Op zichzelf is geen zijn.
Het hangt altijd af van schijn
maar het schijnsel weer van zijn.
Zo zijn alle zaken rein.
Ik kan doen dan wat ik wil
maar dat willen is een gril
en dus blijf ik kalm en stil.
't Is slechts schijnbaar dat ik tril.
Deze kennis geeft geen grond
om te maaien in het rond
maar al word ik zelf gemaaid
weet ik dat, als wind die waait,
in de lucht slechts wordt gegraaid
en er niets wordt doorgedraaid.
woensdag 30 april 2014
In de ban van Pan.
Ik fiets voort op deze weg
maar is dat een feit?
Waar ik was dat is al weg,
voor wat komt is nog geen tijd.
En daartussen is er niets
dus ik weet niet waar ik fiets.
Ik ontvang slechts een indruk
en neem aan, op goed geluk,
dat er dus wel iets gebeurt
maar geen oogwenk wordt bespeurd
waar zich dit ook laat bewijzen,
dus maak ik fictieve reizen.
En het waarnemen hiervan
is het orgelspel van Pan.
De zoeker.
Iemand zet zijn vriendschap stop
en hij sluit zich jaren op.
Hij gaat mensen uit de weg
en omringt zich met een heg.
Dit ziet er heel grimmig uit.
Mijlenver van volk en bruid
slijt hij zijn verborgen leven,
niemand weet door wat gedreven.
En hem treft het oud verwijt:
hij heeft voor geen mens meer tijd.
Aan hem gaat verdenking kleven
van zich niet te willen geven.
Maar het kan ook deernis zijn
die hem wegdrijft van de wijn.
Sans soucis.
Is de wereld mijn product?
Dan is het mij goed gelukt
te bedenken wat verrukt
als een prachtig aquaduct!
Zelfs al noem ik haar soms slecht
ben ik toch aan haar gehecht.
Het is waar dat ik vaak vecht
maar mijn reden is oprecht.
Of ben ik misschien geschapen
zoals licht en alle schapen?
Dat kan evengoed zo zijn
maar genietingen en pijn
gaan gewoon hun eigen gang,
zijn voor niets en niemand bang.
dinsdag 29 april 2014
De helft.
Als ik u mijn rug toekeer
is dit verre van beleefd.
Ik betoon u niet de eer
waar u altijd recht op heeft.
Dus kijk ik u liever aan.
Net zoals de volle maan
nimmer voor de zon gaat staan
laat ik mijn belangen gaan.
Toch heb ik nog steeds een rug
- ofschoon ik die nimmer zie
blijft dat toch mijn theorie -
onverschillig, blind en stug,
waarmee ik de helft beledig
ofschoon ik fatsoen verdedig.
Onbevlekt.
Waarom schrijf ik toch steeds toe?
Word ik dit nu nooit eens moe?
Ik zie haren en wat vlees
waarin ik als teken lees
dat mijn kat zich alsmaar wast,
mij op dit vertoon vergast
en vanaf de boekenkast
hangt zijn staart neer als een kwast.
Ik haal er van alles bij
maar het schouwspel zelf blijft vrij
van mijn denken en mijn woorden
die als evenveel akkoorden
vergezellen wat gebeurt,
stil en zuiver, onbesmeurd.
Strohalm.
Ik werd laatst teleurgesteld.
Iemand had mij afgebeld
die mij eerder had verteld
dat zij bij mij langs wou komen
en dit overtrof mijn dromen.
Sneller ging mijn bloed toen stromen.
Maar helaas ging het niet door
want iets anders ging toch voor.
Wat ik hoopte ging teloor.
Toch rest mij daarvan een spoor.
Ik kan zeggen: "Het is jammer!"
en mijn kaken worden strammer
maar toch was ik even blij
en dit voorval blijft bij mij.
Abonneren op:
Posts (Atom)