woensdag 30 december 2015

Nog altijd.

Eerst komt wat gebeurt,
daarna wat ik vind.

Hoe het wordt gekeurd
is slechts als de wind
die alleen kan waaien
maar niet kan verdraaien
wat zich al voltrekt
want dat is volstrekt.

Ik hecht daar wel waarde aan
maar wat is blijft staan
als de volle maan
waarlangs steeds maar wolken gaan.

Ondanks al mijn commentaar
is wat is nog altijd daar.

Mogelijkheid.

Dwars door mijn verdediging
raakt mij een belediging.
Hierdoor ben ik zeer geschokt
en mijn goedgeluimdheid stokt.

Ik weet niet goed wat te doen
en wacht naarstig op een zoen.
Als die achterwege blijft
blijf ik achter als verstijfd.

Juist omdat er niets gebeurt
wordt er een moment bespeurd
voor een nieuwe moog'lijkheid
die voorkomt nog verd're strijd.

In plaats van snel terug te slaan
bied ik een bos bloemen aan.

Op de hoogte.

Ik ben altijd op de hoogte
van een vloed of van een droogte,
van verwarring en genot,
van bewieroking en spot,
van het komen van de dood
en mijn angsten levensgroot,
van het zonnetje dat schijnt
of een schim die nu verdwijnt,
van een onvermoede geur
of in het gordijn een scheur,
van een strootje in de goot
en van wat ik net besloot.

Als dit weten er niet is
is er ook niets dat ik mis.

dinsdag 29 december 2015

Kortstondig.

Ik bak graag een pannenkoek,
pak de garde, ferm en kloek,
en klop daarmee het beslag.

Het vervult me met ontzag
hoe ik het direct zie rijzen
als ik het de pan in giet.
Dit hoef ik niet te bewijzen,
het geschiedt geheel om niet.

En een klodder op de rand
wordt een korstje, heel krokant,
even met de kleur van zand
voordat het raakt aangebrand.

Maar zijn leven is maar kort
omdat het gegeten wordt.

Overgave.

Ik gooi alle trossen los,
rooi de bomen van het bos
en verbreek de laatste koorden,
rijg niet meer aaneen de woorden
maar blijf liggen op het mos
als een prooi voor wolf en vos.

Zonder enig vast verband
of gebruik van mijn verstand
stel ik mij volledig open
zonder dat ik hoef te hopen.

Omdat ik nu niets meer doe
word ik daardoor nimmer moe.
Dan zie ik een wonder dagen
waar ik niet om hoef te vragen.

Het volle pond.

Als ik uitga van een God
Die algoed is en alwijs
en tegelijk de macht heeft tot
het creëren zonder prijs
van zowel een kil schavot
als een prachtig paradijs
dan kan er niets meer kapot:
alles is dan zoete spijs.

Deze God is niet benepen,
zal mij dus niet af gaan schepen
met wat lijkt op wrang genot
en een bikkelhard gebod.

Hij geeft steeds het volle pond.
Alleen ik kijk te veel rond.

Zeven kruimels.

Er is steeds iets aan de hand.
Wat dat is kan sterk verschillen.

Soms is 't regen, dan weer brand
of een blik die mij doet rillen.
Af en toe een lekke band
of een aandrang te verspillen,
het plezier aan mijn verstand
of een trek die ik wil stillen.

Een ding echter is constant:
dat ik deze dingen weet
en dit blijft altijd vacant
zelfs wanneer ik niets vergeet.

Daardoor kan het dat ik zie
zeven kruimels op mijn knie.

maandag 28 december 2015

Gewaar.

Gister was ik in de war,
mijn gemoed was meer dan bar.

Ik liep doelloos in het rond,
wat ik at was ongezond
en ik had een grote mond,
amper wetend waar ik stond.

't Is merkwaardig dat ik weet
dat ik deze dingen deed
want dat schijnt erop te wijzen
dat ik nochtans zag verrijzen
wat bizar en zinloos was,
als de beste in de klas.

Ook nu ben ik mij gewaar
van de nacht waarin ik staar.

zondag 27 december 2015

Hoe het is.

Heb ik ooit iets op zien komen?
Wat ik zie dat is er al.
Dit geldt gelijkelijk voor dromen
als voor 't uitgestrekt heelal,
evenzeer voor de symptomen
van verrijzen en verval.

In die zin gebeurt er niets,
of ik nu lig of loop of fiets.

Al het and're is niet waar
en alleen maar commentaar,
geeft slechts voeding aan verhalen
waar ik duur voor moet betalen.

Laat ik dit voor wat het is
is er nooit iets dat ik mis.

Blinde vlek.

Steeds deel ik de wereld in,
in een einde, een begin,
in een buiten en een binnen
of wat ik maar wil verzinnen.

Deze handeling ontgaat me
en wat simpel is verlaat me:
een gebeuren zonder strijd.

In plaats daarvan heb ik spijt
van mijn doen en van mijn laten
want ik heb niet in de gaten
dat ik zelf de hele tijd
scheiding aanbreng, als in water,
tussen vroeger, nu en later.

Dit bezorgt mij vaak een kater.

Open ruimte.

Ik heb nu genoeg gedacht:
al het denken lijkt volbracht.

Dit houdt in dat ik niet wacht
op wat nog zou kunnen komen
maar intussen dag en nacht
open sta voor al mijn dromen.

Deze mogen rustig komen,
net als wolken in de lucht
die de horizon omzomen,
soms als schaapjes, soms geducht.

En ze mogen ook weer gaan
want de hemel blijft bestaan,
trekt zich niet veel van hen aan,
kan 't zelfs stellen zonder maan.

zaterdag 26 december 2015

Gedroom.

Ik begrijp wel hoe het kan,
als ik lees in een roman,
dat ik dan geheel vergeet
dat ik hier zit in een hoek
met een fascinerend boek
daar ik een gebied betreed
waarin ik steeds verder zoek
en mij laaf aan lust en leed.

Maar is het alleen maar dan?
Wellicht is ook een roman
heel dit leven dat ik leid.

Dan wordt het de hoogste tijd
dat ik opkijk uit dit boek
en zo mijn gedroom opdoek.

Volbracht.

Als ik opgeef alle macht,
dan is alles pas volbracht.

Wat er daarna nog gebeurt
wordt door mij niet goedgekeurd
maar daarmee niet afgewezen.

Ik hoef enkel maar te lezen
wat vanzelf al is verrezen
en geen invloed wordt bespeurd
van een wens of van een plan
want daar weet ik niets meer van.

Mijn gewaarzijn, onbesmeurd,
wordt door geen idee gekleurd
en daardoor niet meegesleurd.
Voortaan blijft het opgebeurd.

dinsdag 22 december 2015

Voor jou.

Jij hebt mij van jou verbannen
want ik bracht je geen plezier.
Daarom moet ik mij vermannen
en blijf nu maar zitten hier,
ga proberen te ontspannen
en zie af van elk vertier.

Mijn gedrag stond jou niet aan
dus heb ik iets fout gedaan,
leg mij neer nu bij mijn lot
dat ik neem als jouw gebod,
zal niet meer naar jou toe gaan
en doe ook mijn mond op slot,
laat het wassen van de maan
waarborg zijn voor jouw genot.

maandag 21 december 2015

Luister.

Ik misken te vaak de bron
waaruit alle dingen komen,
die, steeds stralend als de zon,
schijnt op waken en op dromen
en de dingen voelbaar maakt
maar er niet door wordt geraakt.

Heel de wereld met haar luister
is hiermee vergeleken duister
want die trekt als rook voorbij
maar haar oorzaak blijft steeds vrij.

Haar te kennen maakt mij blij
als ik luister naar 't gefluister
dat zij toevoegt van opzij
want geen smaad of onmin huist er.

Weten is meten.

Als ik vrij ben van gedachten
zit ik lekker in mijn vel
want ik zit op niets te wachten,
dus voel ik mij wonderwel.

Maar dan plots, in ene tel,
trekt mijn denken aan de bel
met haar eisen en haar klachten
en ben ik weer aan het smachten.

Dan gaat het mij minder wel
en geen middel kan 't verzachten
totdat ik dat weer vergeet,
van het denken niet meer weet
en ten einde komt het leed
wanneer ik niet langer meet.*)


*): "Met de maat waarmede Gij meet
      zult Gij gemeten worden."
      Mattheüs 7:2 

Los.

Heel dit leven is een flits
wanneer ik het ga vergelijken
met de eeuwen die verstrijken,
snel als 't sluiten van een rits,
als ik die weer wil vergelijken,
met een golfje of iets wits
in de grenzenloze tijd,
gelijkstaand aan oneindigheid.

Elke duur, hoe lang dan ook,
is kortstondiger dan rook
als ik naar de tijden kijk
die er zijn rond haar bereik.

Een ding slechts gaat nooit voorbij:
dit moment, van grenzen vrij.
Dat is wat er altijd is,
los van een geschiedenis.

zondag 20 december 2015

Alsnog.

Soms komt wroeging op, te laat,
over niet bedreven kwaad
als ik mij in dromen laaf
aan 't verrukkelijk volvoeren
van waarnaar ik ooit, te braaf,
slechts angstvallig dorst te loeren.

Dan vergeet ik helemaal
dat dit is een zoet verhaal
waar ik nog in triomfeer.

Ik bewijs het te veel eer
en de ik die dit nu doet
heb ik geen moment ontmoet.

Maar er is een overvloed
van verlangen in het bloed.

Aannames.

Ik neem steeds van alles aan,
onder meer ook dit bestaan.

Dat noem ik de "werk'lijkheid"
maar wellicht is dat in strijd
met het komen en het gaan
van de zon en van de maan.

Want het blijft beslist een feit:
ook dit wonderlijk bestaan
dient zich niet voortdurend aan,
is er niet de hele tijd.

Waar is het wanneer ik slaap
en niet langer vruchten raap
of het anderszins ervaar?
Dan is 't dunner dan een haar.

zaterdag 19 december 2015

Het Woord.

Al wat is komt door het Woord.*)
Dit is steeds dezelfde poort
waardoor elke zaak verschijnt
en daarna ook weer verdwijnt.

Dit Woord geeft mij tevens aan
Het te minnen boven al
omdat anders mijn bestaan
snel in tweespalt vallen zal.

Dan is er gelijkmoedigheid
die ver uitgaat boven strijd
en er is geen grond voor spijt
als ik Het ben toegewijd.

Er rest niets wat dan nog stoort
en geluk komt eruit voort.


*):    "Alle dingen zijn door het Woord geworden"
         Johannes 1:1.

**):  "Gij zult de Here, uw God, lief hebben met heel uw hart
        en met heel uw ziel en met heel uw verstand
        en met heel uw kracht." 
        Marcus 12:30

Toer.

Ik wil graag een licht ontsteken
dat in feite alreeds brandt,
ben juist daardoor aan 't verbreken
wat het meest ligt voor de hand:
een gewaarzijn zonder spreken,
zonder plannen of verstand.

Alles is, daarbij vergeleken,
als het leggen op het land
van een goed gevoegde vloer.

Maar dat is een hele toer
en volkomen overbodig,
op zijn zachtst gezegd onnodig,
die ik heel niet hoef te bouwen,
had ik maar wat meer vertrouwen.

vrijdag 18 december 2015

Gebeurtenissen.

Als ik kijk naar wat gebeurt
merk ik dat er soms iets zeurt,
dat mijn fycus is verkleurd
en een trilling wordt bespeurd
van mijn rechterooglid.

En er is nog meer dan dit:
er is ook de droeve pijn
van het ontevreden zijn
en de angst dat ik niet doe
- vanwege geen moed daartoe -
wat mijn zorgen weg kan nemen:
het verlaten van systemen.

Dan, gestaag als quadriremen,
ga ik maar mijn ramen zemen.

woensdag 16 december 2015

Tapijt.

Als ik leef in hoop en vrees
word ik nog een zenuwpees.
Het is steeds een heel gedoe
en het maakt mij nogal moe.

Bovendien heeft het geen zin
maar toch tracht ik niettemin
wat zich aandient te vertalen
in succesvolle verhalen
in plaats van het gewoon te laten.

Dan pas krijg ik in de gaten
dat de wereld, reeds bevrijd,
rijkelijk ligt uitgespreid
als een eindeloos tapijt
voordat ook maar iets mij spijt.

Vergetelheid.

Tijd is altijd onpartijdig.
Of een lijn loopt evenwijdig
of gaat kronkelen, afzijdig,
al die dingen laat zij tijdig
zonder oordeel telkens toe.

Van zichzelf wordt zij nooit moe.
Zij blijft moeiteloos verglijden
bij verdriet, triomf en lijden
en valt nimmer te vermijden
tenzij dat ik haar vergeet
en haar duur niet langer meet.

Dan ben ik van lijden vrij
want er is geen tijd voor mij,
noch sta ik nog in een rij. 


dinsdag 15 december 2015

Alles op zijn tijd.

Ook al laat mijn lot jou koud,
toch staat steeds de Beer in 't Noorden.

Mijn verlangen, ofschoon oud,
vindt toch altijd nieuwe woorden
om jou weer te gaan bezingen,
al dan niet met handenwringen.

Deze dingen zijn constant
ongeacht in welk land
ik mijn leed en klachten uit
en jou missen moet als bruid.

Daarvoor hoef ik niets te doen.
Op zijn tijd komt elk seizoen.
Met bepaalde regelmaat
ruilt plezier van plaats met haat.

Het komen.

Als ik stil zit en niets doe
vraag ik regelmatig hoe
het nu eigenlijk toch komt
dat dit niet eenvoudig is.

Ik heb gronden opgesomd
zoals de benauwenis,
deel van een gevangenschap,
maar die zijn niet wat het is
want ik zette zelf de stap
naar deze belevenis.

't Is niet dat er niets gebeurt
want steeds sterker wordt bepeurd
dat iets opkomt, levensgroot:
't is het komen van de dood!

maandag 14 december 2015

Alomvattend.

Alles is geheel compleet,
inclusief de diepe spleet
die mij van de wereld scheidt
en de pijn waaraan ik lijd
bij een weer mislukte date
of door een gewetensbeet,
al het lief en al het leed
en een onverhoedse scheet.

Er valt helemaal niets buiten.
Wat er is is niet te stuiten.

Mocht ik niettemin besluiten:
"dit of dat hoort er niet bij"
- zwendel of oplichterij -
maakt het deel uit van een rij.

Splitsing.

Ik zet graag een stap opzij
en sta er dan veilig bij
als ik toekijk bij de dans
waarin ieder waagt zijn kans.

Zo kom ik nooit in de knel.
Ik vermijd gevaren snel,
zet mij handig buiten spel
terwijl ik mijn jaren tel.

Op het oog doet dat mij wel
maar het voert mij naar de hel
want het zal mij blijven scheiden
van 't beminnen en het lijden
en dan doe ik nooit meer mee,
splijt bestaan voorgoed in twee.

Ademtocht.

Ik wou alles veel te snel,
had geen vreugde in het spel
dat de liefde mooier maakt
en dat tere snaren raakt.

Daardoor werd ik ruw en dof
en mijn handelen was grof.
Al mijn charme was alsof
en ik werd te lang van stof.

Ofschoon jij mij eerst wel mocht
kreeg je daarna achterdocht.

Met een beetje meer geduld
had ik wellicht dat vervuld
waarnaar je zo schuchter zocht,
als een zachte ademtocht.

zondag 13 december 2015

Pietluttig.

Wat mij steeds voor ogen staat
is een keer te gaan ontwaken
want dat is het grote doel
waar ik toch het meest voor voel.

Maar intussen ben ik bezig
and're zaken te bereiken.

Daardoor ben ik niet aanwezig
om wat hier is te bekijken
en trek weg uit dit moment
dat geen angst en zorgen kent.

Ik deins terug voor de verveling
en kies liever voor verdeling
van de eindeloze tijd
in steeds weer pietluttigheid.

Dan pas.

Alles is voortdurend één
en daarom is er dus geen
reden tot ook welk verdriet
want een scheiding is er niet.

Wat ik zie dat ben ik zelf:
sterren in het diep gewelf,
diamanten die ik delf.

Toch blijft het een theorie
waarmee ik mij kan misleiden.

Wanneer ik jou voor mij zie,
bij 't beminnen en berijden
van een andere dan ik,
dan pas ben ik vrij van lijden
als ik blij mij daarin schik.

Geen verdriet.

Iets loopt anders dan verwacht.
Hieraan had ik niet gedacht:
dat jij nu, inmiddels vrij,
helemaal niet denkt aan mij
omdat het geluk jou lacht
en je zorgen zijn voorbij.

Nu kan ik gaan zitten kniezen
en daardoor veel tijd verliezen
maar ik kan er ook voor kiezen
(ofschoon ik nog steeds blijf niezen)
om de vreugde die je voelt
ook te zien voor mij bedoeld.

Dan heeft geen van ons verdriet
en gemopper is er niet.

Verklaard.

Waarin komen overeen
water, vuur en harde steen?

Een ding hebben zij gemeen:
dat ik van hen kennis heb.
Zonder deze is er geen
als een iets waarvan ik rep.

Zij verzinkt in het geheugen
dat hiervoor zo goed wil deugen,
is gemaakt van een besef
waarin steeds, als in reliëf,
elke daad wordt uitgespaard
en vervolgens wordt bewaard.

Hiermee is het zijn verklaard
in een beeld dat niet verjaart.

zaterdag 12 december 2015

Eigen zijn.

Valt er nog iets te bereiken
of te winnen in debat
als er op een dag zal blijken
dat ik van een grote schat
alreeds de bezitter ben
wanneer ik dat onderken?

Ook al is die hoogverheven
is zij toch spontaan gegeven,
steeds opnieuw van smetten vrij
en onmiddellijk nabij.

Scherp gewaar van elke pijn,
van de allerfijnste lijn,
blijft zij onmiskenbaar rein.

Deze is mijn eigen zijn.

De schoonheid der getallen.

Alle dingen gaan voorbij.
Zelfs geen stofje blijft bij mij.
En ook ik verander steeds,
ben bijvoorbeeld grijzend reeds.

Zit er dan dus echt niets bij
dat blijft van verdwijnen vrij?

Wis en drie: het zijn getallen
die zich zetten op gevallen
want de appels die ik tel,
hoe ik ze ook maar omknel,
zullen op termijn vergaan
maar hun aantal blijft bestaan.

Dit verschaft mij groot plezier:
twee plus twee blijft altijd vier!

vrijdag 11 december 2015

Heaven.

I am just a lonely bird
or a sheperd without herd
who is longing for a mate
or at least a good comrade.

If I on a day succeed
it is for a day indeed
for the time takes all away
which is subject to decay.

Sometimes there is quick relief,
its duration alas brief.

Such delight is like a turd
in the heaven of a nerd
where it's numbers never change
in their awe-inspiring range.

Sublimeren.

Elke keer dat ik verlang
richt ik mij op een object.

Maar daarmee maak ik het bang
waardoor het direct vertrekt,
zonder dat ik het ooit vang.
Dan is mijn verdriet volstrekt.

Laat ik dit nu achterwege
vier ik onverwachte zege:
dit verlangen is zo rijk,
maakt mij aan een koning gelijk.

Daaruit kan ik eeuwig putten
en haar energie benutten
om kastelen mee te bouwen
zonder weemoed en berouwen.

Onvindbaar.

Ik ben steeds opnieuw op zoek
en speur rond in elke hoek
naar iets dat er altijd is
zonder grens of hindernis
opdat ik het nooit meer mis.

Daarnaar blijf ik steeds verlangen,
dwaal zo rond door duizend gangen,
zing daarbij mijn droeve zangen
en ook nu alweer dit lied.

Ik zie rond in het verschiet
maar het vinden doe ik niet,
hoe ik ook maar zoek en delf
of steeds aftast het gewelf
want het is 't verlangen zelf!

donderdag 10 december 2015

Bijstand.

Als mijn trein tot stilstand komt,
midden in het open veld,
komt direct, als zorg vermomd,
wrevel op, onaangemeld.

Hoewel niemand mij iets doet
vergt het toch een zeek're moed
om de leegte te verduren
als de angst begint te gluren
die mij het idee aanpraat
dat de trein niet verder gaat.

Als de wens niet wordt vervuld
dat hij snel maar weer gaat rijden
heb ik nodig het geduld
dat mij bijstaat op de weiden.

Afkeer.*)

Elk gebeuren, vroeg of laat,
is ten dode opgeschreven.
Alles wat een keer ontstaat
wordt daarna weer opgeheven

Dit is echt waarom het gaat:
kan ik afzien van zo'n leven
of mij buigen voor dit kwaad
vol van kommer, kwel en beven?

Wat mij ook te wachten staat,
naar dit eerste moet ik streven.

Ook houdt dit mij van de straat
en zo neem ik niemands leven,
zie de waarheid in 't gelaat,
wend naar het geluk de steven.


*): "Afkeer is de voet van meditatie, zo wordt geleerd"
      Bede uit de Tibetaans Boeddhistische Traditie van het Woord.



Sinterklaas.

Ik speel graag voor Sinterklaas.
Vechtpartij en wild geraas
wil ik dadelijk voorkomen
door cadeaus te laten stromen.

Ook wanneer men mij niet mag
zeg ik vriendelijk gedag.
Elke lading dekt mijn vlag
en steeds ga ik overstag.

Spuwt men mij in het gelaat
dan vergeld ik deze daad
met een prachtig veldboeket
en ik lach daarbij koket.

Altijd heb ik binnenpret
als men mij te kakken zet.

woensdag 9 december 2015

Ongevraagd.

Als een appel wordt geplukt
noem ik deze oogst mislukt
wanneer dat te vroeg gebeurt
en de vrucht nog naar niets geurt.

Niettemin is 't een product
dat op zijn manier verrukt
nu hij ligt zo glanzend groen,
glimmend naast mijn oude schoen.

Daar heb ik niet om gevraagd,
dit stilleven dat nu daagt,
maar neem ik dit niet voor lief
maak ik mij mijn eigen dief.

Daarom kijk ik onversaagd
ook naar dat wat ik niet blief.


Buiten de box.

Soms ben ik zozeer verstrikt
in een wirwar van gedachten
dat geen uitweg mij nog schikt
en ik omkom in mijn klachten
als de klok nog zinloos tikt
tijdens slapeloze nachten.

Tevergeefs lig ik te wachten
op een engel die nog blikt
op mijn jagen en mijn jachten
en mijn geest die weegt en wikt.

Maar ik denk buiten de box
als ik dan weer onderken
dat ik deze gek niet ben
en drink whisky on the rocks.

dinsdag 8 december 2015

Spelletje.

Het komt vaak voor dat ik klaag
als men niet doet wat ik vraag
en dan wil ik soms proberen
door te gaan manipuleren
dat de wereld, stug en stil,
zich gaat voegen naar mijn wil.

Wanneer ik daar niet in slaag
en ik ook niets anders waag
zit ik ras in zak en as
maar mijn wanhoop geeft geen pas.

Want wanneer dit mij zou lukken
zou mij dat niet gaan verrukken.
Dan zou ik pas eenzaam zijn,
zonder einde aan die pijn.

Wat gebeurt.

Er gebeurt wat er gebeurt.

Als een reden wordt bespeurd
waarom dit dan wel zo is
is dat een bemoeienis
waardoor het niet wordt geraakt.
Als gebeuren is't volmaakt.

Ook wanneer ik het negeer
of juist gretig accepteer
maakt het daarvoor heel niets uit.

Het kan zonder mijn besluit
en weet daar totaal niets van.

Voordat ik iets zeggen kan
blijft het zich voltrekken
en geen oordeel kan't bevlekken.

Een andere weg.

Als een plannetje mislukt
ga ik onder spijt gebukt.
Daardoor mis ik wel een kans
want ik ben nog heel wat mans!

Ook al ben ik vastgelopen
in een ruimte die zich sluit,
staat een and're weg mij open
en daarin ga ik vrijuit.

Deze weg is zuiver tijd.

Hij biedt mij gelegenheid
om te leven in getallen
waaruit ik niet terug kan vallen
want hij gaat voorbij aan strijd
en ligt steeds gereed voor allen.

maandag 7 december 2015

Pas op de plaats.

Als ik voor een tweesprong sta
kan ik links afslaan of rechts.
Naar wat erop volgt, daarna,
daarnaar kan ik gissen slechts.

Ik kan ook hier blijven staan
en de keuzes laten gaan.

Dan sta ik als op een drempel
en de toekomst is een tempel
die ik niet betreden zal.

Waar ik sta daar ben ik al.
Dit verblijven draagt het stempel
van het wonderlijk heelal.

Wat ik zie is dan, waarempel,
grote rijkdom, overal!

Herkend.

Ik ervaar voortdurend leed
omdat ik steeds weer vergeet
dat ik aan het denken ben,
het intussen niet herken
voor wat het in feite is
waardoor ik me dus vergis.

Maar wanneer ik dat weer zie
ben ik als een wagen die
staat geschakeld in zijn 'vrij'.

Het geraas hoort er wel bij
maar tegelijk beweegt hij niet.

Ofschoon tijd voortdurend vliedt
staat hij geparkeerd en stil,
zelfs wanneer hij rijden wil.

zondag 6 december 2015

Vier fasen.

In de ruimte en de tijd
is er de gelegenheid
voor een ding om te bewegen,
zoals neerstortende regen.

Dit gaat altijd in vier fasen:
Eerst verzamelen zich wazen.
Als er daar genoeg van zijn
plenst er water op het plein
en daarna wordt het weer droog.

Ledig is de hemelboog
tot weer vocht komt uit de zee.

Soms ook in de tijd alleen:
tel ik bij een één een één
is de uitkomst twee.

Hoorn.

Als ik aan de toekomst denk
slaat de vrees mij om het hart.
Ik moet zorgen dat ik schenk
anders krijg ik het nog hard.

En mijn lust moet ik bedwingen,
dat ik niet ter helle vaar
waar geen engelen meer zingen
en ik dien als kaviaar.

Maar als er geen toekomst is
is er ook geen hindernis.

Neem maar eens mijn gulzigheid:
die is er de hele tijd.
Als er niets te halen valt
is 't een hoorn die enkel schalt.

Gevonden.

Als ik lijd dan is dat waar
want dat zou ik niet verzinnen.

Eindelijk is er iets daar
als een punt om te beginnen
en wellicht een reservoir
waaruit inzicht valt te winnen.

Maar al ga ik erop in
vind ik nimmer een begin.

Ik ontwaar ook niet de zin
maar verheug me niettemin
dat ik toch iets heb gevonden
dat naar mij werd toegezonden,
ook al is het dan een wond
die geen zwachtel ooit verbond.

zaterdag 5 december 2015

Hetzelfde veld.

Alles wordt steeds aangemeld
in slechts één en 't zelfde veld.

Hoe uiteenlopend dan ook -

zoals spanbeton en rook,
een bekentenis en list,
lieve vrede en een twist,
een bewijs en een vermoeden,
het vergeten en 't behoeden,
de verguizing en de roem -

vele zaken kunnen zijn,
door het feit dat ik ze noem
delen zij in het festijn
dat "spontaan gegeven" heet
en dat van die dingen weet.

Te hoog.

Jij bent simpelweg te mooi.
Dat veroorzaakt dat ik gooi
mijn natuurlijkheid te grabbel
en dan stotter of wat brabbel.

Hoop en vrees gaan aan de haal
met mijn aangeboren tooi
en ik ben niet meer normaal,
aan gekunsteldheid ten prooi.

Daarmee word ik het obstakel
waarmee ik een wal oprakel
die mij altijd van je scheidt
omdat jij mij dan vermijdt.

Kennelijk grijp ik te hoog
als ik jou als prooi beoog.

Speer.

Telkens als ik mediteer
blijf ik zitten vooraleer
ik ga banjeren op straat,
doe daarmee geen vliegje kwaad.

Bovendien krijg ik de kans
om te kijken naar de dans
van gevoelens en gedachten,
euforie en jammerklachten.

Doordat ik mij distantieer
bewijs ik het hierzijn eer,
ben ik over 't schouwspel heer,
niet slechts nu maar telkens weer.

Bij mijzelf zo in de leer
zit ik, rechtop als een speer.

vrijdag 4 december 2015

Pluim.

Mij verwondert het verkeer:
stromen mensen, heen en weer.

Maar wie heeft er de regie?
Er is niemand die ik zie
die het heft in handen heeft
en ervoor instructies geeft.

Wellicht gaat het als bij spreeuwen
want die zwermen rond sinds eeuwen
omdat elk dier apart
op zijn naaste buren let.

Zo gaat er geen een te hard,
en reist als een vliegend bed
elke zwerm door 't hemelruim,
wuivend als een donzen pluim.

woensdag 2 december 2015

Geen grond.

Ik ben telkens aan het streven
naar een grond om op te leven.

Daarom valt het zwaar te geven,
blijf ik liever nog wat kleven
aan wat ik verworven heb,
aan mijn bromtol en mijn step.

Maar wanneer ik eerlijk ben
geef ik toe dat ik erken
dat zo'n grond er nimmer is.

Het is immers zeer gewis
dat wat nu is zal verdwijnen,
soms direct, soms na termijnen,
maar dat daarmee zal verschijnen
wat nu niet voorhanden is.

Hoe het gaat.

Ik kan goed doen maar ook kwaad,
naar een plein gaan of een straat,
mij verlagen of verhogen.

Daartoe kan ik althans pogen
want de tijd zal het gedogen.
Zo heb ik een groot vermogen.

Dit is steeds opnieuw gegeven
en een kenmerk van het leven,
eeuwen lang en telkens even.

Stilstaan kan ik trouwens ook
en aanschouwen hoe, als rook,
alle dingen gaan voorbij,
op zichzelf van oordeel vrij,
hoe de wereld speelt met mij.



Rad.

Als je gaat en mij verlaat
vat ik dat op als een kwaad
daar ik uit het oog verlies
dat ik feitelijk nooit kies.

Alles dient zich enkel aan,
zowel komen als ook gaan,
aan gewaarzijn dat blijft staan
met of zonder zon of maan.

Dat is wat ik waarlijk ben,
of ik stilsta, slaap of ren
en al val ik in een gat
is het toch nog altijd dat.

Daarin draait het levensrad.
Dat verandert nooit een spat.

Vertier.

Als het leven lijden is*)
is ook lijden leven.
Dit is zeker en gewis
en een vast gegeven.

Als ik lijden uit wil sluiten
ga ik niet naar buiten
en het veiligste, beslist,
is gaan liggen in een kist.

Zekerheid wordt daardoor groot
maar dan ben ik welhaast dood.
Pas wanneer ik niet meer leef
komt een eind aan mijn gebeef.

Angst waarvan ik niet genees
schenkt vertier aan spier en pees.


*): "Leven is lijden",
      Eerste Edele Waarheid
      van de Boeddha Sakyamoeni.

Tantra*)

Heel dit leven is een weefsel,
zonder overtollig kleefsel,
slechts bestaande uit één draad
waaruit elke doek bestaat.

Deze draad is mijn gewaarzijn
wel bekend met lust en pijn.
Alles is ervan gemaakt,
daarom wordt het nooit geraakt.

Wanneer het zichzelf ontmoet
lijkt het dat het iets begroet
dat apart ervan bestaat
omdat het soms komt en gaat.

Dit veroorzaakt schijnbaar kwaad
maar dit inzien maakt het goed.


*): "Tantra"(Sanskrit): "Weefsel, draad."


dinsdag 1 december 2015

Niets te verliezen.

Ik wil lang niet altijd geven
want, vervuld van angst en beven,
vrees ik dat ik dan verlies
wat in zoveel jaren wies.

Als ik voor vasthouden kies
smoor ik daarmee elke bries
die blijft steken in mijn mond,
maak daarmee een cirkel rond
die mij helemaal omsluit
en ontzeg mij zo een bruid.

Maar er valt niets te verliezen
want de tijd baart telkens weer,
ongeacht wat ik wil kiezen,
duizend schatten, elke keer.

Gelukzaligheid.

Ik hoor vaak over verlichting
maar zoek nog de juiste richting
naar waar ik die vinden kan
want ik weet er niet veel van.

Tot dusverre blijft het gissen
en ik kan maar niet beslissen
welke weg ik dien te gaan
uit dit kommervol bestaan.

Zo blijf ik de hele tijd
wachten tot ooit open splijt
mijn verwarring, wijdverbreid,
in de gelukzaligheid
dat ik alle dingen ken
en tegelijk dit kennen ben.

Wellust.

Als ik eer geef aan 't verlangen
levert dat vervolgens op:
een behoefte die gaat prangen
en mijn welzijn op de schop.

Laat ik daarom niet te vroom
nemen wat niets is dan stoom.

Dan zie ik mijn wellust aan
maar ik laat die ook weer gaan
daar ik haar niet houden wil
maar haar opvat als een gril.

Want wanneer ik dat niet doe
weet ik weldra niet meer hoe
ik mijn smart nog kan bedwingen
en ga litanieën zingen.

maandag 30 november 2015

Momento mori.

Ik tel vaak de dagen af
tot mijn geld weer wordt gestort.
Maar intussen komt mijn graf
nader want de tijd wordt kort.

Alles wat mijn hart begeert
zal dan weg zijn of verteerd.
Wat ik zorgzaam heb beheerd
wordt door muizen omgekeerd.

Dan heb ik geen hand meer over
die nog langs mijn voorhoofd strijkt
en mijn schedel wordt zo pover
dat hij dra op niets meer lijkt.

Aan het einde komt de tover
die nu nog met luister prijkt.

Carpe diem.

Er is een predicament
als gepend op perkament:
wat ontstaan is moet vergaan.
Daar is geen ontkomen aan.

Toch is dat niet permanent.
Ofschoon het signalen zendt
worden die toch vaak vergeten
als ik drink en bij het eten.

En dan zeg ik: "Pluk de dag!"
Dit maakt van plezier gewag
en fungeert daarmee als vlag,
angst maskerend met een lach.

Soms is er ook diepe slaap
of verveling als ik gaap.

Paf.

Ik sta paf van mijn geheugen:
altijd kan er nog meer in.
Zowel logica als leugen
worden er herinnering.

Wat het bergt noem ik verleden.
Dat zijn slechts drie lettergrepen
die nochtans een zee bekleden
waarin telkens nieuwe schepen
vol ervaren binnen varen
zonder einder te ontwaren.

En soms stelt het toch niets voor.
Dan gebeurt er tussen door
dat iets wat mij lang deed zweten
in een oogwenk wordt vergeten.

Zonder liefde.*)

Zelfs als ik mijn lichaam gaf
om vandaag nog te verbranden
blijf ik aan de bedelstaf,
vastgemaakt met hechte banden.

Ook wanneer ik hymnes zong
met de zoetste engeltong
maakte ik nog niet de sprong
die mij aan mijn smart ontwrong.

Want ik kan dit zonder liefde.
Het kan zijn dat ik je griefde
omdat ik niet aan je dacht
toen ik ruw en onverwacht
jou met mij kwam overladen
en jou in mijn lust wou baden.


*): "Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden.
En al ware het dat ik de gave der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap; en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets.
En al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven."
1 Korinthiërs 13, verzen 1, 2 en 3.

zondag 29 november 2015

Een is geen.

Enkelvoudig als een steen
zijn de dingen alle één.
Dus valt er niets te vergelijken
want het andere moet wijken.

Ook is er geen tweede tijd
die een durend nu vermijdt,
geen begin of resultaat,
niet zoiets als regelmaat.

Daarmee ook geen goed of kwaad
of de kans dat iets vergaat.
Geen beschouwer die het ziet,
anders was die eenheid niet.

Daarom is die ene steen
voor 't ervaren gelijk aan geen.

Een ding tegelijk.

Onverschillig wat ik doe,
het verhinderd dat ik mij
inlaat met een ratjetoe
van mentale rijstebrij.

Ik kan maar één ding tegelijk.
Als ik naar een kievit kijk
zwindt daarmee een koninkrijk
en mijn argwaan neemt de wijk.

Daarom blijf ik bij de adem
die ik met mijn lijf omvadem.

Deze gaat steeds op en neer,
dit herhaalt zich elke keer.
Ik verheug me in zijn ritme
want zijn regelmaat ontklit me.

De verlokking van de overgave.

Opdat ik mij niet beschave
in een eindeloze tijd
kies ik voor de overgave,
dit moment en zonder strijd.

Maar de vraag blijft nog wel staan,
onbeantwoord: "waar dan aan?"

Aan een hoogverheven wezen,
niet te vinden, onbewezen,
of een dogma, uitgelezen,
of een arts die kan genezen?

Aan mijn neus die ik moet snuiten?
Ik kan dit maar niet besluiten.
Mij lokt dikwijls nog het meest:
aan mijn borrelende geest.

Weerloos.*)

Ik ben weerloos voor het lijden
als mijn blik zich gaat verwijden
waardoor ik een schoonheid zie
maar tegelijk als fantasie
lustvervulling wordt onthuld
omdat zij mij heel niet duldt.

De verleiding is dus groot
dat ik die behoefte dood.

Toch moet ik mijn kansen wagen.
En al zal ik nimmer slagen
moet ik het verdriet verdragen,
anders zou 'k hardvochtig zijn.

Welkom daarom donk're dagen,
welkom smart en zoete pijn!


*): "Nooit zijn wij weerlozer
      tegenover het lijden
      dan wanneer wij liefhebben."

Sigmund Freud.





zaterdag 28 november 2015

End.

Hoe mijn leven is ontstaan
wordt weliswaar vaak verteld
maar daar wil ik toch niet aan
want alreeds is er een veld,
aleer elk begin gebeurt,
dat die opvatting verscheurt.

Dit is steeds mijn eigen zijn,
dat, ontvangend lust en pijn,
zelf geen bron of oorsprong kent.

Daaruit komt de wereld voort,
altijd weer en consequent,
en vertrekt ook door die poort.

Nu vandaag dit inzicht gloort
komt aan elk getob een end.

Spriet.

Ik wil jou niet lastig vallen,
laat dus mijn trompet niet schallen.
In de hoop jou te plezieren
zwijg ik daarom goedertieren.

Toch mag dit niet te lang duren
want dat kan de indruk wekken
dat, genezen van mijn kuren,
ik  blijmoedig ga vertrekken.

Maar het feit dat ik zo reken
zorgt juist dat ik niets beteken
als je rondziet naar een held.

Zwakjes, als een spriet in 't veld,
ben ik bang voor elk geweld
waardoor mijn beklag niet telt.

vrijdag 27 november 2015

Welbespraakt.

Als ik zeg: "Dit denk ik niet
dit is werk'lijk het geval",
is dit toch het oude lied
want ik denk het immers al.

Welk ervaren mij ook wacht,
er wordt altijd bij gedacht
zoals duister hoort bij nacht
en gejammer bij een klacht.

Dit geldt trouwens ook voor mij.
't Is van denken nimmer vrij.
Ja, ik ben ervan gemaakt.

Als zijn code wordt gekraakt
is't door denken dat niet staakt,
steeds actief en welbespraakt.

Drie motieven.

Ik wil graag af van het lijden,
zoek naar wegen die vermijden
dat ik het moet ondergaan
tot ik denk: "Ik blijf maar staan".

Tevens wil ik alles weten,
maar niet slechts uit boek of krant.
Zonder iets te hoeven meten
wil ik het uit eerste hand.

Dus zit ik ook hierom stil
zonder dat ik anders wil.
En tenslotte voelt het goed
als mijn geest er niet toe doet.

Zo zijn er dus drie motieven
om te zitten naar believen.

woensdag 25 november 2015

Nooit urgent.

Wanneer ik iets anders wil
dan wat er voorhanden is
is dat slechts een losse gril
omdat ik de waarheid mis
dat iets anders er niet is

waardoor ik mijn tijd verspil
aan 't vermijden van het lijden*)
in plaats van mij te verblijden
in wat nimmer moeite kost
en alreeds is opgelost:

het alreeds bestaand moment,
dieper dan het firmament,
dat geen doel en oorsprong kent,
altijd daar, dus nooit urgent.


*): "Het vermijden van het lijden
      is het enige lijden
      dat we kunnen vermijden."
      Franz Kafka.

dinsdag 24 november 2015

Maat.*)

Hoop op resultaat
haalt mij uit de staat
van gewoon aanwezig zijn
zonder last van bezig zijn
met wat nog kan komen.

Dit te zien als dromen
houdt mij van de straat.

Daarbij heb ik baat
want als er geen doelen zijn
kom ik nooit te laat.

Zonder dat ik mij omlijn
kijk ik in het fris gelaat
van wat komt aan lust en pijn,
sla daarbij de maat.


*): "Van het concert des levens
     krijgt niemand een program." 
     Oud gezegde.



maandag 23 november 2015

Abrupte vrede.

Mijn verbeelding kent geen grens.
Juist dat maakt mij tot een mens.

Wat weliswaar niet gebeurt,
in geen eeuwen wordt bespeurd,
zou toch zo maar moeten kunnen
want de ruimte zou 't vergunnen:

Neem de stortvloed van geweld
op het bloeddoordrenkte veld
waar het oude motto geldt:
' "Oog om oog en tand om tand"
als je bent van ander land.'

Liet men nu de wapens vallen
zou er vrede zijn voor allen.
Men zou dansen op de wallen.

Regelmaat.

Ik hanteer verscheiden tijden:
een is er die duurt te lang
wanneer ik gebrek moet lijden
en naar een soelaas verlang.

Maar een and're vliegt voorbij:
als ik mij van iets afkeer
en het toch weer komt tot mij
denk ik telkens: "nu alweer?"

Maar de wijzer van de klok
blijft bewegen, schok na schok.

Deze is van oordeel vrij,
zet zijn tellen op een rij,
rustig, met gelijkmoedigheid,
zonder talmen of respijt.

Energie.

Ik ben danig gefrusteerd
want de weg is geblokkeerd
waarop ik zou willen rijden,
ik ben dus niet te benijden.

Ja, ik kan geen kant meer op
terwijl ik mijn gram verkrop.
Soms is't regelrecht verdriet
maar een uitweg zie ik niet.

Al mijn kansen zijn verkeken
en zo ben ik niets vergeleken
met wat ik voor ogen had
en toch koester ik een schat.

Die bestaat uit energie,
juist als ik geen uitweg zie.

Te gast.

Af en toe ben ik vergeten
wat ik net daarvoor nog dacht.

Maar waarom wil ik dat weten
als ik daardoor mis de pracht
van dit heden, niet te meten,
dat bestaat uit eigen kracht?

Laat ik mijn geheugen vallen
sta ik frank en vrij voor allen
die mij zouden willen zien,
ben beschikbaar bovendien.

Want geen oordeel houdt mij vast.
Iedereen is dan te gast
in mijn murenloze huis,
zonder manco of abuis.

Rustend.

Ik was lange tijd zeer dwaas,
maar glip juist nog door een maas
van het wereldwijde net
dat zich om mij dreigt te sluiten.
En dat red ik nog maar net.

Nu sta ik gelukkig buiten
en houd op met mijn getob
want mijn zorg wordt licht als hop
als ik er niet meer aan denk,
in plaats daarvan aandacht schenk
aan de grond waarop ik rust,
van mijn adem goed bewust.

Ik kan slechts een ding tegelijk,
rustend in Uw koninkrijk.*)


*): "Uwer is het rijk en de kracht en de heerlijkheid."
     Slotregel uit het "Onzevader".

Oninstortbaar.

Ik probeer je te verleiden
maar de kloof blijft zich verwijden
tussen mij die jou steeds wil
en jouzelf, zo ver en stil.

Deed ik nu van alles fout
of ben ik gewoon te oud?
Al mijn pogen laat je koud
en legt op mijn wonden zout.

Wat ik hierop maar verzin,
erbij uit mijn duim wil zuigen,
jij trapt daar nochtans niet in
en zo valt elk plan in duigen.

Maar de ruimte stort niet in.
Telkens daagt een nieuw begin.

zondag 22 november 2015

Onomstreden.

Als mijn hart iets fel begeert
wordt dit ook geconstateerd,
anders werd dit niet beweerd.

De tragedie van een held
wordt door kennen vergezeld,
anders werd zij niet verteld.

Wat er dus ook maar gebeurt,
het wordt moeiteloos bespeurd
door een kennen dat niet keurt.

Dit is zelf van oorsprong vrij
maar het is er altijd bij,
zowel toen als dan als heden.

Golven komen aangegleden
maar dit feit blijft onomstreden.

Zonder ego.

Leven zonder ego
is, als poppetje van lego,
midden in de wereld staan
maar er plakt geen velpon aan.

Daarmee kunnen al zijn blokjes,
makkelijk en zonder schokjes,
uit elkaar worden gehaald.
Niemand die't gelag betaalt.

Soms tezamen, ferm en stoer,
dan weer los over de vloer,
zijn zij soms eens heer, vrouw, boer
of een vrijer op de loer.

Vallen zij dan weer apart
toont zich gelijk diens open hart.

zaterdag 21 november 2015

Paar.

Ik zou graag zijn als een paar
dat er slechts is voor elkaar.

Zonder poging tot verleiden
gaan zich toch hun lippen spreiden.

Niemand hoeft zich te bewijzen
als hun wensen gelijk verrijzen.

Alles is het hoogst genot,
zonder invloed of gebod,
als het vloeit vanzelf ineen
zonder spoor van top of teen
omdat er geen ik meer is,
als de laatste hindernis.

Zodra dat maar is verdwenen
is het paradijs verschenen.

vrijdag 20 november 2015

Beslist.

Heb ik mij in jou vergist?
Te lang loop ik in de mist
waarin ik je niet meer vind
als verdwaald in 't labyrint
van vermoedens en gedachten
die jou hullen in hun nachten.

Heb ik je dan echt verloren
nu ik je niet meer kan horen?

Of heb ik mij in mij vergist?
Misschien is het al lang beslist
en hoef ik alleen te staven
dat ik mij aan jou mag laven,
binnenlopen in de haven
vol van jouw genadegaven.

Amusement.

Als ik mij zit te vervelen
zoek ik naar amusement
om de leegte te verhelen
die geen doel en oorsprong kent
maar die er direct weer is
na deze bemoeienis.

Deze valt niet te ontlopen
ondanks dat ik soms blijf hopen
dat mij dit een keer gelukt
als er vruchten, vers geplukt,
voor mij liggen, rijp en open
waarin ik mijn tong kan dopen.

Maar zelfs die verrukking went.
Weer wil ik amusement.

donderdag 19 november 2015

Don Juan.

Zo lang ik hier ben in dit lijf
wil ik zorgen dat ik blijf,
blijven in dit bange lijf.

Blijven is mijn tijdverdrijf
terwijl ik de daad bedrijf,
snel, in een minuut of vijf.

En als ik iets meer beklijf
wil ik tijd dat ik dit schrijf
op de dijen van een wijf.

Dit is wat ik steeds wil doen
terwijl ik haar innig zoen,
liefst voor niets, als 't moet voor poen.

En dit wil ik overdoen,
dag en nacht, in elk seizoen.

woensdag 18 november 2015

Goedertieren.

Als een daad geen oorsprong heeft
wordt het overbodig
dat men die daarna vergeeft.

Elk verwijt is dan onnodig
omdat er geen opzet kleeft
aan wat wordt bedreven.

Daardoor blijft het oordeel*) zweven
want er is geen start aan 't leven.

Slechts wanneer men grenzen stelt
is er reden tot geweld
maar ook dit is een gegeven
dat geen grond heeft, zelfs niet even.

Dus de liefde schrijft niet toe.**)
Zij weet trouwens niet eens hoe.


*):  "Oordeelt niet"
      Matthëus 7 vers 1 

**): "zij rekent het kwade niet toe"
       1 Corinthe 13 vers 5 (over de liefde).

dinsdag 17 november 2015

Als een pen.

Ik ben enkel waar ik ben,
vastgenageld als een pen.
Op een reis kan ik niet bogen
want ik heb mij nooit bewogen.

Ik word enkel maar bedrogen
door het schouwspel voor mijn ogen
of het voelen van beweging
en het horen van wat heen ging
die mij de illusie geven
van het door de ruimte zweven.

Maar de kennis blijft constant
van het zwaaien van mijn hand,
het gebruik van mijn verstand
en de wenteling van't land.

maandag 16 november 2015

Who cares?

Wanneer ik ben vastgelopen,
niets meer heb om op te hopen,
geen bezit om te verkopen,
staat geen uitweg mij meer open.

Grauwe angst heeft mij bekropen
en mijn goodwill is verlopen.
Reeds is men mijn huis aan 't slopen
met een vaart van honderd knopen.

Nog meer leed heb ik te duchten
zonder kansen om te vluchten.

Maar ik zie iets over 't hoofd
wat mij van geluk berooft
en dat elke wond kan helen:
dat ik zeg: "Wat kan 't me schelen?" 

Te luid.

Je bent niet wreder dan het leven
want net zo neem jij je geven
zonder uitleg ook weer terug,
even rustig en soms vlug.

En zo ga je dus vrijuit.
Ook al wil ik jou als bruid
hoeft dat jou nog niet te storen
als ik jou niet kan bekoren.

Onverschillig dat ik muit,
mij moet schrammen aan je doren,
bloei je welig als een kruid
dat voor mij niet is beschoren.

Tevergeefs, wellicht te luid,
wil ik dit nog laten horen.

De hele tijd.

Wat is er de hele tijd?

't Is gewaarzijn dat soms lijdt
als 't door rampspoed wordt verrast
en zich daarna weer verblijdt
als iets in een planning past.

Soms ervaart het diepe spijt,
is getuige van de strijd
tussen 't goede en het kwaad
en het nemen van de maat.

Zijn dat nooit verloren gaat
omdat het niet gadeslaat
als het zou verdwijnen
want de grens aan zijn verschijnen
is het bezig te omlijnen.

zondag 15 november 2015

Platzak.

Soms ben ik berooid en blut
als mijn beurs is uitgeput.

Dan zit er niet anders op
dan dat ik met tobben stop
en mij neerleg bij mijn strop.

Dus haal ik mijn schouders op,
denk: "wat kan het mij ook schelen,
als ik, evenals zovelen,
moet vertoeven in het slop
waarin ik hun lot moet delen?"

En ik voel de zon, voor nop,
ogen, huid en handen strelen.
Fantasie is er volop
en ik kan nog altijd spelen.

Crux.

Al te vaak ben ik te laat
als het om vergeving gaat.

Zelfs al is 't in fantasie:
als ik jou aan 't vreemdgaan zie
vlamt direct de jaloezie
want ik sta dan niet paraat
om te zien in het gelaat
ruimte die die daad toestaat.

Want ten einde kwam het kwaad,
was ik daar maar toe in staat.

Toch kan ik nog wel de pijn
die ik voel in hart en brein
er gewoonweg laten zijn
als de crux van dit kwatrijn.

zaterdag 14 november 2015

Perceptie.

Er is alleen perceptie
en de rest neem ik maar aan
Als een gast op een receptie
zie ik mij geen oogwenk staan.

Wanneer ik mij wel eens voel
wordt dat tevens waargenomen.
Maar door wie? Dat is een doel
waar ik maar niet bij kan komen.

Dit geldt ook voor het geheugen
want dat kan weliswaar deugen
om veel zaken te verklaren
maar het is niet te ontwaren.

Het zit nooit eens op mijn knie
die ik nu zo helder zie.

Drijfkracht.

Over zijn kan ik niet praten
want ik maak er deel van uit.
Voor een maat heb ik geen maten,
zonder oor is geen geluid.

Wat ik ook maar wil beweren,
de bewering zal 't niet deren
en een mes dat alles snijdt
blijft zelf van zijn snee bevrijd.

Toch blijf ik dit steeds proberen
ook al moet het mij frustreren.

Dit is een geheimenis
en tegelijk een zegen
omdat dit de liefde is
die de sterren doet bewegen.

vrijdag 13 november 2015

Ontwaakt.

Jij hoeft niet van mij te horen
wat ik van je vind.
Dat zou je alleen maar storen,
je wilt zelfs geen hint.

Slechts een vraag kan jou bekoren.
Dan heb ik aan jou geen kind.
Daarvan word je wellicht blij
want een antwoord staat je vrij.

In dit vragen sta ik naakt,
gans alleen en onbewaakt.
Daardoor word je pas geraakt
als mijn lofzang wordt gestaakt.

In't moment geheel ontwaakt
ben ik dan niet meer gemaakt.


Terug bij af.

Wat ik niet bereiken kan
bestaat toch, zo nu en dan,
in mijn droom en fantasie,
waarin ik vervulling zie.

Wat ik niet in 't echt kan halen
kan ik zo in kunst vertalen
als remedie voor de kwalen
die mij anders doen verschralen.

Maar wanneer ik wakker word
blijkt zo'n droom maar al te kort,
wordt een vonnis vlot voltrokken
en zit ik weer met de brokken,
breken lans en toverstaf
en ben ik weer terug bij af.

donderdag 12 november 2015

Ontspoord.

Wie gesetteld is kan open,
zonder daarvoor veel te doen,
wachten tot ik zal gaan lopen
op de veters van mijn schoen.

Zij wil vast niet dat ik struikel
maar als ik naar voren duikel
val ik zelf al door de mand,
niet door toedoen van haar hand.

Dan is haar affectie karig.
Hooguit lacht zij wat meewarig
en zij voegt zich bij haar soort
die van mij nooit heeft gehoord.

Al mijn streven blijkt voorbarig
want ik heb mijzelf ontspoord.

Onthaal.

Elke angst is heel verstandig
en maskeert dit tegelijk handig
want het ziet de bui al hangen
van het einde van 't verlangen
naar altijd te blijven zijn
als een eindeloze lijn.

Zij vermoedt, niet zonder reden,
dat geen grond bestaat beneden
dit geconstrueerde heden
met zijn normen en zijn zeden,
gaat zich in gewoontes kleden,
zoals toekomst en verleden.

Angst fungeert zo als signaal,
voor een groots, gastvrij onthaal.

Doe.

Als een roofdier mij wil bijten
valt het weinig te verwijten
want heeft het een lege maag
dan voldoe ik aan zijn vraag.

Het zou dit niet kunnen doen
als ik nu, net zoals toen
ik nog niet geboren was,
niet kortstondig was als gras.

Ik heb zelf dit lijf gezocht
en gebruik dit op mijn tocht
naar ik weet niet waarnaartoe.

Elk gevaar in elke krocht
is er omdat ik dit doe,
ook al weet ik niet eens hoe.

woensdag 11 november 2015

Sympathie.

Als een plan mislukt
ga ik dan gebukt
onder feil en falen,
het gelag betalen
voor een stommiteit
(als voldongen feit)
of kan ik behalen
zegen mettertijd?

Kan ik, als ik niets meer waag,
wegens smaad en nederlaag,
nog tevreden zijn vandaag
met zo'n wanhoop in mijn maag?

Ja, want er is sympathie,
ook als ik geen uitweg zie.

dinsdag 10 november 2015

Onbewogen.

Ik doorkruis een grote zee,
ga daarin van A naar B,
maak daarbij van alles mee,
maar dat is maar een idee.

Ik kan even goed beweren
dat ik helemaal niet reis.
Al mijn wenden en mijn keren
leveren nog geen bewijs.

Ik word steeds opnieuw bedrogen
door het schouwspel voor mijn ogen
die geheel onwrikbaar zijn
want zij krijgen sein op sein.

Dan heb ik mij nooit bewogen,
ben voor elk gebeuren plein.

Keurloos.

Als er sprake is van kwaad
is er daarmee tevens goed
dat daar tegenover staat:
dat verschaft het plaats en maat.

Andersom ook: is er goed
komt dat door gebrek aan kwaad
want de liefde wordt ontmoet
bij 't verdwijnen van de haat.

Als 't geen nacht is is het dag
maar bij 't strijken van de vlag
maakt men van de nacht gewag.
Wat men zag wordt zwart gekleurd.

Zo komt alles op zijn beurt
in de tijd die nimmer keurt.

Niet te keren.

Aan een kind kan ik veel leren.
Ik kan alles gaan beweren
maar een ding toch kan het al
waardoor het ook spreken zal.

Dat is dat het zelf zal vragen
naar de oorsprong van de dagen
en het einde van de tijd.

Daarmee zal het mij belagen
want het schept daarin behagen
en dat raakt het nimmer kwijt.

Dit getij valt niet te keren.
Het stelt vragen zonder tal
en geen antwoord zal het deren
want een vraag blijft het heelal.

zaterdag 7 november 2015

Allengs.

Angst is niet voor wat er is
maar voor wat zou kunnen komen,
iets waarnaar ik nu nog gis
in mijn waken en mijn dromen.

Wat er wel is is die angst.
Zij bereidt mij een ontvangst.
Daarvoor ben ik vaak het bangst
maar toch duurt zij niet het langst.

Want als ik naar haar wil kijken,
dit moment, in het gezicht,
zal zij voor mijn blik bezwijken
want dan komt er aan het licht
dat zij is aan het verstrijken.
Allengs wordt zij minder dicht.

donderdag 5 november 2015

Onbewaakt.

Op momenten, onbewaakt,
sta ik plots en poedelnaakt
oog in oog met een gebeuren
waarvan kaak en wangen kleuren.

Tot verweren onbekwaam
moet ik schaamte ondergaan.
Voordat ik een plan beraam
vliegt het morgenrood mij aan.

Dit is alles zeer genant
maar wat is er aan de hand?

Wat ik voel is meer dan echt
en mijn blozen is oprecht.
Zonder tijd dat ik nog vecht
is dit lang nog niet zo slecht.

woensdag 4 november 2015

Proviand.

"Heeft de Here echt geleefd?"
Van die vraag lig ik niet wakker
want dat maakt mij enkel zwakker
maar wat Hij gesproken heeft
is wat in mijn denken leeft
als een trouwe makker.

Wat Hij mij zo altoos geeft,
mij, een hulpeloze stakker,
die vaak terugwijkt als een kreeft,
is versterkend en doorleefd.

Zo komt alles voor de bakker
die geen angst en twijfel heeft
en ben ik geen kouwe kakker
of een dromer die slechts zweeft.

Zonder oordeel.*)

Ik leef heden zonder oordeel.
Dat is zeker in mijn voordeel
want mijn blik wordt klaar en recht.

Ik verbind me in de echt
met wat er voorhanden is
waarin ik mij niet vergis.

Zonder dat ik iets beslis
is er dan geen hindernis
voor het weelderige leven
dat mij gratis wordt gegeven.**)

Ongeacht waarnaar mijn steven
vanaf heden wordt gewend,
ik hoef niets meer na te streven.
Doel en grond zijn onbekend.***)


*): "Oordeelt niet opdat Gij niet geoordeeld worde
      want met de maat waarmede Gij meet
      zult Gij gemeten worden".
      Uit het Evangelie van Matthëus, hoofdstuk 7, verzen 1 en 2. 

**): "Vraagt U dus niet bezorgd af: Wat zullen we eten? of: Wat zullen we drinken? of: Waarmee        
          zullen we ons kleden? – dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Uw hemelse Vader 
          weet wel dat Gij dat alles van node hebt. Zoekt liever eerst het koninkrijk Gods en Zijn 
          gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen U erbij gegeven worden."
          Uit het Evangelie van Matthëus, hoofdstuk 6, verzen 31 t/m 33.
 
 ***): "De wind waait waarheen hij wil; Gij hoort zijn geluid,
            maar Gij weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat.
            Zo is het ook met iedereen die uit de Geest geboren is."  
            Uit het Evangelie van Johannes, hoofdstuk 3, vers 8.

Gehecht.

Al mijn zorgen zijn vergaan
en volledig van de baan.

Toch wil ik daar nog niet aan
want ik merk dat mijn bestaan
nogal overbodig wordt
nu er nergens iets aan schort.

Ik heb immers niets te doen
als geen strijd mij bezig houdt
net als in de dagen toen
ik op weg was door een woud
van ideeën en problemen
en mij afgaf met systemen.

En zo blijk ik dus gehecht
aan mijn zoektocht en gevecht.

Op de aarde.

Ik zit rustig op de grond
nadat ik mijzelf ontbond
en zo vind ik nu de aarde
waar eerst nog mijn geest rondwaarde.

Deze is geheel verdampt
nu hij zich niet langer klampt
aan ideeën van weleer
en slaat op de bodem neer.

Deze heft mijn lichaam op,
zonder morren en voor nop,
zonder dat ik ervoor spaarde
of een kapitaal vergaarde.

Ja, zij draagt mij zondermeer
en zij doet dat telkens weer.*)


*): "Zalig zijn de zachtmoedigen
       want zij zullen de aarde beërven."
       Uit het Evangelie van Matthëus, hoofdstuk 5, vers 5. 

Lul.

Ik probeer mij aan te passen
om niet naast de pot te plassen.
Vaak ga ik nog op mijn bek
maar ik doe het toch niet gek.

Op een dag ben ik volleerd
en volledig gedresseerd,
glad, gelikt en strak gelakt
als een glanzend artefact.

Maar ben ik dan nog wel leuk?
Want de kans dat ik nog neuk
is dan wel voorgoed verkeken.

Elke lul, met mij vergeleken,
is dan nog tot meer in staat
als mijn lust verloren gaat.

Weer open.

Vaak genoeg ben ik alleen
en speel met mijn eigen spleen.
Dat is nogal desolaat
terwijl zo de tijd vergaat.

Maar ik vind het ook wel fijn,
voel mij thuis in mijn domein
waarin slechts mijn wetten gelden
en geen vreemde zich komt melden.

Toch is dit mij niet genoeg.
Heb ik niets meer voor de boeg
dan steeds weer ditzelfde spel
waarbij ik mijzelf omknel?

Daarom stel ik mij weer open
zelfs al moet ik't duur bekopen.

Blijdschap.

Ik ben angstig en kleinzerig
maar tegelijkertijd begerig.
Zo is dat al levens lang.

Er bestaat een samenhang
tussen deze beide polen.

In plaats van nog rond te dolen
word ik liever minder bang
opdat ik niet zo verholen
moet staan gluren in een gang
of met waar, bijeengestolen,
mij verschaf wat ik verlang.

Ook al tril ik dan van angst,
dit bereidt me een ontvangst
waarin blijdschap duurt het langst.

dinsdag 3 november 2015

Rozenspoor.*)

Al wat is gaat steeds maar door
en het staat geen oogwenk stil.
Daar is geen remedie voor
en hier helpt geen pil.

Al wat is gaat steeds te loor,
alles wat ik wil.
Maar het trekt een rozenspoor,
los van elke gril.

Het is groeien zonder eind
waarin elk houvast verdwijnt,
geeft aan geen bevel gehoor
opdat het verschijnt,
want het is 't bevelen voor,
dat het ondermijnt.


*): "Alle Guten, alle Bösen folgen Ihrer Rosenspur"
       uit Friedrich Schiller's "Ode an die Freude".

Gezond.

Op de dag dat ik beslis
dat ik kijk naar wat er is
is't voorbij dat ik iets mis
en is er geen hindernis
voor mijn horen en mijn zien
en mijn voelen bovendien.

Omdat er niets anders is
kan ik het ook niet vergelijken,
is het één belevenis
die voortdurend blijft verstrijken
als een worden zonder grond,
bloedend als een open wond,
en de fouten die ik vond
blijken, als een vis, gezond.

Gestalt.*)

Alle ruimte is massief,
onverwoestbaar en mij lief
en daarbinnen vind ik wakken
waarin ik mijn blik laat zakken.

Daarna ga ik namen plakken
op die peilloos diepe vakken.

Dat is slechts een tijdverdrijf
waarmee ik steeds bezig blijf
en mijn geest gaat zich vertakken
maar 't heeft niet veel om het lijf.

Ook al hoor ik hakken klakken,
hun geluid is niet te pakken.
Daarom kan ik nooit vervlakken
en zet ik die zorg te kakken.


*): Het verspringen van voor- en achtergrond.


maandag 2 november 2015

Duik.

Als ik ophoud jou te vragen
om een reis met mij te wagen
dan bestrijd ik slechts symptomen
want intussen gaan mijn dromen
onverminderd voort
waarin gebeurt wat niet behoort.

Wanneer ik hier mijn lust beknop
dan duikt zij weer elders op.
Zo blijft zij dus welig tieren
en in elke richting zwieren.

Dus duik ik er nu maar in,
en vind einde noch begin
aan verrukking zonder zin
en verroer daarbij geen vin.

Uitgeblust.

Ik verricht graag een prestatie
in de hoop op confirmatie
want die geeft me de sensatie
dat ik ergens goed voor ben
en niet tevergeefs rond ren.

Waarom heb ik dat zo nodig?
Is het toch niet overbodig?
Kan ik niet eenvoudig zijn
in mijn vreugde en mijn pijn?

Af en toe krijg ik een sein:
als ik dingen heb gedaan
die een ander zijn ontgaan
voel ik soms een diepe rust
nadat ik ben uitgeblust.

Snoeken.

Ik ben altijd maar op zoek
naar de allergrootste schat
van de wijsheid in het boek
dat ook is mijn levenspad.

Ik ga in rivieren snoeken
en dat word ik niet gauw zat,
snuffel ook in onderbroeken,
zelfs al zit mij dat niet glad.

Zo wil ik het lot verzoeken
en dan val ik op mijn gat,
ga dan sputteren en vloeken:
in de zak vind ik een kat
terwijl wat mijn zoeken drijft
alreeds in mijn hart verblijft.

Berouw.

Ik kwam dingen aan de weet,
ongevraagd en indiscreet.
Ik berokkende je leed.
Wat ik deed was daarom wreed.*)

Destijds zag ik dat niet in.
Ik deed enkel naar mijn zin.
Nu ik het opnieuw beschouw
resten wroeging en berouw.

Ik zal het nu niet meer doen
maar kan niet meer terug naar toen
ik dit nog niet had gedaan
en moet in verbanning gaan
uit jouw aanschijn, neem de blaam,
terwijl ik mij grondig schaam.


*): "Elk onderzoek behelst een zekere wreedheid."
      Friedrich Nietzsche.

Geen malle moer.

Bij jouw diepgevoeld verdriet
en het leed dat ertoe doet
valt mijn prietpraat in het niet,
wordt door jou niet eens begroet.

Alles waar ik zo mee zit
is voor jou niet meer dan dit:
een geritsel in een boom
en nog ijler dan een droom.

Vanzelfsprekend heb je gelijk:
mijn beklag is maar gezeik
waarmee ik brutaalweg prijk.

In plaats van dat ik ontroer
doet het je geen malle moer
want het is geoudehoer.


zondag 1 november 2015

Weerloos.

Ik meen te weten wie u bent
want uw plan lijkt mij bekend
al ben ik toch nog niet gewis
daar ik uw essentie mis.

Wat ik zie, zo nu en dan,
zijn contouren van uw plan.
Daarvan bent u in de ban
en daar weet ik alles van.

Maar wat is het anders dan
denken en verzinnen
zoals elke vrouw en elke man
dat steeds doet van binnen?

Daarin vallen telkens gaten
waardoor ik u niet kan haten.
 

Slaap.

Ik verlang soms naar muziek
wanneer ik mij ga vervelen.

't Is een aardige repliek
om mijn oren mee te strelen
wanneer ik geluiden mis
waarmee ik mij vergewis
van een continu bestaan.
Anders kan 't wellicht vergaan.

Dit wil ik dan snel voorkomen
met de liedjes van mijn dromen,
bij concerten opgenomen.

Deze wiegen mij in slaap,
zacht en zoetjes als een schaap.

Totdat ik mijn keel eens schraap.


Zelfbeeld.*)

Ik neem mij alleen maar aan
zonder grond voor mijn bestaan,
heb de wereld ingedeeld
in dit schimmig zelfbeeld
en de dingen eromheen.

Daarop klaag ik steen en been
als die zich dan zonder vragen
op hun wijze gaan gedragen,
want dit beeld voelt zich bedreigd
wanneer het zijn zin niet krijgt.

Dit is een verborgen waan
en die richt veel schade aan.
Maar hij is niet gefundeerd
ondanks dat hij dat beweert.**)


*): naar Tarthang Tulku,
    leraar uit de Tibetaanse Nyingmatraditie.

**): "Ik denk dus ik besta" -
       uitspraak van René Descartes,
       zeventiende-eeuwse filosoof. 



Nimmer mis.

Ik kan nog zo overleggen
maar heb het niet voor het zeggen:
er gebeurt wat er gebeurt
en er wordt geen spoor bespeurd
van datgene wat niet is.
Daarom grijp ik nimmer mis.

Nog gezonder dan een vis
leef ik zonder hindernis
in de volheid van het zijn
die zich uit als lust en pijn.

Soms is 't wijn, dan weer azijn
maar 't besef ervan is rein.
Daarbij hoort ook valse schijn,
groot genot en flauwe gein.

Perspectief.

Als het jou gelukkig maakt
dat je mij niet ziet
word ook ik daardoor geraakt
en dan lijd ik niet.

Zo zou het toch moeten zijn
als ik waarlijk van je hield.
Anders is't maar droeve schijn
en ben ik een fielt.

't Is een werkbaar perspectief:
Graag heb ik je meer dan lief,
incasseer dan blij de pijn
van 't door jou verlaten zijn.

Daaraan wil ik gaan voldoen.
Ik wacht niet meer op jouw zoen.

zaterdag 31 oktober 2015

Wellicht.

Ik zal jou nooit kunnen krijgen.
Toch blijf ik mijn woorden rijgen
want het lukt mij niet te zwijgen,
wil mij eer tot spreken neigen
en een stroom van poëzie
waaraan ik geen einde zie.

Hoop dat ik je niet verveel
maar daarmee de wonden heel
die ik jou heb toegebracht
en je leed daarmee verzacht.

Het zou mooi zijn als je lacht
zonder dat je op mij wacht.
Wellicht speel je in de nacht
met mijn smart en jammerklacht.

Rusten in het bos.

"Zal ik het nu doen of niet?"-
deze vraag ligt in't verschiet,
geeft mij een gevoel van macht,
op mijn reis door dag en nacht.

Maar zij is naar mij op jacht,
zit mij altijd achterna,
blaast mij in dat ik besta,
en heeft mij zo in haar macht.

Zij is continu aanwezig
en houdt mij zodoende bezig.

Laat ik haar een keertje los
kan ik rusten in het bos,
in de schaduw van zijn bomen
en hoef niet van haar te dromen.

Labyrinth.

Heil ligt onder handbereik.
Dat ik het nochtans niet vind
komt omdat mijn koninkrijk
wat lijkt op een labyrinth.

Het is vlakbij in de buurt
maar mijn oog dat tuurt en tuurt
heeft mij ervandaan gestuurd
waardoor mijn verbanning duurt.

Ik beschouw het als ver weg,
elke keer als ik het zeg.
Mijn bedachtzaam overleg
laat mij steken in de heg.

Pas wanneer ik dat vergeet
heb ik het een keertje beet.

Never mind.

I'm full of fraud and flaws,
and transgressing many laws,
robbing you from peace and time,
for myself not worth a dime.

I pursue you with my mails
but, of course, this effort fails.
 
It's because I am a male
that I'm hunting and I wail.
Sometimes, like a nightingale,
I let ardent songs prevail.

If you understand this cause
that might give your judgment pause.
You are both profound and kind
if you're saying: "never mind!"

Bijtijds.

Meestal ben ik veel te traag.
Komt er dan een malle vraag
in mijn denken eensklaps op
laat ik na dat ik die stop.

Dan krijgt zij haar idioom
die mij kwelt tot in mijn droom.
Licht kom ik daar niet van af,
onderga daardoor haar straf.

Maar ben ik hem tijdig voor
loop ik niet vast in zijn spoor,
kan hij niet zomaar gaan groeien
om mij met zijn schijn te boeien
en hoef mij niet te vermoeien
met hem trimmen of besnoeien.

Opstanding.

Met mijzelve scheel ik
heel vaak in gedrag
en dan lieg en steel ik
en ga overstag.

Al mijn fierheid keel ik.
en dat maakt mij lelijk.

Daar ik van mijzelf niet hou
ben ik dag en nacht in touw.
Omdat ik mij niet vertrouw
doe ik alles maar heel gauw.

t Ís maar beter dat ik stop
met te zuchten in dit slop.
Uit mijn puinhoop rijs ik op
terwijl ik het stof af klop.

Op de aarde.

Afgelopen nacht
kreeg ik plots de macht.

Ik zag ineens in
dat mijn lust en zin
niet vanaf 't begin
mij hebben gekweld,
dat hun bruut geweld
zich pas voordoet in een veld
dat er daarvoor alreeds was.

Het genot waarop ik vlas
doe ik daarmee om de das.
Het blijft achter als karkas.

Daar laat ik het, in zijn waarde,
rustig liggen op de aarde.

vrijdag 30 oktober 2015

Onthechting.

Ik zit danig in de put
want mijn toevlucht en mijn stut
ging geheel voor mij verloren
en nu moet ik weer van voren
aan projecten gaan beginnen
maar weet niets meer te beginnen.

Al mijn vrienden ben ik kwijt
en voorbij is nu de tijd
om de schade te herstellen.
Ik heb niets meer te vertellen.

Plots zie ik dit droef gebied
en besef: dat ben ik niet.
Van mijn zorgen ben ik vrij
want zij zijn niet meer van mij.

Herfst.

Bladeren gaan langzaam vallen
en de bomen worden kaal.
Zij gaan vallen met hun allen
maar ze zijn vandaag niet vaal.

Alle parken worden hallen
onder hemelen van staal,
nog omringd door gouden wallen,
transparanter dan normaal.

Daarin kan ik jou vermoeden
maar ik moet nog steeds verhoeden
dat ik aan je zal verschijnen,
kijk naar weefsels op de grond
die mijn zin voor smaak verfijnen
als de lijnen om je mond.

donderdag 29 oktober 2015

Zacht en hard.

Wellicht ben ik al te zacht
met betrekking tot mijn wensen,
grijp mijn kat nu in zijn vacht,
wil dat ook gaan doen met mensen.

Heel vaak ben ik dag en nacht
van die dingen aan het dromen
en verlang dan naar de macht
om ze uit te laten komen.

Zulke zachtheid maakt mij hard
voor hun tranen, als die stromen.

Ongevoelig voor hun smart
heb ik mij de kans ontnomen
om er dan voor hen te zijn
en te lenigen hun pijn.

Word ik voor die wensen hard,
word ik voor de mensen zacht.

woensdag 28 oktober 2015

Braadspit.*)

Ben ik eigenlijk wel eerlijk
wanneer ik van wroeging spreek?
Ik vergis me wellicht deerlijk.

Ook al zie ik nu nog bleek,
ik gevoelde mij weer heerlijk
als je mij maar niet ontweek.

Dan bleek het een 'piece of cake',
al dit zuchten en dit steunen,
en ik word meteen weer week,
zal al snel wellustig kreunen
terwijl ik de draak dan steek
met vergelding's rake dreunen.

't Is dus goed dat je nu zwijgt
en mij zo aan 't braadspit rijgt.


*): "Per me si va nella città dolente,
     per me si va nelléterno dolore,
     per me si va tra la perduta gente.

     Giustizia mosse il mio alto Fattore:
     fecimi la divina Potestate,
     la somme Sapienza e il primo Amore".

    "Door mij gaat men in in de stad der smarten;
     door mij gaat men in in de eeuwige pijn;
     door mij gaat men in tot de verloren mensen.

    Gerechtigheid bewoog mijn hoge Maker;
    mij heeft gemaakt de goddelijke Macht,
    de hoogste Wijsheid en de eerste Liefde"

Opschrift boven de poort van de hel
in Dante Alighieri's Divina Commedia:
Inferno, Canto III, 1-6.

Terug in de tijd.*)

Ik heb jouw geheim geschonden
en veroorzaakte zo wonden
die niet meer te helen zijn.
Ik beschadigde jouw schrijn.

Ook als ik er niet van spreek
en zal zwijgen als het graf
blijft het een gemene streek,
onvergeeflijk, zwak en laf.

Die alleen is erg genoeg
en 't heeft geen zin dat ik nog zwoeg.

Zonder toekomst voor de boeg
kan ik nu alleen maar staren
om de tijd te gaan ervaren
voordat wij gescheiden waren.


*): o/o Ik ontwaak in de wijsheid waarin ik ben geboren o/o
     Uit "De Sadhana van Mahamoedra"
     Termatekst ontdekt door de Vidyadhara Chögyam Trungpa, Rinpoche.

Glashard.

Ik was altijd hypocriet,
heb mijzelf iets voorgelogen
want zo deugdzaam was ik niet
en ook jou heb ik bedrogen,
dacht dat ik onkwetsbaar was,
horend tot een nobel ras,
voor de aandrang der natuur,
maar ik was nog lang niet puur
en bezweek voor de verleiding
om te struinen in het gras
dat garant stond voor de scheiding
van je zuiverheid en wijding,
waarin ik geheel niet pas,
van mijn hart, zo hard als glas.

One-night-stand.

Ik blijf branden in het vuur
en verduur het, uur na uur,
omdat ik steeds aan je denk
waardoor ik mijn hart doordrenk
met verlangen naar je schoot
tot in't leven na de dood.

Misschien is dit idioot
maar mijn fantasie blijft groot.

Ook al mis ik thans de boot
eenmaal hoop ik toch het brood
van je gunst te mogen smaken
als je mij genadig bent
en mij dan wilt gaan genaken,
plots, als in een one-night-stand.

Niets op zich.

Er staat nooit iets op zichzelf.
Een plus tien: dat maakt pas elf.

Ongeacht wat ik ook zie,
het hangt af van iemand die
er op afstand nu naar kijkt,
waaruit het verschijnsel blijkt.

Want was er alleen maar dit:
ene kleur, bijvoorbeeld wit,
weet ik niet meer wat dat is
omdat ik contrasten mis.

Zelfs al is het diepe smart,
die mij pijn doet en benart:
kijk ik deze in het hart,
is zij kleurloos, wit noch zwart.

dinsdag 27 oktober 2015

Appel.

Er is allerlei materie
in het grenzenloos heelal
en een eindeloze serie
van geluiden, knal na knal.

't Is een oeverloos mysterie
en het uit zich overal
maar het horen van 't geluid
volgt daar toch niet uit.

Dit valt nergens te verklaren.
Ik kan enkel maar ervaren
dat ik het gewoonweg weet
terwijl ik een appel eet
die ik duidelijk kan zien
en nog proeven bovendien.

Eeuwig even.

Ik sta altijd in de rij
want de dood komt naderbij.
Aan het eind wacht mij het graf
en dan ben ik terug bij af.
Hulpeloos en vogelvrij,
ben ik daardoor slechts als kaf.

Tenzij ik mij toch vergis
en dit het geval niet is.

Als ik zoek naar mijn begin
kan ik het nog steeds niet vinden.
Heeft dan het woord 'eind' wel zin
of is't vormloos als de winden?

In 't moment, een eeuwig 'even',
vind ik steeds alleen maar leven.

maandag 26 oktober 2015

Toch maar liever.

In grote gelijkmoedigheid
maakt er helemaal niets uit.

Of ik door miskenning lijd
of vereend ben met mijn bruid,
altijd is't de juiste tijd
voor lawaai of zoet geluid.

Of ik kwaad doe of juist goed,
schurken of De Heer ontmoet,
het is alles om het even.

Dit geldt ook voor dood of leven,
diep genot of schrik en beven
of een fout waarvoor ik boet.

Omdat het er niets toe doet
doe ik toch maar liever goed.

Kennen.

Als ik iets fantastisch vind
ga ik het begeren.
Weldra ga ik door het lint,
kan mij niet verweren.

Maar als ik het onderdruk
maak ik daarmee ook iets stuk.
Ik beroof me van geluk,
word een mummie in één ruk.

Er is nog een derde weg:
als ik mij terzijde leg
kan ik schoonheid eren
en 't bestaan mij leren
dat, als ik "ik ken haar" zeg,
mij dan niets kan deren. 

zondag 25 oktober 2015

Dubbel erg.

Zo lang als ik haar anders wil
is de wereld hard en schril.

Eigenlijk zijn er dan twee:
de ene die er er werk'lijk is,
de andere naar mijn idee,
die ik als ik rondkijk mis.

Dat laatste valt niet altijd mee;
daarmee wil ik niet in zee.

Zo breng ik nog een splitsing aan:
ik scheid mij af van het bestaan
van de scheiding naar mijn waan,
wil voor nog meer waanzin gaan.

zaterdag 24 oktober 2015

Hemels brood.*)

Altijd is er het verlangen
dat als zware mist blijft hangen
en dat mij voortdurend kwelt
met de eisen die het stelt.

Ik loop zuchtend heen en weer
en verstrik me keer op keer
in orgasmen van weleer
en mijn hand gaat op en neer.

Ik verkeer in hoge nood
want het smachten is heel groot.
Soms verlang ik naar de dood
en wil varen in zijn boot.

Dan, wanneer ik niet meer stoot,
voedt men mij met hemels brood.


*): Toen liet de duivel van Hem af;
     en zie, de Engelen zijn toegekomen
     en dienden Hem.

Matthëus 4 vers 11

Los.

"Had ik dit maar niet gedaan,
dan was alles goed gegaan
maar nu is die kans voorbij
en de scherven resten mij".

Dit is een van de gedachten
die mij kwellen in de nachten
waarin ik maar niet kan slapen,
ook al tel ik heel wat schapen.

"Voortaan zal ik anders doen
opdat ik mij weer verzoen".
Deze komt ook vaak voorbij
en alvast verheug ik mij.

Maar intussen lig ik stil,
los van alles wat ik wil.

Fantasie.

Ik dacht lang dat ik het was
die van alles deed en liet.

Nu, na jaren, merk ik pas
dat ik dit alleen maar ried,
zoek mijn lijf na als een tas
maar daarin vind ik mij niet.

Ik is louter een gedachte,
tot geen handeling bij machte.
Er is niemand die het ziet.

Uit zichzelve klinkt het lied
waar het vaak in figureert
ofschoon het een vorm ontbeert.

Terwijl ik dit alles zie
ben ik enkel fantasie.

vrijdag 23 oktober 2015

Onveranderd.

Al mijn denken komt en gaat
als de bladeren op straat.

Dit geldt ook voor goed en kwaad
die met vaste regelmaat
zich vertonen als een spel
dat zich rimpelt als mijn vel
als ik langzaam ouder word
ofschoon ik nog train en sport.

Al die dingen gaan voorbij
maar 't gewaarzijn blijft mij bij
van dit voortgaande proces.

Daaruit trek ik deze les:
terwijl alles steeds meandert
blijft dit kennen onveranderd.

Spil.

Als iemand je hebben wil
wordt diens aandacht irritant.
Is dat dan van jou een gril
of wat is er aan de hand?

Ook al is hij elegant,
welbespraakt of juist heel stil,
hij valt voor jou door de mand
want hij maakt je tot een spil
die niet strookt met je verstand
dat alleen de gelijkheid wil
en rechtvaardigheid in 't land.

Te benauwend is de band
en de tegenspraak is schril
met wat fijn is en ontspant.

donderdag 22 oktober 2015

Rijkdom.

Door te geven word ik rijk,
geef van een vermogen blijk
en een overvloedig koninkrijk
zonder grenzen, perk of dijk.

Ook al heb ik soms geen slijk
waarmee ik het veld bestrijk
van de wereld om mij heen,
als ik naar mijzelf dan kijk
is het dat wat ik meteen
steeds kan blijven geven.

Alle hebzucht neemt de wijk
als ik meega met het leven
en ik word aan Crassus gelijk
zonder opzet, doel of streven.

woensdag 21 oktober 2015

Cogito ergo sum.*)

Deze wereld draait maar door,
na mijn tijd en ook ervoor.
Daarvoor hoef ik niets te doen,
niet vandaag en ook niet toen
ik nog dacht dat het niet ging
zonder plan en inmenging.

Heb ik dan geheel geen taak?
Deze vraag misleidt mij vaak
omdat ik haar niet herken.
Dan  moet ik van alles doen
daar ik denk dat ik er ben.

Maar net als een schorpioen
dood ik mij en word geschenk
als ik merk dat ik mij denk.


*): "Ik denk dus ik besta."
     René Descartes.

Gewaarzijn.*)

Bij elk streven, elk idee,
komt ook het gewaarzijn mee
van de dingen die ik doe,
steeds spontaan en nimmer moe.

't Is van alles op de hoogte,
van de zondvloed en de droogte,
van het goede en het kwaad.

Elke weerzin, elke smaad
ziet het fris in het gelaat.

Zelfs al moet ik schulden erven
waardoor ik geluk moet derven
of ellendig zal gaan sterven,
kan dit waarlijk niet bederven:
men kan het, als lucht, niet verven.


*): "Gewaarzijn is het lichaam van meditatie,
      zo wordt geleerd.
      Wat ook maar opkomt is fris,
      het wezen van realisatie".

Fragment uit "De Aanroeping van de Kagyü Goeroes"
uit een Tibetaans Boeddhistische Liturgie.  

Aangeschoten.

Ik ben aangeschoten wild.
Mij beschermt geen enkel schild
want ik ben je gaan bezeren
en kan mij dus niet verweren.

Ik blameer me voor de schade
en mij rest slechts jouw genade
maar die hoef je niet te schenken:
onherstelbaar was mijn krenken.

Het vertrouwen dat je gaf
heb ik slechts beschouwd als kaf.
Voor contact was ik te laf
en nu ben ik terug bij af.

Ja, zelfs naar de tijd ervoor
waarin ik bij 't schorem hoor.

dinsdag 20 oktober 2015

Fantomen.

Het bestaan is een mysterie
maar toch laat ik daar een serie
van fantomen snel op los.
Daardoor ben ik dan de klos.

Ik deel het meteen al in
in een einde en begin,
in een wereld om mij heen
met mijzelf daarin als een.

Ik heb dit zo vaak gedacht,
overdag en in de nacht,
dat ik daarin ben gaan geloven
en creëerde zo een oven,
waarin ik maar door moet sloven
tot dit denkbeeld uit zal doven.

maandag 19 oktober 2015

Altijd.

Altijd staat de zon te stralen.
of je dat nu wilt of niet.
Zij blijft schijnen zonder dralen,
ook wanneer je haar niet ziet.

Dit geldt ook voor je verlangen,
voor de wind die wuift door 't riet,
voor de eng'len met hun zangen,
allemaal geheel om niet,
voor de tranen op je wangen
die je bij hun lied vergiet.

Ook wanneer dit niet geschiedt
is het stof toch voor dit lied
in een tijd die altijd vliedt
zonder dat je dat gebiedt.  

Vooruitzicht.

Ik kan dingen nu niet weten
omdat ik ze ben vergeten
en zo sta ik voor een muur,
mij omringend elluk uur.

Toch geeft dit mij het vertrouwen
dat zij zich eens gaan ontvouwen.
Ik wil in het duister schouwen
want dat zal mij niet berouwen.

Ook al ben ik in verwarring
en verkeer ik in verstarring,
eenmaal kom ik daar toch uit
en herken ik als mijn bruid,
die voor mij haar schoot ontsluit,
dat wat mijn verlangen stuit

Huld'.

Ik wil jou graag dankbaar zijn
want je drijft me door de pijn
van een lang isolement.
Misschien word ik zo een vent.

Omdat jij mij nu niet hoeft
en je dus in zwijgen hult
word ik eindelijk beproefd
en ontwikkel ik geduld.

Weliswaar ben ik bedroefd
maar dat is mijn eigen schuld.
Elke plek waar jij vertoeft
betuig ik volledig huld'.

En je blijft steeds in mijn hart
waarvanuit mijn smachten start.

zondag 18 oktober 2015

Nooit te laat.

Te lang heb ik je belaagd,
meer dan eens je hand gevraagd.

Overmoedig het gewaagd
jou te storen met mijn klachten,
dag en nacht mijn nood geklaagd,
met vervulling in gedachten
van verlangen zonder eind
waarop heel de wereld deint.

Maar dat heeft je slechts vermoeid
omdat het jou heel niet boeit.

Toch zal een ding mij niet spijten:
het valt mij niet te verwijten
dat ik oog heb voor jouw gratie
die ik geen moment te laat zie.

Pelgrimstocht.

Ik ga op een pelgrimstocht,
ver bij jou vandaan.

Nu ik alles heb verkocht
mag ik niet meer blijven staan
opdat al jouw achterdocht
langzaam mag vergaan.

Ik heb naar je gunst gezocht
maar dat stond je niet zo aan.
Dus verdwijn ik om een bocht,
dan zie jij me niet meer staan.

Niet omdat je mij niet mocht
hielp je mij uit ijle waan
maar opdat mijn tranenvocht
mag gaan stralen als de maan.

De denker.*)

In de wereld vol met dorpen
is de teerling reeds geworpen.
Hoe ik het ook wend of keer,
daarop komt het altijd neer.

Er is niets mee aan de hand,
ook al schreeuw ik moord en brand.
Soms is't ruw, soms elegant
of 't gaat boven mijn verstand.

Maar dat maakt totaal niet uit.
Al wat is is een besluit
en tegelijk een nieuw begin.
Het zit er net tussen in.

Met mijn hand onder mijn kin
denk ik en verroer geen vin.


*): Beeld van Auguste Rodin.

zaterdag 17 oktober 2015

Samantabhadra en Samantabhadri.*)

Vorm en leegte zijn steeds een.
Dit is geldig bij een steen,
bij het zwaaien van mijn been
en het stoten van mijn teen.

Bij een gunst die ik verleen
en de tranen die ik ween.
Bij 't gesabbel aan een speen
en een turf, gewrikt uit veen.

Bij het rollen van een bal
of om 't even welk getal.
't Is van het heelal de mal
die geen blik verand'ren zal.

Daarin is de tweespalt een.
Elk gevecht is zo sereen.


*): De oerboeddha (vorm)
     en zijn gezellin (leegte):
     componenten van eenheid. 

vrijdag 16 oktober 2015

Schaakmat.

Als ik van mijn voetstuk val
heb ik het gevecht verloren.
Dan verblijf ik in een dal
en geen troost is mij beschoren.

Maar mijn weemoed is er al
in de schaduw van de toren
waarop ik zojuist nog stond
en zo lig ik op de grond.

Om de klachten uit mijn mond
bekommert zich vandaag geen hond.
Toch kijk ik weer in het rond
want mijn eetlust blijft gezond.

Zo is er nog altijd wat,
ook al sta ik nu schaakmat.

Al gegeven.

Zodra ik een doel wil halen
kan ik daarvan af gaan dwalen.
Maar geef ik mijn doelen op
kom ik heerlijk uit het slop.

Niets kan dan mijn lot bepalen
en ik hoef niet te betalen
voor wat al gegeven is,
vrij en zonder hindernis.

Daarin zijn geen eerst en later
want die zijn daar een als water.
Het is zelfbestaand geklater,
blij tot in de diepste krater.

En, als uit een lege dop,
stijgt daaruit de wereld op.

woensdag 14 oktober 2015

Luchthouwer.

Weet toch dat ik van je hou.
Of je 't wilt dat is aan jou.

Ik doe dom, vergis me gauw,
maar blijf je toch altijd trouw
want je bent voor mij de vrouw
en ik ben voor jou in touw.

Als ik zo de zaak beschouw
ben ik dus beslist niet lauw.
Ook al heb ik soms berouw,
wat ik doe is steeds om jou.

Toch begrijp ik dat je vlucht.
Mijn obsessie is berucht
maar mijn grijpen slechts een klucht
als het houwen van de lucht.

Wakkerworden.

Soms voel ik mij best een stakker
maar maak dan mijn rug wat strakker.
Dalijk wordt dit zelfbeeld zwakker
en word ik een beetje wakker.

Onder mij voel ik de aarde
zonder dat ik ervoor spaarde
en rondom mij is de hemel
met planeten en gewemel
van spiralen overal,
galaxieën zonder tal.

En mijn adem gaat naar buiten,
is door geen probleem te stuiten,
en vervolgens weer naar binnen.
Dat hoef ik niet te verzinnen.

dinsdag 13 oktober 2015

Parodie.

Soms vrees ik wel eens de dood
en dan zijn mijn zorgen groot.

Maar misschien is 't overdreven,
ben ik van die angst ontheven
als ik heb het eeuwig leven:
daarin kan ik rustig beven.

Wellicht ben ik reeds gestorven.
Diepe rust is dan verworven.
Alles wat ik rondom zie
is dan enkel fantasie.

Ook al ben ik geen genie
en al knikt nog steeds mijn knie:
geen geluk heb ik verkorven
en mijn zorg is parodie.

Alvast.

Op een dag dan ga ik dood.

Dan verlies ik in het groot
wat ik nu doe mondjesmaat.
Af en toe maak ik mij kwaad
als wat geld verloren gaat.

Maar veel meer dan in't kwadraat
zal'k verstuiven met de winden.
Het voorhoofd waar mijn hand op slaat
is dan nergens meer te vinden.

Dus weet ik niet waar ik blijf
want moet verder zonder lijf.

't Is het einde van 't bedrijf
en dan zal ik niets meer kennen,
kan er beter vast aan wennen.

maandag 12 oktober 2015

Node.

Deze dag is al te saai,
de verveling veel te taai
en zieltogend als een haai
lig ik in een droge baai,
dromend van een zee vol vis
die altijd voorhanden is,
van een hemel vol plezier:
wat ik wens is dan al hier.

Van een land waar alles kan
met een vrouw voor elke man.
Van mijn schatje dat heel blij
zich komt vlijen aan mijn zij.

Hoe weet ik dat zij er is?
Omdat ik haar node mis.

Test.

Ik wil graag met jou op reis
maar je zegt daarop geen ja,
gaat mij niet gelijk achterna
en niet over een nacht ijs.
Dat betaamt je en is wijs.

Eerst wil jij mij eens gaan testen
of ik het niet zal verpesten
door een al te snelle zoen.
Daarvoor hoef je niets te doen.

Je kunt rustig blijven zitten,
geeft mij dan gelegenheid
dat ik mij zal gaan verhitten.

Na verloop van weinig tijd
bega ik een stommiteit.

zondag 11 oktober 2015

Overbodig.

Zowel boven als beneden
wordt er steeds alom geleden.
Er bestaat hiervoor een reden.

Op een keer, heel lang geleden,
trad er ooit een splitsing op,
plompverloren en voor nop,
tussen dat wat er gebeurt
en een wezen dat dat keurt.

Deze is zich aan't herhalen,
dag en nacht, miljoenen malen,
maar dat is volstrekt onnodig
en in feite overbodig
want degeen die ploegt en zwoegt
wordt alleen maar toegevoegd.

Springvloed.

Soms maak ik mij wel eens zorgen
om de lange dag van morgen.
Slangen, in het gras verborgen,
kunnen mij wellicht gaan worgen.

Al met al een zwaar karwei.
Dit maakt mij vandaag niet blij.
Moeilijkheden, in een rij,
trekken aan mijn oog voorbij.

Toch komt er ook overmorgen
en dan ben ik alweer vrij.
Na de springvloed keert het tij.

Daarom zet ik deze zorgen
toch alvast maar weer opzij
want getob is niets voor mij.


 

Altijd al.

"In het echt is er geen tijd",
dat wordt vaak genoeg beweerd.
"Dan is er slechts eeuwigheid"'
wordt daarop geconcludeerd.

Stel nu dat dit echt zo is,
dan loop ik dit dus nooit mis.

Ook wanneer ik mij vergis
blijft dit zeker en gewis.
Elk moment is daarmee fris,
vrij en zonder hindernis.

Zet ik ooit de laatste pas,
naar mijn doel, zal bovendien
helder worden ingezien
dat ik er altijd al was.





Zin.

Wat ik wilde ging te loor.
Toch draait nog de wereld door
net zo rustig als hiervoor
toen ik nog met luist'rend oor
mocht vernemen jouw verhalen.

Je zwijgt nu in alle talen
en verbrak de band met mij.
Nu ben jij van mij weer vrij
en ook ik zit op de grond,
kijk verwonderd in het rond
en voel me nog steeds gezond.

Is dit soms een nieuw begin?
Zelf heb ik nog altijd zin
en ga op elk voorstel in!

zaterdag 10 oktober 2015

Heet.

Ik verstap me en ik struikel -
Als ik in de afgrond duikel
wijkt voor mij de grond
waarop ik nog stond.

Waar je me zojuist nog riep
gaapt een gat, oneindig diep,
waarin ik mijzelf nu kiep
zonder voet waarmee ik liep.

Alles is nu onbekend.
De signalen die je zendt
gaan voor mij verloren
want ik heb geen oren.

Maar zo lang ik dit nog weet
blijft jouw licht voor mij toch heet.

Mis.

Nu ik jou niet meer mag schrijven
moet ik in het slop verblijven
van jouw levensgroot gemis
waarin er niets anders is.

Daarin zwem ik als een vis
maar heb geen betekenis.
Als jouw beeld komt bovendrijven
snel ik toe maar hap ik mis.

Treurnis is mijn element.
Ook al ben je niet present
blijf ik toch nog steeds jouw vent
die slechts één verlangen kent:
in jouw armen te verblijven,
zelfs als je afwezig bent.

vrijdag 9 oktober 2015

Een derde weg.

Komt bij mij de hartstocht op
vind ik niet zo snel een knop
die ik even om kan draaien
waardoor zij mij niet kan paaien.
Dus zij zet mij in galop
en doet mij dan graaien.

Soms leid ik mij met iets af
waardoor ik mij haar ontzeg,
ook al is dat wel wat laf.

Maar er is een derde weg:
domweg voelen wat ik voel
zonder enig ander doel.

Dan is er niets aan de hand;
't is hiertegen niet bestand.