De plek waar ik nu ben gaat andere te boven.
Ik hoef er niet meer heen en wil hem daarom loven.
Geheel volmaakt, geweldig krom, wentelt zich de horizon.
Daarachter blijft, als ik hier blijf, het andere de bron.
De zon wordt elke dag weer uit die schijf geboren
en werpt zich in de koepeling met vuur en vlam naar voren.
De zilverzachte maan komt 's avonds aan de hemel staan
en raakt met milde straal de lauwerkrans der vreemden aan.
Waarom zou ik dan reizen? Er valt niets te bewijzen.
Wat er is dat wil ik prijzen als echter dan de paradijzen.
Als ik nog iets anders zoek dan moet ik kijken om de hoek
en valt er over deze kluis te plotseling het doek.
Mysterie gaat verloren, alles wordt gemene zaak.
Hoe meer ik in de rondte reis, hoe kleiner ik de wereld maak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten