Hij rijdt en reist zonder respijt:
de tijd in alle eeuwigheid
verschaft voor stilte, rust en strijd
voortdurend de gelegenheid.
Er is geen ruimte hem te wijd
en zonder grenzen is zijn vlijt.
Ook zonder ruimte glijdt hij voort,
bij het tellen, woord voor woord,
en keert bij zichzelf nooit terug.
Hij is voor iedereen een brug,
draagt de ruimte op zijn rug
en daaronder stroomt hij vlug.
Maar als het geheugen staakt
komt het dat zijn einde naakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten