Altijd weer verstrikt in zorgen
die mij telkens even worgen
zie ik steeds weer over't hoofd
dat mijn denken is als ooft,
dat aan twijgen is ontroofd
die gaan zwaaien in de winter,
kaal en glad van hier tot ginter,
en waarin ik heb geloofd.
En tegelijk ligt mijn skelet
heel geduldig in mijn bed
maar mijn hart houdt alles warm
waarover ik mij graag erbarm
en zo blijf ik alsmaar broeden
zonder onrust te verhoeden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten