dinsdag 30 juni 2015

Uit de mode?

Ik probeer uw hart te raken,
telkens u het hof te maken,
maar krijg daarop geen respons
en word lichter dan een ons.

Uw valleien, zacht als dons,
heb ik nog niet mogen smaken.
Steeds geeft u mij weer de bons,
bent tot nu niet te genaken.

Ik zou graag uw code kraken
en het liefste als een spons
drenkend mij met u vermaken,
heel intiem en onder ons.

Maar geen weerklank vindt mijn ode.
Is beminnen uit de mode?

Cassière.

't Is toch vreemd met mij gesteld
dat ik makk'lijk word gekweld
door een blik die mij ontwijkt
en een and're man aankijkt.

Dan word ik meteen jaloers
en er daalt een troebel floers
over mijn verlangens neer
en dat doet behoorlijk zeer.

Dwalend loop ik over straat
en denk dat er niets meer gaat.
Beurtelings bedroefd en kwaad
denk ik dan: "Het is te laat!"

Maar dan glimlacht de cassière
die mij redt uit mijn misère.

Gelovig.

Kon ik maar een beetje geloven
dat ik altijd word geliefd
door de engelen daar boven
want dan werd ik niet gegriefd
als men mij hier niet wil loven,
wat mij vaak het hart doorklieft.

Ik wil telkens maar bewijzen
en er zelfs een eind voor reizen
om 't genot te ondergaan
van een kroon op mijn bestaan
die er altijd toch wel is,
ook als ik hem schijnbaar mis.

Geloof ik dit dan ben ik zalig
en niet langer nog inhalig.

maandag 29 juni 2015

Geest.

Als ik praat over mijn geest
doe ik dat heel onbedeesd
alsof ik weet wat ik bedoel
terwijl ik hem toch nergens voel.

Ofschoon hij gedachten leest
is hij zelf niet warm of koel,
er misschien zelfs nooit geweest
ook al bied ik hem een stoel.

Weet ik wel of hij er is
of grijp ik alleen maar mis
als ik naar zijn vormen gis?
Hij is gladder dan een vis.

Alles is van hem gemaakt
maar hij zelf wordt nooit gesmaakt.

Wakken.

Ik ben in een net verward
en voel mij daarin gevangen.

Hulploos in een maas verstard,
voel ik enkel het verlangen
om daar direct uit te breken,
blijf juist daardoor er in steken.

Ik loop tegen grenzen aan,
als een kenmerk van 't bestaan,
kan niet naar believen gaan
over 't veld, zoals de maan.

Tot ik merk dat al die vakken
tevens zijn een aantal wakken,
elk daarvan een open poort
waardoor er weer vrijheid gloort.

zondag 28 juni 2015

Te tam?

Onlangs toen ik met je sprak
ging je niet echt uit je dak.
Ons gesprek verliep wat vlak
als een schaal, goed in de lak.

Het werd netjes afgerond
en voor onmin was geen grond
maar een sprankeling ontbrak:
vond je mij misschien wat zwak?

En wij gingen uit elkaar,
elk weer naar de ruimte waar
de geborgenheid ons wacht,
zacht en donker als de nacht.

Zie ik het daarom dus goed:
dorstte jij naar wat meer moed?

Tuimelkruid.

Ik ben aan de rook verslaafd,
die mijn keel en longen laaft
als ik aan mijn sjekkie trek
en dat vind ik niet eens gek!

Maar ineens doe ik dat niet,
stuur mijzelf zo in het riet
met een kluit die niemand ziet
waardoor mij nu overschiet
bodemloos verlangen
waar ik om blijf hangen.

Want mij rest geen kruimel
en geen draad tabak
waardoor ik nu tuimel
in een open wak.





Had ik...

Ik heb heel wat tijd verdaan
met achter jou aan te gaan.
Voor jouw deur bleef ik maar staan,
in de ban van zoete waan.

Ik had beter moeten weten
maar was helemaal vergeten
dat door enkel maar te rusten
er een eind komt aan mijn lusten.

Had ik nu maar al mijn kracht
in de leer geinvesteerd
dan had ik nu misschien macht,
lijden in geluk verkeerd
maar hetzelfde, dag en nacht,
blijft toch dat ik heb geëerd!

Alreeds daar.

Als ik ga van A naar B
neem ik mijn bewustzijn mee
dus tref ik het altijd aan,
waarheen ik maar wens te gaan.

Het bevestigt zon en maan
dadelijk in hun bestaan
en hoe snel ik ook wil reizen
het blijft steeds voor mij verrijzen.
Zelfs nog sneller dan het licht
heeft het al die taak verricht.

Daardoor lijkt het razendsnel
maar het tegendeel is waar.
Het beweegt zelfs voor geen tel
maar is overal al daar.

Schaar.

Ik streef naar gelijkmoedigheid
maar word daarvan al voorzien
door de dingen die altijd
zijn en rusten bovendien.

Juist wanneer ik ernaar zoek,
in mijn hart of in een boek,
kan ik haar alsmaar niet vinden,
ben aan 't waaien als de winden.

Dan geef ik het eind'lijk op
doordat ik met zoeken stop.

En de wereld is al daar
met een groots en ruim gebaar
en ik ben direct al klaar,
knip de draad door als een schaar. 


Ontkomen.

Laat ik maar eens laten rusten,
alles wat mij bezig houdt.
Mijn verlangens en mijn lusten
laten mij voor ditmaal koud.

Dan bereik ik snel de kusten
van een wensvervullend woud
waar geen timmerlui ooit klusten
en dat edel is als goud.

Daarin groeien duizend bomen,
alle mooier dan de dromen
die ik heb gefabriceerd.

Niets daarin is aangeleerd.
Aan de worsteling ontkomen
wordt het leven daar geëerd.

Onnodig.

Ons wacht allemaal de dood.
Dit probleem lijkt vaak heel groot.
maar wellicht is het een kwaad
dat in feite om niets gaat.

Want het ik dat overlijdt
was misschien de hele tijd
een bedenksel van de geest
dat er nimmer is geweest.

Alles wat ik maar ervaar
heeft mij helemaal niet nodig.

Het neemt slechts zichzelve waar.
Ik ben daarbij overbodig.
En dan wordt het zonneklaar:
deze zorgen zijn onnodig.

zaterdag 27 juni 2015

Zelf kennend.

Ik deel deze wereld in,
in wat ziet, wat wordt gezien
met het zien zelf bovendien,
en sticht daarmee een gezin
opdat ik niet eenzaam ben
en het een en ander ken.

Dit verschaft mij tijdverdrijf
dat er anders niet zou zijn
maar het heeft niets om het lijf
want het is alleen maar schijn.

Op de tafel staat een glas
en dat blijft zoals het was.
Aan dit zelfkennende glas
komt geen toeschouwer te pas.




vrijdag 26 juni 2015

Heel dit denken is een zee.

Ik wil van het denken af
want ik vind het maar een straf
telkens weer te overleggen
wat ik wel of niet kan zeggen
en mijn keuzes te bepalen
of te geloven in verhalen.

Maar dit valt beslist niet mee
want dit denken is een zee
van uiteenlopende gedachten
waarop ik niet zit te wachten.

Bovendien, als ik beslis
dat ik dit stop met al mijn krachten
blijkt dat ik het inzicht mis
dat ook dit weer denken is.

donderdag 25 juni 2015

Tussen twee vuren.

Al mijn dagen en mijn uren
breng ik door tussen twee vuren:
een dat in mijn borstkas brandt
en een aan de buitenkant.

Dat wat in mijn hart verblijft
is't wat mij voortdurend drijft
naar de wereld om mij heen
maar die reageert meteen
door mij dalijk terug te sturen
waar ik passie moet verduren.

Zo zit ik daar tussen in,
heb het heel niet naar mijn zin
met die vuren als mijn buren
terwijl ik mijn kruis blijf schuren.

dinsdag 23 juni 2015

Zonder spoor.*)

Vrees is altijd wat ik vrees,
daarom loop ik ervoor weg,
zie niet waar die naar verwees
waardoor ik mij heil ontzeg.

Dat is dat ik niet besta,
nergens kom en nergens ga,
niet hiervoor en niet hierna
en bevrijd van goed en scha
enkel open ruimte ben
waarin ik mijzelf niet ken.

Alles doet zich daarin voor
zonder dat ik het nog hoor
omdat ik mijzelf verloor
en oploste zonder spoor.

*): o/o Alle gedachten verdwijnen in leegte
           als het spoor van een vogel in de lucht o/o

Uit "De Sadhana van Mahamoedra",
termatekst ontdekt door de Tertön Chögyam Trungpa, Rinpoche.

Hongerig.

Soms vraag jij mij wat ik wil:
een tomaat of een banaan?
Meestal blijf ik dan wat stil
voor deze gerechten staan
want het maakt niet zo'n verschil
en het gaat me niet echt aan.

Dat ik zo onzeker ben
is iets wat je in mij laakt
en wat ik ook niet ontken.
Ik ben niet volmaakt.

Maar al stond je voor mij naakt
zou ik weten wat ik wou.
Dan had ik je gelijk geschaakt,
hongerig en gauw.

Voorbij.

Ik houd heel veel dingen vast
en bezorg mij daarmee last
want ik blijf er maar aan denken
en kan zo geen glimlach schenken
aan wat onverwacht en vrij
zich steeds presenteert aan mij.

Alles wat ik wil bewaren
gaat verdorren met de jaren
en wordt als een hoopje blaren,
hoe lang ik ook maar wil staren.

Wanneer ik dat ben vergeten
laat de dood het mij wel weten:
elk projekt en elk karwei
is dan plotseling voorbij.

Waarom het niet gaat.

Ik heb geen goed nest bereid
noch sociale vaardigheid.

Daarom bleef voor mij gesloten
't wonderbare liefdesland.
Dit is mij tot nu ontschoten
en geen huid beroert mijn hand.

Jij zegt vaak: "Doe eens normaal!"
maar mijn wereld is zo kaal
dat ik reeds een klein signaal
in een profetie vertaal
die mij groot geluk belooft
en verlies daardoor het hoofd.

Maar omdat ik zo verlang
maak ik jou daarmee juist bang.


maandag 22 juni 2015

Net als toen.

Ik beschaamde jouw vertrouwen
want gedroeg me onbehouwen.
Dit ben ik aan het berouwen:
hoe kan ik het weer opbouwen?

Door eerst stil te blijven staan
bij wat ik jou heb misdaan,
dan daarmee niet door te gaan
maar te zwijgen als de maan
opdat argwaan mag vergaan.

Eigenlijk door niets te doen
waardoor het weer wordt als toen
jij nog bij mij binnen kon
zonder dat ik op iets zon
en voordat dit leed begon.

Defilé.

Denken is verraderlijk.
Soms lijkt het heel vaderlijk
klaar te staan met goede raad
waardoor het mij dan ontgaat
dat het nochtans denken is
waardoor ik de waarheid mis
dat het enkel komt en gaat
als een defilé op straat.

Deze straat is wat ik ben,
waarin ik gedachten ken
maar zij loopt daarmee niet mee,
is decor voor 't defilé,
en het denken doet geen kwaad
als mijn geest het gadeslaat.

Als ik maar kon horen.

Wanneer jij je wilt gaan uiten
sluit ik jou direct al buiten
door mijn neus te moeten snuiten
of te staren als door ruiten.

Toen je mij bijna inwijdde
in de roersels van je hart
kwam ik ijlings tussenbeide,
in een loos gebaar verstard.

Als ik jou gewoon kon horen
zonder verder nog te storen
zou er spoedig vrede zijn
met het einde van je pijn
en ik zou je snel bereiken
zonder jou nog te ontwijken.

zondag 21 juni 2015

Geheimenis.

Ik leg't accent op wat ik mis
waardoor ik niet zie wat er is:
dat de wereld, als een vis,
plotsklaps uit de diepte springt
zonder rem of hindenis
en geen twijfel mededingt.

Met mijn hoofd steeds in de wolken,
waarin dromen samenkolken,
zie ik niet dat dit gebeurt.
Gek genoeg ben ik besmeurd
met iets wat er heel niet is.

Het is een geheimenis
hoe dit ooit geschieden kon
en 'k weet niet eens of het begon.

Geluk.

Laatst zag ik jouw blij gezicht
en mijn last werd gelijk verlicht.
Heel de goedheid van mijn wezen
kon ik in jouw ogen lezen.

Wat ik was gewend te vrezen:
jouw bevrijding zonder mij,
was op dat moment verrezen.
Onverwacht werd ik toen blij.

Ik zou daarom haast gaan hopen
dat je van mij weg gaat lopen,
waarvan ik ook vruchten pluk.

Want jouw tranen van geluk
en de mijne van de pijn
zullen niet verschillend zijn.

Op de rand.

Balancerend op de rand
van komiek en irritant,
kan ik het maar niet nalaten
te verschijnen in je straten
met een ruiker in mijn hand,
komend uit mijn reservaten.

Je zou mij allicht gaan haten
als't je ontgaat hoe mijn verstand
ophoudt in ontheemde gaten
waar geen lucht meer is of land.

Toch leef ik daar nog verlaten
waar verholen hartstocht brandt,
ben daar steeds in alle staten,
aan waanzinnigen verwant.

Oude dwaas.

Tot jou ben ik steeds veroordeeld
en daar kan ik niets aan doen.
Zo ben jij voor mij het boegbeeld
dat ik nu denkbeeldig zoen.

Jij hebt daaraan geen boodschap
want ik ben niet meer zo knap.

Dit kan ik uitstekend volgen
maar word niettemin verzwolgen
door eem hartstocht die niet dooft.

Ik verlies daarbij mijn hoofd
maar ben liever nog verwaten
dan slechts sullig en gelaten.

Als jij dit maar toe wilt laten
overstijg je wat je gelooft.


zaterdag 20 juni 2015

De dans ontsprongen.

Jij riep hartstocht in mij op
maar ontsprong direct de dans.

Met de kous nu op mijn kop
ben ik heden zonder kans
mijn verlangen te vervullen
en moet mij in zwijgen hullen.

Dat ik aldoor aan je denk
is jouw schitterend geschenk,
iets dat onverwoestbaar is
zonder boter bij de vis.

Je verzekert mij van leven
en van het voortdurend streven
naar, al is het maar voor even,
jouw gelaat te voelen beven.

vrijdag 19 juni 2015

Koninkrijk.

Wanneer ik iets node mis
is dit missen wat er is.

Meestal kijk ik naar het doel
en vergeet dan dat ik voel.
Maar dit voelen is heel rijk
en geeft van het leven blijk.
Ja, het is een koninkrijk
en niet aan iets anders gelijk.

't Is een bron van energie
die ik nergens anders zie,
iets dat zonder brandstof brandt,
zonder moeite bij de hand.

Het brengt heel de wereld voort,
waarin kracht en zegen gloort.


donderdag 18 juni 2015

De ontwaakte staat.

Als ik kijk naar hoe het gaat
met het stromen van mijn geest
ken ik nevelen en raad,
iets dat mijn gedachten leest,
hoop op goeds en vrees voor kwaad
en onpeilbaarheid het meest.

Ik maak mij voortdurend zorgen
en hou dat tegelijk verborgen
want ik vrees gezichtsverlies
zodat ik een masker kies
waarmee ik mij kan vertonen
aan aantrekkelijke schonen.

Maar in de ontwaakte staat
ben ik wolken, plein en straat.

Normaal.

Voor jezelf ben je normaal
maar voor mij heel speciaal.

Daarom ben ik niet ontspannen,
telkens als ik voor je sta
en ik moet mij steeds vermannen
als ik wacht op je gena.

Ik kom te dicht op je lijf
of ben dan weer veel te stijf.
Daarom wil je mij niet zien,
ik die jou het liefste dien.

Stond mijn lust maar aan de kant
die voortdurend in mij brandt.
Dan zou ik zijn als je hand
die stil in je schoot belandt.

woensdag 17 juni 2015

Passief.

Als er dingen anders gaan
dan ik had gehoopt
kan ik op mijn strepen staan,
kijken hoe dat loopt,
of ik hef een klaagzang aan,
wrokkig en gesloopt.

Maar ik kan ook medeleven
met de andere partij
en die wat meer ruimte geven
zonder mijn verwijt erbij.

Deze plannen tonen mij
hoe ik mij kan uiten.
Meer nog staan er in de rij
maar ik blijf er buiten.

Op de grond.

Jij bent het erfgoed van de aarde
en voor mij van grote waarde.

Maar vandaag ben jij er niet
dus zing ik dit droeve lied
want jouw beeld dat ik bewaarde
schenkt mij nu verdriet.
Het is immers transparant
en ontastbaar voor mijn hand.

Toch heeft nog dit wenen waarde
omdat het mij trots bespaarde.

Ik ben op de grond beland
en zit eenzaam in het zand.
Heel de wereld blijkt een gaarde
vol velours en diamant.

Leven geven.

Wat doe ik wanneer ik geef?
Het is een teken dat ik leef
maar wat ik geef dat is er al,
hermetisch als een priemgetal.

Het is hiermee als regenval
of het bestaan van het heelal:
de gronden, naarstig opgesomd,
verklaren toch niet hoe het komt.

Hoe ik het doe, dat weet ik niet,
maar 't neemt niet weg dat ik dit lied
geduldig in uw oren giet
en verder niet wil streven,
bevrijd van vrees en beven.
Dan blijkt elk geven leven.

maandag 15 juni 2015

Opgenomen.

Ik hoor juist: "Er komt een kind!"
Dit is heel niet volgens plan
maar nu komt het er dus van.
Is het lot ons goed gezind?

Op het oog is 't een obstakel
voor wat wij nog wilden doen
maar ineens zijn wij een schakel
tussen levenden van toen
en geslachten die gaan komen
waarvan wij nu nog niet dromen
en zijn hiermee opgenomen
in een stromen door stambomen
die zich eindeloos vertakken
maar dat zelf niet is te pakken.

Erkennen.

Laat ik realistisch zijn
en erkennen dat de pijn
die ik voel aan mij behoort.

Dan richt ik niet meer het woord
tot een ander met verwijt
maar betuig mijn diepe spijt
dat ik eerder dit nog deed
terwijl ik nu beter weet.

Dan houd ik de wereld schoon,
een paleis waarin ik woon,
en word ik steeds verder rein
door het schrijnen van die pijn.

Zelfs azijn wordt dan weer wijn
en men kan gelukkig zijn.

zondag 14 juni 2015

Haven.

Jij bent elke dag mijn haven -
daarvoor hoef je niets te doen.

Ik kan stelen als de raven,
onverschrokken, slim en koen,
of mij eindeloos beschaven
met een smetteloos blazoen,
maar jij bent het die blijft staven
of ik waarlijk kan voldoen
aan wat jij verlangt aan gaven
waaraan zich de goden laven
en vergeten wat zij doen.

Zelf blijf ik volgaarne draven
als de eerste van je slaven,
zonder kop, als een kalkoen.

Van de straat.

Dat ik telkens weer vergeet
dat mijn denken komt en gaat
is de oorzaak van mijn leed
en berokkent mij veel kwaad.

Ik ga op de inhoud in
van wat in mijn geest ontstaat
en ontleen daaraan een zin
die mij fantaseren laat.

Maar intussen zit ik stil
in een ruimte die niets wil,
alles wel gebeuren laat
maar geen oordeel kent of maat.

Soms weet ik mij echt geen raad
maar dit houdt mij van de straat.

Allebei.

Er zijn nooit twee mensen gelijk:
ieder heeft zijn eigen kijk
op de wereld om zich heen,
staat apart van top tot teen.

Iedereen ziet wel de zon
maar de een van zijn balkon
en een ander vanuit bed
of door mazen van een net.

Ook al staan ze voor een raam,
hand in hand, geheel tezaam,
staat er een toch altijd links,
soms als pias, soms als sfinx.

Een ding hebben zij gemeen:
zij zijn allebei alleen.

vrijdag 12 juni 2015

Verandering.

Lange tijd hield ik verborgen,
van de avond tot de morgen,
hoe ik altijd van je hield,
had nog niet voor je geknield.

Daarom kon je zonder zorgen
naar je kamertje toe gaan.
Alles leek je rust te borgen.
Ik hield afstand als de maan.

Ja, het wat toen zeker beter
maar ineens werd ik veel heter
kon mij niet meer goed bedwingen,
ging toen rare liedjes zingen
en nu kruip je door mijn huis,
zo voorzichtig als een muis.



donderdag 11 juni 2015

Verlokking.

Hoe kan het toch steeds zo zijn
dat ik mij stort in de pijn
van de kwalijkste gevolgen
wanneer ik, geheel verzwolgen
door 't genot van een moment,
dat geen tijd of reden kent,
dingen doe die ik berouw
en te kort schiet in mijn trouw
aan mijn eigen idealen
die mijn koers moeten bepalen?

Is't omdat, zolang 't bestaat,
alle leed erin vergaat,
al wat goed is, al wat kwaad,
en geen notie rest van smaad?

woensdag 10 juni 2015

Kleingelovige.

Ben ik schamel van vertrouwen
dat ik van je horen wil
dat jij, lieflijkste der vrouwen,
van jouzelf uit vredig stil,
alsmaar door van mij blijft houen?
Maakt dat voor mij zo'n verschil?
Kan ik niet jouzelf aanschouwen
die deze dressuur niet wil?

Beter kan ik voortaan geloven
dat jij, in je woonplaats boven
mijn bedrijf van hoop en vrees,
diensten die ik jou bewees
naar hun waarde weet te loven,
ik, onzeek're zenuwpees.



dinsdag 9 juni 2015

Pek met veren.

Telkens weer maak ik mij druk,
doe maar wat, op goed geluk,
om, vóór al, steeds te bewijzen
dat, hoewel aan het vergrijzen,
ik op mijn qui vive ben,
kneepjes van het leven ken.

Misschien wel goed, ben ik ook gek
wanneer ik op een tere plek
weer netels weet te gooien,
bevries wat ging ontdooien.

Zo blijf ik maar wat klooien
en zout in wonden strooien,
weet niets te respecteren,
verdien zo pek met veren.

Zalig.*)

Zalig hij die niets beweert
en geen zaak interpreteert.
Hij verblijft met wat er is
en zo heeft hij het nooit mis.

Enkel maar in dit moment,
dat geen voor of achter kent,
kijkt hij nooit naar iets vooruit,
is verrukt, als met zijn bruid.

Daarvoor hoeft hij niets te doen.
Dit bestaan is al een zoen
die hij zonder vragen krijgt.

Als't begripsvermogen zwijgt
is er niets dat hem bedreigt,
is hij tot geen kwaad geneigd.


"Zalig zijn de armen van geest."
Mattheus 5:3



maandag 8 juni 2015

Proviand.

Onlangs heb je mij geraden
mij niet te veel op te winden
als ik op mijn kale paden
op een kier jouw deur mag vinden.

Daarna moet ik immers voort
als opnieuw zich sluit de poort.
Maar ik heb je woord gehoord
waarin diepe wijsheid gloort.

Want nu zie ik hoe je raad,
zo beknopt en adequaat,
was bedoeld als proviand
voor mijn reis door 't dorre land
waarin ik weer honger lijd
zonder jouw aanwezigheid.

Te snel.


Soms lijkt alles wel gezegd
en afdoende uitgelegd.
Maar is dat geen ongeduld
dat daarmee nog steeds verhult
wat dan onbesproken blijft
en zo onze daden drijft?
Waarom put ik niet meer tijd
uit de diepe eeuwigheid
die volkomen, vrij van strijd,
op ons wacht zonder verwijt?
Als ik zeg: "het is genoeg"
heb ik niets meer voor de boeg.
Jammer dat ik niets meer vroeg,
zo miskennend wat ons droeg.

zondag 7 juni 2015

Onverschrokken tederheid.

Heel intiem en onverschrokken
glijdt mijn hand onder je rokken.

Tederheid en moed
zorgen ervoor dat je bloed
blij en vurig wil gaan stromen,
tegemoet komt aan mijn dromen.

Als een van die twee ontbreekt
wordt mijn moed een mes dat steekt,
anderzijds intimiteit
jachtige onzekerheid.

Deze twee zijn waarlijk een.
Zonder durf bestaat er geen
liefelijke tederheid.
Zonder zachtheid rest er spijt.

Evenwicht.

Laat ik mij niet snel beroemen
op iets als gelijkmoedigheid.

Ik verdraag misschien het zoemen
van een mug voor lange tijd
of ik kan mijn wachten noemen
waaraan ik geduldig lijd.

Maar dat is nog niets vergeleken
bij wanneer mijn botten breken.
Kan ik dan mijn duim opsteken,
onverstoorbaarheid ten teken?

Pas wanneer de hete oven
eender is als dons daarboven
heb ik 't evenwicht bereikt
waarvan elke maatstaf wijkt.

Wonderen.

een navertelling.

Op een dag kwam er een man
juichend bij zijn meester aan.

"Heer, kijk nu eens wat ik kan:
ik kan over 't water gaan!
Op rivieren kan ik staan.
Heb ik dit niet goed gedaan?"

"Hoe lang heeft het dan geduurd
eer je voet het water schuurt?"

"Twintig malen keek de zon
loodrecht in mijn regenton."

"Dat was zonde van je tijd.
Waarom deze lange strijd
als de veerman je heel net
voor een stuiver overzet?"

Deernis.

Soms loopt er iets uit de hand
en verslechtert dat de band
die vanzelf en zonder zweet
tussen ons snel werd gesmeed.

Ik stuur aan op een herstel
waarbij ik echter vertel
dat het voor ons bestwil is
dat ik mij zo zwaar vergis.

Ja, ik ga dat zelfs vereren,
durf zelfs ook nog te beweren
dat dit ons kan inspireren.

Jou kan dit alleen maar deren.
Alles wat naar onmin zweemt
is jou in principe vreemd.

zaterdag 6 juni 2015

Elan vital.

Als ik praat over mijn lusten
ben ik maar een hypocriet,
suggereer dat ik kan rusten
in een onberoerd gebied
waar geen minnaars elkaar kusten
en men geen verlangens ziet.

Ik zou daarvanuit besluiten
dat ik dronken word of niet
of de hartstocht, die gaat muiten,
zal bezweren met een lied.

Maar dit alles is niet waar.
Het is immers zonneklaar:
ik ben zelf van lust gemaakt
die van kracht en vreugde blaakt!

Opgelucht.

Door een onbezonnen daad
speel ik jou een troef in handen
die je niet meer varen laat
want daarmee slaak je de banden
waarmee ik je, meer dan lief,
bond door 't vredesoffensief
dat ik aanging, agressief,
met het oogmerk van een dief.

Ben je nu niet opgelucht
dat je niet meer langer zucht
onder 't juk der dankbaarheid?

Dat ben je gelukkig kwijt
want mijn goedheid, zo geducht,
was in feite maar een klucht.

vrijdag 5 juni 2015

Opportuun.

Onmin is iets wat ik haat
dus stop ik bedreven kwaad,
zolang dat tenminste gaat,
snel onder de korenmaat.

Als ik dan met diep berouw
stil aan mijn karakter bouw
toon ik jou een schoon gelaat
wanneer jij weer voor mij staat.

Soms is het daarvoor te laat,
ligt de waarheid al op straat,
en dan weet ik mij geen raad.
Aan het licht komt heel mijn daad.

Die verhullen brengt meer smaad.
Dan is 't beter dat ik praat.

donderdag 4 juni 2015

Smaad.

Alles wat ik heb beweerd
heb ik uit mijn mond geleerd.
Wat jij denkt blijft onbekend
omdat je verborgen bent.

Ik heb voor jou ingevuld
wat je mij niet hebt onthuld,
concludeerde tot mijn schuld
wellicht slechts uit ongeduld.

Maar misschien ontzie je mij
en laat mij alleen en vrij
opdat ik zo kan ontdekken
wat mijn vonnis gaat voltrekken:

Mijn gemene, gore daad
die mij overlaadt met smaad.

Pap.

Mijn geliefde is nu heen
en zo ben ik weer alleen,
zit weer eenzaam op mijn stoel,
ben verstoken van een doel.

Ik herinner mij een boel.
Terwijl ik mijn weemoed voel,
die verdrietig is en zwoel,
wordt de avond langzaam koel.

Maar dan sta ik maar eens op
waarmee ik 't gepieker stop,
roer wat later in mijn pap
in de keuken, net als toen.

Met zo'n kleine blijdschap
moet ik het weer doen.

Coproductie.

Er is steeds een coproductie
van wat ik als mijn geluk zie
en van wat mij overkomt,
waarvan soms mijn voet zich kromt.

Door mijn wensen en mijn fictie
ontstaan ongemak en frictie
want de werk'lijkheid is anders.

Daardoor krijg ik het benauwd
en de glans van waterlanders
heeft mijn oog en wang bedauwd.

Het verschil van zijn en schijn
is de oorzaak van veel pijn.
Toch is deze altijd rein,
zonder grond en soeverein.


Vrees.

Het vertrouwen is verbroken.
Nu ben ik van jou verstoken,
mis je blikken, mis je stem,
en zit in mijn onmacht klem
want je ogen zijn geloken
maar je zit wellicht te koken.

Laat je eenmaal los je rem
zal ik, nu nog weggedoken,
door je blik worden doorstoken,
moeten horen naar je stem
die het laatste oordeel heeft
en mij scheidt van al wat leeft.

Jouw zwaard vrees ik, dat nog zweeft,
tot het mij de nekslag geeft.

Door de mand.

Ik viel bij je door de mand
en nu bijt ik in het zand.

Niet meer langer elegant
toef ik aan de zelfkant
van mijn troosteloos bestaan
want ik deed je 't ergste aan
wat een mens kan overkomen:
ik vernietigde je dromen
van een mens, geheel oprecht:
in een oogwenk werd hij slecht.

Hoe ik ook maar strijd of vecht,
deze wond wordt niet gehecht.
Ik zit hier als satan's knecht
die nog slechts dit versje vlecht.

dinsdag 2 juni 2015

Tevree.

Ofschoon ik niets heb gedaan
breekt er vandaag vrede aan.
Alles blijft zoals het is
maar er is niets meer mee mis.

Dingen komen, dingen gaan
en 't is bijna volle maan.
Zonder dat ik dit beslis
komt de dood geheel gewis.

Nu heb ik er vrede mee
zonder dat ik iets maar dee
en zit rustig, heel tevree,
aan de tafel met mijn thee.

Er is sport op de teevee
en 't valt allemaal wel mee.

Galop.

Alles gaat steeds maar voorbij.
Zelfs geen restje blijft bij mij
van wat ik verworven heb:
op termijn blijkt alles nep.

Dit is toch maar al te waar
maar ik leef er heel niet naar.
Telkens hoop ik iets te krijgen
door mijn spreken en mijn zwijgen.

Wanneer geef ik dit eens op?
Het is beter dat ik stop
met nog iets maar te proberen.

Laat ik nu het leven eren
dat zich voortspoedt in galop
en geen vrees zal mij dan deren.

maandag 1 juni 2015

Laten varen.

Golven slaan steeds op de kust,
worden door het land gekust.
Liever laat ik dat met rust:
ook de zon wordt niet geblust.

Evenzeer is het verwaten
om een ander's doen en laten
te gaan meten met mijn maten.
Beter kan ook dat ik laten.

Rest nog wat ik zelf steeds doe.
Daarvan word ik maar niet moe
en mijn denken stroomt maar voort,
door zichzelve ongestoord.

Als ik dat kan laten varen
zal geen onvree mij bezwaren.



Op straat.

Ik heb je ineens bedrogen.
Hoe kun jij mij langer mogen?

Dus, in weerwil van mijn pogen
om je nog bij mij te houden,
verdwijn jij nu uit mijn ogen,
laat mij achter in mijn wouden,
vol van wroeging en verdriet,
in gezelschap van dit lied.

Ik zou alles willen doen
opdat ik jou weer verzoen
maar daarvoor lijkt het te laat
en zo sta ik nu op straat
waar de ruimte blijft gedogen
tranen die niet zijn te drogen.