woensdag 29 mei 2013

Een.

Er is per keer alleen maar een
en van veelvoud is er geen.
Dat bestaat uit vele enen
die het zijn bestaan verlenen.

Ook al zie ik wel tegelijk
deze letters op papier,
zij vormen toch een rijk
en dat rijk is enkel hier.

Ik maak altijd wel iets mee
en dit vooronderstelt al twee:
daar een eindeloze zee
en hier een kijker op de ree.

Toch is twee nog steeds een woord
dat zich aan geen tweeheid stoort.


Het einde van de tijd.

Hij rijdt en reist zonder respijt:
de tijd in alle eeuwigheid
verschaft voor stilte, rust en strijd
voortdurend de gelegenheid.

Er is geen ruimte hem te wijd
en zonder grenzen is zijn vlijt.

Ook zonder ruimte glijdt hij voort,
bij het tellen, woord voor woord,
en keert bij zichzelf nooit terug.

Hij is voor iedereen een brug,
draagt de ruimte op zijn rug
en daaronder stroomt hij vlug.

Maar als het geheugen staakt
komt het dat zijn einde naakt.


Stap naar achter.

Steeds weer zijn de dingen daar,
onvoorzien van commentaar.
Dit voeg ik er snel aan toe,
zo snel dat ik niet eens weet hoe.

Ik wil dit er weer af gaan halen
maar moet daarvoor de prijs betalen
te missen wat zich toont intussen:
misschien zijn het wel duizend kussen!

Dan doe ik een stap naar achter
en alles wordt direct al zachter.

Ik merk dan dat het commentaar
ook een ding is, enkel daar.
Het gaat gewoon zijn eigen gang
voordat ik ernaar verlang.

dinsdag 28 mei 2013

Wat er is.

Alle dingen gaan voorbij
en hun eindeloze rij
stroomt voortdurend voort,
zonder pauze, ongestoord.

Ook stagnatie hoort er bij,
die is van de tijd niet vrij,
heeft, als 't andere, zijn uur
en een vast te stellen duur.

Ik liep zo even nog op straat,
zag een wolk, zoals dat gaat,
en nu kijk ik naar een plaat
op de tafel die hier staat.

Ook al weet ik mij geen raad,
wat er is komt nooit te laat.

Gemis.

Hoe meer ik dit moment benader
des te minder houd ik speling
en wordt doorzichtiger elk kader.
Ook trotseer ik de verveling
want die komt steeds naderbij -
steeds minder tijd is er voor mij.

Als ik tenslotte samenval
met dit moment zonder getal
verdwijn ik zo geheel en al
en weet niet wat ik wezen zal.

Wat een is kan zichzelf niet kennen
- zo kan een paard zichzelf niet mennen -
en dus is wat in feite is
slechts kenbaar als een groot gemis.

maandag 27 mei 2013

Plotinus.

Ik vraag mij af: "Bestaat "het ene"?"
Zo ja, dan is het niet datgene
waar ik over spreken kan
want dan sta ik los ervan
en is tweeheid het geval -
daarna dingen zonder tal.

Bovendien zijn het twee woorden,
die kunnen het dus al niet zijn.
Ingewikkelde accoorden
doen de eenvoud meestal pijn.

Er is misschien wel een geheel
maar daarvan ben ik een deel,
helemaal ervan gemaakt,
waardoor mijn hand het nimmer raakt.

Commentaar.

Vreemd, dat ik nog steeds iets wil
met dingen die gebeuren
ofschoon zij zelf, spontaan en stil,
zich vertonen met hun kleuren.

Ik heb meestal een commentaar
maar de dingen zijn al daar.
Zij gaan vooraf aan elk verlangen,
onafhank'lijk van mijn gangen.

Telkens wil ik ze nog sturen
want ik kan ze niet verduren
in hun eenvoud en hun pracht
want zij spotten met mijn macht.

Ik verlies mij in mijn klacht
terwijl de wereld danst en lacht.

zondag 26 mei 2013

Afkeer.

Even leek ik op een veer,
zwevend even licht als teer
op een briesje in de lucht
doelloos op een zachte vlucht
en ik kwam ook niet gelijk neer,
liet mij sturen door het weer,
slaakte toen een diepe zucht
want ik was zo opgelucht
omdat ik niet meer dacht aan eer
en was bevrijd van hartezeer.
Verstomd was toen het laatst gerucht,
futiel wat anders was geducht.

Toen kwam mijn plan weer met zijn herrie
en ik riep: "Jakkes!", "Getverderrie!"

Koorddansers.

Er gaapt een afgrond, peilloos diep,
aan weerszijden van een koord
waarover menigeen al liep
omdat het nu zo eenmaal hoort.

Ieder houdt zich in balans
en vergroot daarmee de kans
om zo de overkant te halen
dankzij gelijkbelaste schalen.

Het is eenvoudig om te vallen
in de ruimte zonder wallen,
in de diepte onbegrensd
waar men niets meer ziet of wenst
en waar het donker is en stil
maar 't is het laatste wat men wil.


zaterdag 25 mei 2013

Papier.

Wat gebeurt is als een schrift
op een randenloos papier.
Wat ik doe is dan de stift
maar het papier is alreeds hier,
zowel in ruimte als in tijd.

Het gaat vooraf aan elke strijd
en kan niet worden ontwijd.
Daarvoor is het veel te wijd.

Ik kan schrijven wat ik wil
maar dit vel blijft altoos stil.
Het is geheel onmiddellijk,
in die zin onverbiddellijk.

Alles wat ik ervan weet
is als de staart van een komeet.

De solipsist. II

voor Gerrit Gerritsma.

"Er bestaat alleen maar ik",
zo denkt elke solipsist,
"en als ik op doelen mik
wordt, als dit lukt, door mij beslist.

Net zoals gebeurt in dromen,
waarin allerlei fantomen
door elkaar naar voren komen,
is het woelen en het stromen
in de wereldbrouwerij
al die tijd alleen maar mij."

Dit valt nimmer te weerleggen
maar men kan't ook anders zeggen:
"al bestaat iets anders niet
is er niemand die het ziet".

Net van Indra II *)

In mijn hand heb ik een noot.
Die komt uit een boomgaard groot
en ik nam hem uit een goot
omdat een kans zich daartoe bood.

Zo iets geldt voor mijn bestaan:
Het zou er niet zijn zonder maan
die de stonden reguleert,
van mijn moeder, hooggeeerd.

Zo is wat maar ook ontstaan
uit het komen en het gaan
van een ontelbaar aantal zaken
die met elkaar hun punten maken
en klopt de vorm van het heelal
met een gedachte van Pascal. **)


*)  Het "Net van Indra"
     is een netwerk waarvan elk punt
     verbonden is met alle andere punten
     en vice versa.


**)  "De ruimte is een bol
       waarvan het middelpunt overal is
       en de omtrek nergens"

Blaise Pascal: "Gedachten".

Macht.

Als ik stilsta in de wei
rijdt de trein aan mij voorbij
maar zit ik er een keertje in,
met een krant tot aan mijn kin,
raast diezelfde wei
met een sneltreinvaart voorbij.

Wat beweegt is buiten mij,
en daar ben ik altijd bij,
maar ikzelf verroer geen vin,
dit te willen heeft geen zin.

Ik kan weliswaar gaan lopen,
dan vouwt zich de wereld open
en ik kan stilstaan als ik wil,
dan staan ook de straten stil.


donderdag 23 mei 2013

Uniek.

Als er iets is is dat uniek.
Dit geldt zelfs voor een tuniek.
Ook al zijn er vele van,
er is er altijd een per man.

En er is geen korrel zand
die ontbreekt op't brede strand.
Deze korrel heeft zijn randen.
Zo heeft elke nietsnut handen.

Geen twee druppels zijn hetzelfde
en de hemel die zich welfde
is niet meer de lucht van nu.
Het is een and're paraplu.

