zondag 31 maart 2013

Grondeloos.

Ik heb van de dood gehoord
maar ik weet niet wat die is.
Zelfs wanneer ik word vermoord
ben ik mij daarvan gewis.

Het is hetzelfde met de slaap:
ik kan alleen maar geloven
dat na het laatste schaap
zich ontsluiten diepe hoven.

Ook van mijn ontwaken
kan ik nooit iets weten.
Er zijn alreeds de zaken
en de rest ben ik vergeten.

Alles is zo afgerond,
zonder einde, zonder grond.

Aannemen of verwerpen.

wat gebeurt ligt niet aan mij
ik maak deel uit van een rij
ben de weerklank van een lied
of ik dit nu wil of niet

wat er is gaat niet opzij
of ik nu droevig ben of blij
wie mij van een afstand ziet
denkt dat is een hele piet

maar ik ben lek als een vergiet
en begerig naar een tiet
vraag mij af wie mij verried
en mij van mijn voetstuk stiet 

toch blijf ik in een ding vrij:
ik kan dit aannemen of niet.



zaterdag 30 maart 2013

Onmetelijk.

Er zijn steeds onenigheden
en het doel wordt nooit bereikt.

Ondanks smeken en gebeden
is als je wat is vergelijkt
met de parelmoeren steden
een fiasco, zoals blijkt.

Ik doe er daarom beter aan
om die steden te vergeten.
Als ik bij wat is blijf staan
hoef ik niet te zweten.

Aan de hemel staat de maan
en een wolk komt die soms eten.
Zonder weerga is't bestaan
als ik nalaat het te meten.

Opgedolven.

Ik raak geleidelijk bedolven
onder hoge golven.
Zij rollen alsmaar af en aan,
voortgetrokken door de maan.

Die wijkt nimmer van zijn baan
en blijft nergens staan.
Alles gaat steeds maar voorbij
en er is geen rust voor mij.

Ik vraag mij af hoe ik dit weet.
't Zou kunnen zijn dat ik vergeet
dat als ik dingen zie bewegen
er iets moet zijn, daaraan ontstegen.

Dit is dit weten zelf
waaruit ik mijzelf opdelf.

vrijdag 29 maart 2013

Muren.

Ik bracht bijeen in schuren
maar hebben die wel muren?

Zo niet is er geen reservoir
om wrok in te bewaren
en is verdwenen het trottoir
waarnaar ik placht te staren.

Dan zijn er ook geen buren
maar is er slechts een veld
vol flakkerende vuren
die niet worden geteld.

Maar kijk eens aan, ze zijn er wel,
verrijzen in hetzelfde veld,
maken deel uit van het spel
waar ze in staan opgesteld.

Pronkzucht.

Ik heb mij van geluk beroofd
want ik zag een ding over't hoofd:
degeen die telkens op wil komen
is een weerspiegeling van dromen.

In plaats daarvan zag ik mijn doelen
en wou daarna mijn woede koelen
wanneer ik die niet kon bereiken.
of wilde ik gevaar ontwijken.

Toch is dit alles geen probleem.
Het is op zich een mooi systeem
maar ik vergat te kijken
naar wat er op een ik ging lijken.

Daardoor moest ik wel bezwijken
voor de verleiding te gaan prijken.


donderdag 28 maart 2013

Tau.*)

Ik weet niet wat u van mij denkt
en of u mij kunt kennen.
De indruk die mijn lichaam schenkt,
daar kunt u nog aan wennen
maar u bent in uw trots gekrenkt
als ik u rond laat rennen.

Misschien gedraag ik mij wel raar
en vindt u mij ontheemd
dus daarom zeg ik het nu maar:
voor mij is het al net zo vreemd.

Ik maak weliswaar een gebaar
maar sta ervan te kijken
hoe ik daarmee een naam vergaar
waarop ik niet kan lijken.

       
        *):

Het Tao dat genoemd wordt, is niet het eeuwige Tao,
want de namen die wij noemen, zijn geen eeuwige namen.
Hemel en Aarde zijn naamloos geboren;
noemen is enkel de moeder der dingen.
Wie geen verlangens koestert, aanschouwt hun mysterie;
wie wel verlangens koestert, aanschouwt hun gedaante.
De twee zijn in wezen hetzelfde;
pas dan krijgen ze elk een eigen naam.
We zouden beide een mysterie kunnen noemen
en nog geheimzinniger is de poort aller mysteriƫn.
De Tao Te Tjing van Lao-Tse, vertaling John Willemsens, 1990/1999 [1]