In het donker, bang en schuw,
zie ik op het behang
een schim waarvan ik gruw:
een dreiging van belang.
Hij heeft iets van een hondekop
met korte kaken, bits en stevig,
met wenkbrauwen daar bovenop
die mij doen trillen hevig.
En toch blijf ik nog liggen.
Ik ben niet los te wiggen
omdat ik zo zwaar ben.
Zo komt het dat ik wen
aan de raarste angsten
en daardoor niet behoor
tot de allerbangsten.
Maar van durf geen spoor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten