Er is weer een ronde waarin ik als sonde
of als open wonde neerdaal in de tijd.
Die verwijlt een stonde en wordt tot een sponde
waarin ik mijn leven en mijn dromerijen slijt.
Soms, als ik in slaap val of wanneer ik gaap,
dan word ik een speelbal of een wollig schaap
maar wanneer ik oplet en mijn rapier opraap
dan ben ik vlug en schrander en monter als een aap.
Soms ben ik ook jaloers. Omgeven door een floers
ben ik dan stug en boers en regelrecht platvloers.
De tijd breekt dan juist aan om daar middenin te staan:
in afkeer en verlangen, zonder daarin mee te gaan.
Soms heb ik ook wroeging. Dat is een vervoeging
van een helder oog dat goed zag hoe het toeging.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten