zondag 30 november 2014

Alsnog.

't Is bijna Sinterklaas.
Het is al lang geleden
dat hij als hoogste baas
mijn leven kwam ontleden
en met hoog geraas
naar mij kwam toegereden.

Hij is nog wel gekomen
maar nu heb ik vernomen
dat hij slechts is vermomd
en hij 't niet is die komt.

In plaats van hem mijn buurman
die ook iets uit het vuur nam
waardoor ik toch kan geloven
dat hij nog komt van boven.

Etenstijd.

Ik  geef mijn kat te eten
en lok hem met de geur.
Door appeteit bezeten
springt hij door de deur.

Ik ben superieur
want heb de macht in handen
maar dan krijg ik een kleur,
sta met mijn mond vol tanden
als hij zijn strakke blik
volledig op mij richt.

Ben ik nog wel goed snik?
Het dier lijkt wel verlicht
maar draait zich dan weer om
en laat mij stil en stom.

Heel het leven.

Ik verlang naar harmonie
die ik steeds doorbroken zie
door het woelen in mijn hart
dat de rust en vrede tart.

Telkens wanneer ik iets wil
is er sprake van verschil
tussen dat wat is gegeven
en wat ik graag na wil streven.

Tenzij ik zie dat heel het leven
alles wat er is omvat,
dat gegeven en het streven
deel zijn van dezelfde schat
waar geen stofje aan kan kleven
want er is niets meer dan dat.


zaterdag 29 november 2014

Ontsnapt.

een navertelling.


Boeddha leefde in een kooi,
van echt goud en wondermooi,
die leek op het paradijs
maar toch wilde hij op reis.

Op een nacht is hij ontsnapt
zonder dat hij werd betrapt
en hij trok de wereld in
waar hij leed en ziekte zag
en een lijk dat voor hem lag.

Toen dacht hij: "Heeft het nog zin
dat ik naar 't paleis terugga
als dit is wat komt erna?

Liever word ik zelf mijn reis
en verdwijn als het bewijs".

Mooi niet.

een navertelling.


Er was ooit een masochist
op bezoek bij een sadist.

"Hier wil ik u graag behagen.
Gesel mij met felle slagen
zonder een tel te versagen
en geniet ook van mijn klagen",
was het voorstel dat hij deed
en hij toonde gelijk zijn reet.

De sadist moest even denken
want hij was het niet gewend
dat het leed dat hij wou schenken
van te voren werd gekend
maar zei toen: "U gaat niet gillen
want dat is wat u zou willen."


Kier.

In mijn venster staat een rij
mooie dingen met daarbij
een vogeltje dat zit te zingen
naast een bosje met seringen.

Die staat er niet slechts voor mij
want tegelijk is ieder vrij
die hier langsloopt en het ziet
om te zien dat hij geniet.

Zo fungeert mijn venster hier
genereus als een scharnier.
Behalve hen die buiten staan
biedt het ook mij zijn gaven aan.

Ja, de allersmalste kier
biedt nog plaats aan mij en maan.



vrijdag 28 november 2014

Niet en wel.

Wat verandert er nu niet
en tegelijkertijd toch wel?

Als ik droom van een parkiet
kan het zijn dat in een tel
ik besef dat dit zo is.

Dan heb ik het niet meer mis
maar ben plotsklaps als een vis
die van nu af is gewis
dat hij altijd was in't water
dat ook thans rondom hem is,
zowel nu als later.

Maar nog steeds zingt de parkiet
onverveerd het hoogste lied.
Dat hij droom is deert hem niet.

Stoel.

Heeft dit bestaan een reden
of is het zonder doel?
Is het een trap met treden
of een verwarde boel?

Hoe kan ik dit ooit weten,
al heb ik het gevoel
dat nooit iets wordt vergeten,
gezeten op mijn stoel?

Dit laatste kan ik stellen
want ben het aan't vertellen.

De vragen blijven komen
als evenvele dromen
die door't bewustzijn stromen
en dit bestaan omzomen.



woensdag 26 november 2014

Onbereikbaar.

Niet zo heel ver van mijn borst
hangt er dag en nacht een worst
die ik net niet kan bereiken
en mij aldoor blijft ontwijken
want, bevestigd aan een draad,
die met mij verbonden is,
volgt het dat hij mij ontgaat
en grijp ik doorlopend mis.

Maar toch is dit niet zo kwaad
want het zet me in beweging
waardoor ik mij leiden laat
en althans in zee ging.

Zo zorgt een onneembaar doel
dat ik steeds verlangen voel.

dinsdag 25 november 2014

De wind.

een navertelling.


Op een bruiloft in Tasjkent
liet de bruidegom een wind.

Daarop is hij weggerend
en verborg zich als een kind
in de schachten van de aarde
waar geen mens hem meer ontwaarde.

Daar verbleef hij lange tijd
in verloren eenzaamheid
tot hij toch eens wilde weten
of 't intussen was vergeten.

Daartoe vroeg hij, goed vermomd,
naar zichzelf en hoe het stond.
"Bedoel je hem soms van die wind?"
hoorde hij en nam een sprint. 




Theodicee.

Heel de wereld is een veld
vol met onrecht en geweld,
als een grote oceaan
waar op golven golven slaan.

Maar dit is het oppervlak
van een heel veel dieper vak
waarin water niet meer stroomt
noch van woeling wordt gedroomd.

Hier sta ik niet vaak bij stil
als gebeurt wat ik niet wil
maar verhef me in protest
tegen inbreuk, smaad en pest
want ik zie dit over't hoofd
en word van ontzag beroofd.

Het vat.

een navertelling.


Elckerlyck had niet veel geld
maar wilde een feestje geven.

Toen is in hem opgeweld
een idee om toch te leven
als een rijke spring in 't veld
voor wie goud is om het even.

Hij verschafte zich een vat
waar geen druppel wijn in zat
en heeft velen uitgenodigd
met de eis: slechts is benodigd
dat men brenge elk een kruik
die men leeggiet voor elks buik.

Wat bleek toen een poosje later?
Heel het vat zat vol met water.

Aspiratie.

Op de aarde is de hel
want de dieren zijn niet wel
die nu wachten op hun slacht
in hun stallen in de nacht
of die straks als proefkonijn
krijsen moeten van de pijn.

Ik zit met mijn kat op schoot,
nog gevrijwaard van de dood.
Dit is nu wel mooi en aardig
maar gelijktijdig onrechtvaardig.

Ach, het lijden is zo groot
en mijn invloed is nihil.
Kon ik maar met ene stoot
thans bevrijden wie ik wil.

Overeenkomst.

Een illusie en een steen -
komen die nog overeen?
Of wat hebben nog gemeen
een verkoudheid en een been?

Toch is daar iets wat nog geldt
en dat als hun noemer telt:
ik heb immers juist vermeld
wat ik waarnam in het veld
van wat ik doorlopend zie,
ook al weet ik niet van wie
al die duizend dingen zijn:
vingerhoed en marsepein.

Maar ik pijnig niet mijn brein:
ik ken zowel groot als klein.




Ontledigd.

In de wereld, onbevredigd,
voel ik mij te vaak beledigd
en het staat me heel niet aan
om volledig te vergaan.

Deze toestand is precair
en het liefste blijf ik ver
van dit ondermaans bestaan
maar ik kom er niet vandaan.

Tevergeefs heb ik verdedigd
wat mij hieruit redden kon
maar nu heb ik mij ontledigd
en vermei me in de zon.

Want mijn zorg is wat ik denk:
niets meer dan een loze wenk.

Gedachten.

Al mijn zorgen en mijn klachten,
zijn dat niet altijd gedachten?

Heb ik die wel eens gezien?
Ik zie wel een stuk of tien
eenden zwemmen in de grachten
maar ik moet nog altijd wachten
op gedachten die zich tonen
en blijf gissen waar zij wonen.

Zij verschijnen als de maan
maar ik weet niet waar vandaan
en zelfs als zij voor mij staan
heb ik er geen houvast aan.

Zij zijn ijler dan de lucht
maar hun invloed is geducht.

maandag 24 november 2014

Ontwaken.

Al wat leeft wil leven
en blijft  naar het licht toe streven
tot de laatste snik.

Niemand is daarvan ontheven,
bijenvolk noch ik.

En tegelijk is daar de dood
die almachtig, levensgroot,
dit verlangen steeds doorkruist,
in het kleinste zaadje huist.

Woede noch gebalde vuist
kan dit noodlot ooit voorkomen
maar als er een briesje ruist
wordt de dood zijn macht ontnomen.

Ben ik hem niet slechts aan't dromen? 



Verlossing.

Van mijn hoofd tot aan mijn hiel
lig ik stil als een reptiel
en daarna loop ik op straat
waar het schouwspel verder gaat:

Iedereen loopt in de maat
en weet van de prins geen kwaad
maar bestaat uit bloed en spieren
en gewrichten als scharnieren.

Dat vind ik behoorlijk eng -
ben ik soms een levend kreng?

Als ik dan kijk naar mijn vrees
wordt ineens verlost mijn vlees
want degene die dit ziet
is het hele drama niet.

Veroudering.

Ik verliet zojuist mijn bed.
Dat was eigenlijk daarnet.
Niet veel meer dan een kwartier
en ik ben dan ook nog hier.

Wat is in die tijd gebeurd?
Iets wat amper werd bespeurd.

Ik ging wel naar het toilet,
met mijn stoelgang in de tred,
en heb vast nog meer gedaan
onder 't schuiven van de maan.

Maar ik weet er weinig van,
ben het meeste alweer kwijt,
word nochtans een oude man
bij't verstrijken van de tijd.

zondag 23 november 2014

Dromen in dromen.

Is 't bestaan soms mijn product
en wel zo perfect gelukt
dat ik heel dit feit vergeet
en ook dat daarna niet weet?

Het zou best zo kunnen zijn
dat ik leef in ijle schijn
die voor mij nu voelt als vast
en mij als een handschoen past.

Wat niet wegneemt dat ik steeds
kan ontwaken uit mijn slaap
om te merken dat ik reeds
een godin ben of een schaap
of een pelgrim, halfsleets,
in de dromen van een knaap.

Bad.

Ik loop dikwijls door een laan
waarlangs dertig berken staan
en het is mij  niet ontgaan:
soms kijkt mij er eentje aan
met een van zijn vele ogen
die mijn wandeling gedogen.

Dragen mij niet ook de stenen
die ik voel onder mijn tenen
terwijl het linnen om mijn benen
mij beschutting blijft verlenen?

Zo, vertroeteld tot en met,
ben ik aardig ingebed.
Deze wereld is een vat
dat mij goed doet als een bad.

vrijdag 21 november 2014

Verantwoording.

Zijn mijn verzen ouderwets
en mijn woorden halfsleets
waardoor ik publiek afkets
en een relikwie ben reeds?

Ik heb een broer die is geboren
voordat mijn bestaan begon
dus moest ik zijn woorden horen
en kwam zo aan mijn jargon.

Dit bevalt mij wonderwel
en is goed voor mijn gestel.

Ik bevind mij in een bel
waarvanuit ik steeds vertel
van mijn hemel en mijn hel
volgens metrum en tabel.

Religieus.

Hoe kom ik zo religieus?
Was't wellicht mijn eigen keus
om te gaan voor een bestaan,
in de armen van een God,
ver weg van de zon en maan,
vol verrukking en genot?

Hier is er geen flikker aan
en ik sta hier voor Piet Snot,
werk mij enkel maar kapot
zonder uitzicht op een baan
die met zorg en armoe spot
dus is het niet zo onwijs
om te boeken voor een reis
die mij voert naar 't paradijs.








woensdag 19 november 2014

Vinden.

Vuur en water, hoog en laag,
nu en later, scherp en vaag,
een decreet of slechts een vlaag
of een antwoord of een vraag,
warm en koud of hier en daar,
jong en oud, onecht of waar,
goed gekookt of half gaar,
gortepap of kaviaar,
dood en leven, man en vrouw,
feestgedruis of diepe rouw,
al die dingen, een voor een,
lopen wel extreem uiteen.

Wat ze niettemin verbindt
is dat ik ze alle vind.

Onverklaarbaar.

Wat is er voortdurend gaande?
Toch iets anders dan ik waande
want ik dacht de hele tijd
dat ik waarnam elk feit
dat zich aan mijn oog voordeed
of door mijn geheugen gleed.

Maar nu heb ik ingezien
dat wie het heeft waargenomen
enkel maar wordt aangenomen
en door niemand bovendien.

De ervaring kan best zonder,
wordt ongrijpbaar als de donder
en een onverklaarbaar wonder
want er zit dan niets meer onder. 






vuur en water, hoog en laag,
nu en later, scherp en vaag,
een decreet of slechts een vlaag
of een antwoord of een vraag

dinsdag 18 november 2014

Tegelijk.

Wat ik zie kan ik niet horen
maar mijn oor kan zich wel storen
aan een onverwacht geluid.
Voor mijn oog maakt dat niet uit.

Soms prik ik mij aan een doren
en geniet toch van het fruit
of ik heb mijn mond vol koren
maar vind in muziek geen kruid.

En al heb ik ook verstand,
dit is toch niet in mijn hand.

Elke functie leeft apart
evenals mijn hoofd en hart.
Alleen ik ben ze tegelijk
want ik dans en denk en kijk.




maandag 17 november 2014

Niemand.

Ik kijk rustig naar mijn knie
en dit kijken kan ik zien.
Ik kan zien dat ik dat zie
en ook dat weer bovendien.

Zo kan ik het geven geven
en zo doorgaan heel mijn leven.
Zonder einde ga ik zweven
en blijf aan het weven weven.

Altijd weer blijf ik er achter
als een onbezoldigd wachter
tenzij ik slechts ben verzonnen
en uit drakenbloed geronnen.

Dan ben ik er dus heel niet,
is er niemand die iets ziet.


Vertier.

Men speurt telkens wijd en zijd
naar de oorsprong van het leven.
Maar de ruimte noch de tijd
kunnen een verklaring geven.

Want al ga ik naar de maan
tref ik daar weer dingen aan
die mij met verbazing slaan
en opnieuw versteld doen staan.

Ook al reis ik naar't verleden
wordt het daardoor gelijk weer heden
dat mij niet onthult de reden
waarom het niet bleef beneden.

Het geheim is alreeds hier.
Achterhalen is vertier.

Opgevoed.

Soms vind ik een lint te goed
om het zo maar weg te gooien,
heeft zijn kleur voldoende gloed
om een gift nog mee te tooien
en gebruik ik het dus weer,
ook al is 't de tweede keer.

Dit wordt wel eens afgekeurd,
samen met mijn zuinigheid
die te veel naar armoe geurt,
met vrijgevigheid in strijd.

Maar zo ben ik opgevoed.
Wat men mij zei onthield ik goed.
Hetzelfde geldt voor wie mij laakt,
diens oordeel werd al vroeg gemaakt.







Ontslagen.

Ik leid thans een rustig leven,
ga niet onder zorg gebukt
en ben van de last ontheven
om te zien of het wel lukt
wat ik alsmaar na wou streven.

Nu ben ik niet meer bedrukt,
kan mijn streken op gaan geven
en daar word ik door verrukt.

Ik ben van getob ontslagen,
dat mij kwelde alle dagen,
want de vrees was er constant:
"Straks val ik nog door de mand".

Met mijn plan nu aan de kant
is dat niet meer aan de hand.

zaterdag 15 november 2014

Pont.

een navertelling.


Op een dag kwam, opgewonden,
hijgend als uit honderd monden,
een knecht bij zijn meester staan:
"Heer, verschoon mij, hoor mij aan! 
 Ik kan over water lopen!"

"Hoeveel tijd is er verlopen?",
was de vraag toen van zijn heer.

"Twintig jaar of nog iets meer".

"Dit was zonde van je tijd
en een onbenullig feit.
Thans vraag ik mij ernstig af:
ben je wel gezond?
Immers, hier niet ver vanaf
vaart er ook een pont."

Brand.

Heel de wereld staat in brand.
Dit vertelt mij mijn verstand
midden in een stadion
vol met mensen in de zon.

Het is immers zonneklaar
dat er over honderd jaar
niemand meer zal over zijn
van wie nu zit in de trein
die niet slechts naar 't einddoel rijdt
maar ook naar vergetelheid.

Soms denk ik daarover na
als ik naar een wedstrijd ga
of weer in een file sta,
wachtend voor de opera.

vrijdag 14 november 2014

Niet waar.

Rond mij zie ik menig lijf.
Daarin houdt een ziel verblijf
die ik echter nimmer zie,
noch een ego, noch een wie.

Dit blijft alles theorie,
adamanten fantasie.

Bij mijzelf is't andersom
want ik kom tot de slotsom:
Als ik voel wat ik ervaar
klopt een aandrift aan de poort
van mijn ziel die, 'k weet niet waar,
toch blijft voelen, ongestoord.

Maar mijn lijf neem ik niet waar,
ik heb er enkel van gehoord.

donderdag 13 november 2014

Herfst.

Dit bestaan is eigenaardig.
Granen worden langzaam baardig
als zij groeien op het veld.

Over mij wordt soms iets vaardig
dat mij aanzet tot geweld
en dat maakt mij minder waardig.

Met mijn kater op mijn schoot
zijn wij in de toekomst dood
en wij zullen zijn vergleden
in een dwarrelend verleden.

Groene bomen worden rood.
Als 't gebeurt dan is het heden.

Wel het gekst van allemaal
is dat ik dit vind normaal.

Hetzelfde.

Ik zoek telkens naar vertier,
ben niet echt tevreden hier.
Toch wil ik tegelijk ook rust
en geen kapers op de kust.

Is die rust soms neergedaald
voel ik mij al snel verdwaald
en verloren in het veld
zelfs al is er geen geweld.

Dan bekruipt mij een gevoel
dat mij 't hebben van een doel
en een vage vrees voorschrijft.

Waarom is die angst zo groot?
Iets dat steeds hetzelfde blijft
is zo zeker als de dood.

woensdag 12 november 2014

Bespiegeling.

Als het zijn een schepping is *)
is zij als een bruid
waarvan nog getuigt de nis,
waar zij ooit kwam uit,
in het lichaam van haar man **)
Die Zichzelve maken kan.

Alles wat ik hier verklaar
wordt door het te geloven waar.

Het heeft geen zin dit te ontwaren
want het gaat voorbij ervaren
van wat is slechts evenbeeld ***)
van het Ene, onverdeeld.

Wat ik zie is slechts een spiegel ****)
waar ik maar in peins en wiegel.


      *): "In den beginne schiep God de hemel en de aarde"
             Genesis 1:1.

    **): "Toen deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze       
              sliep nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees"
             Genesis 2:21.

  ***): "En God zeide: laat Ons mensen maken naar Ons beeld"
             Genesis 1:26.

****): "Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen"
             1 Koriniers 13:12.






Rand.

Ik ben naar mijzelf op zoek
en kijk rond in elke hoek.

Soms lijkt het te zijn gevonden,
schijnbaar is het in mijn hand.
Dan lijkt het dan toch gebonden,
springt het niet meer uit de band.

Weet ik wel wat dit betekent
of heb ik mij toch misrekend?
Want wie houdt het in zijn hand
of is er alleen maar zand?

Dat wat vindt wordt niet gevonden.
Er wordt slechts bericht gezonden,
telkens van de and're kant
van een niet te nemen rand.

dinsdag 11 november 2014

Carpe Diem.

een navertelling.


Op een dag, zo wordt verteld,
liep een monnik door het veld
die ineens een tijger zag,
zomaar midden op de dag.

Hongerig, met sabeltand,
joeg die hem na over't land.

Hij klom ijlings in een boom
maar die stond juist bij de zoom
aan de rand van een ravijn
waar beneden leeuwen zijn.

Aan een tak hing nog een vrucht
die hij plukte op zijn vlucht.
Zijn verhaal was bijna uit
maar hij at het beste fruit.

maandag 10 november 2014

Angst?

Ik loop mijn leven rond,
doorvoed en goed gezond.
De dood kon ik ontwijken,
mijn welzijn liet ik blijken.

Ik heb bijtijds gebukt,
daarmee zijn plan verijdeld.
Zijn aanslag was mislukt.
Ik leefde ongebreideld.

Hoe zal het mij vergaan
als hij dichtbij komt staan,
dan niet meer te ontwijken,
met niets maar te vergelijken?

Blijft hij dan toch het langst
of is hij enkel angst?

Inclusief.

Ik weet niet hoe ik hier kom
maar misschien is't minder dom
dan ik doorgaans denk.

Want wie weet is het geschenk
van dit wonderbaar bestaan
plotseling zojuist ontstaan,
inclusief herinnering
aan een lang vervlogen ding
dat ik nu de oorsprong noem
van mijn zege en mijn doem.

Dan ben ik mijn lot aan 't kneden,
zonder pauze of respijt,
met daarbij ook het verleden
en de hele eeuwigheid.



Ommekeer.

Ik lig in een hinderlaag
en zit daarmee in  mijn maag.

Mijn bedoeling is niet edel
omdat ik verholen bedel
om wat gunstig is voor mij.
Van die dorst ben ik niet vrij.

Daardoor sta ik op een helling
en verduur daardoor de kwelling
van mij steeds te moeten weren
tegen wat mij grijpen doet
en in twijfel te verkeren
of ik wel iets geven moet.

Dus draai ik het liever om
en geef weg, al lijkt dat dom.
 

zondag 9 november 2014

Verschoond.

Van de dingen, groot of klein,
kan ik steeds zien waar zij zijn:
in de ruimte zonder meer.

Dit geldt voor een kippenveer
net zo goed als voor een ster,
voor wat hier is en wat ver.

Maar waar is de ruimte zelf,
waar bevindt zich haar gewelf?

Die moet in de ruimte zijn
maar die zoek ik juist met pijn.

Deze kan ik nergens vinden.
Zij blijft vrij, is niet te binden.
Daarmee is wat zich vertoont
van gevangenschap verschoond.

Gewaarzijn.

Waarom ben ik ziende blind?
Alles is mij welgezind.

Wat mij ook maar overkomt
is gewaarzijn, slechts vermomd,
als een zegen of een ramp,
een spelonk of held're lamp.

Alles is ervan gemaakt.
Daardoor wordt het nooit geraakt.
Het blijft altijd onbekend
omdat het zichzelf niet kent.

Om zich van die taak te kwijten
zou het zich eerst moeten splijten.
Ook dit splijten is't alreeds
dus blijft het ongrijpbaar steeds.

Op een stoel.

Ik zit hier nu op een stoel
terwijl ik de zitting voel
en, wellicht zonder een doel,
nog door mijn ideeen woel,
met mijn kaken op mijn hand
midden op het platteland.
Ik heb koffie voor mijn kant,
ben begiftigd met verstand.

Elk gebaartje, elk feit
heeft tot dit gevolg geleid
maar tegelijk is dit in strijd
met de stille eeuwigheid,
grondeloos en onbevlekt,
waarin alles zich voltrekt.

Donder.

Ik blijf zitten op mijn plek
zonder dat ik nog vertrek.
Om mij is de horizon
als de ronding van een ton.

Net voorbij die vaste rand
ligt wellicht een ander land
wat ik echter nooit betreed.
Ik weet niet eens hoe het heet.

Het blijft altijd onbekend.
Deze hemel is mijn tent.
Alles wat erachter ligt
blijft voor eeuwig uit het zicht.

Soms hoor ik een verre donder
als de weerklank van een wonder.

Zelfbeeld.

 Ik probeer te overleven,
zelfs al is het maar voor even,
als ik aan mijn zelfbeeld denk
en het zo het leven schenk.

Maar als ik het onderzoek,
dat wat staat als ik te boek,
kan ik het niet vinden:
het blijft zich ontbinden.

Van dit zelfbeeld blijft geen spoor
en toch gaat het leven door
waaruit ik moet concluderen
dat het is als kikkerveren
of een fiduciaire tooi,
grondstof voor een goed toernooi.

Zorgeloos.

Ik zit met mijn kat op schoot
maar toch zal een keer de dood
met zijn tijdglas en zijn zeis
af gaan kappen onze reis.

Hij bevindt zich op de schijf
die steeds ronddraait zonder dralen
met een ouder wordend lijf
tot zijn hartslag zal gaan falen
en ik zit er macht'loos bij
tot de dood verschijnt langszij
en ons allebei komt halen.

Dan gaan wij gelag betalen
voor dit zorgeloos moment
dat geen tijd of toekomst kent.

zaterdag 8 november 2014

Verdwenen.

In de loop van het bestaan
dient het ik zich somtijds aan.

In feite weet ik niet waarom
en ook niet hoe ik eraan kom
maar het staat altijd weer borg
voor hoop en vrees, verdriet en zorg.

Gelukkig is het niet constant.
Vaak is het ook verdwenen.
Dan is er niets meer aan de hand,
anstvalligheid ging henen.

Wellicht resteert het barre land
en vuur nog aan de schenen
maar nergens meer een afgezant.
Die nam al lang de benen.



Partijdigheid.

Ruimte is omnipresent
zodra er de dingen zijn
waarbij zij geen schikking kent
tussen groot en klein.

Al wat is is er tegelijk
in haar weidse koninkrijk.
Daardoor is zij democratisch
voor de dingen, stil en statisch.

Maar als ik moet gaan beschrijven
kan ik niet neutraal meer blijven
want genoodzaakt tot volgorde
onderscheid ik in de horde
van de dingen, wijd en zijd,
wat het eerst komt in de tijd.

vrijdag 7 november 2014

Alomzegevierend.

Ik zocht steeds naar verlichting
maar ging dan in een richting
juist verder van het licht
dat nochtans doet zijn plicht
om alles te beschijnen,
zichzelve en de zijnen,
en blijft door te verslinden.

Nu weet ik echter hoe
de weg ik kan gaan vinden.

Ik wend mij ernaar toe
en zet daarop mijn zinnen
maar hoef niets te beginnen
want er valt er niets te winnen:
de zege is al binnen.

Processies.

Door de tijden loopt een stroom,
van processies en parades,
als historie's idioom,
afgezien van escapades

Ieder heeft zo zijn idee
en doet voor de grap maar mee.
Voor de stroom maakt dat niet uit,
die gaat hoe dan ook  vooruit.

Het is net zo met mijn lijf
waarin het lijkt dat ik verblijf
maar dat zijn eigen wetten heeft
waaraan geen gedachte kleeft.

Het is hier of het is daar
en verschijnt zonder bezwaar.

donderdag 6 november 2014

Paradox.

't Is een rare paradox:
ruimte is bedreigend.
Ik zit liever in een box,
zelfs al is het hijgend.

Waarom wil ik steeds een grens
terwijl ik toch vrijheid wens?
Is't omdat ik zo besta,
zonder grens verloren ga?

Ik kan ruimte niet verwijten
dat ik mij zo voel.
Deze zal mij nimmer bijten,
stelt dat niet ten doel.

Zij blijft open zonder slijten
en doordringt de hele boel.

woensdag 5 november 2014

Los.

Dit bestaan is niet volmaakt,
aan bederf onderhevig.

Vlees dat naar verrotting smaakt,
en niet langer stevig,
is wat mij vol afkeer maakt
en niet meer vrijgevig.

Maar dan kom ik daarvan los,
net zoals een slimme vos,
en ik rijd in een karos
langs de bomen in het bos
die net nog gevoelens waren
met hun weeen en hun baren
en neem in gestrekte draf
heden hun parade af.

Besef.

In de nachten knaagt de angst
om wat allemaal niet kan.

Dit maakt mij het allerbangst:
dat ik weldra, in de ban
van mijn schema's en verhalen,
het gelag moet gaan betalen
voor mijn woekerende geest,
dat de wereld is geweest
die mij  nu nog altijd redt
en mij terugroept uit mijn bed.

Deze angst is als een mist
waarvan ik nog steeds niet wist
dat die drijft met winden mee
als de wasem op de thee.


Speels.

Er ontstaat wel eens een plan
op 't moment dat ik ontspan.
Dit is vriendelijk en speels
want ook fantasie nog deels.

Het is half voor de grap
wat ik echter niet goed snap
dus neem ik het serieus
en dit laat me dan geen keus
dan er diep op in te gaan.

Het plezier is van de baan
als ik hierbij stil blijf staan.

Leg ik dit meteen al vast
wordt het dadelijk tot last
maar toch lokt de grap nog aan.

Tenzij.

Er is bijna nooit een klacht
of er wordt iets op bedacht.
Een probleem slechts blijft er groot:
dat is het verschijnsel dood.

Deze houdt getrouw de wacht,
overdag en in de nacht.
Men slaat hem niet uit het lood,
daarom mist hij nooit de boot.

Tenzij dat er niemand is
die hij ooit komt halen
want dan grijpt hij alsnog mis
en zal daarvan balen.

Daartoe ben ik hindernis
die ik moet betalen.


dinsdag 4 november 2014

Elk deel is het geheel.

Van de dingen die ik zie
is dat altijd maar een deel.
Toch is dat een fantasie
want dit deel is het geheel.

Ik mis steeds de achterkant
maar weet niet of die er is.
Daartoe kijk ik om de rand
opdat ik mij vergewis.

Maar wat voor was is verdwenen
en de achterkant verschenen
die nu echter voorkant is
terwijl ik de keerzij mis.

Hoe weet ik dat die er is?
't Is iets waar ik slechts naar gis.

Ingekort en uitgerekt.

Naarmate ik ouder word
gaat het leven sneller.
Zeven jaar is nu maar kort.
Vlugger vliegt de teller.

Toen ik nog een kleuter was
was een jaar lang in de klas
van mijn levensloop een kwart
dus die tijd ging toen niet hard.

Nu ik echter tachtig ben
maakt een jaartje min of meer
geen verschil in wat ik ken
als gaan en komen, telkens weer.

Straks is er nog maar een tel.
Heel lang wordt de helft dan wel.


Leegte zelf.

"Vorm is leegte, leegte zelf is vorm"
zo wordt het ons geleerd.
De gevolgen zijn enorm
als het klopt wat wordt beweerd.

Als ik nu nog leegte zoek
als naar een vindplaats om de hoek
heb ik het reeds daardoor mis
omdat zij hier voorhanden is.

Denk ik dat zij elders is,
zittend hier aan deze dis,
't zij hierachter of hiervoor,
dan heb ik nog steeds niet door
dat zij zelf dit vleesmes is
met zijn handvat van ivoor.

maandag 3 november 2014

Keuzes.

Ik  sta dikwijls voor de keus:
welke richting moet mijn neus
nu gaan volgen als een pad
naar de stilte of de stad?

Onverschillig wat ik kies
blijft intussen het devies:
voel de grond waarop je staat,
neem die gelegenheid te baat
om te rusten in't moment
dat zijn eigen wijsheid kent.

Dan neem ik een ferm besluit:
vanaf nu maakt het niet uit
want de hemel is steeds boven
wat ik laken wil of loven.

Door de duur.

In het midden van een vuur
van verlangen te betasten, 
mij omringend als een muur,
laat ik mij daardoor belasten
en raak  danig overstuur.

Ik zoek naarstig naar een kuur
die mij hiervan kan bevrijden
door dit hevig laaiend vuur
nu afdoende te bestrijden.

Maar dit zoeken is als olie
mij omringend met een folie
die mij nimmer ruimte laat,
waardoor nog meer brand ontstaat.

Beter rust ik, uur na uur,
en kalmeer ik door de duur.




Meegevoerd.

Het is beter dat ik dien
waar ik tegen op blijf zien
als tegen een hoge berg
en dan neem ik, zonder erg,
deze berg heel serieus
waarop deze, eerst nog dwerg,
weldra aangroeit tot een reus.
Hierin heb ik nauw'lijks keus.

Soms voel ik ook nattigheid
en die wordt een vijver, wijd,
waar de berg in, niet voor 't laatst,
zonder moeite wordt weerkaatst
en mijn denken wordt een zee,
voert mij op zijn golven mee.


Grappig.

Ik ben ijverig op zoek
en voortdurend aan het horen,
tot in de meest verborgen hoek
en de allerhoogste toren,
naar een oorsprong, ongeboren,
die zich door geen zorg laat storen.

Wat voldoet aan deze eis,
niet gevonden, onbekend,
waarvoor ik zo lang al reis
en ik jaren heb gerend?

Het is het huidige moment
dat geen start en einde kent.
Grappig dat het mij ontgaat
dat de waarheid voor mij staat.

Nooit meer.

Ik zoek overal iets achter
en vermoed in mij een wachter
die het schouwspel gadeslaat
van wat komt en van wat gaat.

Dit is wat ik constant denk
waardoor ik het leven schenk
aan een wereld van verschil
tussen dit en wat ik wil.

Kennelijk is't niet genoeg
dat ik mij naar feiten voeg
en het verder daarbij laat.

Nooit kwam ik dan meer te vroeg
en had ook niets voor de boeg,
nochtans kwam ik nooit te laat.

zondag 2 november 2014

Alomvattend.

Wat ik zie is alomvattend
omdat er niets buiten staat.

Dit is moeizaam noch afmattend,
speelt zich af voor mijn gelaat,
net als regen, fris opspattend,
in een plas of op een straat.

Als die regen elders valt
is dat iets wat ik nu zeg
of wat in mijn oren schalt
van een weerstation, ver weg.

Dan neem ik dat ook maar aan
en verleen het zo bestaan.
Omdat buiten niet bestaat
komt het dat dit steeds zo gaat.