedachten bezit. o/o

Uit "De Sadhana van Mahamoedra"
Chögyam Trungpa, Rinpoche.


      
     

Niet langer.

Als de zaak is vastgelopen
en ik neerzit zonder geld
valt er niets meer af te kopen
en mijn einde wordt versneld.

Mijn gebouwen zal men slopen
en men jaagt me van het veld.
Alle wonden vallen open
en zijn weerloos voor geweld.

Het zal tot bezinning nopen
dat mijn reisplan niet meer geldt.
Eindelijk zal zich ontknopen.
wat niet eerder werd verteld:

Waarop ik heimelijk bleef hopen
wordt niet langer uitgesteld.

Te vaak.

Ik heb veel te vaak gelogen.
Als mijn stem de waarheid zegt
voelt men zich nog steeds bedrogen
want zij klinkt zwak en onoprecht.

Hierdoor langzaam wijs geworden
weet ik van mijn eigen horden.
Ik kan er maar net in slagen
om naar iemand's dag te vragen
want ik wil het liefste weg,
zorgen dat ik niets meer zeg.

Dan blijf ik verlaten achter.
Enkel nog een lichtstraal lacht er
tussen bloemen in het gras
en sproeit sterren op een glas.

Spion.

Als ik mij soms wil verbergen
ben ik daardoor nog niet weg.
Ik laat niet veel van me vergen
en verstop me in een heg.

Ik wil slechts gedoe ontwijken
en heb dan tijd voor overleg
maar intussen blijf ik kijken
en  voorkom dat ik iets zeg.

Dus krijg ik genoeg.te zien
en te horen bovendien
wat ik niet wil gaan gebruiken
maar mijn oog wil toch niet luiken.

Ik verschuil me voor de zon
en dat maakt me tot spion.

donderdag 26 september 2013

Onzichtbaar.

Het is vreemd met mij gesteld
want ik mis iets in het veld
dat, voortdurend en vertrouwd,
zich steeds weer voor mij ontvouwt:
iets wat iedereen kan zien
en waarvan ik mij bedien.

Het betreft mijn eigen oog
dat kan meten laag en hoog
maar dat aan mijn blik ontgaat
terwijl mijn kat het gadeslaat.

Dit geldt net zo voor mijn kruin.
Op een foto is die bruin
dus ik neem dat dan maar aan
want ik kan niet naast mij staan.

Pop.

Ik zou mij graag willen bevrijden
en het toezicht liever mijden
waarmee ik mijzelf kwel
en waaronder ik mij stel.

Maar ik weet dat dat niet kan
want dan ben ik als de man
die zichzelf omhoog wil trekken
zonder handvat te ontdekken.

Ook als ik mij los wil laten
houd ik dat nog in de gaten
dus ik geef het nu maar op
en lig rustig als een pop.

Wat ik dan vanzelf zo zie
is beslist geen fantasie.

woensdag 25 september 2013

Kwart.

Telkens maak ik weer een start
met hetzelfde lege hart
als de stilte binnen treedt
en ik verder nog niet weet
wat er dan moet gaan gebeuren
en geen onraad kan bespeuren.

Maar ineens is er een flard
van een onbestemde smart,
een verlangen in de kleuren
om mijn droefheid op te beuren
maar dat gaat nog niet zo hard
want de treurigheid blijft zeuren
ook al weet ik voor drie kwart
mijn bestaan wel op te fleuren.

Altijd nieuw.

Telkens als ik voor iets kies
lijd ik tevens een verlies
want ik laat iets ongedaan
wat daardoor niet kan bestaan.

Maar omdat dat niet gebeurt
wordt er ook niets afgescheurd.
Alles blijft daardoor compleet,
open ruimte of een spleet.
Er is enkel wat er is,
zelfs al is dat een gemis.

Laatst verbrak ik een contact
en ik voel me nu vertakt.
Maar dat is een nieuw contract
dat mij bij de lurven pakt.

dinsdag 24 september 2013

Geloven.

In mijn kamer zit ik stil
en kan geloven wat ik wil.
Ik zie door het raam de maan,
die heeft wellicht nooit bestaan.

Enkel in herinnering
is er sprake van dat ding
maar het peilloos diep verleden
is er enkel in het heden.

Toch was hij er misschien wel
en ben ik alleen een tel
in een maalstroom van aeonen
waarboven de goden tronen.

Het verandert er niets aan
dat ik nu een boom zie staan.

Even groot.*)

een navertelling *)

Het is vanavond volle maan.
Ik zie hem voor een schotel aan.
Zo lijkt hij nu even groot
als, pakweg, een sneetje brood
of zoals een ronde kaas
of een melkkan of een vaas.

Maar de mensen zijn slechts dwergen
naast zijn steile bergen
en de wijde wereldzee
rijst met zijn bewegen mee.

Toch kan het zijn da'k mij vergis
en dat hij lijkt op wat hij is,
dat wie erheen gaat nietig wordt
en hij zo groot blijft als een bord.


*):   Vrij naar  Prof. Ten Have in "Prana".

maandag 23 september 2013

Intentie.

Ook al is het nogal laat
wil ik nu een keer doorgronden
waar het allemaal om gaat
want ik heb dit niet gevonden.

Ik wil weten wat bestaat
voordat ik dat ga verkonden
en dat houdt me van de straat.

Zo maak ik geen nieuwe wonden,
neem van mijn bestaan de maat,
als door engelen gezonden,
en vermijd zo heel wat kwaad
en gegrom van dolle honden.

Ik wil zuiver op de graat
met de aarde zijn verbonden.

Gedaan.

Wat ik wilde is mislukt
en dus ga ik nu gebukt
onder blaam en nederlaag,
denk maar dat ik niets meer waag
en ik word tot sarcofaag,
zonder antwoord, zonder vraag.

Ik ga ten onder in een vlaag
en daar blijf ik ook vandaag.
Ik ben al mijn vreugde kwijt
en ik word bezocht door spijt.

Wat gedaan is is gedaan
en daar doe ik niets meer aan
maar nog steeds zie ik de maan
stralend aan de hemel staan.

Afscheid.

Op de tafel staat een fles
en daarnaast ligt nog een mes.
Hoe zich wat ik zie ontvouwt
is mij door en door vertrouwd.

Toch weet ik niet in te schatten
hoe dit alles te bevatten.

Omdat ik sterf ben ik ontheemd
en de dingen blijken vreemd
want ik ben slechts op bezoek
en weet niet uit welke hoek.

Dit geldt net zo voor mijn denken
dat maar door mij heen blijft zwenken
en tenslotte ook voor mij
als de laatste in de rij.

zondag 22 september 2013

Netzogoed.

Ik vergeet dat ik er ben
en mijn leed en zorgen ken.

Daardoor word ik meegesleurd,
opgefokt en afgekeurd
en ik strompel door de nachten
vol met distels en venijn
maar dit leed is te verzachten
want wellicht is alles rein.

Als ik ga kijken naar mijn klachten
word ik vrij en soeverein
en geen slaaf meer van gedachten.

Zo bespaar ik me de pijn
want in plaats van steeds te wachten
kan ik netzogoed er zijn.


Onrust.

Altijd weer verstrikt in zorgen
die mij telkens even worgen
zie ik steeds weer over't hoofd
dat mijn denken is als ooft,
dat aan twijgen is ontroofd
die gaan zwaaien in de winter,
kaal en glad van hier tot ginter,
en waarin ik heb geloofd.

En tegelijk ligt mijn skelet
heel geduldig in mijn bed
maar mijn hart houdt alles warm
waarover ik mij graag erbarm
en zo blijf ik alsmaar broeden
zonder onrust te verhoeden.

zaterdag 21 september 2013

Verzuim.

Als ik niet weet hoe het moet
en het er toch wel toe doet
dat ik een beslissing neem
blijf ik open zonder zweem
van voorkeur of partijdigheid
maar dat kost me meestal tijd.

Daarom blijf ik eerst maar staan
en zie wat zich voordoet aan
van een afstand als de maan
en laat het vervolgens gaan.

Dit verzuim is hartverscheurend
en het laat mij achter treurend
maar de aarde wordt weer geurend,
trouw wat is gevallen beurend.

donderdag 19 september 2013

"Rijpen tot de kindertijd" *)

voor Han Meyer.

Met mijn vierenzestig jaren
 kijk ik op mijn leven terug
en kan een jongetje ontwaren
met zijn handen op zijn rug.

Hij draagt een donkerblauwe broek
en is nog niet lang op bezoek
in dit leven vol gevaren
aan't begin van zoveel jaren.

Al met al is hij maar vier
en hij is nog altijd hier.
Alles wat daarna ging komen
staat hij enkel maar te dromen.

Als hij straks weer wakker wordt
valt mijn loopbaan van het bord.


 *): Uitspraak van Bruno Schulz.

Voorgoed.

Dit bestaan, zo onbewaakt,
is geheel van mij gemaakt.
Zelfs als ik't van mij zou scheiden
valt het toch niet te vermijden
dat het afgesplitste deel
nog een stuk blijft van't geheel
dat totaal geen grenzen kent
als een hemel zonder tent.

Dus is er niets buiten mij
en ben ik van dreiging vrij
want ikzelf ben het bestaan.

Maar er hangt een prijskaart aan:
ik kan nergens anders heen
en ben zo voorgoed alleen.

Wespennest.

Heel de wereld lijkt een straf
dus ik wend mij ervan af,
kies nu voor het vrije veld
waar geen oordeel wordt geveld.

Ik laat na om nog te roeren
in wat mij naar zorg kan voeren
en ik word niet meer gekweld
want ik ben hierdoor hersteld.

Maar dan draai ik mij weer om
en zie nu pas: wat is het dom
dat ik mij zo laat paaien,
in een wespennest blijf graaien
waarin listen lustig laaien,
zonder het te laten waaien.

woensdag 18 september 2013

Gefopt.

Een besluit is snel genomen
maar nog steeds verstrijkt de tijd
waardoor er weer dingen stromen
terug in de vergetelheid.

Maar er zijn er ook die komen
en zich mengen in de strijd
en tenslotte zijn er dromen
maar die raak ik ook weer kwijt.

Ik neem mij van alles voor
maar de tijd stroomt alsmaar door
komt met zaken op de proppen
die al niet meer zijn te stoppen,
al dan niet blijken te kloppen
met het plan dat mij blijft foppen.


Regenboog.

voor Han Meyer.

Telkens stapelt zorg zich op
en dan zit ik met een strop.
Alles is weer fout gegaan
en ik ben daardoor ontdaan,
weet niet zo gauw een goede mop
en geef dus de strijd maar op.

Wat dan telkens toch weer blijkt
is dat de tijd nog steeds verstrijkt
en dat er ook nog adem is
zelfs temidden van gemis.

Weliswaar is er verdriet
maar een oog ook dat dat ziet
en dat blijft dan niet meer droog,
kijkt als door een regenboog.

dinsdag 17 september 2013

De liefde.

Ik schreef toe aan een motief
dat ik laatst mijn hand ophief.
Mijn belangen had ik lief
en't gebaar was mijn votief.

Maar die liefde is een kracht
die ikzelf niet heb bedacht.
Zij houdt dag en nacht de wacht
en heeft alles in haar macht.

Bloed en beken laat zij stromen
en zij fluistert in de bomen.
In de allerzotste dromen
blijft zij steeds tevoorschijn komen.

Als ik zwijg is dat haar werk
want zij is in stilte sterk.

Verschoond.

Als ik nalaat te vergelijken
valt er verder niets te ijken.
Alles is dan wat het is
en er rest niets wat ik mis.

Evenmin kan ik bereiken
en ik hoef niet uit te wijken.
Als ik mij soms nog vergis
is dat heel geen hindernis.

Zelfs als tijd nog blijft verstrijken
zal dat toch op stilstand lijken
en al leef ik in een nis
ben ik mij van niets gewis
dan van wat zich dan vertoont
en dus van de rest verschoond.

Theepot.

Op een dag zal ik vergaan
net zoals de zon en maan.
Ik zie hier een theepot staan
en die trekt het zich niet aan.

Enerzijds is er de vrees
en mijn stem wordt daardoor hees.
Anderzijds is daar dat ding
sterker dan herinnering.

Het deelt mij de boodschap mede 
als een antwoord op mijn bede:

"Ik ben van jouw zien gemaakt,
kalm, solide en volmaakt,
door jouw angst onaangeraakt
want heb mijn eind nog nooit gesmaakt".

Gered.

Op de tafel staat een glas.
Als ik kijk dan zie ik pas
hoe een vliegje, licht en klein,
nog wil leven in de wijn.

Ik reik hem mijn vingertop
en hij klimt er dankbaar op.
Vlug haal ik hem dan naar boven.
Hij mag weer in toekomst geloven
en kruipt snel weer in het rond,
nog wat dronken maar gezond.

Ook mijzelf past dankbaarheid
want ik kreeg gelegenheid
om een wereld te herstellen
en mijn bloed te voelen wellen.

Terugval.

Ik ben eenzaam als een wolf
want uitsluitend waar ik ben
net zoals ook elke golf
die ik tellen kan en ken.

Alle golven zijn van water
of zij nu hier zijn of later.
Zo ben ik van geest gemaakt
die slechts aan zichzelve raakt.

Omdat die is van alle plekken
valt die nergens te ontdekken.

Het mag mij tot vrede strekken
dat ik nergens weg kan lekken
maar slechts terugval in't geheel
als ik glijd uit het gareel.

maandag 16 september 2013

Vergeten *)

een navertelling.

Er is een mare uit de hel
- waar het licht valt veel te schel -
over grote hongersnood
die misere zaait en dood.

Toch is er voldoende pap
maar de lepels zijn te lang
en ze zijn helaas niet slap
of zo buigzaam als een slang.

Elke arm is zo te kort
om vanaf het volle bord
voedsel naar de mond te dragen,
daarom blijft de honger knagen.

Als men slechts elkaar zou voeren
zou men weldra flink gaan boeren.


*):  - "Wat is waanzin?"
       -  "Een vergeten pad."

Uit "De Mahabharata".

zondag 15 september 2013

Contract.

Alles speelt altijd nog mee
in de eindeloze zee
van wat om mij heen gebeurt
en mijn doen en laten kleurt.

Ooit zag ik een kleine eend
en ik zei, zeer welgemeend:
"Dit is toch een beetje vreemd,
zo vrijmoedig en ontheemd!"

Wat ik maar heb meegemaakt
is steeds iets wat mij nog raakt.
Als gevangen in een pact
moet ik maar zien hoe het uitpakt.

Zelfs het vluchtigst oogcontact
is een waterdicht contract.

Warme zon.

De warme zon bestaat al jaren,
is van verre te ontwaren,
toont firmament en horizon
en beschijnt het Pantheon.

Hij verlicht de hele maan.
Dankzij hem zie ik hem staan
en woestijn en oceaan
raakt hij met zijn stralen aan.

Hij verdort het struikgewas
en heeft ook violet in kas,
werpt zijn licht op elk balkon,
anders was hij ook geen zon.

Hij heeft zelfs nog schijnsel over
voor mijn vloerkleed, sleets en pover.

zaterdag 14 september 2013

Het ene.*)

Het ene valt niet waar te nemen
want dan is het niet alleen.
Dit gaat al naar tweeheid zwemen
maar het is als bij een steen
die zichzelf niet kan raken
en daaraan dus moet verzaken.

Daarmee blijft het dus een geloof
dat het ene toch bestaat
maar het blijft voor namen doof
want die zijn niet accuraat.

Als ik  dus "het ene" zeg
zijn dat al twee woorden.
Daarmee is't meteen al weg,
als de zon in't noorden.


*): Geschreven op het noordelijk halfrond,
     ten zuiden van de noordpoolcirkel.

Een.

Voor mij ligt een lineaal,
rustend recht, diagonaal.
Ik duw de ene kant omhoog
en de and're gaat omlaag.

Er was een tijd da'k mij bedroog
met de dwaze vraag:
Hoe kan de and're kant nu weten
om te stijgen of te dalen
als hij de ene niet kan meten
zonder tekens en signalen?

Het antwoord ligt toch voor de hand,
direct klaar en elegant:
het zijn twee kanten van een ding
dat van mijn hand een duw ontving.   

Onvatbaar

Soms vind ik het juiste woord
en ben blij dat ik het koos.
Dan voel ik mij aangespoord
want ik trof zojuist de roos.

Het is alsof het licht weer gloort
in een afgesloten doos
waarin elk inzicht was gesmoord
en het duister, bar en boos,
lang bleef heersen, ongestoord,
peilloos diep en moeiteloos.

Toch voel ik tegelijk verdriet
want ik vat mijn woorden niet.
Ook al zijn ze nog zo knap
kan het zijn da'k ze niet snap.

Uitgedund.

Het lijkt zinnig om te duiden
wat ik in mijn droom ontving
maar ik hoor alweer geluiden
die mij noden in hun kring.

In het noorden, in het zuiden,
overal is hunkering
want het leven gaat steeds door
en laat van zichzelf geen spoor.

Nergens dus een ankerpunt.
Telkens weer een and're stunt
die de wereld mij vergunt.

Nu eens zeepbel, dan weer rund,
of een trefwoord, vers gemunt,
waardoor ik raak uitgedund.   

donderdag 12 september 2013

De ziener.

Als ik voor een keuze sta
kan ik zeggen: ja of nee
of als ik naar achter ga
doe ik eventjes niet mee.

Maar mijn ik blijft altijd hier
en komt niet in het vizier.

Nu ik het erover heb
wordt het daarmee alweer nep
want degene die dit ziet
is er in dit schouwspel niet.

Deze ziener met zijn zorgen
blijft zodoende steeds verborgen.
Hij is nergens te bewijzen
maar zijn schaduw blijft verrijzen.

Rimpelingen.

Als er wind waait over water
volgt een rimpelend geschater,
rolt de zee met golven vol,
ziedend wit, geducht en dol,
die met verschuimd en bruisend spatten
en een glinst'rend licht bevatten
maar men kan meer vorm ontwaren
als de baren gaan bedaren.

Dan breekt er een spiegel aan
waarin men mooi de maan ziet staan.

Net zo gaat het met mijn geest -
als die rust zie ik het meest
maar zodra hij gaat bewegen
vliegen vormen allerwegen.


dinsdag 10 september 2013

Verklapt.

Als ik stil zit en niets doe
lijkt het dat ik tijd verlies.

Maar ik word dit keer niet moe
en ik merk dat ik nu kies
waar dat vroeger nog niet ging
toen ik draaide in een kring
van verhalen, vast aaneen,
die mij kerkerden als steen.

Zij blijken nu van tijd gemaakt.
Door dat te zien raak ik ontwaakt
want nu vertonen zich hun stappen
die mij hun geheim verklappen:
het zijn stromen die vergaan
die slechts lijken te bestaan.

Gaat.

Als ik niet weet dat ik denk
ben ik in mijn geest gevangen.
Daardoor komt het dat ik krenk
en blokkeer mijn diepst verlangen
dat zich op bevrijding richt
en op zoek blijft naar het licht.

Als ik dan mijn denken zie
ziet de geest zichzelf
en het maakt niet uit meer wie
er nog staart naar het gewelf
omdat die ook gedachte is,
vrij en zonder hindernis.

Alles wat dan nog bestaat
is de geest die gaat en gaat.

maandag 9 september 2013

Vrijstelling. *)

Ik heb zorgen aan mijn kop
en die houden zelden op.
Zij zijn rijk en diep gelaagd
en zij komen ongevraagd.

Mijn geweten steunt en klaagt
als een houtworm die maar knaagt,
koppig, fel en onversaagd.
Ik word erdoor aangeklaagd.

Dan stel ik mij ervoor open,
wil de stortvloed niet ontlopen
die het lot in petto heeft
en mij vrees en beven geeft.

Deze kalmte stelt mij vrij
van dit lastige karwei.


*): "Het is natuurlijk het lijden te willen vermijden
       maar wellicht is dat het enige lijden
       dat we kunnen vermijden".

Franz Kafka (1883-1923).


*): "Bereid zijn is alles".

William Shakespeare (1564 - 1616).

Ononthuld.

Dit heelal, zo lang en diep en breed,
is, denk ik soms, alleen nog maar een kleed
dat ik graag wil doorboren
om diep're zin te horen
van alles wat hier speelt
maar dat wordt mij niet meegedeeld.

Dus voel ik mij verloren.
Mijn oog wil niet bekoren,
mijn mening is verdeeld
en is wellicht slechts ingebeeld.

Thans snak ik naar een wak
op plekken waar ik stak
maar mij blijft ononthuld
waarmee 't kan worden ingevuld.


zondag 8 september 2013

Fris.*)

Dit moment is altijd fris
omdat er nooit een vorig is.
Wat ik zie is enkel nu,
overal en continu.

En wat komt dat is nog niet
want dat ligt in een gebied
dat mijn oog slechts heden ziet
en waarin niets nog is geschied.

Ik sta altijd op de drempel
van een onbevlekte tempel
en dan roep ik: "Kijk, warempel,
alles draagt ditzelfde stempel!

Alles altijd eeuwig fris,
dit is zeker en gewis!"  


*): "Wat ook maar opkomt is fris,
       het wezen van realisatie."

Tibetaanse liturgische tekst. 

Onafgerond.

Waar komt alles toch vandaan?
Ik kan teruggaan tot de maan
maar ook die dankt zijn bestaan
aan iets eraan voorafgegaan.

Want de tijd kan niet beginnen,
zoals blijkt bij het bezinnen
want beginnen kost al tijd,
nu en in de eeuwigheid.

Daarom laat ik het maar na
nog te zoeken naar een grond.

Het is voldoende dat ik sta,
stomverbaasd met open mond
en geen and're weg insla
dan wat is, onafgerond.

Duizeling.

Telkens wordt ik weer bedolven
onder huizenhoge golven
die bewegen alle zeeen
van weerskaatsende ideeën.

Soms tref ik een rotsblok aan
maar ook dat zal eens vergaan
want de tijd kent geen respijt
en is tot stilstaan niet bereid.

Toch is het verlangen groot
naar iets zekers als de dood.
Ik grijp daarom steeds iets beet
zolang het zich niet heeft ontleed
en zich in de diepte stort
waarin alles eeuwig wordt.

zaterdag 7 september 2013

Distance.

I am cought in strong desire.
How can I that ever change?

Drunk and sullen in its mire,
I can merely rearrange
but the consequence stays dire
and confines me in its reigns.

Therefore I do watch my chains
and don't break them, for a change.
I accept their scars and stains -
as for myself, I stay strange.

They do tie me in a knot
and that puts me on the spot
but that spot I watch forever,
free from it, dazzlingly clever.

Catacomben.

Om mij is de ruimte wijd,
zonder argwaan, zonder spijt
en hij maakt geen onderscheid
tussen vrede, lust en strijd.

Ik hoef slechts aan hem te denken
en hij zal zich direct schenken
zonder mij een haar te krenken.
Hij bedient me op mijn wenken.

Dit werd mij al vaak beloofd
maar ik zie het over 't hoofd.
Eerst wil ik nog iets voltooien
en mij naar van alles plooien.

Ik verdwaal in catacomben
omdat ik nog steeds zo dom ben.

Gemist.

Deze morgen, op de fiets,
kwam ineens vanuit het niets
een persoon vlak voor mijn wiel.
Het scheelde niet veel of ik viel
maar ik reed achter hem om
als een kogel in een kom
ondanks zijn royaal gebaar
dat wou zeggen: "gaat u maar!"

Dit is helaas niet geschied
en een glimlach kwam er niet.
Alles wat er overschiet
is nu dit bijkomstig lied.

Het is een gemiste kans
in de dagelijkse trance.

Vier tijden.

Het verleden is geducht
en ontlokt mij vaak een zucht.
't Is soms een hol waarin ik vlucht
en nog steeds niet uit de lucht.

Voor mij breekt de toekomst aan.
Wat dan gebeurt moet nog bestaan
maar is nu nog niet gedaan.
Ik bereken slechts zijn baan.

Wat alleen maar is is nu,
als een grote paraplu
en ook dit is een idee
maar dit weten speelt niet mee.

Dit is waarin vrede heerst,
dit moment, voor eeuwig eerst.

Omzetting.

Heel mijn leven is een stromen
van mijn daden, af en aan
en er blijven woorden komen
die direct alweer vergaan.

Denken lijkt wel wat op dromen
want het heeft geen vast bestaan
en er blijven woorden komen
die direct alweer vergaan.
Alles, zo bijeen genomen,
blijft ongrijpbaar als de maan.

Maar ik kan het wel onthouden
en zo schep ik hele wouden.
Alles wat voortdurend vliet
krijgt een plek in het verschiet.

Waarheid grenst daar aan de leugen
en voldoening ligt naast spijt.
Dit is de functie van't geheugen:
het schept ruimte uit de tijd. *)


*) Parsifal:  "Ich schreite kaum, doch wahn ich mich schon weit".
    Gurnemanz: "Du siehst, mein Sohn, zum Raum wird hier die Zeit!"

Richard Wagner, Parsifal.

woensdag 4 september 2013

Lichter dan een veer.

Soms raak ik mijzelf kwijt
en word ik lichter dan een veer.

Dan wordt het hoognodig tijd
dat ik mij opnieuw groepeer
want mij wacht nog steeds de strijd
voor mijn aanzien en mijn eer.

't Is een gewoonte die toch slijt
al is't nog niet de laatste keer.
Opeen dag zijn er geen nijd
en geen scheve ogen meer.

Dan ben ik daarvan bevrijd
en het vrezen keert niet weer.
Ik word als de zee zo wijd
en vergeet mijn schild en speer.

Dit.

Wakker kan ik altijd zijn.
Dit heeft niets met geloof van doen.

In de kerk of in de trein,
in het na- of voorseizoen,
met een idioot in bad
of met een vrouw op een fregat,
altijd keer ik terug naar dat
als naar een herwonnen schat.

Hiervoor ligt te hoog geen lat
en onnodig is een pad.
Misschien klinkt dit nog al plat
maar zo is het altijd wat.

In het net of in het klad
is dit de verheven stad.




Pal.

Onrecht treft mij overal:
bij het spelen met een bal
of gevangen in een stal
en het dichtslaan van een val.

Bitter is dit leed als gal
en het omringt me als een wal.
Overal weerklinkt gelal
en geraas van wat niet al.

Dit zet zich voort in het heelal,
in een chaos zonder mal,
losgebroken door een knal.
Tevergeefs sta ik hier pal.

