zondag 31 juli 2011

Triniteit.

Het schone, het ware en het goede -
dat zijn de grote drie. Onder hun hoede
verwijlt de hele wereld. Is er hiërarchie?
Of zijn ze afhankelijk, zonder autonomie?

In de tijd is er ontwikkeling: het een
komt uit het ander voort.
Schoonheid gaat als eerste heen,
was voor de goedheid poort
die op zijn beurt zich opent tot het ware
dat zelf onzegbaar is, zo gaat een mare. *

Maar in de ruimte zijn ze samen
als berg met drie zijden.
En wie naar welke helling kwamen
maakt er niet uit: elke wist het lijden.

Dat ze een zijn blijkt ook hieruit al
dat ze, ondeelbaar als een priemgetal,
betekenissen hebben en geheimen
die zich laten rijmen:

schoonheid doet verheugen,
goed staat gelijk aan deugen
en waar is vrij van leugen.

Ook de ontwikkeling is drieërlei:
naast reeds genoemde zal waarheid
oorzaak zijn van juiste artsenij:
de toegang tot een mooie tijd.

En goedheid is pas goed
wanneer ze'r echt toe doet
en schoon wanneer 't niet moet.


*  Sören Kierkegaard: "Vrees en Beven".

zaterdag 30 juli 2011

Alchemie.

Er bestaat een scheiding
tussen arm en rijk
en de overschrijding
van die grens geeft blijk
vaak van geweld.
Wanneer de armoe kwelt
is er echter een manier
om deze op te heffen hier
en die is willen geven.
Je zult terstond beleven
dat overvloed zich openbaart.
Je onmacht wordt veel waard
en wat je hart bezwaart
is goud dat werd vergaard.

Verenigen en scheiden.

Hoe vaak niet liggen overhoop
het lichaam en de geest.
De laatste neemt zijn loop,
het eerste is de leest
waarop je je moet schoeien.
De geest blijft boeien
maar door tegendraads te roeien 
kan hij ons ook vermoeien
met ideeën die ons zijn doordrenken
en door erover na te denken
scheiden zich paard en wagen.
Slechts in de daad is dit niet waar -
handelen doet onderscheid vervagen
maar in gedachten staat alles alweer klaar.

Wat er al is.

Dichten is ontdekken.
De taal heeft plekken
die al correleren.
Die wil ik eren.

Dat zal me leren
dat hekken
en vertrekken
mij beheren.

Dan is de vorm
mijn mal.
En elke worm
zal overal
verbazing wekken
bij wijzen en bij gekken.

De juiste nalatigheid.

Vertrouwen lijkt zo aangenaam
omdat het je laat slapen.
Lang blijf je je vergapen
aan ijdelheid en valse faam.

Totdat je wordt opgepord,
behoorlijk wordt ontregeld.
Je ladder mist een sport,
de uitweg is verzegeld.

Je wilt nog weg maar denkt weldra:
" 'k Laat elk vluchten na,
en zeg alleen geen ja."

Dat heeft je nooit berouwd.
Hoe minder je vertrouwt *
hoe meer zich iets ontvouwt.

* "Don't trust!" - Chögyam Trungpa, Rinpoche, "Mudra".

"Lasciate." *

"Laat af van alle hoop, gij die hier binnentreedt" **
zo staat er boven Dante's hellepoort geschreven.
Dit lijkt te duiden op een eeuwig beven,
een gruwel zonder maat en een onzegbaar leed.

Toch is ook deze regel deel van de Komedie,
die, bij definitie, pendant is van tragedie.
Dus: wat is het komische hier aan?
Of: hoe kan eeuwigheid vergaan?

De eeuwigheid is een gerucht,
een mare, een bevroren vlucht
die zijn ontstaan juist dankt aan hoop.

Laat men de hoop nu varen
dan houdt men het geluk ten doop:
verdampt zijn dan de jaren.

*   "Lasciate", (Italiaans): "Laat af".
** "Lasciate ogni speranza, voi ch'entrate"
     Dante Alighieri, Divina Commedia, canto terzo, 9.

Gratis.

Velen offeren het licht
met kaarsen of met lampen.
Zij zien het soms als plicht
om zorg te doen verdampen
of 't is een daad verricht
uit dankbaarheid en liefde
voor het onzichtbaar aangezicht
indien het niet ontriefde.

Waarom niet de zon geschonken
of in de nacht de sterrenvonken?
't Kan zijn dat je vergeet
dat offeren de maat is
maar ook, als je 't niet weet,
blijft dat, als zonlicht, gratis.

Nirwana *

Hoe werd de Boeddha ooit verlicht?
Daarover wordt bericht:
niet door zichzelf te straffen
of door de wereld af te schaffen.

Maar door onderscheid te maken
en tot inzicht te geraken.
In plaats van wanen te vereren
ging hij ze demonteren.

Hij zag van elk deel de delen
en zag dat dit oneindig was.
Daarmee werden de gehelen
onderkend als vanitas **
en werd, wat anders zou vervelen,
doorzichtig, leeg, briljant als glas.

*   "Nirwana" (Sanskrit): letterlijk (wellicht): "niet meer wanen/waaien".
** "Vanitas" (Latijn): "IJdelheid" (futiliteit).

vrijdag 29 juli 2011

Alpha en Bèta.

Er woedt een lang debat
over wat voorrang heeft:
structuur van staat en stad
of wat er simpel leeft.

Het een betreft historie,
nederlaag, victorie,
het ander ziet de glorie
van elke haar en porie.

En toch: is er verschil?
Geschiedenis is een spiraal
gedreven door dezelfde wil
die slaat op het cymbaal
van slome chromosomen
en tollende atomen.

Vergeten doctrine.

Eén visie voedt mijn denken,
mijn spreken en mijn daden.
Mijn komen, gaan en zwenken
zullen het steeds verraden:
"De wereld is een nis
waarin ik zal verdwalen".
Dit is mijn dagelijkse mis
die ik maar blijf herhalen.

Ofschoon ik het wel ergens weet
is't meestal zo dat ik vergeet -
tijdens het spartelen en dromen
om aan dit vrezen te ontkomen -
dat ik dit denken zelf schep *
en krijg juist zo de volle mep.



* "Den furchtbaren Trank der der Qual mich vertraut
ich selbst - ich selbst, ich hab' ihm gebraut!"

Richard Wagner, "Tristan und Isolde" (III)

donderdag 28 juli 2011

Onbeweegbaar.

De aarde is meestal wel stevig.
Wanneer zij af en toe eens schudt
zijn angst en kwelling hevig:
niets blijft er dan beschut.

Maar zit ik in de trein
en zij begint te draaien
heb ik geen centje pijn
zelfs als rivieren zwaaien.

De aarde vliegt maar ik zit stil
en blijf van het heelal de spil.
Welbeschouwd is 't altijd zo,
in schimmenspel of tango:

hoezeer de dingen ook bewegen
hen zien heeft trilling overstegen.

Gidsen.

Al ben je in een vlammend huis,
hoe kostbaar is dan niet een gids
die je de weg wijst uit die kluis
voordat je opbrandt in een flits.

Je moet weliswaar zelf lopen
maar werd je niet de weg getoond,
zou je de vuurzee met je dood bekopen
je poging te ontkomen onbeloond.

Ja, een stomme pijl zou al volstaan
om je van dwaling te bevrijden.
Ofschoon hij zelf zou vergaan
helpt hij jou het vuur te mijden.

Het komt er eveneens op aan
dat je kunt onderscheiden.

woensdag 27 juli 2011

Ongrijpbaar.

Al te snel wil ik iets grijpen
in plaats van het te laten rijpen
maar ook al heb ik het dan beet,
meestal brengt het leed.

Hoe komt het toch dat het zo gaat?
Omdat de tijd maar blijft verstrijken:
als ik iets heb is 't al te laat
wat ik wilde is aan't wijken,
sigaret of koninkrijken.
Zo blijft er een spagaat
tussen verliezen en bereiken.

Dit speelt voor of tegen:
krachtenspel om niet verkregen,
liefde die de zon en and're sterren doet bewegen. *

* "l'Amor che muove il sole e l'altre stelle"
Dante Alighieri: Divina Commedia,
Paradiso, Canto XXXIII, 145.

Lijden en geleden.

"Het feest is lang geleden"
dat wordt gemakkelijk gezegd.
Ga je daar aandacht aan besteden
dan blijkt dat er wordt uitgelegd
dat wat er ook gebeurt
een vorm is van lijden -
hoe beeldig ook gekleurd,
't is niet te mijden.

Je zou nog kunnen menen:
't is toeval van de taal
maar als we't Engels erbij nemen
is het een gelijk verhaal:
"the past" is "het verleden"
en passie is ook lijden, wordt beleden.*

* Ten overvloede: in het Duits is passie of hartstocht "Leidenschaft".

dinsdag 26 juli 2011

Lijden.

Er zijn soms van die vragen
zoals: wat is het eerst geweest
materie of de geest?
Wat we dan niet zagen
is dat er dagen
moesten zijn voor beiden
om uit noodzaak of behagen
de ander te verbeiden.

Wat zijn dan wel die dagen
zonder stof of geest?
Als ramen onbeslagen,
ongezien het meest,
zijn het de tijden
die hen lijden.

Toekomst.

Al kijk ik achterom
dan is waarin ik zwom
een vijver van geluid.
Lang bleef ik doofstom
en maakte ik niets buit.
Drijven deed ik in de drom,
verdoofd met matte huid,
ging rond met stille trom.

Al zie ik nu vooruit
dan is er goud alom
waarin ik zal ontwaken.

Mijn zonden van scharlaken,
zijn knipperlicht en baken
en het leven bruid.

Geest.

Zoek naar de geest!
Kan je hem vinden?
Of is hij slechts geweest
in zeeën en in winden?

Tot je frustratie
heeft hij geen lokatie.
Hij is een louter weten
maar verder niet te meten.

Wat is zijn verbinding met de stof?
Die is er niet: stof is alsof. *

't Zal je versteld doen staan
om aan te gaan
wat door de rede wordt verboden:
het dansen met de doden.

* "Alles Vergängliche ist nur ein Gleichnis", Goethe, Faust II.

maandag 25 juli 2011

Stof.

Er zijn er die beweren:
er is alleen maar stof.
Ik wil mij best bekeren
tot die leer, met lof!

Want als materie alles is
is dat dus wat kan denken,
uit diepe duisternis
het leven schenken.

Het kan wegen en beslissen
zich beraden en vergissen
woelen onder zoden.

De opstanding der doden,
voedsel voor onenigheid,
is daarmee een feit.

Arm van geest.

"Zalig zijn de armen van geest"
dat is altijd zo geweest
en zal zo altijd blijven.
Hij zal de angst inlijven
door alle eeuwen heen
en is der wijzen steen:
de geest in mens en beest,
onpeilbaar en verweesd.

Hij kan zich niet verdedigen
en evenmin ontledigen,
niet buigen en niet groeten,
heeft handen, rug noch voeten,
maar kennen doet hij moeiteloos,
als pijl recht in de roos.

zondag 24 juli 2011

Stop.

Ik maak mij wel eens zorgen
over mijn gedachten
die reizen van de morgen
tot in de late nachten
en die, veeleisend of verborgen,
mij laten wachten
tot ze zijn voorbijgegaan:
een lange karavaan.

Soms houdt het even op,
dat zet de zorgen stop.
Als ik dan krenk of schenk,
is 't  nergens toe bij machte
want als ik denk "ik denk",
is ook dat gedachte.

Al.

Werd ik ooit geboren?
Er wordt beweerd van wel.
Ik heb het vaker moeten horen
en 't is ook wat ik zelf vertel.

Toch heb ik het nooit meegemaakt
en zelfs al was dit het geval
dan was er weten al dat waakt,
ongeboren, overal.

Intussen loopt dit weten door
en ligt op alles voor:
een onnavolgbaar spoor.

Het gaat voorbij aan ieders wens,
overstijgend elke grens,
groots, verheven en immens,
stralend en intens.

zaterdag 23 juli 2011

Op het eerste gezicht.

Veel blijft voor eeuwig onbekend
en wordt alleen verondersteld.
Daar raak je dan zó aan gewend
dat and're optie niet meer telt.

Zoals de achterkant van dingen:
die wordt nooit waargenomen.
Want iedereen in alle kringen
ziet voorkant slechts opkomen.

Wat je niet ziet, bestaat dat wel?
Dat kan je enkel geloven.
Er slaat een deur, er klinkt een bel,
van onder of van boven.

Dat is alleen een klankenspel
door hoop of vrees bestoven.

Moment.

Hoe kan ik een vlag zien zwaaien
of het horen waaien?
Er is toch enkel dit moment
en dat heeft zelf geen duur
want zo ja, is ons bekend,
kan 't aeon zijn of uur
of duizendste sekonde,
willekeurig elke stonde,
en is dan opgebouwd
(wordt ons ontvouwd)
uit kleinere segmenten:
dat zijn opnieuw momenten.

Een kortst moment is nooit te vinden
en juist daarom hoor ik de winden.

vrijdag 22 juli 2011

Blinde vlek.

Iets is er dat er wringt
dat constant mededingt
de hele dag door springt
en nooit eens even zingt.

Het is iets dat beklemt,
het zet je in je hemd.
Je wordt erdoor geremd,
je vloeibaarheid gestremd.

Het is als een gespannen veer,
trekt grenzen en gezichten,
wil zich bevrijden telkens weer,
haakt hongerig naar berichten,
is ontevreden keer op keer,
want het laat na te zwichten.

donderdag 21 juli 2011

Tegelijk.

Neem eens een glas met water:
't is voor een vis een huis
voor een vlieg een krater
en badkuip voor een muis.

't Is schittering in een stilleven
en lest voor ons de dorst
maar blijft tegelijk verheven,
over zijn functies vorst.

Het is identiteit
waaraan niet valt te raken
staat buiten ruim en tijd
maar dat valt zelfs te laken
want "buiten" is nog ruimtelijk:
't Is alles tegelijk.

Zonder tijd.

Stel je voor: er is geen tijd!
Dan wordt de wereld wijd.
Zij is dan nooit ontstaan,
kan evenmin vergaan
en het idee van "nooit"
wordt even leeg als "ooit".
Er is dan geen verleden
en evenmin een heden
want er is geen duur
waarin het wijlen kan
noch is er tijd voor uur
of ook maar enig plan.

Ondergang en rampen
zouden direkt verdampen
als daar tenminste tijd voor was.

Maar die is er dan niet
en daarom is dit lied
een niet te passen jas.

Want men kan niet meer zingen
of iets maar ook bedenken.
Voor dromen en de dingen
die ons bestaan doordrenken
is er geen tijd om dat te doen.

Niets kan er zelfs vertragen
want ook dit kost dagen.

Er is geen "dan" en "toen",
geen tijd om voort te jagen,
geen middernacht of noen.

Tijd stoppen kost nog tijd.

Dus laat ik het vergeten:

pas dan is er de eeuwigheid
wanneer we niet meer weten.

woensdag 20 juli 2011

Kant. *

Hoe groot is een centimeter?
Als een stukje veter
en toch groter dan een regenton
of zelfs dan de middagzon
wanneer je kijkt tussen je wimpers door.
Die grootte gaat totaal te loor
al zie je neer in een ravijn:
een dikke boom is dan een lijn.

Dus wat is nu het antwoord?
Het is niet te geven.
Al geef je ook je leven
of vraag je eeuwig voort
of ga je terug tot in je wieg:
je vindt het niet: het "Ding an sich".

* Immanuel Kant, filosoof die onder andere stelt dat de dingen op zichzelf onkenbaar zijn.

dinsdag 19 juli 2011

Identiteit.

Wat is dat toch, dat "dit"?
Het is er als de kippen bij
en zorgt voor averij -
je weet niet waar het zit.

Het klappert als een los gebit
en kleeft als rijstebrij
rijdt met ons mee de hele rit
en omvat "ik" en "gij".

Het zit in "het" en "wat",
dus ook in elke vraag.
Als je zegt "is het soms dat"
dan is dat al te laag
voor 't overstijgen
waarin ideeën zwijgen.

Verjaardagsnacht.

Als kind werd mij een step beloofd.
Dit was een waterhoofd
op 't lijf van mijn bestaan
dat simpel was, van hoop ontdaan.

Ik had er zelf op aangedrongen
met vleierij en bokkesprongen
en kan me nog verbazen
hoe de nacht werd opgeblazen
tot een wenking hoog en diep
die mij riep zelfs toen ik sliep
voordat ik zou verjaren.

Het was als naar de hemel varen,
in de fluwelen verten staren
vol parelmoer en basgitaren.

Oorlog en vrede.

Er dwalen veel verhalen
in straten en in zalen
over bloeitijd en verval
van koninkrijken zonder tal.

De feiten zijn vaak bloedig,
vergissingen rampspoedig,
waarmee de drama's zich voltrokken.
Het zijn verslagen die ons lokken
in plooien van historie
van krijgsgewoel en glorie.

Zo weven feit en leugen
zich in het geheugen
en herleeft het lijden
in het getouw der tijden.

zondag 17 juli 2011

Stollen en bewegen.

't Is soms plezierig om te stunten
met axioma's en standpunten
die elkaar weerstreven.
Zo wendt elkeen zijn steven.

De oorzaak van verwarring
is winterse verstarring
waarin men zich verschuilt
en onhoorbaar huilt.

Het is het spel van voor en tegen
waarin beweging is gelegen 
en het leven van het beven
waardoor bevrijding is verkregen.
De scheiding wordt verdreven
door weldaad van het geven.

Eind zonder eind.

Geslagen heeft mijn laatste uur
wanneer ik in de lopen tuur
mijn rug tegen de muur
en wacht op het commando vuur.

Dood is ons aller lot
al staan we niet voor 't peloton
grijpt hij ons toch wel bij de strot
ontneemt ons licht en zon.

Daarom is 't dat ik verduur
dit bloedig einde en ik stuur
mijn groeten in 't azuur

tussen puin en wolken.
Laat dit lied het eind vertolken
zonder eind aan alle volken.

zaterdag 16 juli 2011

Wie de schoen past.

Er zijn talloze fantomen
als in dromen opgekomen
met hun onderlinge ruzies,
al zijn het ook illusies.
Ze zijn een boeiend spel
van signalen en syndromen
die gewiekst en bliksemsnel
aan onderzoek ontkomen.
De angsten die ze wekken
zijn thema's voor gesprekken
zonder naam.

Mij treft de blaam
want ik neem aan
dat zij bestaan.

Cogito ergo sum.

"Ik denk dus ik besta"
dat is een dapp're frase
en een nieuwe fase
in de tombola
van geloven
en gedachten.
Zij beloven
nieuwe krachten
en verdoven
het versmachten.

Maar helaas:
meer is het niet.
Een relaas
dat niemand ziet.

vrijdag 15 juli 2011

IJzel.

Begeerte dient zich constant aan
in dit onophoudelijk vergaan
dat van geen wijken weet
maar kleurrijk is en fijn geleed.

Zo is er ook het woeden
wanneer een lang vermoeden
van onrecht aangedaan
plotseling komt vast te staan

en is er tolerantie
bij de vakantie
van pietluttigheid.

Er is slechts tuttigheid
wanneer dit vloeien ijzelt,
door het ik gegijzeld.

Oneindig samenhangend.

Het cijfer tien is tweemaal vijf
maar ook een deel van honderd.
Het staat volkomen buiten kijf
dat geen getal is uitgezonderd
dat tien kan produceren
samen met een ander.
Geldt dit nu ook voor peren,
kardamon en koriander?

Als dat zo is hangt alles samen
en valt niets ergens buiten
al was het maar omdat de namen
een diepte in zich sluiten
die zich totaal niet laat beramen,
zonder grond om op te stuiten.

donderdag 14 juli 2011

Op de drempel.

't Is zomer en de regen
maakt de straten nat.
Schichtig en verlegen
begeef ik mij op pad.

't Is ochtend nog en rustig
op de dampende trottoirs
waarop ik drentel, te onrustig,
met een geest vol peignoirs

waardoor de feiten mij ontgaan
van vruchten die in kisten glanzen
en poorten die wijd openstaan.

En in plaats van rond te dansen
kijk ik bevangen naar de kansen
die verdampen en vergaan.

dinsdag 12 juli 2011

Sessie.

Ik heb mij stevig neergezet
op een witte zolder.
Ik zit daar met wat binnenpret
en word gewiegd door kolder.

Soms wordt het ook wel saai
en kijk ik op de klok,
de tijd is lang en taai,
een onwrikbaar urenblok.

Maar de zolder wordt nog witter
wanneer ik in gedachten schitter
en wordt dan weer wat grijzer
bij 't schuiven van de wijzer.
Hoewel ik zachtjes zucht en pruttel
zit ik toch luchtig als een shuttle.

Afhankelijkheid.

De wereld die verrukt
is telkens weer produkt
van snelle ordonnansen
en beweeg'lijke balansen.

Zo is applaus
het klappen van twee handen
en zwartebessensaus
afwezigheid van branden.

Dit laatste is wat vergezocht
maar toch niet echt onjuist.
Zonder weg is er geen bocht
en zonder oor geen boom die ruist.
Wie slechts met zichzelf vocht
heeft de degen nooit gekruist.

zondag 10 juli 2011

Schijn.

Hoe weet je dat iets is?
Is dat niet door ervaring?
Een vis is zo gebeurtenis
en ook een openbaring.

Kort daarop zie je een hand
en even later weer een brand.
Dit alles wordt geregistreerd
als in een spiegel, onverweerd.

Die spiegel zelf verandert niet
en je denkt: "niets wat hem deert",
of "hij kent vreugde noch verdriet".

Maar die conclusie is verkeerd
want de weerkaatsing giet
zich in het glas en dat ligt onbeheerd.

Inslag.

Elke norm is een vorm
die bedding biedt
aan vogelvlucht en worm
en die het onkruid wiedt
van welige gedachten.
De normen samen zijn een lied
van gevoegde machten.
Wat daarnaast nog overschiet
is schaduw van de nachten
waarin men niets meer ziet.

De inslag is enorm,
razende als storm,
gestold tot stalactiet,
eerder dan het wachten.

vrijdag 8 juli 2011

Solipsist.

De hemel is mijn schedel.
Wat laag is of wat edel
is evenzeer mijn geest.
Al wat ik geef of bedel
is deel van mij geweest.
Ook de ontvanger ben ik zelf.
De ruimte die de sterren tart
is van mijn hart gewelf
en zowel zacht als hard
zijn gradaties van relaties
tussen mij en mij.
Grenzen, zeeën, naties
zijn soevereine staties
van mijn wezen, vrij en blij.

Ben ik hierdoor niet eenzaam
en bovendien een egoist?
Toch niet want uitgewist
vloei ik tesaam
met nevels en planeten:
zon en maan zijn mij,
aan elke grens voorbij,
en zo is "ik" versleten.

Wat rest zijn nu de dingen
en de stromende gedachten
die zichzelf bezingen
en niets meer verwachten:
de wentelende hemelkringen
en de wijde nachten.

Tweede en Derde Edele Waarheid. *

De oorzaak van het lijden
is een misverstand.
Dit kon de Boeddha onderscheiden
door Zijn gezond verstand.

't Is namelijk een feit
dat strijd
gevolg is van onwetendheid:
de begeerde eenheid
waarom 't verlangen brult
is al vervuld.

Want elke holte
is afdruk van een volte
en elke volte
een ingevulde holte.

* De Vier Edele Waarheden van de Boeddha zijn achtereenvolgens het lijden, de oorzaak ervan, het opheffen ervan, en de manier waarop.

donderdag 7 juli 2011

Erfclaim.

Hoe is het kwaad ontstaan?
Geschapen door een demiurg
of een rebelse onderdaan?
Indien het werk van dramaturg,
waar haalde die 't idee vandaan?
Kwam dit vanzelf dan heeft er niemand schuld.
Hoewel: hij had het ook kunnen weerstaan
en oorzaak is dan ongeduld.

Of toch weer niet want ook verzaken
doet zich voor en niemand die't kan maken.

Noem anders je naam
en werp daarop de blaam.
Dit is koelbloedig
en ook heel edelmoedig.

Maar wacht, nu nog drie vragen:
is het ontstaan of altijd al geweest?
En dan: kan men het dagen
of is't een beest
dat kwaad is voor zijn prooi
maar op zichzelve vrij en mooi?
Of is het nog iets anders
dan gruwel voor omstanders?
Een wrok, een haat,
een wanhoopsdaad,
een duisternis, een woeden,
een woekerend gangreen
of ijselijk vermoeden?

Of slechts: het ene heen?

Dat laatste zou het kunnen zijn
want is slechts een is er geen pijn
omdat een vuur zich niet kan branden.
In eenheid heb je tijd noch landen
want die bestaan uit tellen en afstanden
dus geeft de vraag of 't altijd was
of is ontstaan niet langer pas.

woensdag 6 juli 2011

Ochtendschemering.

Al vroeg vind ik mij op een stoel,
recht tegenover mij de lucht.
Het wordt al licht maar is nog koel,
zo ben ik uit de droom gevlucht.

De wolkjes, dicht opeen,
liggen in het zwerk gedrukt.
Violet, van vreemde steen,
zijn schaduwen, geplukt
uit de vergane nacht,
veranderend in rossig goud,
speurend naar hun pracht,
van dageraad heraut,
bekleed met prille macht,
brekend, bleek, bedauwd.

Gewaarzee.

Wat is eigenlijk tekenen
en wat is dichten?
Is het niet berekenen
en tellen van de schichten

die de zee van ons gemoed doorklieven
met willekeur en naar believen?
Wat ze ook maar overbrieven,
ze komen en ze gaan als dieven.

We kunnen wel de lijnen kiezen
die het water splijten
en de woorden die de vliezen

van de golven rijten.
Niets valt hier te verliezen,
niets ook te verwijten,

want meteen
voegt het water
zich aaneen
en verschijnen
is, niet later,
ook verdwijnen.

dinsdag 5 juli 2011

Slaap.

Elke keer dat ik ontwaakte
kwam dat door slaap die staakte.
Dat heb ik altijd aangenomen
op grond van 't bed en reeksen dromen.

Toch is de slaap mij onbekend.
Om die te zien moet ik juist wakker zijn.
Zo is zij dan een tent
en van zichzelf gordijn

waarvan'k niet weet wat het verhult:
of 't diepte is of schuld
of onvermoede schatten.

Zij is een wolk van watten
waaruit het leven stijgt
maar die zichzelf verzwijgt.

maandag 4 juli 2011

Uiteengevallen.

Heel lang heb ik mij bij elkaar gedacht,
gekweld door angst, altijd bedacht
op onverwachte rampen
die mij de grond in kunnen stampen

en ik miste dan de kracht
die om dit soort zorgen lacht.
Dit te willen is wat moeite bracht
en mij beving met overmacht.

Nu val ik plotseling uiteen:
trappen en gangen gaan bewegen
en de stad wordt losse steen

vrij en zonder dwang verkregen.
Gevoelens en ideeën zijn een furie
en mijn commentaar is jury.

zaterdag 2 juli 2011

Dialogue Intérieur.

Ben ik een slagveld? En dan, van welk geweld?
Er is in elk geval een held die stil wil blijven liggen:
"Genoeg is er al heen en weer gesneld"
is zijn devies, "nu ben ik zeug en biggen
zijn de lusten die mijn bed bewonen."
Dan is er die ander die de kop op steekt
en spreekt: "Ik laat mij niet onttronen!
Beperkt is mijn tijd, ik ben doorweekt
met vadsigheid, gedompeld in een poel van feilen
waarin ik langer niet nog wil verwijlen.
Op mijn onachtzaamheid richt ik mijn pijlen."
Waarop de eerste zegt: "Dit is slechts denken
dat vrees opwekt en weg doet zwenken.
Lig rustig maar en laat je vrede schenken."
"Dit schenken geeft mij juist de kracht
die mij laat bewegen", zo spreekt de tweede.
"Heel goed", zegt dan de eerste weer, "wacht
op wat komt en deel dan mede
welk verhaal je leven kleurt."
"Niet nodig",  zegt de ander, "wat gebeurt
zijn dan mijn daden zelf, de dader is verbeurd".

Meteen daarop is hij verdwenen en de zeug
blijft achter op het bed. Zij neemt een teug,
rookt een sigaar, snuift van de nacht een vleug
en de matras die tegen haar rug aan zeurt
begint haar te vervelen. Zij voelt zich afgekeurd
en denkt: "Ik geloof dat ik voor niets meer deug
maar 't leven blijft toch lekker en de modder geurt".