Op zichzelf is geen zijn.
Het hangt altijd af van schijn
maar het schijnsel weer van zijn.
Zo zijn alle zaken rein.
Ik kan doen dan wat ik wil
maar dat willen is een gril
en dus blijf ik kalm en stil.
't Is slechts schijnbaar dat ik tril.
Deze kennis geeft geen grond
om te maaien in het rond
maar al word ik zelf gemaaid
weet ik dat, als wind die waait,
in de lucht slechts wordt gegraaid
en er niets wordt doorgedraaid.
woensdag 30 april 2014
In de ban van Pan.
Ik fiets voort op deze weg
maar is dat een feit?
Waar ik was dat is al weg,
voor wat komt is nog geen tijd.
En daartussen is er niets
dus ik weet niet waar ik fiets.
Ik ontvang slechts een indruk
en neem aan, op goed geluk,
dat er dus wel iets gebeurt
maar geen oogwenk wordt bespeurd
waar zich dit ook laat bewijzen,
dus maak ik fictieve reizen.
En het waarnemen hiervan
is het orgelspel van Pan.
De zoeker.
Iemand zet zijn vriendschap stop
en hij sluit zich jaren op.
Hij gaat mensen uit de weg
en omringt zich met een heg.
Dit ziet er heel grimmig uit.
Mijlenver van volk en bruid
slijt hij zijn verborgen leven,
niemand weet door wat gedreven.
En hem treft het oud verwijt:
hij heeft voor geen mens meer tijd.
Aan hem gaat verdenking kleven
van zich niet te willen geven.
Maar het kan ook deernis zijn
die hem wegdrijft van de wijn.
Sans soucis.
Is de wereld mijn product?
Dan is het mij goed gelukt
te bedenken wat verrukt
als een prachtig aquaduct!
Zelfs al noem ik haar soms slecht
ben ik toch aan haar gehecht.
Het is waar dat ik vaak vecht
maar mijn reden is oprecht.
Of ben ik misschien geschapen
zoals licht en alle schapen?
Dat kan evengoed zo zijn
maar genietingen en pijn
gaan gewoon hun eigen gang,
zijn voor niets en niemand bang.
dinsdag 29 april 2014
De helft.
Als ik u mijn rug toekeer
is dit verre van beleefd.
Ik betoon u niet de eer
waar u altijd recht op heeft.
Dus kijk ik u liever aan.
Net zoals de volle maan
nimmer voor de zon gaat staan
laat ik mijn belangen gaan.
Toch heb ik nog steeds een rug
- ofschoon ik die nimmer zie
blijft dat toch mijn theorie -
onverschillig, blind en stug,
waarmee ik de helft beledig
ofschoon ik fatsoen verdedig.
Onbevlekt.
Waarom schrijf ik toch steeds toe?
Word ik dit nu nooit eens moe?
Ik zie haren en wat vlees
waarin ik als teken lees
dat mijn kat zich alsmaar wast,
mij op dit vertoon vergast
en vanaf de boekenkast
hangt zijn staart neer als een kwast.
Ik haal er van alles bij
maar het schouwspel zelf blijft vrij
van mijn denken en mijn woorden
die als evenveel akkoorden
vergezellen wat gebeurt,
stil en zuiver, onbesmeurd.
Strohalm.
Ik werd laatst teleurgesteld.
Iemand had mij afgebeld
die mij eerder had verteld
dat zij bij mij langs wou komen
en dit overtrof mijn dromen.
Sneller ging mijn bloed toen stromen.
Maar helaas ging het niet door
want iets anders ging toch voor.
Wat ik hoopte ging teloor.
Toch rest mij daarvan een spoor.
Ik kan zeggen: "Het is jammer!"
en mijn kaken worden strammer
maar toch was ik even blij
en dit voorval blijft bij mij.
Heropvoering.
Door te denken ben ik denker
en door schenken schenker.
Als ik was ben ik een wasser
en het passen maakt mij passer.
Maar soms word ik wel eens moe
en dat zorgt dat ik niets doe.
Dit staat ook bekend als slaap:
dons voorbij het laatste schaap.
Of nog verderop de dood,
onbekend, oneindig groot.
Alles is dan uitgedeind
en activiteit verdwijnt.
Als zich ook maar iets verroert
word ik gelijk weer opgevoerd.
maandag 28 april 2014
Feit.
Maakt het uit dat ik vertrouw?
Ik sta voor een groot gebouw
maar misschien is wat ik zie
een product van fantasie.
Zeg ik dit vertrouwen op
draait geen steen zich op zijn kop
maar zij zijn er nog als eerst,
zonder twijfel en beheerst.
Dus vertrouwen lijkt niet nodig
en in feite overbodig.
Zo draait ook de wereld door
zonder een excuus ervoor.
Voor vertrouwen is geen tijd
bij de aanblik van een feit.
Bizonder.
Heel dit leven is een wonder
en op elk moment bizonder.
Ik weet niet waarom het is
en hoe ik hier ben gekomen
maar ik ben mij wel gewis
dat ik het niet in kan tomen.
Wat ik nog het vreemdste vind
is dat ik niet als een kind
steeds opnieuw met open mond
sta te staren in het rond.
Zelfs al wordt de hemel grond
of brengt het westen ochtendstond
is dit toch nog minder gek
dan dat ik sta op deze plek.
Ouderliefde.
Heel de aarde blijft ons noden
in haar schoot op stapels doden.
Velen zijn ons voorgegaan
op hun tocht uit het bestaan
en zij zijn steeds langer dood
want de eeuwigheid is groot.
Wat van generaties rest
is een groeiend palimpsest
of een lading verse mest
uitgespreid van oost tot west.
Maar ik sla dat in de wind
omdat ik belangrijk vind
dat het goed gaat met mijn kind.
Desnoods ga ik door het lint.
zondag 27 april 2014
Chocolaatje.
Telkens als een briesje waait
wordt mijn hals alweer gedraaid
want mijn hartstocht wakkert aan
als ik een gezel zie staan
die mij aankijkt als de maan.
Vingers die door haren gaan
en mijn ogen vlammen op.
Hier wil ik niet meer vandaan
en mijn wellust stijgt ten top.
Van genot kan ik opaan.
En toch ben ik maar een draadje
in 't tapijt van het bestaan.
Als een kleurig chocolaatje
tref ik kleffe lippen aan.
Fictie.
Ooit heb ik mijzelf bedacht
en mij toen daaraan verpacht.
Dit bedrijf heb ik gesticht
en mij daaraan vast verplicht.
Ik bedien het op zijn wenken
en ik blijf het aandacht schenken,
wellicht meer dan het verdient
en zo maak ik mij tot vriend
van een fictie die zich wreekt
en tot zijn parochie preekt:
"Houd je bouwwerk goed in stand,
anders loopt het uit de hand".
Daarmee is de kring gesloten
en dat heeft mij vaak verdroten.
Opties.
Er zijn lieden die beweren:
"Er is harmonie der sferen
en een blauwdruk van 't heelal
was er voor haar aanvang al".
Maar er zijn er ook die zeggen:
"Elke grens kan ik verleggen.
Ik bepaal mijn eigen doel
aan de hand van wat ik voel".
Welke van die opties geldt?
't Is een vraag die mij niet kwelt
omdat zij toch niet echt telt
want een blauwdruk of een wens
- beiden hebben elk hun grens
en verschijnen aan de mens.
"Er is harmonie der sferen
en een blauwdruk van 't heelal
was er voor haar aanvang al".
Maar er zijn er ook die zeggen:
"Elke grens kan ik verleggen.
Ik bepaal mijn eigen doel
aan de hand van wat ik voel".
Welke van die opties geldt?
't Is een vraag die mij niet kwelt
omdat zij toch niet echt telt
want een blauwdruk of een wens
- beiden hebben elk hun grens
en verschijnen aan de mens.
Garoeda.
Ik liep stilletjes wat rond,
was verbaasd door wat ik vond:
een garoeda op de grond
want dat leek me niet gezond.
Dus ik vroeg hem hoe dat zat
-want de hemel is zijn stad-
en toen heeft hij mij gezegd:
"Ook de aarde is niet slecht -
zonder deze is geen hemel
en de vlerk waarmee ik wemel
is gemaakt van materiaal
dat ik uit haar voorraad haal.
Ook mijn tong spreekt nog haar taal.
Zij biedt stof voor mijn verhaal".
was verbaasd door wat ik vond:
een garoeda op de grond
want dat leek me niet gezond.
Dus ik vroeg hem hoe dat zat
-want de hemel is zijn stad-
en toen heeft hij mij gezegd:
"Ook de aarde is niet slecht -
zonder deze is geen hemel
en de vlerk waarmee ik wemel
is gemaakt van materiaal
dat ik uit haar voorraad haal.
Ook mijn tong spreekt nog haar taal.
Zij biedt stof voor mijn verhaal".
Willen.
Ik zou graag het leed wegwassen
en de scheidslijn tussen klassen,
iedereen voorzien van jassen
en conflicten laten passen.
Dus ik adem lijden in
en verlossing blaas ik uit.
Een geluk zonder begin
uit een bron die zich nooit sluit.
Maar ik weet dat in de lucht
al het lijden, zo geducht,
slechts gehoord wordt als gerucht.
Het daar zoeken is een klucht.
Wat niet kan kan ik toch willen
want zo niet zou ik verkillen.
en de scheidslijn tussen klassen,
iedereen voorzien van jassen
en conflicten laten passen.
Dus ik adem lijden in
en verlossing blaas ik uit.
Een geluk zonder begin
uit een bron die zich nooit sluit.
Maar ik weet dat in de lucht
al het lijden, zo geducht,
slechts gehoord wordt als gerucht.
Het daar zoeken is een klucht.
Wat niet kan kan ik toch willen
want zo niet zou ik verkillen.
Valkuil.
Ik zit samen met een vriend
maar misschien ben ik bijziend
of ik heb iets uitgekiend
dat hij echt niet heeft verdiend.
Hoe het verder ook maar zij,
ik ben met zijn nek niet blij
die te grof is en gespierd
en nu wat ik zie ontsiert.
Maar hoe zit het dan met mij?
Ik ben van de blaam niet vrij
dat ik nu dit oordeel heb
en zelfs rustig verder klep.
Daardoor wordt mijn glimlach nep
als ik al geen valkuil schep.
maar misschien ben ik bijziend
of ik heb iets uitgekiend
dat hij echt niet heeft verdiend.
Hoe het verder ook maar zij,
ik ben met zijn nek niet blij
die te grof is en gespierd
en nu wat ik zie ontsiert.
Maar hoe zit het dan met mij?
Ik ben van de blaam niet vrij
dat ik nu dit oordeel heb
en zelfs rustig verder klep.
Daardoor wordt mijn glimlach nep
als ik al geen valkuil schep.
Door.
Het blijft toch een vreemde zaak
dat ik mij steeds zorgen maak
over wat men van mij denkt,
wat maar weinig vreugde schenkt.
Weliswaar kan het gebeuren
dat men mij wil gaan bekeuren,
dat men ingrijpt in mijn lot
of mij stopt in het cachot.
Dat maakt zeker veel kapot
maar betekent niet het slot
van 't onmetelijk bestaan
dat gewoonweg door blijft gaan,
onomkeerbaar in zijn baan,
ook al heb ik daar niets aan.
dat ik mij steeds zorgen maak
over wat men van mij denkt,
wat maar weinig vreugde schenkt.
Weliswaar kan het gebeuren
dat men mij wil gaan bekeuren,
dat men ingrijpt in mijn lot
of mij stopt in het cachot.
Dat maakt zeker veel kapot
maar betekent niet het slot
van 't onmetelijk bestaan
dat gewoonweg door blijft gaan,
onomkeerbaar in zijn baan,
ook al heb ik daar niets aan.
Deus ex machina.
Ik bevind mij oog in oog
met een vrouw die mij vertelt
over hem die haar bedroog
en haar hartloos heeft gekweld.
Ik ben zo zwijgzaam als een vis
maar oplettend als een arend
want haar dictie is gewis
en haar schoonheid onrustbarend.
Naar haar naakte armen starend
en mijn meegevoel bewarend
vries ik vast in een spagaat
die mij geen beweging laat.
Maar intussen wordt het laat,
piept de deur die opengaat.
met een vrouw die mij vertelt
over hem die haar bedroog
en haar hartloos heeft gekweld.
Ik ben zo zwijgzaam als een vis
maar oplettend als een arend
want haar dictie is gewis
en haar schoonheid onrustbarend.
Naar haar naakte armen starend
en mijn meegevoel bewarend
vries ik vast in een spagaat
die mij geen beweging laat.
Maar intussen wordt het laat,
piept de deur die opengaat.
Jaartal.
Is mijn leven ooit begonnen
of heb ik dat slechts verzonnen?
Zelfs al ben ik ooit gewonnen
en als bloed tot vorm geronnen,
moet dat toch eens zijn gebeurd
in een jaartal, nu verkleurd,
dat ik heden aan kan wijzen
zonder ernaar terug te reizen.
Het verleden, als een droom,
dient zich bij mij aan als stoom.
Ik kan het erover hebben
en ik wind mij in zijn webben
maar mijn adem gaat nu door,
niet hierna en niet hiervoor.
of heb ik dat slechts verzonnen?
Zelfs al ben ik ooit gewonnen
en als bloed tot vorm geronnen,
moet dat toch eens zijn gebeurd
in een jaartal, nu verkleurd,
dat ik heden aan kan wijzen
zonder ernaar terug te reizen.
Het verleden, als een droom,
dient zich bij mij aan als stoom.
Ik kan het erover hebben
en ik wind mij in zijn webben
maar mijn adem gaat nu door,
niet hierna en niet hiervoor.
Theepot.
Ik bezit een vrije wil.
Die is zondermeer de spil
van mijn waardigheid als mens
want ik richt mij naar mijn wens.
Als ik in een winkel sta
en de schappen gadesla
waar de waar ligt uitgestald
weet ik dat te kiezen valt.
Daar zie ik een theepot staan
en die kijkt mij lachend aan.
Hij interrumpeert mijn baan
en laat mij niet verder gaan.
Dit gebeuren, snel en stil,
noem ik nu mijn vrije wil.
Die is zondermeer de spil
van mijn waardigheid als mens
want ik richt mij naar mijn wens.
Als ik in een winkel sta
en de schappen gadesla
waar de waar ligt uitgestald
weet ik dat te kiezen valt.
Daar zie ik een theepot staan
en die kijkt mij lachend aan.
Hij interrumpeert mijn baan
en laat mij niet verder gaan.
Dit gebeuren, snel en stil,
noem ik nu mijn vrije wil.
Door hem.
Ik sta op mijn tram te wachten
maar er komt een and're aan.
Dan zie ik mijn naaste trachten
om er nog mee mee te gaan.
Zonder tijd om mij te groeten
draaft hij langs op snelle voeten
en hij haalt hem net op tijd
voordat die weer verder rijdt.
Zo loop ik ook vaak te draven
onderweg naar huis of haven
en dus denk ik dat ik weet
wat hij voelt terwijl hij zweet
en door hem zie ik mij staan
als een standbeeld langs de baan.
maar er komt een and're aan.
Dan zie ik mijn naaste trachten
om er nog mee mee te gaan.
Zonder tijd om mij te groeten
draaft hij langs op snelle voeten
en hij haalt hem net op tijd
voordat die weer verder rijdt.
Zo loop ik ook vaak te draven
onderweg naar huis of haven
en dus denk ik dat ik weet
wat hij voelt terwijl hij zweet
en door hem zie ik mij staan
als een standbeeld langs de baan.
Lus.
Ik ben wel eens in de war,
zie een den aan voor een spar,
span het paard achter de kar
terwijl ik mij kwel en sar.
Dan laat ik het maar weer gaan
en begin er niet meer aan
om te roeren met een spaan
in de drab maar laat die staan.
Gaandeweg wordt dan weer helder
waar het dak is, waar de kelder.
Zonder iets te hoeven doen
schuift mijn voet weer in mijn schoen
en dat is geen zware klus:
wat een knoop leek blijkt een lus.
Zeester.
Het verlangen drijft mij voort
door de stroom van het verkeer
die mij tegenwerkt en stoort
omdat ik een doel begeer
en zo rijd ik door de stad
maar vergeet daarbij het gat
waardoorheen ik weerloos val
als de zon door het heelal.
Heel de wereld is een bal.
Zonder reden dans ik al
op dit grote carnaval
of lig languit in een dal.
Soms als zeester, soms als kwal
zijn mijn vormen zonder tal.
Als.
Overdag ligt alles vast.
Er valt niet aan te ontkomen.
Maar des nachts word ik verrast
door de inhoud van mijn dromen.
Dan zie ik een steen die plast
en een walvis in de bomen.
Het idee van een fantast
is tot volle bloei gekomen.
Maar mijn dromen zijn slechts kort
in vergelijking met mijn waken
dat zo nuchter is als gort
en waarvan ik niets kan maken.
Als dit ooit eens anders wordt
kan ik kauwen zonder kaken.
Mug.
Ik word steeds nog meegesleurd
door wat nu al is gebeurd:
Laatst zag ik een meisje staan
en ik keek haar even aan.
Zij beantwoordde mijn blik
en er was geen tijd voor schrik.
Alle opties lagen open
maar ik ben toch doorgelopen
voortgedreven door een angst -
die duurde voor mij het langst.
Vol verlangen kijk ik terug
maar intussen zoemt een mug
en gaat zitten op mijn rug,
voor mijn dramatie te vlug.
Ontferming.
Wanneer ik ben vastgelopen
en er niets meer valt te hopen,
alle licht is weggekropen,
optimisme afgedropen,
kan ik altijd nog gaan zitten
na mijn tevergeefse ritten.
Langzaam kom ik weer op adem,
ben niet groter dan een vadem,
maar de aarde draagt mij nog
en de tijd verstuift mijn zog.
Ook al ben ik zwaar en log
kom ik tot bedaren toch
en ik word mijn eigen gast
door ontferming overklast.
Wiegelied.
Wie wil weten hoe iets is
grijpt altijd opnieuw weer mis
want zodra is vastgesteld
dat bij dooi een sneeuwbal smelt
wordt derhalve niet vermeld
dat tegelijk iets anders geldt:
er is sprake van een plas
waar zojuist een ronding was.
Zo kan ik ook mijn motieven
gaan benoemen naar believen
maar een veld vol madelieven
blijft voor heiligen en dieven
eender door hun ogen vliegen
en in hun bewustzijn wiegen.
Ascese.
Opdat ik mij snel geneze
van verlangens, wild en zwoel,
neem ik toevlucht tot ascese
en kom niet meer van mijn stoel.
Ik zit stil, verroer mij niet,
ben immuun voor kleur en lied,
weet mij als een denkend riet
waardoorheen zich weemoed giet.
Juist omdat ik niets meer doe
vloeit mij nu van alles toe.
Deze vloed wordt nimmer moe
en hij kost niet eens een sou.
Ondanks dat ik dit niet wist
blijk ik plots een hedonist.
Deemoed.
Soms zijn mijn ideeen bloedig
maar ineens word ik deemoedig
als ik voel dat ik moet plassen
want ik voel een aandrang wassen
die ik niet heb in de hand.
Toch ben ik eraan verwant.
Dan zit ik op de weecee
en ga met het vloeien mee.
Net als golven in de zee
of als ruggen van het vee
is er hier geen een of twee:
zonder vlees is er geen snee.
Oog om oog en tand om tand
kan dankzij een lamp die brandt.
Gezien.
Gisteren had ik bezoek
en ineens zag ik een hoek
voor mij in mijn eigen huis
die, ontdaan van alle ruis
van mijn gangbare gedachten,
jarenlang heeft moeten wachten
op dit eigenste moment
om te zien of hij mij kent.
Zo werd ik nog nooit gezien
en met het plezier vandien
werd ik in een licht gedompeld
dat mijn oordeel overrompelt,
waarin ik niet langer grien
en geen stem nog mompelt.
Gastvrij.
Heel de wereld is mijn huis
en van mij is het geruis
van het waaien door de bomen
en de schemering van dromen.
Soms gevangen in een buis,
dan weer tot het licht gekomen,
blijf ik daardoor steevast thuis,
heb geen reis ooit ondernomen
en al is er iets niet pluis
is ook dat mijn onderkomen.
Iedereen is daarmee gast
en zo word ik steeds verrast
door de stromewn van bezoek
in mijn kamer zonder hoek.
Afwachten.
Terwijl ik mij somber voel
drijft een herfstblad op een poel.
Dit is nogal tegenstrijdig
maar gebeurt toch gelijktijdig.
Aan het wissen van mijn doel
loopt gewaarzijn evenwijdig.
Bij mijn harstocht, zwaar en zwoel,
blijft mijn commentaar veelzijdig.
Ik raak aangebrand, word nijdig,
als ik door mijn driften woel
en blijk telkens weer partijdig
op mijn favoriete stoel.
Dus laat ik de boel de boel
en wacht af tot ik bekoel.
Keuzes.
Ik ben in mijn keuze vrij
maar wat is is al voorbij
wanneer ik dat constateer
en onttrekt zich aan mijn eer.
Hieraan kan ik niets meer doen.
Het is een stut reeds voor mijn schoen
en een startpunt voor een stap
of het maken van een grap.
Dit betreft steeds wat nog komt
maar kan worden uitgegomd
als ik nu iets anders kies.
Soms gebeurt het dat ik nies
en mijn keuzes zijn verstomd
alsof een God dilemma's wies.
Van alles.
Dit heelal is als een ruif
waarvan ik de geur opsnuif.
Bij het koeren van een duif
of de ronding van een druif
ril ik onder hemelhuif
die ik eer en liefs toewuif,
slaak mijn boeien en verstuif
of blijf achter als een kluif.
Zo kan ik van alles zijn,
zoete mee of zure wijn,
krachtig kruid of vals venijn
of de zang van een dolfijn.
Klein of groot of een gordijn
of een schaduw in de pijn.
Laten gaan.
Waarom zou ik mij bedriegen?
Ik zit almaar door te wiegen,
heb in feite nimmer rust
en ik ben mij wel bedwust
dat ik dit niet toe kan schrijven
aan omstanders die mij drijven
want ik heb mij teruggetrokken
achter heiningen en stokken.
Ben ik nu zo onverschrokken
dat ik nalaat voort te sjokken
maar blijf staan op eigen kust,
op de afloop niet gerust?
Grote twijfel grijpt mij aan.
Grondeloos blijkt mijn bestaan.
Alle wanen laat ik gaan,
evenals de zon en maan.
Na de dood.
Als ik voortleef na mijn dood
is mijn onrust vast wel groot.
Ik roep nu al ach en wee
zonder mijn portemonnee.
Maar ben ik mijn lichaam kwijt
wordt de wereld veel te wijd
en er rest mij zelfs geen hand
om te graven in het zand
opdat ik mij kan verschuilen
mochten winden plots gaan huilen.
Laat mij echter niet vergeten
dat,als 't lichaam is versleten,
er ook niets is om te meten
en geen huid om uit te zweten.
woensdag 23 april 2014
Dichterbij.
Het duurt nog een hele tijd
voor ik weer krijg uitbetaald.
Dus mijn beurs is leeg en wijd
en in armoe afgedaald.
Pas aan 't einde van de maand
wordt voor mij het pad gebaand
naar de schappen vol met voer
waar ik nu met lust naar loer.
Dat moment dat ik verbeid
zal mij lichten uit de strijd
die ik lever tegen nijd
nu ik op een houtje bijt.
Het verlost mij uit mijn nood
maar staat ook dichter bij mijn dood.
dinsdag 22 april 2014
Verlichting.
Soms ziet het er somber uit
en ik hoor een oud geluid,
uit gezucht omhoog geschroefd,
dat geen uitleg meer behoeft
want ik weet wat het beduidt:
ik verkocht mijn laatste huid,
ben verloren en bedroefd
want heb van het gif geproefd
dat mijn doodsstrijd heeft gekruid
en mij wegzendt zonder bruid.
Anderen deden het beter.
Ook al kwam ik zelf geen meter
dichter bij het hoogste doel,
toch scheelt dit een heleboel.
Altijd thuis.
Heel de werreld is mijn huis
en van mij is het geruis
van het waaien door de bomen
en de schemering van dromen..
Soms gevangen in een buis,
dan weer in het licht gekomen,
blijf ik daardoor constant thuis,
heb geen reis ooit ondernomen
en al is er iets niet pluis
is ook dat mijn onderkomen.
Iedereen is dus mijn gast
en zo word ik vaak verrast
door de stromen van bezoek
in een kamer zonder hoek.
In de ruimte.
In de ruimte zweeft een bol,
zo te zien slechts voor de lol.
Daarop speelt zich heel wat af,
stap voor stap of in een draf
en hij draait intussen rond
in de tijd, die nooit ontstond.
Steeds beschenen door een lamp
en gehuld in zachte damp
reist hij verder zonder kramp
en hij stoort zich aan geen ramp.
Maar als balling op zijn korst
heb ik dit niet in de gaten.
Voortgedreven door mijn dorst
ben ik vaak in alle staten.
woensdag 16 april 2014
Onderlinge afhankelijkheid.
Als ik iets wil gaan beweren
moet ik eerst definieren
wat ik eigenlijk bedoel
of bij die bewering voel.
Dus een feit komt nooit alleen.
Er staat altijd iets omheen.
Turven zijn gemaakt van veen
en mijn teen bevat ook been.
Wat ik ook maar isoleer,
een frustratie of een peer,
het krijgt dadelijk een grens,
zelfs wanneer ik dat niet wens.
Niets staat daarom op zichzelf:
tien plus een is elf.
zondag 13 april 2014
Afgerond.
Waar ik ook maar ga of sta,
in Singapore of Canada,
altijd reist een kring mij na,
van Chili tot Pretoria.
.
Deze is er steeds meteen.
Ik kijk er nimmer overheen.
Daarom blijf ik vast gevangen
als een neus tussen twee wangen.
Maar ligt er ook wel iets achter?
Daar kom ik nooit direct achter.
Het is iets wat ik enkel denk.
Wat ik zie is een geschenk
en zo'n afgeronde wenk
maakt het leven zachter.
zaterdag 12 april 2014
Als de rest.
Onverschillig wat ik neem,
als ik kijk blijft er geen zweem
voortbestaan van wat ik dacht
dat het voor mij altijd was:
Neem bijvoorbeeld eens de nacht,
zacht en donker als een das:
die ken ik dankzij de dag
en aan zijn kleur ken ik een vlag.
Zo staat niets ooit op zichzelf.
Door te dromen danst een elf
en de droom vereist de slaap
zoals wol komt van een schaap.
Waar ik mij ook maar mee pest,
het is zo ledig als de rest.
Metgezel.
Denken is mijn metgezel.
In de grond weet ik dit wel
maar ik heb het vaak niet door.
Dit komt regelmatig voor.
Dan word ik erdoor gevangen
en blijf in zijn draden hangen.
Doelloos dwaal ik door zijn gangen,
steeds begeleid door zijn gezangen.
Maar dan komt er een moment
dat mijn geest zichzelf herkent
en ik ben er even uit,
wat op dieper inzicht duidt.
Toch is dit ook een idee
en die voert mij met zich mee.
Herkend.
"Wat wou ik ook alweer doen?"
Dat is nu, precies als toen,
een nog steeds gestelde vraag
waar ik mij niet meer aan waag.
Liever kijk ik waar ik ben
om te zien wat ik herken,
als er tenminste zoiets is
want wellicht is alles fris.
Dit blijkt waarlijk zo te zijn
als ik afzie van de pijn
van het wikken en het wegen.
Maar wat is daar dan op tegen ?
Ook gepieker is als regen.
Zo herkend is't zelfs een zegen.
Tinnen.
Ongeacht waarnaar ik staar
- om mij heen of juist naar binnen -
ik neem nooit mijzelve waar
maar een eindeloos beginnen
van een hecht verenigd paar
dat zijn garen steeds blijft spinnen.
Buiten is de wereld wijd,
binnen woeden lust en strijd
en zij grijpen in elkaar
met een grandioos gebaar.
Ik weet niet op welke tinnen
ik hier sta en ernaar staar,
ben die zelfs aan het verzinnen
en dat houd ik dan voor waar.
donderdag 10 april 2014
Uitdaging.
Aan mijn fietsbel hangt een tasje
met daarin een linnen jasje.
Omdat het juist wat heeft gewaaid
is 't daardoor een slag gedraaid.
Ik heb dat niet direct door,
geef aan mijn impuls gehoor
door het naar omlaag te trekken
maar dat gaat mijn wanhoop wekken
want het dun en ragfijn hengsel
roept in mijn gemoed een mengsel
van vernuft en woede op.
Net op tijd zet ik dit stop
en ik wind het tasje los.
Tem ik net zo een kolos?
woensdag 9 april 2014
Irrelevant.
Op de tafel ligt een krant.
Ik kan vragen hoe dat komt,
raadpleeg daarbij mijn verstand
dat al veel heeft opgesomd:
Zo is daar de zwaartekracht
ervoor zorgend dat hij wacht
waar ik hem heb neergelegd
op een plek aan mij gezegd.
Maar natuurlijk ook de inkt
en de wens dat niet verzinkt
in de anonimiteit
een nogal verrassend feit.
Soms leg ik ook geen verband.
't Is voor mijn oog irrelevant.
Snoer.
Altijd ben ik aan het rijgen,
woord aan woord en daad aan daad.
Dat brengt mij vaak aan het hijgen
maar het geeft een resultaat:
Zo kan ik mijzelf verkrijgen,
en zelfs invloed, vroeg of laat,
zeker als ik kan verzwijgen
dat het afhangt van een draad.
Mocht men die aan 't breken krijgen
weet ik mij direct geen raad
want dan zal de kans gaan stijgen
dat het snoer niet meer bestaat
dat ik nu nog neem als eigen
en voorgoed verloren gaat.
Troebel water.
Ik heb dingen opgedist
en mij daarin vergist
alsof ik niet langer wist
dat mijn geest substantie mist.
Deze heeft daarop beslist
dat hij vast is als een kist
en de sporen uitgewist
van zijn aard die slechts verkwist
en in mijn gewrichten gist.
Hij heeft al te lang gesist
zodat hij na veel getwist,
tengevolge van een list,
is geeindigd in een mist
en in troebel water vist.
dinsdag 8 april 2014
Zojuist.
Alles blijft alleen maar denken,
of ik het nu geloof of niet.
Hieraan kan ik aandacht schenken
om te zien hoe dat geschiedt.
Ik kan zeggen: "flauwekul"
maar, gemaakt van 't zelfde spul,
als een droom of fantasie
is het iets wat ik slechts zie.
Daarom ga ik maar naar bed
maar ook dat is als een net
met zijn draden en zijn mazen
waardoor wilde winden blazen
en ik blijf mij steeds verbazen,
alsof het zojuist ging razen.
of ik het nu geloof of niet.
Hieraan kan ik aandacht schenken
om te zien hoe dat geschiedt.
Ik kan zeggen: "flauwekul"
maar, gemaakt van 't zelfde spul,
als een droom of fantasie
is het iets wat ik slechts zie.
Daarom ga ik maar naar bed
maar ook dat is als een net
met zijn draden en zijn mazen
waardoor wilde winden blazen
en ik blijf mij steeds verbazen,
alsof het zojuist ging razen.
Schoven.
Bij mij komt van alles op,
continu en haast nonstop:
Horden beelden in galop
en de dreiging van de strop.
Soms een ronde regendrop
of de pointe van een mop,
de massieve ossekop
of een roosje in de knop.
Veel gaat mij nog steeds te boven
zoals sneeuwval in de oven.
Dat besluit ik maar te geloven
en ik voeg het toe aan schoven
van verzamelde gedachten
die al op mijn terugkeer wachten.
continu en haast nonstop:
Horden beelden in galop
en de dreiging van de strop.
Soms een ronde regendrop
of de pointe van een mop,
de massieve ossekop
of een roosje in de knop.
Veel gaat mij nog steeds te boven
zoals sneeuwval in de oven.
Dat besluit ik maar te geloven
en ik voeg het toe aan schoven
van verzamelde gedachten
die al op mijn terugkeer wachten.
Voorstelling.
Als ik naar een film kijk
toont zich menig koninkrijk
maar dat is gemaakt van licht
en dat is een mooi gezicht.
Soms vertoont zich ook een ramp
bij de gratie van de lamp
die in de projector brandt,
doorgaans aan mijn achterkant.
Deze lamp ben ik hoogstzelf
maar als ik wat dieper delf
merk ik dat ik ruimte ben
waarin ik de lamp herken
en de film en het verhaal
samen met de hele zaal.
toont zich menig koninkrijk
maar dat is gemaakt van licht
en dat is een mooi gezicht.
Soms vertoont zich ook een ramp
bij de gratie van de lamp
die in de projector brandt,
doorgaans aan mijn achterkant.
Deze lamp ben ik hoogstzelf
maar als ik wat dieper delf
merk ik dat ik ruimte ben
waarin ik de lamp herken
en de film en het verhaal
samen met de hele zaal.
Meer dan.
Ik denk meer dan ik vaak denk:
soms verzin ik een geschenk
dat ik graag zou willen geven
maar dat duurt meestal maar even.
Dikwijls wordt het snel een boek
dat ik meeneem op bezoek.
Dit heeft meer dan slechts een hoek
en de ruitjes op de doek
waarmee ik een glas droogwreef
blijf ik zien zolang ik leef.
Als ik spreek van deze dag
maak ik van een ding gewag
maar het heeft miljoenen kleuren
die ook in mijn geest gebeuren.
soms verzin ik een geschenk
dat ik graag zou willen geven
maar dat duurt meestal maar even.
Dikwijls wordt het snel een boek
dat ik meeneem op bezoek.
Dit heeft meer dan slechts een hoek
en de ruitjes op de doek
waarmee ik een glas droogwreef
blijf ik zien zolang ik leef.
Als ik spreek van deze dag
maak ik van een ding gewag
maar het heeft miljoenen kleuren
die ook in mijn geest gebeuren.
Het goede nieuws
Stel je voor dat'k mij vergis:
heel het leven vat ik mis.
Alles wat ellende lijkt
is alleen verkeerd geijkt
en wat ik bereiken wil
is beschikbaar, kalm en stil.
Al mijn zorgen zijn een gril
in een wereld, eeuwig pril.
Zij verschijnen door een bril
die ik niet verliezen wil.
Soms gebeurt dat en ik tril
maar alras blijk ik de spil
van een wiel, oneindig gaaf,
die blijft rusten in de naaf.
heel het leven vat ik mis.
Alles wat ellende lijkt
is alleen verkeerd geijkt
en wat ik bereiken wil
is beschikbaar, kalm en stil.
Al mijn zorgen zijn een gril
in een wereld, eeuwig pril.
Zij verschijnen door een bril
die ik niet verliezen wil.
Soms gebeurt dat en ik tril
maar alras blijk ik de spil
van een wiel, oneindig gaaf,
die blijft rusten in de naaf.
Wakker.
Waar 't om gaat is het ontwaken
en men roept dit van de daken.
Toch kan ik hiervoor niet kiezen
ook al kan ik slaap verliezen.
Dat neem ik tenminste aan
want ik weet niets van het bestaan
van wat ik niet kan gadeslaan
als bij de keerzij van de maan.
Dus ben ik altijd al wakker,
of ik dit nu wil of niet.
Soms als held en soms als stakker,
met een kluitje in het riet,
is dit nochtans voor de bakker
en zing ik het hoogste lied.
en men roept dit van de daken.
Toch kan ik hiervoor niet kiezen
ook al kan ik slaap verliezen.
Dat neem ik tenminste aan
want ik weet niets van het bestaan
van wat ik niet kan gadeslaan
als bij de keerzij van de maan.
Dus ben ik altijd al wakker,
of ik dit nu wil of niet.
Soms als held en soms als stakker,
met een kluitje in het riet,
is dit nochtans voor de bakker
en zing ik het hoogste lied.
Onbegonnen.
Ik kan denken aan een knal
als het begin van het heelal
of in plaats daar van aan het Woord
en daaruit komt alles voort.
Dit zijn twee ideeen
met daartussen brede zeeen
en een wereld van verschil
waaraan ik veel tijd verspil.
Maar zij hebben iets gemeen
en zijn in dit opzicht een:
beide spreken van begin
want dat geeft hun inhoud zin.
Maar de tijd is nooit begonnen.
Daarom zijn ze slechts verzonnen.
als het begin van het heelal
of in plaats daar van aan het Woord
en daaruit komt alles voort.
Dit zijn twee ideeen
met daartussen brede zeeen
en een wereld van verschil
waaraan ik veel tijd verspil.
Maar zij hebben iets gemeen
en zijn in dit opzicht een:
beide spreken van begin
want dat geeft hun inhoud zin.
Maar de tijd is nooit begonnen.
Daarom zijn ze slechts verzonnen.
Luik.
Als ik het woord "zelf" gebruik,
refererend aan een kruik
en ik noem daarbij zijn buik
blijft het ding toch als een luik
openstaan voor elk gebruik
en fungeert in die zin puik.
Maar ik weet niet wat ik voel
noch wat ik ermee bedoel
als ik over "zelf" spreek
want het stroomt weg als een beek
en begint direct te ebben
als ik het een keer wil hebben.
Ik kan het alleen maar zijn
maar dat voelt als een ravijn.
refererend aan een kruik
en ik noem daarbij zijn buik
blijft het ding toch als een luik
openstaan voor elk gebruik
en fungeert in die zin puik.
Maar ik weet niet wat ik voel
noch wat ik ermee bedoel
als ik over "zelf" spreek
want het stroomt weg als een beek
en begint direct te ebben
als ik het een keer wil hebben.
Ik kan het alleen maar zijn
maar dat voelt als een ravijn.
Orde en chaos.
Chaos lijkt mijn eeuwig lot.
Die drijft met mijn wens de spot
om wat orde aan te brengen
door steeds weer dooreen te mengen
hoog en laag, satijn en vod.
Daardoor blijf ik dwaas en zot.
Maar nu neem ik een besluit
en kies een instantie uit
waar ik mij kan richten tot
en dat punt dat noem ik God.
Alles krijgt daardoor een plaats.
Soms rijd ik een scheve schaats
bij de gratie van een lijn,
feilloos recht en soeverein.
Die drijft met mijn wens de spot
om wat orde aan te brengen
door steeds weer dooreen te mengen
hoog en laag, satijn en vod.
Daardoor blijf ik dwaas en zot.
Maar nu neem ik een besluit
en kies een instantie uit
waar ik mij kan richten tot
en dat punt dat noem ik God.
Alles krijgt daardoor een plaats.
Soms rijd ik een scheve schaats
bij de gratie van een lijn,
feilloos recht en soeverein.
Te niet.
Ik heb naar het zelf gezocht
en 't nog altijd niet gevonden
op de eindeloze tocht
waarop ik mij heb gezonden.
Ik kan niet kijken om een bocht
om mijn zoektocht af te ronden.
Toch ben ik eraan verknocht,
ook al kan ik mij verwonden.
Het zal altijd weer verzwinden
want ik kan het nimmer vinden.
Stel je voor dat het er is,
als een pudding op de dis,
waar is het dan wat dit ziet?
Het te zien doet het te niet.
en 't nog altijd niet gevonden
op de eindeloze tocht
waarop ik mij heb gezonden.
Ik kan niet kijken om een bocht
om mijn zoektocht af te ronden.
Toch ben ik eraan verknocht,
ook al kan ik mij verwonden.
Het zal altijd weer verzwinden
want ik kan het nimmer vinden.
Stel je voor dat het er is,
als een pudding op de dis,
waar is het dan wat dit ziet?
Het te zien doet het te niet.
vrijdag 4 april 2014
Op niets.
Ik zit gevangen in een val
en zie een afgrond overal.
Als een strootje in de stroom
drijf ik weerloos uit de droom,
die ik nog dit leven noem,
naar het eind van eer en roem.
Weldra zak ik in de aarde
en laat gaan wat ik vergaarde.
Dit heeft dan niet langer waarde
en ik volg die mij ooit baarde
naar de oever van de Lethe
opdat ik mij snel vergete.
Alles loopt steeds uit op niets.
Zonder dat is 't leven kitsch *).
*): Milan Kundera: "De ondraaglijke lichtheid van het bestaan".
en zie een afgrond overal.
Als een strootje in de stroom
drijf ik weerloos uit de droom,
die ik nog dit leven noem,
naar het eind van eer en roem.
Weldra zak ik in de aarde
en laat gaan wat ik vergaarde.
Dit heeft dan niet langer waarde
en ik volg die mij ooit baarde
naar de oever van de Lethe
opdat ik mij snel vergete.
Alles loopt steeds uit op niets.
Zonder dat is 't leven kitsch *).
*): Milan Kundera: "De ondraaglijke lichtheid van het bestaan".
dinsdag 1 april 2014
Gast.
Wanneer ik een gast ontvang
is 't wellicht voor levenslang
en misschien blijkt hij een slang
of een touw waaraan ik hang.
Dit is niet wat ik verlang
dus ben ik niet zomaar bang.
Ik ga liefst mijn eigen gang
en behartig mijn belang.
Dit is om contact te hebben
maar tegelijk ook vrij te zijn,
niet te vallen in de webben
van een spinsel vol venijn.
Maar wie weet ben ik zijn val
met tentakels overal.
is 't wellicht voor levenslang
en misschien blijkt hij een slang
of een touw waaraan ik hang.
Dit is niet wat ik verlang
dus ben ik niet zomaar bang.
Ik ga liefst mijn eigen gang
en behartig mijn belang.
Dit is om contact te hebben
maar tegelijk ook vrij te zijn,
niet te vallen in de webben
van een spinsel vol venijn.
Maar wie weet ben ik zijn val
met tentakels overal.
Uniek.
Als ik graag uniek wil zijn
is dat niet zo'n grote kunst
want ik heb mijn eigen pijn
en sta nochtans in de gunst
van wat wind en zonneschijn
en ben 's ochtends vroeg het dunst.
Dit is niet zo speciaal
maar toch heb ik mijn verhaal
dat mij past als een foedraal
en daarzonder blijf ik kaal,
als een blank en hard skelet,
liggen op een knekelbed,
onderworpen aan een wet
die mij op mijn nummer zet.
is dat niet zo'n grote kunst
want ik heb mijn eigen pijn
en sta nochtans in de gunst
van wat wind en zonneschijn
en ben 's ochtends vroeg het dunst.
Dit is niet zo speciaal
maar toch heb ik mijn verhaal
dat mij past als een foedraal
en daarzonder blijf ik kaal,
als een blank en hard skelet,
liggen op een knekelbed,
onderworpen aan een wet
die mij op mijn nummer zet.
Abonneren op:
Posts (Atom)