Ik ben het schitterend heelal
en straal met sterren zonder tal.
Mijn heerlijkheid is overal
als ik met mijn horen schal.
Exploderend zonder knal
spat uiteen mijn bal.
In de ruimte waar ik val
is geen maatstaf en geen mal.
Ik ben briljant en blinkend,
alomtegenwoordig klinkend,
in zeeën van fluweel verzinkend
en toch op twee gedachten hinkend.
Want ik word ineens verlegen
en, ofschoon om niet verkregen,
zijn er tot mij geen wegen
en dwaal ik spoorloos door de stegen.
*): God in ballingschap.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten