zaterdag 4 oktober 2014

Geweven stad.

voor Cissy Kortman.


Heel dit leven is een weven
dat soms los, dan weer gesteven,
als een doek wordt vormgegeven
en steeds voor het oog blijft zweven
in een haast onmerkbaar beven.

Zijdezacht kan't blijven kleven,
ook al is het maar voor even,
aan het netvlies of het hart
of het wordt omhooggedreven
uit een peilloos zwart
en in tule wordt herschreven
wat nog de verbeelding tart.

Deze wereld van textiel
heeft een delicate ziel,
die, betast door wang en hand,
ons vervoert als suizend zand.

Ofschoon kies en elegant
lijkt het of er water brandt
en door de damasten eeuwen
zweven er verweesde meeuwen.

In het onbegonnen groen
keert een wereld terug van toen,
voordat die nog moest beginnen
en die toch al leeft van binnen.

Door een branding van brokaat
staart een stof ons in't gelaat
waardoor er een rilling gaat
langs de hele ruggengraat.

Wat, gezien in vogelvlucht,
een eiland is, door zee omspoeld,
veranderde door naaisterstucht
in linnen als de hand het voelt.

Telkens hangt na wijs beraad,
uitgevoerd met naald en draad,
een geleding aan de wand
die gevoel toont en verstand
en als een gebroken kist
draagt een kubus van batist
kleur en weemoed met zich mee
vanzelfsprekend, als de zee.

Er is lucht en er is land
elk bestaande uit verband
en uit een hoeveelheid gaas
ontstaat steen als uit een waas,
ademend door elke maas
 van katoen dat zich ontspant.

Als een weg die zich vertakt
wordt een draad soms opgepakt.

Dan, wanneer de nevel zakt,
blijven rotsen niet compact,
zijn er geborduurde vuren
die het oog het doek in sturen
voor een wezenlijk contact
dat zolang men kijkt blijft duren
en ons ook daarna nog pakt
tijdens onderscheiden uren
waar men leeft met mens en dier
in een wereld van cashmier
voor een wand van corduroy
zonder band maar wondermooi
met de kleur van aubergine
naast weerbarstig gabardine
terwijl er het ruwe tweed
zich vertoont als kurkdroog riet.

Soms is het een plukje vilt
dat een taftvallei optilt
en een bergwand van mohair
heeft, als steeds, voldoende flair
om te wisselen met ajour
of, zoniet, wel met velours!

Ribben worden losgemaakt
en een nieuw begrip ontwaakt.
De verrukking wordt gesmaakt
als een sluier zachtjes kraakt.

In het rimpelend struweel
van wat opgehoopt fluweel
flonkert er een kroonjuweel
in't fragment en het geheel.
 
De Madonna met haar kind
blijkt een Boeddha uit een lint,
mededogend, soeverein.
In de glans van het satijn
ademt vredig nog een waasje
door de golvende vitrage.

Alles is slechts ene draad
die steeds door zichzelf heen gaat
en zodoende weefsels vormt
waardoorheen het woedt en stormt
maar bekijkt men goed die snaar
is het maar een schildpadhaar
waarvan alles is gemaakt,
ook wat ons beweegt en raakt.

't Is alsof er schuim opspat,
plots'ling hier in Coco-Mat,
tussen donzige fouillards,
zinkend in zachtmoedig paars.

Zeegras, kurk en hout
komen samen zonder fout,
maken deel uit van een woud
dat, uit Griekenland gekomen,
op de Overtoom kwam wonen
en nu met gebreide bomen
inhaakt op dit herfstig dromen
waar het hart trilt als een blad
in deze geweven stad.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten