woensdag 22 juni 2011

20 juni 2011

19 juni 2011

Lieve vrienden en sanghagenoten,
                                                           Gegroet op deze vrije grijze middag! Hoe gaat met jullie? Ik hoop goed. Met mij gaat het zo'n beetje als het in onderstaande gedichten gaat, ongrijpbaar maar toch wel die moeite waard die niemand spaart maar toch elk moment weer weg kan vallen en dan rest slechts het zijn voor allen! 
                                                Heb een hele mooie week en liefs van Hans.


Rondo.

De middag van vandaag vlak voor de zomerzonnewende
verstrijkt heel slap en traag en blijft een onbekende
omdat hij zo door en door vertrouwd is. Hij is een wijde nis
waarin de wereld past en nog veel meer: ook alles wat er mis is.

Toch weet ik niet of hij er nu wel is of dat hij als een droom
kan oplossen in stoom op elk moment waarop ik schroom
mijn hierzijn te belijden of zomaar zonder meer. Maar rijden
kan ik gewis op de snede die vaneen scheidt deze zijden

zolang die er nog is. Ook kan ik hem naar believen dopen
met namen die te hoop oplopen om zich hier een plek te kopen.
Vandaag heet ik de middag: stalen rug omdat hier vlug

het kleed om gleed van wuft verlangen en een verdwaalde mug
stuiterde aan't grijze raam. Vannacht is het tanende maan,
de middag is nog taai en gaat hier zo te zien niet snel vandaan.



Zonnewende.

Als je nu in't noorden woont, ook al doof je laat het licht,
is er verrassenderwijs nog hemellicht dat maar niet zwicht
voor de omarming door de nacht en in plaats daarvan al wacht
op't komen van de dageraad die nu eerder aanbreekt dan gedacht.
Onmiskenbaar, ook achter glas of mica, neemt dan de zon zijn keer,
stijgt op in baaierden van licht en glans en daalt weer neer
in eindeloze tol- en wenteling van wisselende schaduwen
van bomen, bergen, torens, bloemen, wapens, weduwen
en wazen. Zo blijft de aarde door de ruimte razen
en draait zich om en om, een stofje ijlend door de mazen
van de tijd. Wanneer je erop leeft strekt zij zich wijd en zijd
in verten uit en is zij onoptilbaar vastgeheid en geplaveid
met zeeën en woestijnen. Donkere vergeefse pijnen
geboren uit vertwijfeling en onvermurwbaar kwijnen
teisteren haar oppervlak en toch dient haar als dak
de stratosfeer die zich rondom haar welft, diep indigo en strak.
De schoonheid en de pijnen, hoe vallen die te rijmen?
De zon keert door, deelt alles in termijnen. Geheimen
worden diep begraven en dan weer aan het licht gebracht
dat terugspingt in een ster die door de nacht heen lacht.
Te rijmen valt er niets behalve dan wellicht de regels van't gedicht
die op het eerst gezicht de knoken zijn van het gewricht
der tijden en het gezicht verblijden van het vergezicht dat licht
en sprankelend op golven danst en dat de taak verricht
van buitelende maneschijn. In dit struikelend festijn van zijn
en hebben, klaverblaadjes en verstomde rompen, rein
gewassen beeldhouwwerken, smurrie en verstelde lompen,
zwerven vagebonden rond op hun gebroken klompen,
morrelend aan de macht. Goedgebouwde crematoria
stoten hun rook uit in ontwrichte luchten. Klare oratoria
klinken als kluchten in een tijd ontdaan van humanoria
waarop te pletter slaan het schreien uit de gloria
en het ploegend zuchten vanaf hellingen der purgatoria.
Op de keien van 't verzaken is er iets dat leeft en beeft,
het geeft wrok en weemoed, pijnigt en weerstreeft
een al te makkelijk ontwaken. Het blijft aan dromen haken,
is daardoor nauw'lijks te bewaken of in het hart te raken.
Het kleeft aan duist're zwendel en zweeft zienderogen
opwaarts tussen regenboog en bliksem die 't gedogen
omdat hun flits en gamma onbewogen blijven in de strijd,
die daardoor dan geen strijd meer is maar slechts warreling verwijd,
waarin het wieken en het went'len van de wellust en 't verdriet
tot spelen worden van fantomen in een complex verschiet.
Montere atleten stormen vooruit met ferme sprong gemeten
naar de regelmaat van draaiende planeten en het aad'men van asceten
die hun tijd besteedden aan het openen der wonden
die zij weer liever helen zouden als ze het ook konden.
Braak ligt de aarde maar dat laat onverlet de waarde
van dit brevet van onvermogen waarop het zonlicht staarde
onttrokken aan het oog soms door vulkanendamp en wolken
of vergeten als verlangens door het hart heen kolken.
Stoom slaat op ijzel. Dat gebeurt in 't zuiden waar de zon
zijn laagste punt bereikt: in Kaapstad, Hobart, Monte Léon
kleeft natte sneeuw op takken, mens en meeuw,
en doet het landschap huiveren in een verstijfde schreeuw.
Verwijfde eeuwen maken plaats voor hardere die kraken
onder het gewicht van ijzer maar als een onaantastbaar baken
verrijst immuun de zonnewijzer die alles indeelt en verenigt
en door getalm en angst te laten gaan de noden lenigt.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten