donderdag 22 december 2011

Winterzonnewende.

Het jaar ging er met licht vandoor.
Wij zoeken naar zijn spoor
in deze duisternatte tijden
die zonneschijn vermijden.
Donker glanst de aarde op
waar regendruppels spatten.
De wereld maakt een winterstop
en toont gevonden schatten
glinsterend in etalages
tussen suikergoed en pages.
Lantarenlicht valt in een voor
vol schaduwen en schimmen
en feeën zingen in een koor:
"Laat de weerschijn glimmen
van wat in diepte ligt verzonken
en waarvan de hemels blonken
die nu boven de zuidpool staan
met stralende gewaden aan".

Wij zitten aan de schemerkant
in een klam en donker land
verschanst achter een dikke krant,
een oorlam bij de hand,
en wachten tot het overgaat
in een hernieuwde dageraad.

Intussen hult een hoge schacht
ons in een grenzeloze nacht
die zorgeloos en zuiver
om onze zorgen lacht
als wij in stille huiver
vertrouwen op zijn macht.

Zij maakt het leven zacht
als wij verzaken aan de jacht
en niet meer ingaan op de klacht
maar van haar zien de pracht
die in het duister lacht.

Zo zal het donker stralen
omdat wij dan niet meer bepalen
wat juist is of verkeerd.
We hoeven niets meer te betalen
als wij het tellen zijn verleerd.
Goud en slijk zijn gelijk vereerd
als ons vermogen is verteerd.

Stil kantelen kanalen
wanneer we sluiten de annalen
en vergeten de verhalen.

Wat overblijft is zwarte nacht
die wonderzoet en zacht
met dikke zware vacht
op nieuwe lichtjes wacht
die kaatsend van kristallen
beschikbaar zijn voor allen.

En lijkt geluk het verst,
dan blijkt nabij de Kerst!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten