zondag 31 januari 2016

Tinnen bord.

Onlangs, in het feestgedruis,
voelde ik mij niet zo thuis,
wist niet goed met wie te spreken,
was beducht het spel te breken,
wilde niet de draak gaan steken
maar ook niet te ernstig zijn.

Daarom stond ik langs de lijn
in de lampionnenschijn.

Tot ineens een tinnen bord,
ook al zag ik het maar kort,
mij van al die zorg bevrijdde.

Glanzend stond het daar terzijde
en het was zichzelf genoeg,
gaf de raad waarom ik vroeg.


Boomblad.

Ik doe vaak wat ik niet wil.
Ogenschijnlijk is 't een gril
die mij, plots en ongevraagd,
een bepaalde taak opdraagt
die mijn eigen plan doorkruist
alsof er een demon huist
in mijn geest, met harde knuist,
die zijn gang gaat, onbesuisd.

Maar misschien ben ik die gril,
ben ik niet voldoende stil
om te eren wat gebeurt,
zonder dat mijn oordeel kleurt.

Daarom laat ik alles los,
als een boomblad op het mos.




Zonder denken?

Kan ik zonder denken zijn?
Ik zie lichtjes op het plein,
wat ik hierbij constateer.

Dit vermengt zich steeds zozeer
met wat ik hiervan beweer
dat ik niet kan onderscheiden.
Slechts de taal kan daartoe leiden.

Aangezien dit denken is
dat zich aan het schenken is
uit een peilloze karaf
vraag ik mij met reden af
of niet alles denken is.

Misschien ook niet, zo nu en dan,
maar daar weet ik dan niets van.



zaterdag 30 januari 2016

Genezen.

Ik ben heden van de kaart
en volledig uitgeteld.
Daardoor blijft mij veel bespaard
en ontsnap ik aan geweld.

Rustig zittend bij de haard,
door geen plichtpleging gekweld,
krijg ik zachtjesaan een baard
en het keurmerk opgespeld
van een man die moet genezen
Ik hoef zelfs niet eens te lezen.

Daarom ga ik maar naar bed
en onttrek me aan de wet,
zink dan weg in zoete slaap
met de onschuld van een schaap.


Als voorheen.

Als ik struikel, val en faal
is er Iemand, helemaal,
Wie dit nooit is overkomen,
door Wie ik word opgenomen
in Zijn rijk, volledig veilig,
want daarin is alles heilig,
als ik mij maar tot Hem richt
en verlang naar Zijn gezicht.

Ik bedenk me en ik schrik:
als ik in de leegte blik
is er wellicht niemand daar.
Wat ik dacht was nimmer waar.

Toch zie ik eenzelfde steen
net zo liggen als voorheen.

donderdag 28 januari 2016

Stamboom.

De vader van de vader
van de vader van de vader
van de vader van de vader
van de vader van de vader
van de vader van de vader
van de vader van de vader
van de vader van de vader
van de vader van de vader
van de vader van de vader
van de vader van de vader
van de vader van de vader
van de vader van mijn vader
zag ooit dezelfde maan
's avonds aan de hemel staan.

Ontwaren.

Dit bestaan is als een kluwen
waarmee ik heb moeten huwen.
Ik kom er niet meer van af
en ervaar het als een straf.

Toch is dit slechts enkel denken
dat ik werk'lijkheid blijf schenken.

Als ik dit kan laten varen
hoef ik daarna niets te schuwen
en de storm, na zoveel jaren,
kan dan eindelijk gaan luwen.

Het is nog steeds dezelfde kluwen
maar ik hoef niet meer te duwen
noch mijzelf te blijven sparen
als ik die fictie ga ontwaren.


Een geluid.

Vaak hoor ik de duiven koeren.
Dat vermag me te ontroeren.

Als ik vraag waarom dat is
is er een gebeurtenis
die dit wellicht kan verklaren
en 't geheim kan openbaren.

Want het is slechts één geluid
dat uit alle duiven komt,
net zoals als elke ruit
zich dezefde wet vermomt,
waardoor ik begin te denken,
opgetogen, helderziend,
dat het zich aan mij wil schenken
door elk dier dat het bedient.

Schijnbare gelijkmoedigheid.

Als door mijn 'gelijkmoedigheid'
deze wereld doffer wordt
is zij blijkbaar niet bereid
om te kijken naar mijn bord
en wat daarop wordt gestort.
Kennelijk wil zij respijt.

Dit is niet wat wordt bedoeld
met te voelen wat je voelt,
met te zijn dat op niets doelt
en op geen intentie stoelt.

Want juist dan wordt alles helder:
paradijs zowel als kelder
en de dingen zijn om 't even:
doodstil lood en steeds weer leven.

woensdag 27 januari 2016

Leegte.

Over leegte wordt gesproken
terwijl ik wellicht niet weet
wat er dan komt opgedoken,
in 't gewaarzijn, diep en breed.

Maar misschien heb ik het mis
door te denken dat het is:
iets dat komt en dan weer gaat
als een wandelaar op straat.

Want het is niet eens een ding,
ofschoon ik het vaak bezing,
en tenauwernood een feit,
dit geluk, intens verbeid.

't Is een talmen in de tijd,
openend gelegenheid.

Naakt bestaan.

Altijd tuk op een ervaring
of een nieuwe openbaring
kijk ik naarstig in het rond
en omwoel ik soms de grond.

Blijkbaar ben ik niet tevreden
met wat er gebeurt in 't heden
want dat is niet speciaal
en geen stof voor een verhaal.

Hieraan doe ik niet meer mee,
volg niet langer nog gedwee
mijn verlangens en gedachten
in mijn slapeloze nachten.

Deze laat ik rustig gaan.
Wat resteert is naakt bestaan.

maandag 25 januari 2016

Spontaan.

Alles is alleen ervaren,
van belevenis doorweekt,
maar hoe lang ik ook blijf staren:
wie het gadeslaat ontbreekt.

Deze kan ik nooit ontwaren,
dit kan ik gerust verklaren.
Doordat dit mijn hoogmoed steekt
zorgt het dat mijn trots verbleekt.

Toch dien ik niet te vergeten
dat dit alles wordt geweten
en dit gaat geheel vanzelf.

Alle sterren in't gewelf
en het woelen van mijn geest
zijn er steeds spontaan geweest.

Selffulfilling prophecy.

Daar wat is mij vaak mishaagt
word ik schichtig en gejaagd
en voel mij door 't lot belaagd
alsof de verdoeming daagt,
ook door zaken aangeklaagd,
waar ik niet om heb gevraagd.

En te weinig op mijn hoede
voor 't ontvlammen van de woede
maak ik mij direkt al kwaad
als een kleinigheid mij schaadt.

Kortom komt het erop neer
dat ik niets realiseer
van wat ik anderen vertel
en zo snel ik naar de hel. 


zondag 24 januari 2016

Compleet.

Al mijn weten is volledig:
dat ik aanval of verdedig,
iemand prijs of juist beledig,
of iets ken, slechts onvolledig,
is mij allemaal bekend.

Dit is geen speciaal talent
want het toont zich moeiteloos,
ook als ik er niet voor koos.

En dit weten is constant:
het kent tekens aan de wand,
de berichten in de krant
en de sneeuwvlok op mijn want.

Ook totale duisternis
waarin ik een lichtje mis.

Duren.

Reeds bevrijd en soeverein,
boven goed en kwaad verheven,
is het om gewaar te zijn
van het stromen van het leven.

Dit is steeds spontaan gegeven
en hoeft nergens naar te streven.
en de geest die ploegt en zwoegt
wordt er slechts aan toegevoegd
maar verstoort het zelfs niet even.
Het gaat voorbij aan vrees en beven.

Als ik hier maar in kon rusten,
in die ruimte zonder kusten,
was er nooit iets aan de hand
want zijn duren is constant.

zaterdag 23 januari 2016

Ervaren.

Heel de wereld en dit leven,
door ervaren slechts gegeven
zijn zo slechts uit geest geweven.
Aan niveaus kent die er zeven:

Er zijn horen, zien en ruiken,
proeven, voelen en 't gebruiken
van die vijf als maat'riaal
voor het maken van 't verhaal
waarin ik speel een duizend maal.

Maar waar vind ik dan die geest?
Enerzijds is hij het meest.
Toch ontbreekt hij op dit feest.

In de levenslange wake
is daarvan alleen maar sprake.

Als de tijd.

Mijn postuur bevalt mij niet
waarop ik mijzelf afwijs
en daarmee naar een gebied
vol van wrok en blaam afreis.

Daar verkies ik te gaan kniezen
en ben steeds aan het verliezen.
Vast en stevig als een rots
ligt daar mijn gekwetste trots.

Zo sla ik mij in de boeien
omdat ik niet kan vervloeien
in de zachte werk'lijkheid
die maar voortstroomt als de tijd,
niet in staat iets te verknoeien
want zij is oneindigheid.

vrijdag 22 januari 2016

Diepte.

Tijd kan nooit een keer beginnen
want beginnen kost al tijd.
Door mij hierop te bezinnen
daagt daardoor oneindigheid.

Deze kan ik heel goed denken
maar mijn oog brengt onderscheid
tussen wat het mij wil schenken:
vlakken eng, en dan weer wijd.

Laat ik nu een loodlijn neer
op dit feeëriek spektakel
ken ik echter keer op keer
diepte diep, zonder obstakel,
want degene die dit ziet
vind ik in die diepte niet.

Knipperlicht.

Ik kan slechts een ding tegelijk.
Als ik naar de wolken kijk
gaan de huizen gelijk verloren
en de aarde neemt de wijk.

Wat ik zie kan niets verstoren
want dat heb ik uitverkoren.
And're dingen zijn dan heen.

Ook mijn onvermoeibaar pogen
is snel weg als ik het geen
aandacht schenk en mijn ogen
die mij steeds tot kijken nopen
doe ik open, dan weer dicht,
maak de wereld, wijd en open,
daarmee tot een knipperlicht.

Eerst vergeten.

Wanneer ik naar jou verlang
word je daardoor gelijk al bang.
Ik ben lastig als een mug
en je trekt je schielijk terug.

Dan kijk ik naar het behang
en vertoon nog slechts mijn rug.
Ik zie af van elk gezang
en daarop verdwijn je vlug.

Ik besluit mij te vermannen
en wil mij nog slechts ontspannen
want ik had het kunnen weten:
eerst moet ik jou zijn vergeten.

Jij wilt jou pas met mij delen
als je mij niet meer kan schelen.

donderdag 21 januari 2016

Nooit iets loos.

Het volstaat om vast te stellen
wat er telkens gaande is.

Ik ben steeds iets aan 't vertellen
waardoor ik het inzicht mis
dat dit altijd weer gebeurt,
zonder dat dit wordt gekeurd,
in een geest die alles weet
en die nooit iets anders deed
dan wat is te registreren
zonder zich ooit te verweren.

Zonder zorg en moeiteloos
weet die steeds waarvoor ik koos
en wanneer ik tril of bloos.
Daarmee is er nooit iets loos.



woensdag 20 januari 2016

Etiket.

Veel van wat ervaren wordt,
hetzij lang of anders kort,
krijgt het etiket erbij:
dit ervaren is van mij.

Dat zie ik dan over 't hoofd
en daarop wordt er geloofd
dat ik werkelijk besta
want het is mijn eer te na
om dit geloof te laten varen
en die toedracht te ontwaren:
dat dit ik pas dan ontstaat
als ik mij daarop verlaat.

Wat er is is altijd vrij
en kan heel goed zonder mij.

Omkering.

Ik vat mij op als een man,
doe daar niet snel afstand van,
niet vandaag en ook niet later.

Toch is dit als schrift in water
maar als ik dit niet herken
denk ik echt dat ik dit ben.

Om dit geloof te ondermijnen,
dat mijzelf zo doet verschijnen,
draai ik de gewoonte om
ook al lijkt dat nogal dom,
om te pakken wat ik wil.

In plaats daarvan geef ik stil
alles wat mij goed doet weg
zonder verder overleg.

dinsdag 19 januari 2016

Het eerste gebod.

Er bestaat het eerst gebod
komend van de hoogste God:
Hem te minnen bovenal
en de ander als zichzelf.

Wanneer dit is het geval
op de aard' en in 't gewelf
met zijn sterren zonder tal,
zoek ik niet meer naar mijzelf
want ik vind mij overal.

't Is onnodig dat ik delf
en dus laat ik jou met rust,
vind in God mijn hoogste lust.

Nochtans blijft Hij onbekend
tenzij blijkt dat jij Hem bent.

maandag 18 januari 2016

Geweest.

Als ik sjoemel met mijn maten
is dat alreeds toegelaten
in het weten van mijn geest.

Dit ontkennen zal niet baten,
ook al doe ik dat het meest.
Wroeging zal mij niet verlaten
en die maakt mij dan bedeesd.

Nu ben ik niet meer verwaten
want ik ben gemeen gesjeesd.
Alle bergen, alle straten,
maken deel uit van dit feest.

Eenmaal zal dit zijn geweest
met de wakkere soldaten
en de rechter die dit leest.

Onnodig.

Jij bent in die hoge staat
die verschil te boven gaat.

Van mij en jou is daar geen sprake
in die onbegonnen wake
die er is voor elk begin
maar ook nu nog, niettemin.

Iets daar pogen heeft geen zin
want daarin is alles een.
Iedereen is er al in
dus contacten zijn er geen.

Wil ik toch wat vriend'lijkheid
moet ik eerst zien dat ik splijt
wat spontaan al is gegeven
om die dan weer na te streven.

zondag 17 januari 2016

In goud.

Er is steeds iets aan 't gebeuren
dat ik niet hoef goed te keuren.
Daarvoor is het reeds te laat
omdat het al verder gaat.

Alle geuren, alle kleuren,
voordat ik die kan bespeuren,
gaan gewoon hun eigen gang.
Dit geschiedt mijn leven lang.

Ik sta enkel nog te kijken
zonder verder te vergelijken,
ook al doe ik dat het meest,
naar het dansen van mijn geest
en de zon, zo jong en oud,
zet een hele straat in goud.

zaterdag 16 januari 2016

Ontkoppeld.

Ik heb onlangs iets ontdekt
dat, afdoende en volstrekt,
aan de last een einde maakt
die ik jou heb opgelegd.

Ook al zou je poedelnaakt
jezelf hebben neergelegd
voor mijn ogen naast een minnaar
was ik toch niet de sigaar
want ik heb nu ingezien,
met de zielerust vandien,
dat mij dat geheel niet raakt
nu ik grondig ben ontwaakt.

Al mijn willen is bevrijd
van de naakte werk'lijkheid. 

Kauwen.

Ik ben blij dat jij bestaat
ook al lijkt het nu te laat
om nog langer jouw gelaat
in dit leven te aanschouwen.

Het kan zijn dat jij mij haat
en dat wil ik graag berouwen
want ik heb je vast geschaad
door het breken van vertrouwen
met mijn doen, zo onbehouwen.

Anders zou je van me houwen
zoals je een beetje deed
voordat ik je bracht dit leed.

Dat ik je mis, al is het het wreed,
is toch iets om op te kauwen.

Schoonheid.

Wij zijn heden warm bijeen
maar hierna gaan wij weer heen.

In 't siluur was er geen een
van ons allen op de aarde
dus zijn wij een fenomeen
van slechts tijdelijke waarde.

Dit veroorzaakt dat ik ween
omdat niemand ooit bewaarde
wat nu lijkt zo vast als steen
maar soms lach ik onbedaarlijk
want het is ook wonderbaarlijk:
dit vertoon van vlees en been.

Voor die schoonheid kan men vechten
zonder zich te veel te hechten.

Hypocriet.

Ik heb het nooit kunnen wagen
om je eenmaal zelfs te vragen
om het ooit met mij te doen,
te beducht voor mijn blazoen.

Liever hield ik mijn fatsoen
maar daar wrong precies de schoen
want intussen bleef ik hopen
dat je in de val zou lopen
die ik slinks had opgesteld
zonder aantoonbaar geweld.

Dit was laf en hypocriet
en daarom moest jij mij niet.
Ook nu is dit het geval
tot mijn moed het winnen zal.

Poging.

Ik denk sneller dan ik denk
want als ik wat aandacht schenk
aan het feesten van mijn geest
valt mij dikwijls op het meest
dat ik dan wil corrigeren
wat ik vrees dat mij zal deren
maar het is er al geweest
anders is 't niet te traceren.

Mijn gewaarzijn is alreeds
dat aan het accomoderen
ondanks dat ik nochtans steeds
moeite doe om te proberen
mij tegen het kwaad te weren
en het goede te vereren.

Stroomt.

Er is steeds een reservoir,
tegenwoordig, altijd daar,
waar ik telkens uit kan putten
om haar gulheid te benutten.

Het is lief, zonder gevaar,
en volledig openbaar.
Het is duurzaam, zonder grond,
heelt tenslotte elke wond.

Ik spreek enkel over tijd.
Zij verschaft gelegenheid
om te rijzen en te dalen
en 't vertellen van verhalen
terwijl zij alleen maar stroomt
als de wereld verder droomt.


vrijdag 15 januari 2016

Tautologie.

Ik ontdek meestal te laat
dat mijn denken op niets slaat
dan slechts op zichzelf alleen
maar zelfs dat is dan al heen.

Daarom ben ik eeuwig vrij
maar helaas ontgaat dit mij
zodra ik het ben gaan hechten
aan waarvoor ik dan ga vechten:
zaken die er los van staan
en hun gang gewoonweg gaan.

Maar mijn geest, zo enerverend,
is aan zich slechts refererend,
daarmee puur tautologie
waarvan ik geen snipper zie.

Vriend.

Alles is vergankelijk
Hiervoor onontvankelijk
blijf ik dat constant vergeten
tot de dood mij weer laat weten
dat dit toch de waarheid is
opdat ik mij niet vergis.

Daarom komt hij als een vriend
die zo mijn belangen dient
want hij haalt mij uit dit huis
vol conflicten en verdriet
dat mij vasthoudt als een kluis
waarna ik opnieuw geniet
van een stilte zonder ruis
in een grenzeloos verschiet.


Te laat.

Soms zie ik wat letters staan
en meteen zijn die gelezen.
Dat maak ik niet ongedaan
hoe slim ik ook maar wil wezen.

Hierin sta ik machteloos.
Zelfs wanneer ik het verkoos
niet te lezen wat daar staat
is het voor zo'n keus te laat.

Daarom ben ik niet zo snugger
maar helaas ben ik niet vlugger
en verdwaal zo in begrippen
die nochtans niet kunnen tippen
aan de kale werk'lijkheid
die voorafgaat aan elk feit.

woensdag 13 januari 2016

Gids.

Als ik uit een brandend huis
net op tijd nog kan ontsnappen
is 't fataal als, per abuis,
ik dan zet verkeerde stappen.

Als ik iemand tegenkom
die de gangen kent, alom,
en mij ook de weg wil wijzen
uit het flakkerende vuur
zal ik hem veel eer bewijzen
want zijn goede raad is duur.

Ik moet zelf weliswaar lopen
maar de weg ligt voor mij open
die ik zie in ene flits
door 't gebaar van deze gids.

Vervloeien.

Als ik denk te kunnen grijpen
gaat daarop mijn hebzucht rijpen.
Mijn verbeelding staat in brand
maar wat is er aan de hand?

't Is in werk'lijkheid los zand
waar ik telkens weer naar grijp.
Zelfs het hardste diamant
wordt nog stof als ik het slijp.

Slechts de ruimte blijft bestaan
na 't vergaan van zon en maan.
Maar ook die tref ik niet aan
zonder been om op te staan.

Alles is aan het vervloeien
en dat blijft mij altoos boeien.

dinsdag 12 januari 2016

Kant.*)

Als ik God wil gaan bewijzen
heb ik Hem alreeds genoemd.
Als Hij daaruit gaat verrijzen
is dat fictie, onverbloemd.

Daarmee kan ik nog niet zeggen
dat Hij daarom niet bestaat.
Ik kan immers niet weerleggen
dat Zijn aanblik mij ontgaat.

Als ik tot conclusies kom
is 't omdat ik dat opsom
wat ik van tevoren wist.
Of Hij is blijft onbeslist.

Dit gaat ja en nee te boven
en schept ruimte om te geloven.


*): "Ik moest dus het weten opheffen
      om plaats te maken voor het geloof."
     Uit "De Kritiek van de Zuiver Rede"
     door Immanuel Kant.

maandag 11 januari 2016

Ervandoor.

Als de dood komt neem ik aan
dat mijn geest het lijf verlaat.
Daarop is hij heengegaan
en mijn dierbaar lijf vergaat.

Zo ziet het er immers uit
na het allerlaatst geluid
waarmee dan mijn adem stokt
en de wereld niet meer lokt.

Maar misschien is 't andersom:
ineens wordt mijn lichaam stom
wanneer het mijn geest verlaat
die intussen voortbestaat.

Op een dag doet het zich voor,
op een dag is 't ervandoor.

Even vrij.

Wat ik denk is in mijn geest.
Daarin kom ikzelf het meest
in al mijn verhalen voor
die ik tot vervelens hoor.

Maar soms ben ik even vrij
van dit denken en word blij.
Alles wat mij zorgen baart
wordt mij dan ineens bespaard.

Als een bloempje in de wei
ben ik vrij van averij.

Even is er frisse lucht
voordat er opnieuw, geducht,
dikke, zware, donk're wolken
mijn bewustzijn gaan bevolken.

Niet te kennen.

Er is enkel dit moment
dat geen eind of aanvang kent.
Bij elk startschot is het al,
bij de finish het geval.

Ik weet niet hoe lang het is
omdat ik het tijdstip mis
waarop het van start kon gaan
en er komt geen einde aan.

Daardoor is het onbepaald
en zo komt het dat het straalt,
uit zichzelf en onverminderd,
door iets anders niet verminderd.

Dus valt het niet eens te kennen
en kan ik er niet aan wennen.

In wat is.

Als ik mooie dingen zie
is er appreciatie die
door nog niets bevestigd wordt
want zo'n ogenblik is kort.

Daarop volgen er belangen
die als grondstof voor verlangen
zich onmiddellijk gaan hechten
aan waarvoor ik zelfs wil vechten
om die dingen te verwerven
die ik anders dreig te derven.

Dat is jammer en niet nodig,
ook volkomen overbodig.
Als ik rust in wat er is
is er nooit iets dat ik mis.

zondag 10 januari 2016

Gewis.

Ik bewonder dit moment
omdat het geen weerga kent.

Zelfs wanneer ik dingen mis
is zijn glorie ongekend
omdat er niets anders is.

En al heb ik geen talent
om mijn doelen te bereiken
is mijn neiging tot vergelijken
met iets wat dan beter is
in dit nu niet te vergelijken
daar iets anders er niet is.

Als mijn zorgen nu niet wijken
is dit dus geen hindernis.
Van wat is ben ik gewis.

Made.

Zolang ik nog ben verstoken
van je aanblik en lieftalligheid
omdat ik niet meer kan stroken
met waaraan je bent gewijd
blijf ik in mijn schulp gedoken
en word ik bezocht door spijt.

Daarin roep ik beelden op,
zet de wereld op zijn kop
waarin jij komt toegesneld
zonder dat je weerzin telt.

Door je liefde en genade
blijk je daar allang mijn gade.
Zelfs al ben ik maar een made
kom ik je alsnog te stade.

zaterdag 9 januari 2016

Verstevigd.

Mijn besef is uiteenlopend.
Soms tref ik mijzelf hopend,
dan weer onheil vrezend aan
en mijn angst moet ik doorstaan.

Mijn spinazie pak ik lopend,
bij de kassa blijf ik staan.
Mijn baguette in bouillon dopend
kijk ik jou intussen aan.

Een ding is nochtans constant:
of mijn greep zich nu ontspant
of door huiver wordt verhevigd,
ik gebruik dezelfde hand
die mijn ikgevoel verstevigt
dat zich in de wirwar plant.



vrijdag 8 januari 2016

Afhankelijk.

Ik hang altijd van je af
en bezorg mij daarmee straf.
Want je gaat je eigen gang
ongeacht wat ik verlang.

Daardoor ben ik dikwijls bang
en voel mij in het gevang
van mijn angst je te verliezen
als je niet voor mij wilt kiezen.

Waarom klamp ik mij zo vast?
Het bezorgt mij immers last
en ik loop voortdurend spaak
omdat ik je maar niet raak.

't Is omdat je zichtbaar bent.
Ik, voor mij, ben onbekend.

donderdag 7 januari 2016

Luchtkastelen.

Als ik mij wil gaan bevelen
om iets wel of niet te doen
plaats ik mij als op kantelen
en zet op mijn nek mijn schoen.

In plaats daarvan kan ik spelen
en word dan weer net als toen
ik verbleef in luchtkastelen
waarin ik niets had te doen.

Daar kan ik mij gaan verleiden
om mij aan geluk te wijden,
zal niet van de vreugde scheiden
die mij altijd blijft verblijden.

Juist omdat daar heel niets hoeft
mag ik blij zijn of bedroefd.

Klaar.

Als ik iets wil gaan bereiken
neem ik daarmee afstand van
wat al is aan het verstrijken
en word daardoor als een man
die in water staat te kijken
en dan zegt: "dat is hem dan"
waarbij hij daardoor vergeet
dat hij zelf is die dit weet.

Alles is altijd al één.
Grenzen zijn er pas alleen
als die waarheid wordt miskend
waarop er wordt ingeprent
dat dit hier is en dat daar.

Niettemin blijft alles klaar.

Gesust.

Als ik steeds iets anders wil
is dat niet verstandig.

Ik geef toe aan elke gril,
ben aan 't ogenblik vijandig
als ik deze honger stil
en dat is niet handig.

Daardoor ben ik niet coulant
naar wat nu ligt voor de hand.

Het is beter dat ik rust
wanneer dit moment mij kust.
In mijn adem vind ik lust,
ben ik mij daarvan bewust.

Mijn geweten wordt gesust
als mijn geest niet langer klust.


woensdag 6 januari 2016

Onbeantwoord.

Hoe kan ik mij ooit vergelijken
met jouw aanblik, zo sereen?
Ik kan wel met veren prijken
maar die heb ik slechts te leen.

Zo kan ik jou nooit bereiken
want je blijft mij steeds ontwijken.
Van mijn oden baat er geen
maar het houdt me op de been.

Daardoor blijf ik eeuwig streven,
door verlangen voortgedreven.
Het is liefde die dit doet,
liefde die jou nooit ontmoet.

Wanneer zij beantwoord wordt
wordt zij wellicht juist bekort!

Fibonaccireeks.*)

Een getal heeft nooit een kleur
noch een vorm en ook geen geur
maar het heeft altijd een duur.

Denk ik "tachtig" zeven uur
blijft het voor die tijd bestaan,
dient zich in het denken aan.

Vele vormen een structuur
zonder hapering en puur.
Zo is de getallenleer
zonder weerga, keer op keer.

Treffend is dat de natuur
zich vaak voegt naar die structuur:
als ik in een bloem of blad zie
zie 'k de reeks van Fibonacci!


*): 0, 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34 enzovoort.

Op de grond.

Ik wil alles achterlaten:
alle normen, alle maten
en zie ook af van het praten.

Daardoor krijg ik in de gaten
hoe een wonder zich voltrekt
welks mysterie is volstrekt.

Dit geschiedt geheel vanzelf
zonder dat ik zoek of delf.

Ik ontvang het volle pond
van wat zich steeds presenteert.
Daarvoor heb ik niet geleerd
want het is er al terstond.

Door te zitten op de grond
ben ik helder en gezond.

Wellevendheid.

een navertelling.

Sam en Moos, heel elegant,
zaten in een restaurant.
Voor hen lagen twee slibtongen,
uit de zeeën losgezongen.

Een ervan was heel wat groter
dan de ander, in de boter.
"Ga je gang!" bood Sam Moos aan,
"jij mag rustig voor mij gaan!"

Waarop Moos de grootste nam.
Toen schoot Sam in vuur en vlam.

"Waarom word je nu zo boos?"
vroeg hem daarop vriend'lijk Moos,
"als jij als mij de kleinste nam
dan hèb je die toch, lieve Sam?"

Mijn brein.

Denken vergt alleen maar tijd.
Die verschaft gelegenheid
tot het trekken van conclusies
of 't herinneren van ruzies.

Hoe zit het dan met mijn brein
dat toch in de ruimte is?
Dat is toch, als een soort schrijn,
opslag van geschiedenis?

Maar dit krijg ik nooit te zien
want als ik zijn foto zie
zie ik slechts zijn evenknie.
Zelf blijft het dus een 'misschien'.

Als ik denk: "Het is van mij"
komt dat in de tijd erbij.

dinsdag 5 januari 2016

Ruimtetijd en tijd alleen.

Ruimte is steeds in de tijd
want dit wordt aldus bepleit:
telkens als zij wordt gekend
leent zich daartoe een moment.

Hierin zijn ze samen een
maar soms is er tijd alleen:
het van lucht gemaakte riet
vind ik in de ruimte niet.

Het wordt enkel maar gedacht
net zoals het aantal acht.

Soms zie ik net zoveel peren
maar toch kan ik niet beweren
dat dit nummer er niet is
wanneer ik die vruchten mis.

Zoheid.

Hoe het werkt, de hele tijd,
noemt men ook wel werk'lijkheid.
Wat wordt er met "het" bedoeld?
Dat is zijn dat tevens voelt.*)

Maar dit zijn wordt pas tot ding
enkel in herinnering.
Want intussen stroomt het voort:
't is immers een werkwoord
en daarmee een vorm van tijd.

Wil die meer dan één tegelijk
ontstaat er gelegenheid
voor het wijdse ruimterijk
om pas dan te gaan ontstaan
met zijn sterren, zon en maan.


*): In het Sanskrit is "zijn" "jnana"
     dat tevens "kennen" betekent.

maandag 4 januari 2016

Nu nog.

Ik maak mij voortdurend druk,
steeds op zoek naar wat geluk
terwijl ik mijn lijf opsmuk
en voor projectielen buk.

Dit zie ik ook om mij heen.
Onder allen is er geen
zonder taak of bezigheid
en men mengt zich in de strijd.

Onder al die grote vlijt
stroomt intussen door de tijd.

Over, pakweg, honderd jaar
is er van hen niemand daar
waar zij nu nog bezig zijn
te verschijnen op het plein.

Eeuwig.

De gedachten die ik heb
zijn vergelijkbaar met een schep
uit een oceaan van zand.

Flonkerend als diamant,
in een licht dat altijd brandt,
is er niets mee aan de hand.

Ook de dingen die ik zie
zijn als schitteringen die
zich vertonen op het land
zonder oorzaak of verband.

Geen daarvan behoort aan mij
maar verbaasd zie ik hun rij
die voortdurend trekt voorbij.
Daardoor blijf ik eeuwig vrij.

Aan mij.

Altijd weer trek jij mij aan
en je houdt mij in een baan
als de aard' doet met de maan.

Ik beweeg me om je heen,
ben ontvlamd van top tot teen,
ook al ben je als een steen
die geheel niets voor mij voelt
en op geen ontmoeting doelt.

Maar daarin laat ik je vrij
want intussen ben ik blij
dat ik weet van je bestaan
waar ik altijd voor wil gaan.

Soms maak ik wel eens stampij
maar dat ligt alleen aan mij.

Voor niets.

Als ik enkel open ben
hoef ik niets te doen.
Dit is oefenen in Zen
en het kost geen poen.

Ik blijf zitten als een pop
en dat gaat geheel voor nop.

Altijd komt er wel iets op:
soms is het een harteklop,
een gekriebel op mijn kop
of het barsten van een knop.

En wanneer er niets gebeurt
wordt dat desondanks bespeurd.
Daarom is er altijd iets
en dat is geheel voor niets.

zondag 3 januari 2016

Uit de droom.

Als ik geloof hecht aan de dingen
gaat dat gelijk gepaard met wringen.

Dan moet ik gaan mededingen
om te horen tot de kringen
die daarvan bezitters zijn
en dat brengt mij heel wat pijn.

Maar als er geen dingen zijn
ben ik altijd soeverein.

Nimmer zal ik iets verliezen
want er valt niet eens te kiezen
voor iets wat ik hebben wil
en daarmee word ik dan stil.

Alles blijkt dan enkel stroom
als ik oprijs uit die droom.


Te abrupt.

Wat ik steeds vooronderstel
is: "kom op, je snapt mij wel".

Toch is dit nog niet gezegd.
Een verband, door mij gelegd,
hoeft voor jou nog niet te gelden,
ook al wil ik dat graag melden.

Stomverbaasd kijk je mij aan,
begrijpt niets van het bestaan
van de lust die in mij leeft
en jou als haar doelwit heeft.

Dan wordt je abrupt verrast
als ik kom bij jou te gast.
Zonder verder overleg
zeg je dalijk: "Scheer je weg!"