zaterdag 3 maart 2012

René Descartes.

Nog altijd sluipt bij mij de twijfel
onverdroten in het rond
en zorgt ervoor dat ik steeds weifel
en een blad neem voor de mond.

Zo weet ik niet of het wel echt is
wat ik konstant onderscheid
en of de uitspraak dan terecht is
dat het betreft realiteit.

Het kan ook een droom zijn
die altijd nog vervliegen kan
als een borrelende wijn,
geschonken in een wok of pan.

Al ben ik dus wellicht abuis,
de twijfel zelf staat als een huis.

Waterdraak. *)

Ik ben voortdurend stromen,
weet niet vanwaar gekomen
noch waar het heen zal gaan
of dat het zal vergaan.

Er is dit onbegrijpelijke nu
dat als een grote paraplu
het hele zijn omspant.
Er is niets anders aan de hand.

Zo ben ik de zeeën,
weerkaatsend een paleis. 
Gewoontes, bloed en feeën,
zij brengen mij niet van de wijs
want zij drijven als ideeën
rond zoals in water ijs.


*): "Aarde wordt door water gedragen,
      water door lucht, lucht door ruimte
      maar de ruimte wordt door
      aarde, water noch lucht gedragen".

Uttaratantrashastra, Hoofdstuk IV, vs. 55.
Ontvangen door Acarya Asanga van Arya Maitreya.

vrijdag 2 maart 2012

Artemis.

Ik baad mij in een stille vijver
verborgen voor begeerte's ijver
en ben slechts naakt voor wie verzaakt
de pijl en lokking van de lust.
Zo blijf ik onaangeraakt
en word door winden slechts gekust.
Maagdelijk en kil als zilver
straal ik als de ijle schilfer
die verschijnt na nieuwe maan
boven woestijn en oceaan.

Slechts wie mij achterbaks bespiedt
doet mijn vreedzaamheid te niet.
Dan verander ik in jacht
die om jammerklachten lacht.

l'Indifférent. *)

Altijd opnieuw als ik moet kiezen
komt de aarzeling weer op.
Er zijn verschillende deviezen
die wedijv'ren om de top.

Zo lang dit duurt is't mij om 't even
aan welke ik gevolg zal geven
maar daardoor kan ik niet beslissen
en moet dus vele kansen missen.

De tijd gaat namelijk nonstop
en slokt de moog'lijkheden op
maar daarvoor in de plaats
is er dan ruimte buitengaats
waarin de onbenutte kansen
hun wals en menuetten dansen.


*): Schilderij van Jean-Antoine Watteau
     van een dansende harlekijn.

donderdag 1 maart 2012

Poseidon.

Toen ik naar de hemel staarde
brak mijn rijk in tweeën.
Ik ben de schudder van de aarde
en bestier de zeeën.
Ik ben het die de paarden baarde
en verwekker van de weeën,
die woeling en beweging paarde
aan het golven van ideeën.

Wat vast is kan ik schudden
en doen woeden wat bedaarde.
Ik ben de ruggen van de kudden
die mijn levensdrift niet spaarde
maar mijn wildheid bot laat vieren
in de sprong van mens en dieren.

Ordening.

De berg houdt zijn top omhoog
en onder 't voorhoofd is het oog.
Op een stengel staat een bloem
en op een heldendaad volgt roem.

Wat gebeurd is is verleden
dat wordt herinnerd in het heden.
Wie zijn voet naar voren zet
is al opgestaan uit bed.

Zo heerst alom hierarchie
ofschoon door niemand opgezet.
Het is genoeg dat ik dit zie,
en vervuld is al de wet.

Ik hoef niet meer te streven
want de orde is gegeven.

Honderdguldenprent. *)

Uw rechterhand is voor geredden
en vreemd genoeg omlaag gericht
wellicht omdat, verrezen uit hun bedden,
zij zijn ontslagen van hun plicht
en lijkt daarmee slechts aan te geven:
laat alles los, komt tot het leven.

Uw linkerhand is voor het donker
en geeft aan iedereen het licht.
Een diepe jammerklacht weerklonk er
totdat zich toonde Uw gezicht.

Zo is er dus nog wel een scheiding
maar voor iedereen bevrijding
en brengt U kostelijke tijding
aan hen die toeven in Uw wijding.


*):  Anders dan in de traditionele voorstellingen
      van het Laatste Oordeel is de reddende hand
      van de Verlosser op de honderguldenprent
      van Rembrandt naar beneden en de straffende
      hand omhoog gericht.