dinsdag 28 juni 2011

Atlas.

                                                                        Amsterdam, 20 mei 2011 

Lieve vrienden en sanghagenoten,
                            
                  Hoe gaat het? Ik hoop goed. Weder en mond lopen wonderbaarlijk synchroon in mijn geval: nog steeds te droog maar toch af en toe een bui. Daardoor kan ik weldra weer zonder sonde door het leven en kan mijn neus weer worden ontringd. Geniet van de bloeiende voorzomer en tot spoedig!
                                                Liefs van Hans. 


Leegte.

Voor eeuwig ondoordringbaar
blijft het woord: "Ik ben".
Zelf doordringt het schuldenaar,
metropool en opiumden

en geeft het stem aan plannen en gedachten,
is toepasbaar op de twee geslachten.
Kortom, een onontkoombare formule,
universeel, zonder clausule.

Maar als je naar de delen kijkt:
wat is "ik" en wat is "ben"
blijkt het ijler dan het lijkt.

"Ik", "ik", "ik", en "ben", "ben", "ben",
dat verdriet en welzijn ijkt:
op herhaling is't zo leeg als "men".



Illusie.

Wolken schuiven door het zwerk
en stellen paal en perk
aan schaduwen en balken licht:
zwaaien over velden is hun plicht.

De zon, soms matte en soms lichte schijf,
geeft haar gloed aan twijg en lijf
en laat haar parels stralen
in druppels en bokalen.

't Is een spel en lijkt net echt,
zo goed doortimmerd en zo hecht,
tot een acteur tussen coulissen

alles verraadt als hij moet niezen:
het was alleen maar bordkarton
behalve dan de warmte van de "zon".



Onvindbaar.

Vandaag was er viooltjesregen
en vertraging op lijn negen.
Het was een koele dag in mei
met maar weinig mensen in de rij

en toch moest ik ook daar weer wachten
wat lastig was voor mij want jachten
zit me in het bloed
hoewel het er niet echt toe doet

als ik iets later thuiskom.
Daarom is het dom
dat ik me zo laat jagen

en mijn ervaringen laat dragen
door een getuige, scherp en kien,
die ik nergens heb gezien!

Want ik kan naar een spiegel lopen
om dan "daar heb je hem" te zeggen
maar wat ik daar ervaar zijn open
stromen licht en het leggen

van verbanden is slechts werk van de geest.
Wat ik zie is een stuk glas:
mijn ogen zijn daar nooit geweest,
liggen als maanlicht in een plas.

Zo blijft degeen die dit verhaal opschreef
en van tram naar winkel rende
zo op het oog een mens maar voor mezelf een  onbekende.

Hij slaat wel gade dat ik leef,
kent vreugde en ellende,
maar blijft onvindbaar in de bende.



Atlas.

Waarheen kan ik gaan
waar aarde niet beneden is?
Wanneer ik op mijn hoofd ga staan
ben ik Atlas heel gewis.

De aarde wordt tot hemel
en boven mij is wormgewemel.
Voor mij uit is al wat rijst
en achter mij niets dat bewijst

dat het bestaat.
Dit eeuwige hyaat
maakt dieper alle streven,

doet het oneindig leven,
en schenkt vrees en beven
met verrukkingen doorweven.



Schemering.

Slakken glinst'ren op de weg.
Ze kennen heg noch steg
maar zijn slechts weggekropen
uit greppels die vol water lopen.

Ze zijn volledig onbeschut.
Zoals geen balk de hemel stut
en geen voor de wolken leidt
schuiven ze zonder onderscheid

weg van het water.
Dat er later
voeten komen

die hun droom ontstromen
maakt hen zo te zien niet uit.
Sterren glanzen op hun huid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten