zaterdag 30 april 2016

Op de tast.

Ik beschouw jou als mijn doel
maar misschien is 't jou te zwoel.

Daarom doe ik nogal koel
en verzwijg een heleboel,
schenk mijn aandacht aan een ander
met mijn woorden, wijs en schrander,
kijk voortdurend langs je heen
of blijf zitten als een steen,
terwijl ik toch van je hou,
daarom wil ik enkel jou.

Graag ben ik jou niet tot last
dus laat ik dit maar niet blijken,
moet jou vinden op de tast
zonder dat ik durf te kijken.

Voor lief.

Ik kan jou maar niet bereiken
want je blijft me steeds ontwijken.

Wellicht moet ik nog veel leren:
allereerst de toestand eren
waar ik heden in verkeer
opdat ik aanvaarden leer.

Misschien kom ik maar pas kijken
op dit gecodeerd toneel
met zijn duistere praktijken.
Nog ontgaat mij daarvan veel.

Maar vanuit dit perspectief
neem ik het gemis voor lief
van wat mij vandaag ontbreekt
waardoor dit mij minder steekt.

Muiterij.

Mijn domein is als de hemel.
Daaruit zie ik het gewemel
en 't verkeer, als van een straat,
dat mij onverchillig laat
want die hemel is mijn geest,
die er altijd is geweest,
en de straat is als mijn denken,
vol van tekenen en wenken.

Daar laat ik mij niet mee in
want als ik daarmee begin
raak ik snel daarin verstrikt
en voor vliegen ongeschikt.

Zo sluit ik mij wijs'lijk buiten
tot mijn lust begint te muiten.

Publiek, prive, geheim.

Waarin wij het meest verschillen
toont zich in 't publiek domein.

Niemand zal er zwaar aan tillen
als zal vallen het gordijn
of ontstoken wordt het licht
dat onthult ons aangezicht.

Als het om emoties gaat
worden we al meer voorzichtig.
Wanneer men die gadeslaat
voelen we ons schichtig.

Dat waarin we eender zijn
blijft voor iedereen geheim:
't is het kennen van de staat
waarin alles komt en gaat.

vrijdag 29 april 2016

Te geef.

Omdat ik iets wil bereiken
blijf ik steeds de plek ontwijken
waar ik toch alleen maar ben.

Omdat ik dit niet herken
zie ik uit naar wat ik mis
en kijk niet naar wat er is.

Maar iets anders is er niet
dan rondom mij een gebied
waar de einder van blijft wijken
als ik mij op pad begeef.
Deze zal ik nooit bereiken,
ongeacht hoe hard ik streef.

Deze plek waarop ik leef
is intussen vrij te geef.

Toch nog goed.

Kan ik wel de moed opbrengen
om ooit van je af te zien
of zal ik mijn hoop verlengen
op een nieuw begin misschien?

Het is het proberen waard
om je maar te gaan vergeten.

Van wat mij nu zorgen baart
zal ik daardoor niets meer weten
want een hemel, opgeklaard,
wordt door weemoed niet bezeten.

Stel dat ik jou niet meer ken,
zo van jou ontslagen ben,
en je daarna weer ontmoet,
komt het, wie weet, toch nog goed.



donderdag 28 april 2016

In het heden.

Ik leer rusten in het heden.
Niet naar boven of beneden
ga ik verder nog op zoek.
Ik leef in een open boek.

Op geen trap hoef ik te treden
want het leed is nu geleden
van wat mij ooit overkwam
toen ik telkens tot mij nam
wat inmiddels was vergleden
en zo legde ik mij lam.

Nu blijf ik bij wat er is.
Dit is uit zichzelf steeds fris
want de toekomst en 't verleden
zijn slechts schimmen van het heden.
             

Tra.

Als ik door het woud heen ga
van emoties en gedachten
kom ik weldra aan een tra
die op mij heeft liggen wachten.

Dit is slechts een open plek
waar nog niets os opgelost,
waar ik geen beroering wek
en de grtond niet is bebost.

Niemand is daar uitgedost
of houdt iemand voor de gek
waar de baat gaat voor de kost
en geen komst is of vertrek
want het is mijn open geest
die er altijd is geweest.

woensdag 27 april 2016

Alleen maar.

Alles is alleen maar geest
en daarvan dus niet te scheiden,
geest die de gedachten leest,
op de hoogte is van lijden,
die zichzelf niet kan vermijden
en er altijd is geweest:

Tegenspoed en hindernis,
ongelukken die zich melden,
de geliefde die ik mis
en de ondergang van helden,
net zo goed als lafenis
en geluk, al is dat zelden.

Want als dit de waarheid is
dan moet dit ook altijd gelden.

Parallel.

Wellicht wordt er opgeslagen
wat ik doe in alle dagen
van mijn onbeduidend leven
dat zal dienen als gegeven
voor een oordeel,  als het komt,
waarin ik word opgesomd.

Ik ga alle kanten uit,
zwerf vaak doelloos in het rond
maar zit van de weeromstuit
ook nog weleens op mijn kont.

Dit doet mij dan wonderwel.
Aan mijn dwaasheid parallel
bouw ik misschien toch iets op
doordat ik met willen stop.


Voor de bakker.

Als ik zit en ook niets doe
is daar niets mee aan de hand.
Langzaam word ik niet meer moe
en dan toont zich mijn verstand.

Zonder dat ik nog weet hoe
zweven wolken boven 't land
en het doet er niet meer toe
of ik streng ben of coulant
want gedachten zijn signaal
voor een naderend verhaal
dat niet eens meer hoeft te komen
nu ik niet zit weg te dromen.

Ja, zij maken mij zelfs wakker!
Zo komt alles voor de bakker.


Verlangen.

Midden in een goed gesprek
in een warm en licht vertrek
met een mooie jonge vrouw,
kies gekleed in hemelsblauw,
die voor mij is blijven staan,
dient zich plots verlangen aan.

Als dit er nu maar niet was
zou het heel eenvoudig zijn:
ik liep keurig in de pas
en er was geen centje pijn.

Ik zou zijn dan wat ik schijn,
helemaal geen wildebras,
en te helpen vond ik fijn,
met niets anders in mijn sas.

dinsdag 26 april 2016

Braaf.

Jij was al te vaak lieftallig.
Ik beheerste mij anstvallig
en keek dan maar naar de grond
of een beetje in het rond.
Daarmee hield ik mijn fatsoen.

Als ik kijk naar wie het doen
en daarna worden vergeven
moet ik soms van afgunst beven.
In mijn hart schrijnt dan de wonde
van de niet begane zonde.

Ik die dacht zo braaf te zijn
moet nu leven met de pijn
door jou te zijn afgewezen
daar ik niet dorst driest te wezen.


Naar Zandvoort.

"Kan ik niet of wil ik niet?" -
die gedachte houdt mij bezig
tot mij plots te binnen schiet:
"Ik ben steeds aanwezig
bij het stellen van die vraag
die zo zwaar ligt op de maag".

En al komt er ook geen antwoord
op zo'n puzzel, nogal vaag,
kan ik altijd nog naar Zandvoort,
als het moet zelfs nog vandaag!"

Aangekomen bij de zee
nam ik dit probleem wel mee
maar het lijkt te zijn bedolven
onder zilvergrijze golven.

zondag 24 april 2016

Origines.

God liet uit niets iets ontstaan:
aarde, sterren, zon en maan.

Daarna is het mis gegaan
want ik bleef niet voor Hem staan
om Hem ere te bewijzen.

In plaats daarvan ging ik reizen
en ik dwaalde van Hem af.

Misverstanden gingen rijzen
en nu wacht mij dus Zijn staf
die mij naar de hel zal wijzen
waar ik in mijn ketenen,
in gezelschap van bezetenen,
zal bestaan, voorgoed vervloekt
tot Hij alles weer opdoekt.

De diepte in.

Ik loop telkens heen en weer
en vergis me elke keer.

Elders lijkt het gras steeds groener.
Met een stoomboot of een schoener
vaar ik er dan snel op af.

Wat ik vind is niets dan kaf
in plaats van het volle koren
dat ik enkel ken van horen.

Zo trek ik van vak naar vak
maar 't genoegen blijft maar vlak.

Ga ik ooit de diepte in?
Daarin is er geen begin
of een einde ooit te vinden
die het zicht daarin verblinden.

zaterdag 23 april 2016

Nog liever.

Bij de dood staat elk projekt
dat er is op losse schroeven
en er wordt terstond ontdekt
dat het heel niet had gehoeven.

Ofschoon dit bevrijdend is
wekt het ook wel droefenis,
zelfs wanneer dit wordt beseft.

Hoewel het van zorg ontheft
blijf ik mij nochtans vermoeien
als ik niet kan zonder boeien
als bewijs voor mijn bestaan.

Waarheen moet ik anders gaan
als aan alles is voldaan?
Liever kies ik voor de waan.




woensdag 20 april 2016

Omgezet.

Hoe kan ik je ooit bedanken
voor de liefde die je wekt,
ook als je die niet beloont?

Nu zet ik die om in klanken.
Daardoor blijf je onbevlekt
en van mijn gezeur verschoond.

Maar die klanken gaan als ranken
door mijn lief en leed omhoog.
Zich al windend langs mijn flanken
stutten zij de hemelboog.

Het genot dat ik daar vind
is mij altijd welgezind.
En, gelukkig als een kind,
zwindt mijn weemoed als de wind.


Als zomervliegen.

Als ik mij opzij kan zetten
volg jij mij direct gedwee.
Ik hoef nergens op te letten
want ik kijk met mij niet mee.

Dan ben ik zo ongedwongen
dat we al zijn aan het tongen
voordat zelfs de wens ontstaat.

Onze bekkens slaan de maat,
aan de diepe bron ontsprongen
van een ongekuiste daad
die, bevrijd van alle kwaad,
als een onverschrokken jongen,
tegen alle goede raad,
snel aan het genieten slaat.

Een nieuwe wereld.

Tot dusverre komt de zon
altijd in het oosten op
en ik zeg altijd pardon
als ik te vrijpostig klop.

Water valt steeds uit een ton
als ik die zet op zijn kop
en een nouveau riche baron
heeft met armoe niet veel op.

Dit is altijd zo geweest
tot men in de sterren leest
dat je heden van mij houdt,
bent gekomen door het woud
van je afkeer en bezwaren
om je op mijn schoot te scharen. 


Waarom niet?

Ik heb een kater, lief en trouw,
want hij neemt het niet zo nauw
met wat ik nu laat of doe
en hij wordt mij niet snel moe.

Hij komt altijd naar mij toe
zelfs al zeg ik bah noch boe.
Ik ben niet zo elegant
maar hij likt mijn haar en hand.

Hij heeft niets van jouw kritiek
en dient mij niet van repliek,
ligt tevreden op mijn borst
want mijn status is hem worst.

Waarom lig je niet, als hij,
vanzelfsprekend aan mijn zij?

Vrees en beven.

Als ik lusten heb bedwongen
ben ik daarmee nog niet klaar.
Misschien heb ik te vroeg gezongen
als ik dit al openbaar.

Het gebeurt dan immers gauw
dat ik, trotser dan een pauw,
door triomf word voortgedreven.

Het is mij niet om het even
dat ik slaagde in mijn strijd.

Met misplaatste vormelijkheid
baan ik mij nu door het leven
met mijn neus omhooggeheven,
terwijl ik in werk'lijkheid
nog steeds leef in vrees en beven.



Luchtledig.

Ik zit naast je op de bank,
zie je armen, glad en rank
en kijk vluchtig naar je knie:
een doorluchtig relikwie.

Dat ik zo mag zitten hier,
vlak naast jou, een lekker dier,
dat verschaft mij groot plezier.

Jij krijgt dat in het vizier
en dan ga je ijlings weg,
laat mij zitten met mijn pech.

Maar die pech wijst mij de weg
naar de grootste zaligheid:
de afwezigheid van strijd,
elke tegenslag ten spijt.

dinsdag 19 april 2016

Onbeantwoord.

Bij verlies en tegenslag
komt mijn wanhoop voor de dag.
Ik doe luidkeels mijn beklag
opdat ik nog winnen mag.

Maar zo is 't nu eenmaal niet.
Het is voorbij dat wij nog kusten
en daar moet ik in berusten.

Langzaamaan komt er verdriet
dat mij stil te staan gebiedt.
Dit verdriet is vol en rijk
waarin ik veel schatten vind.

Niets is daaraan zelfs maar gelijk.
Ofschoon ik niet word bemind
geeft het toch van liefde blijk.

maandag 18 april 2016

Verlegenheid.

Ik word naar je toe gedreven
dus ga ik naar jou op pad.
Jou te zien, al is 't maar even,
lijkt me daarom al heel wat.

Maar al kom ik in jouw straat
sta jij daar toevallig buiten.
Snel verberg ik mijn gelaat
en wil liefst mijn ogen sluiten.

Want de angst slaat mij om 't hart
en ik raak geheel verward,
wil mij uit de voeten maken
om mij niet te laten raken
door paniek, oneindig groot,
waarvoor ik vrees als voor de dood.

Voortdurend.

Is er iets dat steeds verandert
maar dat toch hetzelfde blijft?

Zeker, dat is dit moment
dat geen start of einde kent
maar waarin mijn geest meandert
en geen spoor ervan beklijft.

Van de tijd is 't niet te scheiden,
het kan denken niet vermijden
maar omdat het niet kan gaan
zal het altijd blijven staan,
ook al is 't niet op een plek.

't Is immuun voor elke vlek,
een tehuis voor elke waan
en duurt voort na mijn vertrek.

zondag 17 april 2016

Rechte lijn.

Is de lust mijn diepste laag?
Dat blijft altijd nog de vraag.

Omdat ik word voortgedreven
door wat mij wordt voorgeschreven
door wat zij voortdurend wil
sta ik daardoor zelden stil
en krijg geen gelegenheid
om wellicht iets te ontdekken
dat verduurt de harde strijd
die zich constant blijft voltrekken.

Daardoor blijf ik oliedom
en zijn al mijn wegen krom.
Vond ik ooit een rechte lijn
zou mijn heil verzekerd zijn.

Afbeelding.

Eenzaam, in de steek gelaten,
voel ik mijn verdriet.
Dit valt niet snel weg te praten
maar dat hoeft ook niet.

Ik kan het zo rustig laten
en zing nu dit droeve lied
dat weliswaar niet zal baten
want je hoort het immers niet.

Toch bevat dit lijden leven
van het tevergeefse streven
naar 't gelukzalige verschiet,
anders was er geen verdriet.

Jij hebt je aan 't oog gegeven
dat je schoonheid constant ziet.


Ontslagen.

Als ik goed ter harte neem
dat ik op een dag zal sterven
valt daarmede het systeem
om te winnen gelijk aan scherven.
't Is als wilde ik uit leem
harde steen en ijzer kerven.

Maar nu kan er vreugde dagen.

Van de zware plicht ontslagen
om voortdurend te vergaren
en mijn schatten te bewaren
kan ik nu eenvoudig leven
van wat leven wenst te geven.

Als ik mij hiermee verzoen
hoef ik verder niets te doen.

zaterdag 16 april 2016

Uit de sleur.

Ik zie af van de terreur
van steeds iets te moeten doen
want herken dit als een sleur
die mij voortsleept, elk seizoen.

Vanaf nu voeg ik niets toe
aan wat reeds vanzelf gebeurt
want wanneer ik dit niet doe
word ik nergens meer bespeurd
maar geniet er wel van hoe
heel de wereld kleurt en geurt.

Dus beul ik mij niet meer af
en, bevrijd van deze straf,
kijk ik naar 't gewordene
opdat dit zich ordene.

Opgelost.

Ik ben altijd graag uniek
want dan ben ik speciaal,
welbekend bij het publiek
en bizonder, elke maal.

Kijk ik nu eens naar de mensen
onderscheid ik hen totaal.

Zelfs al zou ik dat niet wensen
en al zijn ze nog zo vaal,
houd ik hen toch uit elkaar.
Elk van hen is enkel daar.

Dan geldt dit dus ook voor mij.
Dit hoef ik niet na te streven
want het is al het geval.
Van die twijfel raak ik vrij.

Stoot.

Als ik in de afgrond blik
vind ik daar geen enkel ik
dat mij tegemoet kan komen.

Daar wordt mij de kans ontnomen
tot bewijs voor mijn bestaan
want ik stoot mij nergens aan.

Ondanks dat ik ril en huiver
is dit inzicht klaar en zuiver.

Doordat jij mij daarin stoot
red je mij zo van de dood
want degene die kan sterven
moet ik daar voor eeuwig derven.

Ik zal enkel leven erven,
waar ik altoos van genoot.

donderdag 14 april 2016

Onbetreden.

Als je niet weet wat je wilt
word je nogal snel bedild.

Ook van binnen zijn er stemmen
die je manen je te remmen
of je juist te laten gaan
als bewijs van je bestaan.

Maar wanneer je 't zo kan laten
openen zich duizend gaten
en verdwenen zijn de maten
en de macht van het getal.

Aan je oog toont het heelal,
door je voeten onbetreden,
haar vermogen overal
in een eeuwig durend heden.

woensdag 13 april 2016

Onmogelijk.

Waarom heb jij mij verlaten?
Ben je mij een keer gaan haten
of heb je het nooit gemeend
toen je gunsten hebt verleend?

Heb jij mij gewoon bedrogen
en mij steeds iets voorgelogen?
Het leek slechts dat jij mij minde
maar toen vlood je als een hinde.

Toch wil ik geenszins verhelen
dat ik jou wil blijven strelen
want je heuvelen, zo mals,
je gebenedijde delen
en de welving van je hals
zijn onmogelijk te spelen.

List.

Imposant en kolossaal
verheft zich een kathedraal.

Waarmee werd die ooit gebouwd?
Als men in de rondte schouwt
zijn daar stenen niet voorhanden
dus groef men die uit de grond
en liet achter donk're wanden
zodat er een web ontstond
waarvoor men bestemming vond.

Ooit gegraven tot vereren
leidt het nu tot amuseren
want er kan daar wijn mousseren.

Wie weet was 't zelfs Bacchus' list
waar men toen nog niets van wist.

dinsdag 12 april 2016

Verloop.

Tijd, oneindig, zonder randen,
is een wezen met twee handen:
met de ene geeft zij gul,
met de and're neemt zij weg,
en zo blijft het saldo nul.

Wat ik ook maar overleg,
het komt uit haar schoot naar voren.

Na een tijdje is 't weer weg,
net als een ivoren toren
die een keer ooit wordt gesloopt.

Omdat alles zo verloopt
valt er blijvend niets te grijpen.
Op een dag wordt er ontknoopt
wat zij lang heeft laten rijpen.

maandag 11 april 2016

Debat.

Overtuigd van eigen gelijk
handhaaf ik mijn koninkrijk.
Niemand zal mij iets vertellen
of dit ter discussie stellen.

Wie een ander ding beweert
ziet het daarmee reeds verkeerd.
Zegt een tegenstander "nee"',
zeg ik "ja" en doe niet mee.

En dan zeg ik nogmaals "ja",
als ik opsta en daarna
met de vuist op tafel sla.

Daar is trouwens niets mee mis,
als ik mij maar niet vergis
en weet dat het denken is.

Hoger doel.

Waarom maak ik mij zo druk
om mijn doelwit en succes?
Waar 't om gaat is jouw geluk.

Ook al snijdt dan als een mes
mij de pijn wel door het hart
als je dat bij and'ren vindt,
is het voelen van die smart
mij uiteind'lijk welgezind.

Want al huil ik als een kind
omdat ik je niet meer vind
is de vreugde die jou treft
iets wat iedereen verheft
en de steken die ik voel
dienen zo een hoger doel.

Zonder zwier.

Ik wil jou niet irriteren.
Daarom ga ik niets riskeren
maar blijf je op afstand eren.

Mocht je echter je bedenken
wil ik je de vreugde schenken
die ik altijd nog kan geven,
ook al kost het mij mijn leven.

Als je voor mijn huis wilt stoppen,
kom dan binnen zonder kloppen
en dan hebben wij vertier.
Daarvoor ben ik immers hier.

En zo gulzig als een gier
zal ik likken vlees en klier
van je lichaam, zonder zwier!

zondag 10 april 2016

Conditio sine qua non.

Voor mij ligt een vel papier.
Daarop maak ik tekeningen
en daarna berekeningen.
Beide dingen doe ik hier.

Daarmee zijn ze niet hetzelfde.
Ook een tiende is geen elfde
en al teken ik een dier
is dat niet per se een stier.

Maar zij komen overeen,
of  't een som is of een Deen,
in het feit dat zij geschreven
of getekend naar het leven,
op het blad staan, een voor een.
Zonder potlood is er geen.

Panta rei.

Waarom maak ik onderscheid
tussen een voldongen feit
en wat geldt als een verzinsel?

Want intussen, in beginsel,
zijn die beiden even echt,
onverschillig wat men zegt.

Beiden doen zich immers voor.
Ik geef aan hun roep gehoor
of ik kan ze gaan negeren.

Pijlen, bijlen, scherpe speren
noem ik in de regel echt.

Maar daarmee doe ik geen recht
aan het feit dat zij vergaan,
als een wolk die niet blijft staan.

Vergeten.

Wanneer er iets gaat verloren
maar ik weet nog wat dat is
blijft dit niettemin behoren
tot deze geschiedenis.

Pas wanneer ik niet zal weten
dat ik dit ook ben vergeten
is er niets meer aan de hand
en dan ben ik uit de brand.

Wie weet geldt dit voor heel veel,
voor de kosmos, deel voor deel.

Ja, wellicht was ik alwetend,
dit vandaag geheel vergetend
op een aantal dingen na,
als de grond waarop ik sta.

Ondoenlijk.

Als men iets heeft fout gedaan
en belooft: "ïk werk eraan,
zal nu naar het goede streven",
is dat te vergeven.

Maar wanneer iets lelijk is
helpt er geen vergiffenis.

Dit roept steeds de weerzin op
en daarvoor bestaat geen knop
waar men op zou kunnen drukken
om wat mis ging te doen lukken.

Zelfs al heeft men ook genade
voor een kever of een made
zal het hart niet sneller kloppen.
Zal de afkeer ooit wel stoppen?


Stilte.

Als ik kijk naar wat gebeurt
is 't een stortvloed van gedachten
die, soms goed- soms afgekeurd,
almaar voortstroomt zonder wachten,
waaronder een aantal klachten,
woorden die het leed verzachten
of een lumineus idee.
Melodieën doen ook mee.

Verder zijn er nog de kleuren
van de lucht met duizend geuren
en de aarde die ik voel
bij het kraken van mijn stoel.

Al die dingen stromen voort
door een stilte, onverstoord.

zaterdag 9 april 2016

Meteen.

Als mijn doel is om te zijn
is dit nimmer te bereiken.

Dan ervaar ik steeds de pijn
van 't voortdurende ontwijken
van waarnaar ik zo verlang
en blijf bang mijn leven lang.

Niet omdat het er niet is,
is 't waarom ik het zo mis,
maar omdat ik er al ben.
Daarom kan ik er niet heen.

Wanneer ik dit niet erken
is de uitkomst dat ik ween.
Maar wanneer ik niet meer ren
ben ik er meteen.


Dit is mijn geest.

"Ik heb alles fout gedaan.
Mijn geluk is van de baan.
Er is geen beginnen aan
om dit nu nog te herstellen
want men zal het oordeel vellen,
en dat tevens doorvertellen,
dat beëindigt mijn bestaan.

Ik was nonchalant en laf
Dit zie ik pas achteraf.
Onontkoombaar is de straf
die mij vanaf heden wacht
in een peilloos diepe nacht."

Als ik weet: "Dit is mijn geest"
is dit wat mij gelijk geneest.


donderdag 7 april 2016

Irrelevant.

In de ruimte houdt mijn lijf,
met zijn energie, verblijf.
Daardoor is er ook gevoel,
zonder meer of met een doel.

Los daarvan bestaat de rede
want die neemt daarvan niets mede
naar haar meten en beweren
en haar kunst te speculeren.

Deze hoge faculteit
speelt zich af in louter tijd.
Dat dit plaats grijpt in een brein
zou misschien zo kunnen zijn.

Voor een keus of een besluit
maakt dat evenwel niets uit.

woensdag 6 april 2016

Besluiteloos.

Hoe wil ik nu reageren
wanneer jij mij niet meer moet?
Zal ik voortgaan je te eren
of gaan dorsten naar je bloed?

Ik heb veel tot mijn beschikking:
dreigementen vol verschrikking
of een diepgaand redeneren
om mijn misstap te verklaren
of ik kan mij gaan bekeren
om de vrede te bewaren.

Ik blijf in de ruimte staren
maar weet niet wat er toe doet:
wijs ik jou terecht te recht?
Welke actie is nu echt?

Precies.

Wanneer ik durf te ontspannen
hoef ik mij niet te vermannen.

Als een storm niet langer woedt
zie ik in het water goed
alle dingen klaar weerkaatst,
als zichzelf zelfs op het laatst,
want het oppervlak wordt strak
en weerspiegelt met gemak
van een boom de kleinste tak
want het is dan glad als lak.

Evenzo word ik precies,
zelfs als ik daar niet voor kies,
als ik niet word afgeleid
door projecties in de tijd.

Liever.

Ik misken Mijn Lieve Heer
die mij telkens, elke keer,
dit miskennen wil vergeven.

Hij heeft deernis met mijn beven
en vergeeft mij telkens weer.

Daarnaar hoef ik niet te streven
want Hij is het volle leven*)
dat mij alreeds is gegeven.

Wanneer ik dit waarlijk zie
buigt zich als vanzelf mijn knie
en word ik niet voortgedreven
door mijn vrees, nog sterk zo even.

Hij heeft steeds op mij gewacht,
is veel liever dan ik dacht.**)


*): "Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven"
Johannes 14:6

**): "God is liefde"
1 Johannes 4:8





Niet ver.

Ik zoek het niet langer ver
(dat is niet spectaculair)
want ik weet het nu toch wel:
te bestaan is een duel
waarbij altijd een zal winnen
en de ander moet beginnen
zijn verlies te gaan betreuren
of zijn domheid af te keuren.

Dit staat van te voren vast,
als formule die steeds past
op dit tragische gebeuren
en al snel is te bespeuren.

Maar omdat ik rustig zit
delf ik nooit het onderspit.

Omgekeerd evenredig.

Elke dag word ik weer ouder
maar kijk meer over mijn schouder
dan ik vroeger placht te doen,
op een plein of in 't plantsoen,
want een jeugdig vrouwenbeen
windt mij meer op dan voorheen.

Dit had niemand toch verwacht,
dit verlate eerbetoon,
maar zo prijs ik nog de pracht
van veel deernen, wonderschoon. 

Ofschoon zo te zijn geëerd
worden zij dan zedig
en zijn daardoor omgekeerd
met mijn wensen evenredig.

dinsdag 5 april 2016

Rest.

Hoe kan 't zijn dat zelfs genot
nog het stempel draagt van lijden?
Dan ben ik toch, als een god,
van elk mankement gescheiden?

't Is omdat het heftig is,
ik daardoor het inzicht mis
dat het niets is dan een droom
en nog vluchtiger dan stoom.

Omdat lust er fel op vlast
houd ik het het liefste vast
maar dat is steeds tevergeefs.

Daarom heeft het toch iets scheefs,
ook ten aanzien van de rest
waardoor ik mij voel gepest.


Verrassend.

Als ik adem, continu,
gaat die altijd, enkel nu,
steeds naar binnen en naar buiten
en de dood slechts kan haar sluiten.

Ik kan niet al vantevoren
zijn toekomstig ruisen horen
en kan ook niet, achteraf,
tot mij nemen wat zij gaf.

Als een brug naar het moment
is zij heel precies present
en als ik in haar kan rusten
reis ik niet naar verre kusten.

Toch blijkt wat ik ben gewend
dan verrassend onbekend!

maandag 4 april 2016

Van nu af.

Ik heb heel wat aangedurfd
en elk wapenfeit geturfd
dat mij op mijn bek deed gaan,
mij daarna alleen liet staan.

Nu lik ik bedroefd mijn wonden
want mijn bloed is voor de honden.

Net als Job in zak en as,
zie ik de gevolgen pas
als het tij niet kan gekeerd,
mijn crediet is opgeteerd,
zie mijn feilen achteraf
maar dat is daarmee geen straf.

Nu weet ik hoe het niet moet
en van nu af doe ik goed.

Notitie.

Ik vermei me in het lijden
dat soms komt van alle zijden,
ben in staat te ondergaan
al de kwelling van het scheiden
van de dingen die vergaan.
Op ontvangen komt het aan.

Niet dat ik dat per se wil
maar gewaar zijn, altijd pril,
neemt er steeds notitie van,
is iets anders niet van plan.

Ook plezier, zo nu en dan,
rijst vol verve uit de pan:
"als de wijn is in de man,
is de wijsheid in de kan." *)


*): Gezegde.


Libido.

Net als panter, paard en vlo
plaagt ook mij de libido.

Zo maar krijg ik haar cadeau
maar zij stelt mij wel de eis
dat ik naar een vrouw toe reis.

Ik ben mij dit goed gewaar.
Dit vermindert het gevaar
dat ik mij in 't openbaar
plotseling kan gaan misdragen.

Slechts in dromen durf ik wagen
om soms om haar gunst te vragen,
wat ik anders blijf verdagen.

Maar 't verlangen blijft intact
dat vaak zoete broodjes bakt,
in omzichtigheid verpakt.

Geen verweer.

Heden ben ik afgewezen
en de wond wil niet genezen
die ik zo heb opgelopen
en valt ook niet af te kopen.

Want verlangen blijf bestaan
zo lang ik niet ben vergaan.
Daarvoor is geen substituut.
Het maakt constant haar debuut.

Ongeacht wat ik probeer
komt het er gewoon op neer
dat het mij komt lastig vallen,
plomp, ten overstaan van allen
en dan heb ik geen verweer
tegen kriebels in mijn ballen.

Niet slecht.

Lijden is tegelijk het leven,
een vermogen, mij gegeven,
om verdriet te ondergaan
.
Anders dan de zon en maan,
onverstoorbaar in hun baan,
kan ik sidderen en beven
en naar mijn verlossing streven.

Dat staat mij niet altijd aan
maar ook dit is alweer leven
en een kenmerk van't bestaan.

Op het voelen van de pijn
zou ik trots zelfs kunnen zijn
want dat is tenminste echt
en ik doe dat lang niet slecht.






Vertekening.

Als iets vreselijks gebeurt
wordt mijn hart daardoor verscheurd.

Dan ben ik geheel ontdaan
en laat mij erdoor verslaan
maar verlies zo uit het oog
dat de wereld verder gaat.

Ook al houd ik het niet droog
houdt de klok zijn regelmaat,
begeleidt met neutraliteit
het verstrijken van de tijd.

Door de inslag van het leed
krijg ik een vertekend beeld
van wat ik het leven heet
en mijn wond wordt traag geheeld.




zondag 3 april 2016

Grootmoedig.

Al met al is het niet vreemd
dat De Here, oppermachtig,
alle zonden op Zich neemt.

Door Zijn woorden, wijs en krachtig,
schiep Hij immers dit Heelal
waarin woekeren, reusachtig,
deze zonden, zonder tal.

Geen enk'le daarvan zou er zijn
als Hij dit niet had gedaan.
Dan bestond er nimmer pijn
en geen wereld kon vergaan.

Maar Zijn deernis is niet klein.
Daarom neemt Hij dus koelbloedig
zonden op zich, zeer grootmoedig.




Hoogverheven.

Onverschillig wat ik kies,
of ik win of juist verlies,
is daarboven hoogverheven
aan 't verstrijken steeds het leven.

Dit gaat aan die zorg voorbij
en is van haar smetten vrij.

Want triomf en nederlaag
volgen op elkaar gestaag
maar die kennen blijft bestendig.

Ook al voel ik mij ellendig
of verrukt door groot geluk:
dit vermogen kan niet stuk.

Heerlijk als een frisse bries
is het daar wanneer ik nies.