Al wat leeft wil leven
en blijft naar het licht toe streven
tot de laatste snik.
Niemand is daarvan ontheven,
bijenvolk noch ik.
En tegelijk is daar de dood
die almachtig, levensgroot,
dit verlangen steeds doorkruist,
in het kleinste zaadje huist.
Woede noch gebalde vuist
kan dit noodlot ooit voorkomen
maar als er een briesje ruist
wordt de dood zijn macht ontnomen.
Ben ik hem niet slechts aan't dromen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten