Ik vang lichten in mijn schacht
die mij niet meer verlaten.
Zij verschijnen en ik wacht
achter lantaarns en soldaten.
Ik ben de wonderbare nacht
die te niet doet alle maten,
om de vorm en inhoud lacht
en goochel met hyaten.
In mijn armen slapen zacht
de huizen en de straten
en voorbij de sterrenpracht
houd ik op met praten.
In het donker en de jacht
open ik mijn gaten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten