De dood komt nader als een straf
en ik wacht verbijsterd af.
Het maakt niet uit wat ik hem gaf
of dat ik nmoedig was of laf:
met zijn wichelroe als staf
kent hij mij al van veraf.
Ik zal hem niet kunnen mijden,
ben steeds tot hem naar het schrijden.
Oog in oog staan wij ooit beiden.
Maar wellicht zal dan het lijden
zich niet langer nog verspreiden
en men kan mij zelfs benijden
want mijn geest zal zich verblijden
als een eind komt aan het scheiden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten