Altijd is er het verlangen
dat als zware mist blijft hangen
en dat mij voortdurend kwelt
met de eisen die het stelt.
Ik loop zuchtend heen en weer
en verstrik me keer op keer
in orgasmen van weleer
en mijn hand gaat op en neer.
Ik verkeer in hoge nood
want het smachten is heel groot.
Soms verlang ik naar de dood
en wil varen in zijn boot.
Dan, wanneer ik niet meer stoot,
voedt men mij met hemels brood.
*): Toen liet de duivel van Hem af;
en zie, de Engelen zijn toegekomen
en dienden Hem.
Matthëus 4 vers 11
Geen opmerkingen:
Een reactie posten