vrijdag 30 december 2011

Hand.

Op het vlakke wijde land
wonen er miljoenen mensen
met hun plannen en hun wensen,
altijd bezig en mijn hand:

Allereerst is daar mijn duim
elementair, loyaal en ruim,
waarop elke vingertop kan landen,
vrij van rang en standen.

Er zijn vingers om te wijzen,
om te rusten in het midden,
om getrouwd zijn te bewijzen
en te bekrachtigen het bidden.

Soms geef ik ze alle vijf
en weet niet meer waar ik blijf.

donderdag 29 december 2011

Vereffening.

Wat gebeurd is neemt geen keer,
is daarmee voldongen feit.
Wel kan het zijn dat ik iets leer
of wroeging heb of spijt
van wat ik deed en dus niet meer
de juiste weg vermijd.

Intussen blijft de schuld toch staan
van wat ik heb misdaan.

Tenzij ik nu besef
dat er geen dader is geweest
en mij zo onthef
van mens te zijn die distels leest.

Door elke claim te derven
staat dit gelijk aan sterven.

woensdag 28 december 2011

Zuiver.

Onvermengd en onversneden,
onverbloemd, direkt en zuiver,
plat en simpel als een stuiver,
is dit gegeven heden.

Het is volstrekt uniek
en met niets anders te vergelijken.
Je kunt het niet bereiken
want bent al deel van de muziek.

Maar waarom zo uniek?
Elke tel is toch een tel,
uniform als een tuniek
en deel van het spel?

Omdat er niets anders is:
dit is het geheimenis.*)

*): "Het voordeel van de plek waar ik nu ben is dat ik er niet meer heen hoef".
Samuel Beckett: "Molloy".

Heen.*)

De neiging is hardnekkig
om tijd te spatiëren.
Dit is echter gebrekkig
en overdrachtelijk beweren.

Al lijkt een uur soms lang
is die lengte toch geen afstand.
Duur is van een and're rang
en verwoestend als een brand.

Tijd is loutere sequentie
slechts te kennen door geheugen
dat verschaft de referentie
voor berouwen en verheugen.

Wat gebeurt gebeurt meteen
maar de tijd gaat nergens heen.

*): "Nel suo profundo vidi che s'interna,
      legato con amore in un volume,
      ciò che per l'universo si squaderna"

    "Ik zag, dat binnen in zijn diepte ligt,
     Verbonden door liefde tot één boekdeel,
     Wat door 't Heelal is verspreid als losse bladen".

Dante Alighieri, Divina Commedia,
                           Paradiso, Canto XXXIII, vs. 85-87.

    "Wanneer de stroom van gedachten
     uit zichzelf wordt bevrijd
     en de kern van dharma wordt gekend,
     dan wordt alles begrepen
     en de actuele verschijnselen
     zijn al de boeken die men behoeft".

Chögyam Trungpa, Rinpoche: Sadhana van Mahamoedra.

dinsdag 27 december 2011

Driemaal zijn.

Wie gewag maakt van "het zijn"
veroorzaakt daarmee al pijn.
Hij maakt van zijn een ding
waardoor het nietzijn ook is
en gewaagt zo van een onding:
iets is daar het niets anders is.

"Zijn" is te prefereren.
Nu is de pijn gaan vloeien
en kan men waarlijk eren
wat uit zichzelf komt bloeien.

"Zijn" is ook nog: "hem behoren".
Wat geschiedt zijn slechts zijn sporen.
In zijn kleuren en gebeuren
kan men zijn zijn bespeuren.*)

*): "Hij die de grote dans van mahamoedra (het grote gebaar) volvoert doet alle gedachten stoppen zodat alle daden worden tot de daden van de goeroe",
Sadhana van Mahamoedra, termatekst ontvangen door de Eerwaarde Chögyam
Trungpa, Rinpoche.

300.000 km/sec.

Driehonderd meter met zes nullen
per sekonde is de snelheid van het licht.
Al staan er dus tussen mijn spullen
dingen voor mijn aangezicht,
pakweg op dertig centimeter afstand
en ongeacht hoe daar beland,
dan duurt het eenmiljardste tel
voorda'k mij op de hoogte stel
van wat zich daar bevindt
en loop ik achter als een kind.

Ik ben te laat voor dat wat is,
ik zie daarvan slechts beeltenis.
Ik zie drukken
van de stukken.
Zo is van elk ding
kenbaar slechts herinnering.

De dingen zelf zijn verheven
en gaan voorbij aan dood en leven.

maandag 26 december 2011

Leegte.

Hoe kan ik spreken over leegte
als ik niet weet wat ik bedoel?
Het is een woord dat oversteeg te
listig wat ik weet en voel.

Van wat ik ken kan ik gewagen
en de rest is een verdagen
van wat niet gegeven is:
een gat zonder betekenis.

Maar zelfs een gat is nog te kennen.
Leegte daarentegen
is iets waaraan ik nooit kan wennen.

Het is aan elk begrip ontstegen.
Omdat het nergens is te vinden
is het de zichtbaarheid voor blinden.*)

*): "Dat was het dat mij leidde
- zekerder dan het zonlicht op de middag -
daarheen waar op mij wachtte
van Wie ik zeker zijn kon
en op een plaats waar niemand ooit kon komen."
-San Juan de la Cruz, "Donkere Nacht van de Ziel".

Vrij.

Wat al niet zou kunnen:
uit de dood herrezen Hunnen
die hun tanden vijlen
en werpen spies en pijlen.

Of peilloze oneindigheid:
al duurt iets nog zo'n tijd,
het kan nog altijd langer
en zo wordt angst nog banger.

In wat nu voorhanden is
is daarvan niets te vinden.
Al is't ook pijn en droefenis
en waaien gure winden,
het is al een voldongen feit
dat tegen angst en zorgen pleit.

zondag 25 december 2011

Rembrandt.

U ontsteekt een warm licht
in lichamen en handen
en hebt wonderen verricht
waardoor uw doeken branden.

U bent het goud der aarde
dat vloeit in gulle stromen
en voor ons bewaarde
wat anders was ontkomen:

de eeuwigheid die uit de tijd
ons goedgeefs tegemoet schrijdt
en zich vermeit in rijke strijd
soms gruwelijkheid ten spijt.

Uw licht onthult een majesteit
die overvloeit van zaligheid.

Haast.

Het is de tijd die dringt
die maakt dat men zich wringt.
De trein moet snel gehaald
en de schuld nog afbetaald.

Dit geeft voortdurend haast
en daardoor leeft men naast
het eeuwige moment
dat men daardoor niet kent.

Als men het wil gaan zoeken
trekt het zich terug uit hoeken.
Men vindt het niet in boeken
en ook niet onder doeken.

Het is gestadige massage
van vliegveld en passage.

Kerstmis.

In dit grijsgroengrauwe land
is dit jaar geen vlok gevallen.
Werkloos sta ik aan de kant
zonder sneeuw om mee te ballen.

De zon schijnt flauw en schuchter
en houdt me mat en nuchter.
Praal en glorie zijn vergaan,
ik sta stil en pleng een traan.

Er valt geen eer meer te behalen,
er rest slechts schuld om te betalen.
De nacht vangt in zijn schacht
wat nog aan ontsnappen dacht.

Het is juist deze duisternis
die aangeeft dat het Kerstmis is.

Uitstapje.

Wachtend op een bus
reisde ik met blikken mee
en een takkencraquelé
drukt' op de lucht een kus.

De twijgjes lagen zonder spijt
tegen de wolken uigespreid
en knipten zo het zwerk in stukjes
met ingehouden rukjes.

De aanblik was volmaakt
en daardoor werd ik aangeraakt.

Liever was dit niet gebeurd:
ik had mijzelf al verbeurd
maar ben nu terug in het gevang
waarin ik worstel en verlang.

zaterdag 24 december 2011

Hoop.

Door de ruimte lopen grenzen,
gekromde lijnen vormen lenzen.
Een lijn is van een lens een deel
zoals een brood bestaat uit meel.

Zo hoop ik mij eens te bevrijden
van lijnen die mij scheiden
van het verbeid geheel
en mij mij laten voelen als te veel.

Niet door deze op te heffen
maar door waarlijk te beseffen
dat zij al deel zijn van 't geheel:
de scheiding is dus onderdeel.

Dan zullen dorsten en verbeiden
worden ontmaskerd als vermijden.

vrijdag 23 december 2011

Getuigen.

Het leven is een strijdtaf'reel
en biedt van alles veel:
lawaai en gekrakeel
en soms een leeg toneel.

Ik maak plannen en gedachten
in wilde wateren en nachten
en zoek een weg om te verzachten
het onzeker bange wachten.

Dit gaat zo door zo lang ik leef
en voor het laatste oordeel beef.
De drab blijft achter in de zeef
en wat passeert is wat ik geef.

Welk gevolg er ook zal zijn,
het wordt gezien zonder venijn.
Al valt de hele zaak in duigen,
onschendbaar blijven de getuigen.

Zij klagen niet noch juichen
en zullen 't recht niet buigen
zittend op hun tronen
achter karkas en konen.

Parsifal.

Laatst stond ik veel te lang
in een benauwde gang
met graal en speer gekruist,
en leidsels in mijn vuist.

Verstard in een vitrine
bevroor mijn pantomine.
Ik wilde die niet laten gaan
en bleef zo jaren staan.

Mensen wisselden hun jassen
waarop ik stond te passen
en nam iemand een port'monnaie
zei ik geen ja of nee.

Nu is de gang vervallen
maar ik sta klaar voor allen.

donderdag 22 december 2011

Winterzonnewende.

Het jaar ging er met licht vandoor.
Wij zoeken naar zijn spoor
in deze duisternatte tijden
die zonneschijn vermijden.
Donker glanst de aarde op
waar regendruppels spatten.
De wereld maakt een winterstop
en toont gevonden schatten
glinsterend in etalages
tussen suikergoed en pages.
Lantarenlicht valt in een voor
vol schaduwen en schimmen
en feeën zingen in een koor:
"Laat de weerschijn glimmen
van wat in diepte ligt verzonken
en waarvan de hemels blonken
die nu boven de zuidpool staan
met stralende gewaden aan".

Wij zitten aan de schemerkant
in een klam en donker land
verschanst achter een dikke krant,
een oorlam bij de hand,
en wachten tot het overgaat
in een hernieuwde dageraad.

Intussen hult een hoge schacht
ons in een grenzeloze nacht
die zorgeloos en zuiver
om onze zorgen lacht
als wij in stille huiver
vertrouwen op zijn macht.

Zij maakt het leven zacht
als wij verzaken aan de jacht
en niet meer ingaan op de klacht
maar van haar zien de pracht
die in het duister lacht.

Zo zal het donker stralen
omdat wij dan niet meer bepalen
wat juist is of verkeerd.
We hoeven niets meer te betalen
als wij het tellen zijn verleerd.
Goud en slijk zijn gelijk vereerd
als ons vermogen is verteerd.

Stil kantelen kanalen
wanneer we sluiten de annalen
en vergeten de verhalen.

Wat overblijft is zwarte nacht
die wonderzoet en zacht
met dikke zware vacht
op nieuwe lichtjes wacht
die kaatsend van kristallen
beschikbaar zijn voor allen.

En lijkt geluk het verst,
dan blijkt nabij de Kerst!

dinsdag 20 december 2011

Beschouwing.

Hoe volmaakter het kunstwerk, hoe minder belangrijk de uitvoering wordt. Zo kan men ook in middelmatige reproducties nog steeds door de sublieme lijnvoering van Botticelli en Michelangelo in vervoering raken en blijft de viool adembenemend scheren tegen de achtergrond van het koorgewelf in het Sanctus van de Missa Solemnis.
De partituur is zichzelf genoeg en je zou zelfs kunnen denken dat Beethoven
zijn loopbaan eindigde als schilder!
Ook Shakespeare blijkt op papier nog dieper en rijker dan op het podium.
Omgekeerd is het zo dat de weergave belangrijker wordt naarmate de middelmatigheid van het kunstwerk toeneemt, waardoor het alsnog tot op zekere hoogte gered kan worden.
Hier kunnen acteur, dirigent en restaurateur hun hoogste eer behalen.

(Het mag geen verbazing wekken dat deze woorden komen uit de mond van iemand die nooit veel zin voor het praktische heeft gehad).

Oorsprong.

Hoe is het ooit begonnen?
Vanwaar miljarden zonnen?
Ooit is een sprong gemaakt
waardoor 't heelal nu blaakt.

Waar is het afzetpunt
dat de sprong vergunt?
Dat is niet te vinden
dus liet ik mij verblinden
door een foutieve notie
die zorg baart en emotie.

Het is de tijd
die mij misleidt
maar niet bestaat
waarmee de sprong vergaat.

maandag 19 december 2011

Stalles!

Misschien ben ik een mandje
en heb ervan een handje
om iets te vergaren
wat anders los blijft staren
als afgewonden garen.

Ik geef voor een doel te dienen
om niet te tonen grief en grienen.
Ontevredenheid blijft troef
waardoor ik resultaat behoef.

Wat kan deze honger stillen?
Een sigaret of twintig pillen?

Niets van dat alles!
Ik lag te slapen in de stalles!

Wees nou eerlijk!

Ik vergis mij deerlijk
als ik denk te weten
waarover ik nu praat.
Toch is ook dit niet eerlijk
want waarom het gaat
is dat men eindelijk
loslaat al zijn gelijk
en zijn wil als een lijk
zonder het te meten.

Vertrouwen. *)

Veel is er wat ik moet berouwen
en juist dit schenkt mij vertrouwen.

*): "Leegte heeft geen vertrouwen nodig", onderricht van Tilopa aan Naropa
aan de oever van de Ganges.

zondag 18 december 2011

Dwang.

Alweer een nieuw gedicht!
Wat is dit voor een drift?
Of is het enkel plicht
die mij doet grijpen naar de stift?

Plicht en drift
zijn beide geforceerd
en maken mij geschift
en zeer geisoleerd.

Ik denk het is een spuiten
waardoor ik kan vermijden
dat strelingen naar binnen glijden.
Zo sluit ik liefde buiten. *) **)

Wat ik gedwongen ben te geven
is echter ongedwongen leven.
Zo is dus de dwang
liefde in een samenhang.

*) "Het demonische kan gedefinieerd woorden als angst voor het goede",
Sören Kierkegaard: "Het begrip angst".

**) "Giustizia mosse il mio alto Fattore:
fecemi la divina Potestate,
la somma Sapienza e il primo Amore."

"Gerechtigheid bewoog mijn hoge Maker:
mij heeft gemaakt de goddelijke Macht,
de hoogste Wijsheid en de eerste Liefde."

Deel van opschrift boven de Hellepoort.
Dante Alighieri: "Divina Commedia", "Inferno", Canto III 4-6.

Vrijblijvend.

Dit dit dat kan zichzelf niet kennen.
Hoe weet ik dan dat het bestaat?
Omdat ik nu erover praat!
Zo blijf ik rekenen en plannen
met wat zichzelve niet verstaat
en zijn de omvang en de maat
van alles wat zich voordoet
de vorm van een hyaat
dat zich nochtans uiten moet
in een lange bonte stoet
van maskers en guirlandes
van de Oeral tot de Andes.

Wat houdt dit moeten in?
Slechts moeten rijmen was zijn zin.

De ruimte zelf, ongenaakbaar,
blijft naast plooibaar toch onmaakbaar.

Genoeg.

Voor ik mijzelf aan kan prijzen
moet ik mij eerst bewijzen.
Ik zeg: ik ben gegeven
en zo kan ik mijzelf beleven!
Degene die dit echter ziet
is in de ervaring niet
en is daardoor bij deze
niets dan een hypothese.

Soms is er een gevoel
dat hunkert naar een doel
en is er een verlangen
naar diepe samenhangen.

Zij zijn zichzelf genoeg
en vrij van elk gezwoeg.

Rij.

Ik zet mijn fiets neer in de gang
en ga dan naar binnen.
Wie hem optilt aan zijn stang
kan aan zijn reis beginnen.

Hoe weet ik dat die fiets daar staat,
nu zijn aanblik mij ontgaat?
Zo kan ik enkel leven
met wat mij direkt is gegeven.

Daar horen ook gedachten bij
die staan te dringen in een rij.

Maar ook die rij staat in een gang,
zonder dat ik weet hoe lang,
en verschilt daarin in niets
van mijn vermeende fiets.

Wintermorgen.

De halve nacht is al voorbij
voordat ik pas in slaap val
en raak ik uit de sluimer vrij
is het nog donker overal.

Ik zie geen hand voor ogen
en tast nog in het duister
dat alles kan gedogen -
niemand spot of kuist er.

Dan gaan er in het noorden
wolken zachtjes blinken.
Zij laten zonder woorden
hun sluiers nederzinken.

In die stille morgenstond
waren nog geen zorgen rond.

zaterdag 17 december 2011

De slaap.

Elke avond komt de slaap
met zachte vleugels aangezweefd.
Zowel bij koning als bij knaap
weet hij wat hij te zoeken heeft.

Dat is de wakkerheid
maar nooit kan hij die vinden.
Als hij over zijn akker glijdt
oogst hij slechts mist en winden.

Hij dompelt in vergetelheid
de dappere vermetelheid
en is zijn eigen deken
die drama's doet verbleken.

Toch is zijn werk niet tevergeefs
al krijgt hij ook de opbrengst niet.
Hij schenkt de slapende goedgeefs
zijn rust maar is al weg als die weer ziet.

donderdag 15 december 2011

Weg.

voor Han Meyer.

Gemakkelijk, vanuit mijn luie stoel, zeg ik over lijden:
"Het is slechts een illusie, niets om over uit te weiden.
De geest is onverwoestbaar, zonder einde of begin,"
en neem ik nog een cola met een tic er in.

Ik houd mijzelve voor: "Die uitspraak is toch waar?
Als ik het onderzoek dan blijkt het zonneklaar."
Tevreden tast mijn hand opnieuw naar de fles gin.
Feest'lijk vonkt de drank en schenk ik mij weer in.

De vraag is wel of ik nog steeds hetzelfde blijf beweren
wanneer de fles breekt en de scherven door mijn kleren
vliegen, snijdend in mijn vlees. Wanneer de ommekeren
bergen in de hemel werpen, mij in pek met veren.

Wie hierop vooruitloopt maakt zichzelf sadist dus
maar wie het ondergaan wil volgt de Weg van Christus. *)

*): "Weerstaat de boze niet" Mattheus 5 vs 39.

Drie manieren.

Er zijn, zo lijkt het, drie manieren
om leven zonder dood te vieren.
De eerste is door voort te leven
waarmee de dood is opgeheven.

Met behulp van wetenschap
is de tijd dan nooit meer krap.
Voor elke kwaal een medicijn
om te weren dood en pijn.

De tweede is door te ontdekken
dat degeen die overlijdt
nooit bestaan heeft wijd of zijd.
De dood moet dan berooid vertrekken.

De derde door te weten
dat dood en leven samen niet bestaan.
Omdat men leven niet kan meten
is de dood daarmee vergaan.

Bifunctioneel.

Ik zoek speurend door de tijd
naar nieuwe mogelijkheden
en tast in't rond zonder respijt
door heden en verleden
en heb ik mij te diep gekromd
richt ik mijn blikken naar wat komt.

Zo schuif ik en verdeel,
maak dingen stuk of heel,
ben moedig of verlegen
en stem voor of tegen,
loop los of in't gareel,
in zonneschijn of regen.

Dit ik, dat schrijft geschiedenis,
is ook zelf gebeurtenis.

Samadhi *)

Als dit met alles samenvalt
maakt de wereld halt.
Er is geen buiten dan
noch binnen
en ook geen plan
om te beginnnen.

Alles is zozeer versmald
dat elke speelruimte vervalt.
Er is geen tijd van leven
om zelfs maar een zeil te reven.

Alles dendert dan maar door
inclusief de voor
waardoor 't zou moeten gaan
en daardoor blijft het staan.

*) "Samadhi" (Sanskrit): "Samenvallen". 

Werkelijkheid.

Het woord werk'lijkheid geeft aan
wat je daaronder moet verstaan:
alles is voortdurend werken
met of zonder perken.

Ook een perk is werkelijk
en daarmee dus een actie.
Iets kan saai zijn of opmerkelijk,
kolossaal of slechts een fractie,
maar doordat het is
is het al gebeurtenis.

Zo blijven feit en stemmingen
zich gooien in de plooien
van de tijd en remmingen
gaan op termijn ontdooien.

Wijze.

De wijze kan slechts wijzen
naar zaken die verrijzen.
Zijn stelling ten bewijze
ordent hij ze.
Dit wijzen en bewijzen
is dezelfde wijze
als waarop de wijze
niet naar zichzelf kan wijzen.

Zo kan een mes zichzelf niet snijden
noch kan louter glijden glijden.

woensdag 14 december 2011

Oude dag.

Bestaan lijkt onontkoombaar
met zijn wetten en zijn krachten,
wiegelied en ooievaar
en luisterrijke grachten.

Dan zijn er ook nog de gedachten
die lichaamsloos besluiten vormen
en de dagen en de nachten,
waardoorheen karbouwen stormen,
de angsten die me zorgen baren
en de bomen in het woud.

Soms kan ik echter niets ontwaren
en ik word langzaam oud.
Dus neem ik het, na zo veel jaren,
vaker met een korrel zout.

dinsdag 13 december 2011

Aan deze zijde.

Het leven heeft twee kanten:
dat wat fysiek aanwezig is
en wat ik denk of lees in kranten.
Omdat dit laatste bezig is
geef ik vaak voorkeur aan een ding
dat roerloos, zonder plan
en los van een herinnering,
juist dat is wat het kan.

Gelijkmoedig en verheven
is het vrij van streven.

Al zwijgen ook kanonnen
wanneer de vrede is begonnen,
de scherven zijn gebleven,
vooraf aan dood en leven.

Vakantie.

Ik verlang vaak naar vakantie -
- dan hoef ik niets te doen -
en wil een kosmische kwitantie
waarmee ik zwerf door elk seizoen.

Ik stel me voor hoe het zou zijn
als deze wensdroom wordt vervuld.
In feite kan ik het al testen. Mijn
zakken zijn afdoend gevuld.

Dus zit ik stil en doe niets meer.
Dit doet me toch een beetje zeer
want hoe minder ik ga doen
zoveel leger wordt mijn schoen.

Met het doen verdwijnt de dader
waardoor ik dus de afgrond nader.

maandag 12 december 2011

Opdracht.

Een opdracht kwam om niets te doen.
Het resultaat was opzienbarend.
Alles bleek een visioen.
Vrij verkeerden vis en arend.

Sluizen sprongen plotsklaps open,
wolken lieten licht bij bakken
stromen in de hemelwakken.
De dageraad was gouddoorlopen.

Nectar vloeide door de goten,
uit fantasie en lood ontsproten.
Op hun ranke poten vlogen
reeën rond met zachte ogen.

Stranden lagen kalm te blinken
in het zand om dan te zinken
in een lied dat aanzwol uit een land
dat oprees aan de overkant
vol marmer, vuur en minaretten
met torens slank als sigaretten
en met zeeën vol gedachten
glijdend door de twee geslachten.

Matrozen stonden daar te wachten,
lichtten 't anker zonder klachten,
waarop het scheepje broos
de weg naar witte verten koos
dansend in Pandora's doos.

Zelfs granaten met hun scherven
konden dit feest niet meer bederven
want wit en mistig als aluin
verpulverde tot stof het puin.

Totdat de opdracht werd vergeten.
Nu is't weer ploeteren en zweten.

zondag 11 december 2011

Varen.

Soms is het droefheid troef
en liggen zorgen opgetast
als lakens in de linnenkast
en staan mijn ogen stroef.

Er komen net geen tranen.
Daarvoor liep het te vast.
Er is alleen de doffe last
van somberheid en wanen.

Dus brand ik een lantaren
terwijl de kat zich rustig wast
en zie de schaduw van de varen
bewegen op de boekenkast
als ik verwachtingen laat varen
zoals het een verliezer past.

The only thing.

Nothingness is there twofold:

if there is really nothing
and in directness bold.

Directness is the only thing
but since there is no time in that
it dissolves as rabbits in a hat. *)

It is unfit for consumption
and remains as an assumption.

What we do experience are traces
woven in remembered maces.

*) Experience requires time.
   Being itself requires time since "is" is a verb.
   What then is time?
   A creation of memory? Or is memory frozen time?

Test.

Gister was ik op een feest.
De muziek was oorverdovend
en ik danste daar verweesd
met een glimlach mij belovend.

Als het dan tot spreken kwam
moest ik mijn stem zozeer verheffen
dat het me de lust ontnam
om nog door te moeten keffen.

Ik ging de strijd aan met geluid
in plaats van te beseffen
dat het een scherm is en een huid

die al te slimme taal moet weren
en daarmee een weg ontsluit
naar direkt communiceren.

vrijdag 9 december 2011

Wintermaan.

Het duister dient zich aan.
Juist dan zie ik de wintermaan
van zilver in't noordoosten staan
klimmend in zijn hemelbaan
op een randje na al vol
tussen nevels mistig wit
in de ruimte diep en hol
zonder sporen van bezit.

In dit oneindig wijd gewelf
drijven wolken rond vanzelf:
banken licht, gewicht te boven,
die een grootse nacht beloven.

In hun ronding zingen koren
die het oog kan horen
wanneer zij zwellen en verstuiven
als de wind hen toe komt wuiven.

De maan is niemands eigendom
maar schijnt desondanks alom,
zet het donker ertoe aan
om in melk op te gaan.

donderdag 8 december 2011

Matisse.

U zag in zwart het licht
en weefde een gedicht
van stranden en tapijten
gereed om in te bijten.

Smaakvol ingericht
verzaken zij hun plicht
maar spelen vloeiend mee
met lijnenspel en zee
van plastische gebaren
die hun geheim bewaren.

Uw lichamen en ledematen
zijn uit leem geheven
en zo, met rust gelaten,
schenken ze het leven.

Leven.

Dat wat onmiddellijk is:
hoe kan men dat ervaren?
Beweging en gebeurtenis
zijn niet te evenaren
juist omdat niets anders is.
Elke hand grijpt mis.

Wat men niet kent
dat is ook niet
behalve dan het perkament
waarop men letters ziet.

In die zin is het enig zijnde
identiek aan niets
en daartussen deinde
ademing van iets.

woensdag 7 december 2011

Ik is een ander.

Een ander dat is ik,
zo heeft Rimbaud beweerd.
Nu heeft met ene blik
dit ik zichzelf verleerd.

Het is het werkwoord kwijt
waaraan het was gewend.
't Is nu voor is de tijd:
voorbij zijn ben en bent.

Alles is en is is alles,
alles geeft aan alles les.
Mijn failliete koninkrijken
gingen op de fles.

Door doorgestoken dijken
flitst water als een mes.

Licht.

De oorsprong van het zicht
is een bron van licht
die naar alle kanten schijnt
en waarin duisternis verdwijnt.

De vlam flakkert omhoog, omlaag,
was gister anders dan vandaag
en werpt een scheve gloed
op kolenkit en beddengoed.

Soms ligt het vuur te smeulen,
ging met het donker heulen,
dan spat een vonk omhoog,
verbaast het open oog.

Licht blijft altijd licht
of het nu weinig is of veel,
flitsend als een bliksemschicht
of dof in een bordeel.

En wij die staan te staren
vanuit de verte en het land
zijn de grens van die lantaren
als schimmen aan de wand.

maandag 5 december 2011

Ha!

plas en luiers
in onvergelijkelijke sluiers!

Restant.

Mozart's requiem:
alles wat valt
wordt opgevangen
in een hogere dimensie.

Strata:
verschuivingen
zijn huiveringen
op de huid
van een vermolmde schuit.

Verkruimelde beschuit,
verlichting en suspensie.

Nu.

Wiegelend en zwenkend,
schitt'rend en beschaamd,
wenkend en zich schenkend,
vlietend en vergaand,
ontdoet zich het bestaan
van vorm en naam.
Nu komt het er op aan.

Er is geen tijd
voor denken of beweren
noch is er respijt
om wat maar te bezweren.

Je kunt nu enkel gaan
voor dat wat er al is:
de overvolle hindernis.

Betoverd.

Ik was uit slechts op een uitje.
Gevangen door het ruitje
in je bronskleurige kostuum
ging ik gewillig met je mee.

Nu beken ik je postuum
dat ik gemeen was en gedwee
zowel gevangen als getergd
door wat hoogmoed vergt.

Ik wilde wat veroveren
maar liet me halverwege
door je blauw betoveren.

Je ruimte vol met porselein
verleende je de zege.

Je bent ontdaan en rein.

Doelloos.

Verheven is het om te schouwen
in de toekomst en te bouwen
aan wat goed is en waarachtig,
edelmoedigheid indachtig.

Het is goed en wat ook moet
en er toch ook weer niet toe doet
omdat het uiting is van leven
dat zichzelf blijft geven.

Zo stroomt vanzelf het bloed
en doet verlangens beven
in heimelijke gloed.

De wil wendt wel de steven
maar weet niet hoe het verder moet
wanneer het doel is opgeheven.

Supermarkt.

Mijn lichaam is een dier.
Het verschaft direkt plezier
en soms meen ik een glimp
daarvan te vangen.
Tegelijk geef ik geen krimp
gevangen in belangen
en stuntel tussen schappen
met een mandje in mijn arm
verloren, bang en warm
zonder iets te snappen.

Ik mis de hele tijd de kans
maar dit missen is de dans
waarin gebaren wonen
die verholen wensen tonen.

zondag 4 december 2011

Liedjes.

Heel hoog zie je een witte band
die zich spreidt door heel het land
en iedereen in liedjes wikkelt
of je nu grof bent of ontwikkeld.

Hij is een sijsje dat doordringt
en zich door heg en struiken windt
dat nergens stopt of einde vindt
en liefheeft met een liefde blind.

De zon komt op, de mist verzwindt,
soepel speelt en waait de wind
en geeft de bomen onderricht.

Iedereen is gaaf en licht.
Een wereld vol paleisjes
met unicorns en meisjes.

Stofje.

Soms raak ik overweldigd door de zeeën
van somber nieuws en barensweeën.
De aarde raakt snel uitgeput,
protest lijkt van geen nut.

Dan troost ik mij er soms maar mee
dat de aarde slechts een stofje is,
een korrel zand slechts in een zee
van sterrennevels in 't geheimenis
van gaten en een eindeloze tijd
waarin triljarden jaren talrijker dan alle haren
glijden door een eeuwigheid
die er oneindig meer nog kan bewaren.

Nu krijg ik een stofje in mijn oog
en blijkt dus dat ik mij bedroog.

zaterdag 3 december 2011

Rugzak.

Onverhoeds en overromp'lend is er daar een plek
die zich van and're onderscheidt want er is een vlek
die daar de aandacht heeft getrokken en nu verstard
het hart vormt van een ruimte, driehoekigend en zwart.

Hij is solide, braaf en rustig, ziet er netjes uit,
heeft zijn drie dimensies en eindigt boven in een tuit.
Ik zou vrienden met hem kunnen zijn maar laat hem staan,
kijk hem eens aan, wil mij bezinnen op een naam.

Maar die is al gegeven: ik zie een rugzak staan,
zo vast en zeker als ik aan de hemel zie de maan.
Nu gaan de remmen los en ben ik al op reis
door vlaktes en spiralen. De zak is het bewijs

ervan dat zoiets kan gebeuren. Dat is genoeg
voor kleuren om te spatten tureluurs en vroeg.

Moedra. *)

De vormen zijn ongrijpbaar: hoe zit dat in elkaar?
Een staaf kan je toch grijpen dus wat is hiervan waar?
Ook kan je punten slijpen en verslinden kaviaar.
Dus lijkt die uitspraak onzin of op zijn minst wel raar.

De vraag is of de staaf bestaat behalve als een woord
of dat hij slechts wat hout is begrensd door een cilinder
en twee platte vlakken. Je wordt vluchtig als een vlinder
al zet je zo je onderzoek door niets gehinderd voort.

Want wat is vlak en wat is hout en wie is de zoeker?
Altijd weer heb je iets anders nodig om ze te beschrijven.
Dit gaat oneindig verder en zo komen bovendrijven
dieptes en dimensies in een weergaloze woeker.

Maar het grijpen dan, het grijpen is toch daar?
Wel daar maar toch ongrijpbaar want het is gebaar.

* ): "Moedra" (Sanskrit) betekent "Gebaar".

vrijdag 2 december 2011

Getuige.

Hier zit ik stil en heb niets meer om handen
en ben getuige van beroeringen en branden
die uit zichzelf een kringloop doen ontstaan
van komen en verschijnen, verblijven en vergaan.

Zo verrijst de wereld en de hoofdacteur
komt eensklaps binnen door een open deur,
slaat deze dicht en staat dan op zijn ponteneur.
Hij voert zijn drama op in geur en kleur.

Hij trekt door stad en land,
brutaal en soms charmant,
legt contacten, ziet verband,
beroept zich op gezond verstand.

Zo vlecht zichzelf de mand
en ik zie toe, verlaten en vacant.

Alleen.

Er is alleen maar zijn.
Dat is dus geen gegeven
maar slechts geven
altijd door in elke lijn.

Zijn is dus geen ding
maar een durend stromen
zonder einde of begin,
zonder gaan of komen.

Alles is ervan gemaakt
en zo is zijn voor eeuwig naakt.

Toch is niets erin te vinden,
en kan het binden noch ontbinden,
waarover ik mij niet verbaas.

De vaas is immers ook niet in dezelfde vaas.

donderdag 1 december 2011

Denken.

De tijd schrijdt voort maar is dit niet enkel beeldspraak?
De plaats waar hij zojuist nog was is nergens te vinden
en de toekomst waar hij heen gaat is nog in de maak.
Wat overblijft is nu om toekomst en verleden te verbinden
maar als die twee niet zijn te vinden hoe kan het dan bestaan?
Het is niet te bewijzen en daarom neemt men het maar aan.
Hoe weet ik dan dat tijd bestaat als wegvalt elke maat?
Want als ik haar betrappen wil dan ben ik al te laat.
Toch kan ik tellen en herstellen en een geschiedenis vertellen
en zie ik machthebbers verschrompelen en dwergen zwellen
bij de gratie van't geheugen dat in zichzelve leest
wat zojuist nog is geweest en dat eenzaam en verweesd
op zijn eigen beurt wordt aangenomen door een denken
dat niet anders kan dan aan fantomen leven schenken.

In memoriam Fabrice Champignon.

Je hebt nooit willen verleren
met je lichaam te jongleren.
Al kwam het ook een keer ten val,
de ruimte bleef je toeverlaat en al.

In je open ogen
werd je nooit bedrogen.
Je had de moed om zacht te zijn
en lachte om vergeefse pijn.

Je bent de wereld omgevlogen
en maakte and'ren opgetogen.
In je hart, zo wijds en ruim,
hield je niets onder de duim.

Het lijkt dat ik je moet gaan zoeken
maar je bent in alle hoeken.

Natte muts.

Ik ben net thuis gekomen
en buiten sproeit de regen
die doet spiegelen de bomen,
laat glanzen straat en stegen.

Mijn bivakmuts is nat geworden.
Ik zoek een plaats om hem te drogen.
Als ik hem leg over mijn borden
hangt hij te veel gebogen.

Dus pak ik maar de koffiekoker,
trek hem daar overheen.
Nu staat hij sober als een stoker
in het keukenraam alleen.

Daarachter vliegt een meeuw,
embleem van zilvervloed en sneeuw.