Een vogel in het hemelruim ziet onder zich geen grenzen.
Het water dat in plassen valt mag daarin rustig plenzen.
Zorgeloos en speels, als een wilde wingerd,
is er een rivierenspel dat zich om de aarde slingert
en de golven, woest en schuimend, bruisen geestverruimend
over de wereld rond, indelingen verzuimend.
Zo stroomt het bloed door hart en aderen
en geen mens die het kan kaderen.
Niemand kan het ooit benaderen,
het is de vloed van kind en vaderen.
Het leven is een stroom,
vattend werk'lijkheid en droom,
dampend als een stoom,
ongebreideld, zonder toom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten