Zijn is geen vastigheid
maar stromen in de tijd
en tijd is zelf geen ding
omdat die al verging
als je erover praat
en enkel dient als maat
voor wat niet is te meten
en dat je toch kunt weten
al weet je weer niet hoe.
Dat doet er ook niet toe
want weten heeft geen grond.
Het kent uit zichzelf
de grond en het gewelf
en doet zo van zichzelf kond
stil en overvloedig
en zonder eis grootmoedig.
maandag 31 oktober 2011
Oneindig snel.
Een rots die vloeit niet maar die is.
Hij is daarmee een hindernis
voor praat over vergankelijkheid,
staat als een baken in de tijd.
En toch, al zou hij eeuwen staan
is dit staan nog altijd gaan
van ogenblik naar ogenblik
levendig en vlug als kwik.
Hoe korter de momenten
hoe sneller vliegt de vloed
door hun segmenten
tot het er niet toe doet.
Men kan ze blijven delen
tot in oneindig vele.
Hij is daarmee een hindernis
voor praat over vergankelijkheid,
staat als een baken in de tijd.
En toch, al zou hij eeuwen staan
is dit staan nog altijd gaan
van ogenblik naar ogenblik
levendig en vlug als kwik.
Hoe korter de momenten
hoe sneller vliegt de vloed
door hun segmenten
tot het er niet toe doet.
Men kan ze blijven delen
tot in oneindig vele.
Vervloeid.
Zijn is identiek aan stromen
en in elk geval geen ding.
Dat is later pas gekomen
toen een lidwoord ervoor ging.
Toen werd het pas een iets
en bestond tegelijk het niets.
Het werd daardoor object
dat de begeerte wekt.
Men zou het willen grijpen
of anders laat men't rijpen
en wacht intussen af
of't zich misschien niet gaf.
Maar het grijpen zelf is stromen
en het ding vervloeit in dromen.
en in elk geval geen ding.
Dat is later pas gekomen
toen een lidwoord ervoor ging.
Toen werd het pas een iets
en bestond tegelijk het niets.
Het werd daardoor object
dat de begeerte wekt.
Men zou het willen grijpen
of anders laat men't rijpen
en wacht intussen af
of't zich misschien niet gaf.
Maar het grijpen zelf is stromen
en het ding vervloeit in dromen.
zondag 30 oktober 2011
Joyce.
voor Caroly van Oostende.
op een dag als deze
opdat je meer nog van James Joyce
en wat hem aangreep leze.
Zijn werk ligt niet ver van mijn bed
maar 'k ben gegijzeld door 't sonnet
dat ik elke dag moet schrijven -
toch komt hij bovendrijven
want zijn woorden zijn een stroom
waaruit geput wordt door mijn droom
en stutten huis en zolder
met diepzinnigheid en kolder.
Dat hij je mag omgeven
en doordrenken van het leven.
Plankenkoorts.
Stilte is ontbreken van een bom.
De momenten vallen stom
in een bolle vissenkom
en ik zit met de tenen krom.
Ik kan mij niet verroeren,
men is op mij aan't loeren.
Ik moet de vissen voeren
maar durf niet eens te boeren.
De stilte is te snijden
en niets mag haar ontwijden.
Ik ben totaal bevangen
door gesmoord verlangen.
Dit moment is grondeloos
aan het zwijgen in een doos.
De momenten vallen stom
in een bolle vissenkom
en ik zit met de tenen krom.
Ik kan mij niet verroeren,
men is op mij aan't loeren.
Ik moet de vissen voeren
maar durf niet eens te boeren.
De stilte is te snijden
en niets mag haar ontwijden.
Ik ben totaal bevangen
door gesmoord verlangen.
Dit moment is grondeloos
aan het zwijgen in een doos.
Schaamte.
De schaamte is een vreemd geval,
lijkt geen gevolg van een doctrine
want voor een onvoorziene
blik doet men de deur dicht overal.
Men wil het compenseren
door opzichtig te flaneren
of uitdagend te jongleren
zonder zorg of kleren.
Dat is met voorbedachte rade
en komt hier niet te stade.
't Lijkt er meer op dat de geest
die slechts onzijdig is geweest
bij een lichaam, plots ontkleed,
zich ineens geen raad meer weet.
lijkt geen gevolg van een doctrine
want voor een onvoorziene
blik doet men de deur dicht overal.
Men wil het compenseren
door opzichtig te flaneren
of uitdagend te jongleren
zonder zorg of kleren.
Dat is met voorbedachte rade
en komt hier niet te stade.
't Lijkt er meer op dat de geest
die slechts onzijdig is geweest
bij een lichaam, plots ontkleed,
zich ineens geen raad meer weet.
zaterdag 29 oktober 2011
Schuld, boete en bevrijding.
't Is een stoutmoedige gedachte
dat ik het universum ben
maar waarom ben ik niet bij machte
te laten dansen gindse den?
Ik kan wel mijn hand bevelen
om te geven of te stelen
en het kwaad kan ik wel helen
maar niet afwenden voor velen.
Zodra ik van een onrecht weet
is dat al onderdeel van mij.
Er zijn gevallen bij de vleet:
als ik iets hoor hoor ik er bij.
Ik zou mij daarvan willen scheiden
maar 't is te laat al om te mijden
en ik word bang, onevenwichtig,
want ik weet mij medeplichtig.
Toch is er ook gerechtigheid,
die is te vinden in mijn dood.
Die brengt tenminste gelijkheid
die me redt uit deze nood.
Tegelijk kan ik die juist nooit vinden *)
waardoor de laatste zorgen zwinden.
*) Demokritos: "Waar ik ben is de dood niet, waar de dood is ben ik niet."
dat ik het universum ben
maar waarom ben ik niet bij machte
te laten dansen gindse den?
Ik kan wel mijn hand bevelen
om te geven of te stelen
en het kwaad kan ik wel helen
maar niet afwenden voor velen.
Zodra ik van een onrecht weet
is dat al onderdeel van mij.
Er zijn gevallen bij de vleet:
als ik iets hoor hoor ik er bij.
Ik zou mij daarvan willen scheiden
maar 't is te laat al om te mijden
en ik word bang, onevenwichtig,
want ik weet mij medeplichtig.
Toch is er ook gerechtigheid,
die is te vinden in mijn dood.
Die brengt tenminste gelijkheid
die me redt uit deze nood.
Tegelijk kan ik die juist nooit vinden *)
waardoor de laatste zorgen zwinden.
*) Demokritos: "Waar ik ben is de dood niet, waar de dood is ben ik niet."
Abonneren op:
Posts (Atom)