Ik leef zoals ik ben gewend.
Wat wil zeggen dat ik zonder streven
verderga met wat men kent
om vrij te zijn van angst en beven.
Ik doe hierbij toch niemand kwaad
en draai slechts rond in kleine kring
die zich niet te buiten gaat
en oplost in herinnering.
Maar ineens valt licht op mij
en sta ik in de schijnwerper.
Ik voel mij niet langer vrij
en ieder ziet mij scherper.
Dit scherpe schijnsel schrijnt.
Een afgrond diep verschijnt.
*): Camillo:
" 't Kan zijn
Dat ik nalatig, dwaas, vreesachtig ben;
Want niemand is in elke plicht zo vlekk'loos,
Dat niet zijn vrees, nalatigheid of dwaasheid
Bij 't eindloos doen en drijven van de wereld
Somwijlen aan het licht komt".
William Shakespeare, "Een Winteravondsprookje" I, scene 2.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten