maandag 31 maart 2014

In een.

Ik word verbijsterd door het vele,
door de blaren in het woud -
zoveel groene, zoveel gele,
door de zon gekleurd als goud.

Er zijn nerven in het hout
die ik nooit zal kunnen tellen.
Ook al word ik nog zo oud
zal geen som mij vergezellen.

Ik ben danig in de war
en mijn geest ligt overhoop.
Daardoor wordt mijn denken star
en mijn inzicht traag als stroop.

Toch doe ik hiervan gewag,
zie het in een oogopslag.

Spielerei.

Als ik opmerk dat het regent
ben ik verre van gezegend.

Ik veroorzaak zo een bubbel
want ik zei zojuist iets dubbel:
Het woordje "het" is heel niet nodig
en in feite overbodig.

Toch roept het een geloof in 't leven,
dat mij tot in 't merg doet beven,
aan een ding dat alles doet
maar dat ik nimmer heb ontmoet.

Net zo denk ik over mij
als aan iemand in de wei.
Dit is enkel spielerei
maar het lapt mij er snel bij. 

Vreemd.

Schuld vereist een eigenaar,
anders is die nimmer daar.
Als ik mij ooit daarvan kwijt
sta ik niet meer in het krijt.

Maar hij wordt ook opgeheven
als de hebber wordt verdreven.
Dan is er geen eigendom,
noch een diefstal, slot of som.

Iedereen herademt blij
en is dan van zorgen vrij.

Maar er hangt een prijskaart aan
want men raakt voorgoed ontheemd.
Eigenheid zal niet bestaan,
alles wordt voor eeuwig vreemd.

Weerstand.

Waarom ben ik  vaak zo stil?
Omdat ik niets zeggen wil?

Deze wereld is te pril,
elke klank is nog te schril
en de woorden zijn te laat
om te zeggen wat bestaat.

Niet dat het daarom ook gaat
want de liefde is genoeg
die mij van de plicht ontslaat
dat ik mij naar regels voeg.

Die ben ik nog aan 't verbeiden,
zo wil ik gerust belijden.
Ik ben nog altijd aan het strijden
en laat mij nog steeds niet leiden.

zondag 30 maart 2014

Geknecht.

Laatst liet ik mijn vriend nog uit
en toen zei ik tot besluit:

"Hoe laat  zien wij elkaar weer,
om vier uur, zoals dit keer,
of misschien om drie uur al
zoals doorgaans het geval?"

Dit zei ik pas na de groet
die blijmoedig was en goed
maar door deze laatste keus
werd de zaak weer serieus.

Wat ik zei was wel oprecht
maar ook aan de tijd gehecht.
Had ik dit nu niet gezegd
was het afscheid niet geknecht.

Bewaard.

Het bestaan, door mij ontwaard,
is uit slapen uitgespaard.

Als ik het opvat als een taart
staat een deel niet op de kaart
maar blijft in't geheim bewaard
waar geen kennis wordt vergaard.

Hieruit word ik 's ochtends wakker
en, als zonlicht op een akker,
schijnt mijn geest nu onbevreesd
op mijn vrees en angst en beest.

In de avond val ik terug
als ik met mijn hoofd en rug
rust en neerzink op de aarde
die de slaap voor mij bewaarde.

zaterdag 29 maart 2014

Afhankelijkheid.

Ik zag afgelopen nacht
mijn kat op de dekens, zacht.

Dat vereiste zwaartekracht
die de wol gaf aan zijn vacht
en het schijnsel van de maan
zag ik in zijn ogen staan
wat geleend was van de zon
die zich uit de oerknal won.

Daarna ging hij nog wat slapen
op wat was verstrekt door schapen,
maakte verder geen gerucht
maar ik zag wel hoe de lucht
die beweegt in elk gehucht
hem de kans bood voor een zucht.