Kwellingen zij zonder tal
zolang ik dat vinden zal.

dinsdag 3 september 2013

Drie manieren.

Alles is alleen maar ik.
Daarom ben ik gans alleen
en waarheen ik ook maar blik,
van een ander zie ik geen.

Of er is alleen maar jij.
Dan ben jij dus tevens mij
en tegelijk ook elke steen.
Zo ben jij dus een voor een.

Maar misschien is hij er slechts
en daarnaast is er niets echts
want wat door moet gaan voor schijn
is ook dan nog altijd zijn *).

Dit zijn enkel drie manieren
om wat is mee te versieren.


*): " "Zijn" betekent ook:
        "hem toebehoren". "

Franz Kafka, "Beschouwingen".

Glazenwasser.

Onlangs liep ik over straat
en het was nog niet zo laat.
Ik was met mijzelf verlegen
want ik zag een been bewegen
dat verlangen in mij wekte
waardoor ik mijn hals uitrekte.

Ik bezweek onder die gekte
en mijn reputatie lekte
maar ik werd nog net gered
omdat ik had opgelet
en daardoor een man zag staan
met een emmer bij een raam.

Vliegensvlug bewoog zijn spons,
schiep een schelp van schuimend dons.

Kort door de bocht.

Als ik weer eens bellen blaas
zie ik hoe ik mij verbaas.
Voor mij staat een scheve vaas
en een koe vangt soms een haas.

Als ik naar een oorzaak zoek
is er een in elke hoek
maar ook die heeft weer een reden
in een nabij of ver verleden.

Dit gaat zo oneindig door
en dit geldt voor elk spoor:
als ik dit zou willen volgen
wordt zijn oorsprong snel verzwolgen
en verschuilt zich in de tijd
als een strootje in een mijt.

Daarom stop ik daar maar mee,
neem het zijn als een idee.

maandag 2 september 2013

Mij, jij, zij.

Als ik ik zeg vorm ik mij
als een bloempje in de wei.
Ik word ik omdat ik snij
want ik ben niet langer jij.

Als ik jij zeg word ik blij
want ik denk niet meer aan mij.
Ik ga naar de overzij,
hou wat mijn is niet meer bij.

Daarna kom ik uit bij hij
of misschien is het wel zij
en dan is er slechts getij
en een eind aan mij en gij.

Alles is dan waarlijk vrij,
zo volkomen dat ik schrei.

Alledaags.

Laat mij toch eens nuchter zijn,
de feiten onder ogen zien:
heel dit leven met zijn pijn
flikkert in een ommezien
in een peilloos diep ravijn
en vervluchtigt bovendien.

Dit gebeurt zowel in't groot,
op commando van de dood,
als ook altijd in het klein
in de vloed van zonneschijn.

Het is een drama enerzijds
en tegelijk iets alledaags.
Gedateerd en eigentijds
heeft het eenvoud en niets laags.

zondag 1 september 2013

Geheugen.

Ik verlies of win een strijd
en dat is daarmee een feit
maar nog steeds verstrijkt de tijd,
dompelt in vergetelheid
wat vandaag zo helder prijkt
en waarvoor 't geheugen wijkt.

Dat komt echter snel weer terug,
bewaart wat zich afspeelt vlug,
stopt het in een zwarte doos
waar het blijft een hele poos.

Wat zich al voltrokken heeft
kan zo worden herbeleefd
en mijn daden, tel na tel,
worden leesbaar op zijn vel.

Huisdier.

Ik heb het ergens opgepikt
en toen mee naar huis genomen.
Wij zijn nu aan elkaar geklikt,
zullen elkaar tegenkomen,
horen hoe de ander slikt
en geluid maakt in zijn dromen.

Evenmin als bi jeen vlam
weet ik waar hij is geweest
voordat hij te voorschijn kwam,
dit geheim en heilig beest.

Nu het er is is het een feest.
Toch verlang ik nog het meest
naar een eindeloze duur
maar de tijd verast als vuur.