Onvervangbaar is een scherf,
een geheimschrift elke nerf.

Otter.

Het is de zon waaraan wat leeft
zijn bestaan te danken heeft.
Heel de wereld is maar klein
in zijn grenzenloze schijn.

Offers werden hem gebracht,
vaak zelfs zonder jammerklacht.
Hij verdrijft de donk're nacht,
geeft aan de gewassen kracht.

Maar op een dag heb ik stilzwijgend
mij hem zomaar toegeeigend.
Hij is een lichtje in mijn oog
dat ik af en toe gedoog
en mijn buik, rond als een tonnetje,
wentel ik in't zonnetje.

Reductio ad absurdam.

Ik vraag mij wel eens af,
waar gaat dit alles over?
Maar dit is als een staf
waarmee ik mij betover.

Het antwoord dat ik krijg
vooronderstelt al krijg:
een veld dat ik verover
vol kennis, rijk als lover.

Toch biedt waarnaar ik neig
gelegenheid te over
te doen wat ik verzwijg -
zo word ik enkel dover
en eindig als een twijg,
wiebelig en pover.

woensdag 22 mei 2013

Zang.

voor Barbara Wessel.

Wij zijn bijeengekomen
om samen te gaan zingen.
Wij kennen vele tonen
die wij al eens ontvingen,
bevrijden onze stemmen
uit hinderlijke klemmen,
gaan op in melodie,
we weten niet van wie,
totdat er iets verspringt
en de zang zich zingt.

Zij is altijd geweest
het centrum van het feest.
Wij hangen er slechts aan
als water aan de maan.

Hoge ogen.

Ik gooi hoge ogen
in mijn voortdurend pogen
mijn zaak te controleren
in plaats van die te eren.

Dit geldt ook mijn gedachten.
Ik verbruik mijn krachten
om ze te onderwerpen
en bouw mentale terpen
in plaats van ze te laten
vervloeien door de gaten
van tijden zonder randen
waardoor ze nergens landen.

Maar ik wil koning zijn of heerser
en word zo steeds hardleerser.

dinsdag 21 mei 2013

Rijdans.

Er is een lange reeks gedachten
die staan  te dringen in hun rij.
Of het nu zegens zijn of klachten,
zij komen een voor een voorbij.

Ik weet niet vanwaar zij komen
en evenmin waarheen ze gaan.
Als ze er zijn zijn ze als dromen
en ongrijpbaar als de maan.

Zij zijn als sterren in de nacht
en ik heb ze niet bedacht.
Ze komen op uit eigen kracht,
soms voorzien, soms onverwacht.

Als ik zeg: "Die is van mij!"
is dat er nog een in de rij.

Klosje garen.

Mijn kat springt af en toe op schoot
maar dit verhindert niet zijn dood.
Die wetenschap is hartverscheurend
en die maakt mij droef en treurend.

Er is niets dat ik kan doen
behalve dat ik mij verzoen
met het kloppen van zijn hart,
met het mijne een in smart.

De situatie is benard.
Toch maakt hij een frisse start,
speelt nu met een klosje garen
of zit naar de draad te staren.

Ik kan mijn droefheid niet bewaren
als ik niet denk aan tijd of jaren.

Adem.

Ik voel hoe ik nu ademhaal,
kalm en onpartijdig.
Mijn adem is als een foedraal,
aan 't lichaam evenwijdig.

Hij herhaalt zich elke maal,
is met zichzelf niet strijdig,
zet zich voort bij elk verhaal
maar houdt zich toch afzijdig.

Ongestoord en nonverbaal
wordt hij zelf niet nijdig.
Toch heeft hij zijn eigen taal,
accuraat en tijdig.

De adem is een trouwe vriend,
altijd bij me, onverdiend.

Herkenning.

Zelfs wanneer ik mij bekeer
en mij neerbuig in het stof
kan dit zijn tot eigen eer
wanneer ik enkel doe alsof.

Ook al lijk ik wel grootmoedig,
is mijn deemoed overvloedig,
toch geniet ik daar mooi van,
ben van hoogmoed in de ban.

Hoe maak ik dit ongedaan,
kom ik aan and're oevers aan?

Slechts wanneer ik mij vergeet 
en dus van mijzelf niet weet
kan het zijn dat ik herken
dat ik er helemaal niet ben.

maandag 20 mei 2013

Oude man.

Gister stond ik in de winkel
tussen komkommer en radijs
toen een onverwacht getwinkel
mij opeens bracht van de wijs.

Naast mij stond een jonge vrouw.
Ik nam haar in ogenschouw
maar keek naar beneden gauw
toen zij naar mij omzien wou.

Toch had ik haar oog gezien,
als de hemel blij en open.

Omdat ik daarin tot niets dien
ben ik ijlings weggelopen,
zag een bloemkool van een tien
en besloot die maar te kopen.

Overname.

Plots ben ik in vreemde tover
want iets anders neemt mij over.
Als een blaadje in het lover
word ik onopvallend pover.

Van het gladde en het ruige
is er nog wel een getuige
maar ik weet niet wie dat is
omdat ik mijzelve mis.

Er wordt weliswaar nog gedacht
maar de denker is als nacht.

Nu is er een and're macht
die zich opwindt en verwacht,
die nu door mijn aders stroomt
en de wildste dromen droomt.

Uitstel.

Het wordt tijd om op te staan,
nieuwe wegen in te slaan,
maar ik wil nog steeds niet gaan:
telkens vraag ik uitstel aan.

Ik ben nog steeds niet uitgedacht,
daarom is het dat ik wacht.
Ik verschuil mij in de nacht
en onttrek mij aan de jacht.

Zonder tegenzin of klacht
drijf ik hulpeloos en zacht
rond in wezenloos vergaan
en kom nooit ergens aan.

Ik ben hetzelfde als de maan
die niet weet van zijn bestaan.

zondag 19 mei 2013

Wonderschoon.

Er bestaat een hoog domein
waar geen plaats is om te zijn
en waarin tijd en eeuwigheid
zijn vergaan, met elk feit.

Ook "domein" is dus verkeerd
en wordt ten onrechte vereerd.
Ik benader het het meest
als ik het benoem als "geest".

Daarin resideert het goede
wat zich bij ons uit als wil
opdat het het ware hoede
dat van kennen vormt de spil.

Het is bijzonder noch gewoon,
daarom juist zo wonderschoon!

De spelbreker.

een navertelling. *)

Er kwam een koning op bezoek
in een rijk, geducht en kloek,
waar hij gastvrij werd onthaald.
Wat hij zei werd snel vertaald.

Men had lopers uitgerold.
Het krioelen was gestold.
Ieder stond in het gelid
rond de route van de rit.

Men deed ook de renbaan aan
waar het volk omheen ging staan.

De vorst zei: "Laat ons verder gaan,
ik ben weliswaar aangedaan 
maar het is mij reeds bekend
dat een paard het snelste rent."


*):  Naar Johan Huizinga's "Homo Ludens".

Bedding.

Hoe komt het toch dat ik, verstrikt
in mijn angsten en ideeen,
door het nietsdoen wordt verkwikt,
meer nog dan door duizend zeeen?

Zou het zijn omdat ik zie
de cascade van't verleden
samen met zijn evenknie:
dat wat nog niet is vegleden
en wat allemaal gaat komen,
onsubstantieel als dromen?

Heden, toekomst en verleden
roep ik zelf op door mijn schreden.
Zo vormt dit geloof in de drie tijden
steeds een bedding voor mijn lijden.

vrijdag 17 mei 2013

Droom.

Ik hoef niet meer te klagen.
Vervuld zijn nu mijn dagen
met wat ik mij heb opgedragen:
om niemand te belagen,
over niets meer door te zagen,
verzaken aan het jagen,
te vullen alle magen
en lief en leed te dragen.

Ook al gaat dat niet gelukken
en moet ik mij steeds blijven bukken
onder tegenslag en jukken,
ik laat mij hierdoor toch niet drukken,
zal de zoete vruchten plukken
van mijn droom die blijft verrukken.

Enigma.

In de ochtend is het fris
en de wereld staat nog stil.
Het is te vroeg voor een gemis,
daarvoor is mijn geest te pril.

Ieder ligt nog in zijn bed
en beleeft daarin zijn pret
maar hierbuiten vriest het matig
en de gevels zwijgen statig.

Was ik ontrouw of nalatig
dat ik in de vrieskou sta?
Gelukkig is mijn saldo batig.
Zo ben ik een enigma.

Over straat waggelen meeuwen
net als in voorbije eeuwen.

donderdag 16 mei 2013

Op de vlucht.

Er is alleen maar wat er is
dus kan dat zichzelf niet kennen.
Daarom schept het hindernis,
iets waaraan het niet kan wennen
en waarvan het afstand neemt.

Daardoor heeft het zich vervreemd
van zijn eigen aard
maar dat is de moeite waard
want het heeft nu een bewijs
dat voldoet aan deze eis:
er moet iets zijn dat ik niet ben
waardoor ik mij als ik herken.

Daarom neem ik steeds de benen,
ook al wil ik mij verenen.

Korfloos.

Heel de wereld is aan't vloeien
en voortdurend aan het groeien.
Er is weliswaar ook verval
maar dit vermeerdert het getal
van debacels die er waren
in een wassend aantal jaren.

Elk moment is al vergleden
en een deel van het verleden
voordat iemand het kan grijpen.
Daardoor blijft de leegte nijpen
die geen grenzen kent of maat
als een korfloze raat.

Omdat iets nooit een tel maar staat
kom ik altijd opnieuw te laat.

Vertrouwen.

Het valt niet meemj te ontspannen
want er kan nog iets gebeuren
dat niet uitkomt voor mijn plannen
ondanks mijn gesloten deuren.

Liever sluit ik alles uit,
kan zo rustig slapen,
maar een onverwacht geluid
roept mij plotseling te wapen
want mijn have en mijn bruid
kan mij zo maar iemand kapen.

Waaropkan kdan vertrouwen?
Op blazoens die zich ontvouwen.
Zelfs al zijn zij van scharlaken
staan zij garant voor mijn ontwaken.

woensdag 15 mei 2013

Wraak.

Heel dit leven lijkt op leren
en een telkens corrigeren,
als het stuit'ren van een bal
tengevolge van zijn val.

Heb ik iets verkeerds gedaan
wend ik al mijn krachten aan
om dit ijlings te herstellen
en pas dan beter op mijn tellen.

Zo word ik steeds voortgedreven
door een eind'loos krachtenspel,
voel vermoeidheid na het streven
en word wakker door de bel.

Als ik de balans opmaak
lijk ik op een golf van wraak.

Bedelmonnik.

Ik laat mijn plannen varen.
Mijn geest komt tot bedaren.
Mijn voorwaarden vervallen.
Ik sta hier tussen allen.

Nu houd ik niets meer vast,
ga verder zonder last.
Niets is er dat niet past.
Ik schilder zonder kwast.

Ben blut, zonder beroep,
sta los van elke groep,
tel tegels van de stoep
en bedel om wat soep.

Waai mee met elke wind,
krakelend als een kind

maandag 13 mei 2013

Vrede.

Ik laat mij steeds bepalen
door allerlei verhalen
over ruimte, zijn en tijd
met als piek identiteit.

En toch, als ik die vallen laat,
ontstaat er weldra een hyaat,
zonder liefde, zonder haat,
waar alle trots verloren gaat.

Er is dan enkel vrede.
Die deelt zich simpel mede,
is vrij van norm en zede.

Het zwaard blijft in de schede.
Er is geen vraag of rede.
Verhoord is elke bede.

Respect.

Mijn geest is als een reus
en zeer tumultueus.
Hij splijt mij vaak in tweeen
met allerlei ideeen.

Soms, als ik een hand wil geven,
zegt hij: "Wacht nog even!
Speel niet met je leven!"
of: "Doe niet overdreven!"

Dan blijf ik hangen in een gat
en wou dat ik het anders had.

Ongewenst is het volstrekt
maar ik laat het onbedekt
en betoon het zo respect.
Elke vlek is onbevlekt.

Godenschemering.

Ik ga een keertje dood.
Mijn angst daarvoor is groot.
Ik weet niet hoe dat gaat
en wat mij dan te wachten staat.

Ik heb een paar ideeen
maar die zijn wild als zeeen,
zonder grens of grond.
Zij kolken slechts wat rond.

Alles kan gebeuren.
Ik kan naar pus gaan geuren,
mijn oogwit kan verkleuren:
men zal mij af gaan keuren.

Ik word een schaap tussen de Hunnen.
Dat zou zomaar kunnen.

Er in getuind.

"Engelen en kinderen
hoort nu wat ik vertel.
Laat u door niemand hinderen;
u weet het trouwens wel:

Ik zag laatst een gestalte
verheven en beeldschoon.
Ik miste dit gehalte
en vreesde voor haar hoon.

Als ik op haar ging jagen
zou zij mij slechts gaan plagen.
Ik wilde ook niet klagen
en dorst haar niets te vragen.

Ik wendde voor te haten
en kan't nu niet meer laten".

zondag 12 mei 2013

De lezer.*)

Er wordt gelachen en gedanst
en kaarten worden volgestanst
met gaatjes en patronen
waaruit gewoontes komen,
met lauweren omkranst
wie zingt over zijn dromen.

Er wordt geleden en gevreesd.
Gevallenen, verweesd,
dwalen door spelonken
en tasten halfdronken
naar wat hen schaadt het meest
of zitten vastgeklonken.

De wereld lijkt beschonken
voor wie dit ook maar leest.


"Op dit moment denkt u
 dat u dit leest."

De Eerwaarde Chogyam Trungpa
in "Spriritueel Materialisme Doorsnijden".  

Stilleven.

Op tafel staat een vaas
stil en stijf te pronken
met daarnaast een zacht stuk kaas
en kettinkjes die vonken,
alles in een gouden waas
gewikkeld en verzonken.
Daarboven hangt een haas.
Zo is de zaak beklonken.

Als ik nu naar achter ga
dan wordt dit alles kleiner
maar kom ik dichterbij daarna
dan zie ik het weer fijner.

Het blijft zo een geheim
hoe groot die dingen zelf zijn.

zaterdag 11 mei 2013

Vrijgesproken.

een vertelling.

Aan het einde van zijn leven
verkeerde Sam in angst en beven
want hij was niet vooruit gegaan
in de loop van zijn bestaan.

Hij had verzaakt aan het gebod
om iets te maken van zijn lot
en zag successen om zich heen,
zonder moeite, naar het scheen.

Toch kwam hij aan de hemelpoort
waar een engel sprak dit woord:
"Laat gaan uw angst, zij is bekend,
maar weet dat u bevrijd nu bent
want dit verklaart uw kwelling:
u stond steeds op een helling."

Zonder grond.

Zo lang ik trekken kan en schuiven
verleen ik diepte aan't bestaan
en een ruimte blijft zich huiven
als decor voor komst en gaan.

Het kunnen maken van een keuze
geeft geboorte aan de leuze:
"Ik heb een vrij en los bestaan,
ben hierin groter dan de maan."

Zo roep ik een illusie op
en zet de waarheid op haar kop
waardoor ik mij om niet belast
wat jammer is en niet gezond.

Maar al zit een zaak muurvast
dan blijkt pas echt: er is geen grond.

Vervelingsvrees.

Ik zit rustig hier en kalm,
sla mijn ogen op en talm:
"Zal ik nu nog verder kijken
om mijn wereld te verrijken
of verleidingen ontwijken,
voor die aandrang niet bezwijken?"

Ik blijf steken in het midden,
ben zo half aan het bidden
dat ik verlokking mag weerstaan
maar laat tegelijk mijn blikken gaan,
zoek naar vormen die hen strelen
en bouw daarbij luchtkastelen.

Zo laat ik mijzelf verdelen
uit de vrees mij te vervelen.

vrijdag 10 mei 2013

Dom.

Heel het leven is een keten
omdat er niets van wordt vergeten.
Alles is aaneengeschakeld
en kan dus worden opgerakeld.

Het ligt peilloos opgetast
in een plankenloze kast.
Dit maakt dingen strak en vast
maar is soms ook wel een last.

Toch komt het voor dat ik vergeet
wat ik allemaal niet weet.
Dan is er plots geen plan of leed
en ben ik los van elke eed.

De hele wereld danst rondom
die vreedzaamheid, zo stil en dom.

Klokketoren.

Hoogverheven in zijn toren
laat de klok zijn klanken horen.
Door zijn slagen, elke maal,
maakt hij van de stad een zaal.

Ieder weet dan van de tijd
en krijgt de gelegenheid
om zijn afspraak na te komen
of om voort te gaan met dromen.

Intussen toont de wijzerplaat
aan de mensheid zijn gelaat
en blinkt ook in de hemel
boven business en gewemel.

Soms lijkt het dat de wijzer staat,
voordat hij weer verder gaat.

donderdag 9 mei 2013

Reden.

Alles heeft alleen een reden
bij de gratie van't verleden
maar de vraag of dat bestaat
staat de hele tijd paraat.

Er is wel geschiedenis
maar, zoals gezegd, die is.
Zo is de verleden tijd
altijd nu in eeuwigheid.

Hoe kan ik dan zien bewegen?
Ik zit met die vraag verlegen.

Hiertoe kan alleen maar deugen
het bestaan van het geheugen.
Is dat ooit een keer vergleden
vervalt beweging met haar reden.


Winwin.

Mijn uitgangspunt is ideaal
en beschikbaar helemaal.
Het biedt zelfs ruimte aan de dood,
zo zeker en zo levensgroot.

Ik weet niet wat er daarna komt,
of iets nog doorgaat of verstomt.

Is die laatste optie waar
dan is er niemand daar
die zich aangordt voor een strijd
of aan wat dan ook nog lijdt.

Gaat het leven echter voort
dan is de dood alleen een poort
naar een serie nieuwe kansen
en kan ik altijd blijven dansen.

Buurman.

Ik heb mijn buurman net gezien
en hem hartelijk gegroet.
Hij zat toevallig in lijn tien
en op het oog ging het hem goed.

Hij is beslist geen stakker
dus lig ik van hem niet wakker,
ben mij van hem niet zeer bewust
en heb wat dat betreft dus rust.

Heel anders is het toch gesteld
met mijzelf die zich steeds meldt.
Ik val mij lastig met geweld
en ben nog steeds niet uitverteld.

Laat als mijn buurman zijn ikzelf
opdat ik mij niet steeds opdelf.

woensdag 8 mei 2013

Pauze.

Ik word voortdurend afgeleid
door mijn plannen voor de strijd
en mis zo de gelegenheid
om te stappen uit de tijd
en om zonder hindernis
te zien wat al voorhanden is.

Mijn ramen zijn beslagen.
Ik zie de zon niet dagen
en stel nog steeds mijn vragen.
Het inzicht komt bij vlagen.

Dus geef ik nu mijn plannen op
en zet ik mijn projecten stop
waardoor ik mij niet langer fop.
Ik pauzeer terwijl ik shop.

Identiek. *)

Ik zoek naar het verband
tussen beperkt en onbegrensd,
tussen de omtrek van mijn hand
en wat mijn geest aan ruimte wenst.

Dat is er bij een korrel zand
en zijn gezellen op het strand.
Hij is een te bepalen deel
van een vastliggend geheel
maar voor de ruimte zonder rand
is hij onmeetbaar door't verstand.

En toch zijn ze er allebei:
wat meetbaar is, wat open.
Zij tonen hun gezicht aan mij:
oneindig zijn de knopen.


*):  "Vorm is leegte, leegte is ook vorm."

Het soetra van het hart van overstijgende kennis.


Altijd mis.

Naar waar ik ben kan ik niet  reizen
en mijn vinger kan net wijzen
naar zijn eigen top.
Het is maar beter dat ik stop
met dit te proberen.

Toch is dit moeiijk af te leren
want ik wil weten wie ik ben
omdat ik mijzelf niet ken.

Dit zal mij dus nooit lukken,
al breek ik mij in stukken:
als een brok het and're ziet,
ziet het nog steeds zichzelve niet.

Zo mis ik ook de lafenis
van 't zien van mijn begrafenis.



Onmogelijk.

Ik zie een lange stoet.
ieder daarin pakt zijn hoed,
neemt die af als laatste groet
voor wie dapper leek en goed.

O,dit is een schouwspel zoet
dat verwarmt het gemoed
en zich meedeelt aan het bloed
met een zachte diepe gloed.

Wat is er dan aan de hand?
Het is mijn begrafenis.
Klokken luiden door het land
voor mijn eigen dodenmis.

Ik wil't graag lezen in de krant
maar ben al geschiedenis.

maandag 6 mei 2013

Omgekeerd.

Dat wat in de ruimte komt
gaat ook ooit wel weer eens weg.
Alle dingen, opgesomd,
blijven niet waar ik ze leg.

Als ze zich soms niet verroeren
kan ik ze nog steeds beroeren.
Een symfonie kan mij ontroeren
en ik kan goed of beter boeren.

Slechts de ruimte geeft geen krimp
en is op die manier massief.
Of ik hem eer geef of beschimp,
hij neemt het allebei voor lief.

Zo is dit alles omgekeerd
van wat ik eerder heb geleerd.


De Heer.

God is overal
en de Heer van het Heelal.

Hij is over alles Koning,
om de sterren staat zijn woning
maar Hij lijdt ook in de Hel
en zit daar danig in de knel.

Want Hij heeft tot Wet gesteld
dat gestraft wordt elk geweld.
Omdat Hij daartoe kracht verleent
is Hij droevig en versteend.

Omdat uit Hem het al ontstaat
is Hij ook oorzaak van het kwaad.
Daarom neemt Hij met geduld
op Zich alle blaam en schuld.


Onvergeleken.

Als ik nalaat te vergelijken
zijn er ook geen and're rijken.

Er is dan enkel wat er is
zelfs al is dat vlees noch vis.
Er is dan ook geen and're tijd
maar eenvoudig eeuwigheid.

Dan is er geen grond voor spijt
en geen tijd voor haat en nijd.
Niets wat dan nog beter is
en geen plek waar't heter is.

Alles is dan soeverein
en kan nooit iets anders zijn.
Of het reusachtig is of klein
speelt geen rol op dit terrein.

Wat tijd is.

Tijd moet men niet verwarren
met wat erin gebeurt.

Natuurlijk zijn er karren
waarvan de disselboom verkleurt
en telkens jonge sparren
waarvan de hars niet geurt.

Evenmin is zij de vaart
waarmee zij verstrijken kan
en niet te vangen op een kaart.
Maar wat is zij dan?

Een verstrijken, traag of vlug,
en het komt ook nooit meer terug.
Zelfs al keert hetzelfde weer
dan is het toch de tweede keer.

zondag 5 mei 2013

Steeds.

Ooit was er een open veld
waar geen kwelling werd gemeld.
Toen ben ik daarin ontstaan,
dat neem ik tenminste aan.

Ik heb mij dit steeds weer verteld
met verve en verbaal geweld
waardoor ik het nu rotsvast geloof.
Voor and're woorden ben ik doof.

Toch is er iets vooraf aan taal
dat steeds terugkeert, elke maal
als ik het even niet meer weet
en de geschiedenis vergeet.

Het is een stilte, vrij van zorg
die staat voor bevrijding borg.

Opgelost.

Zelfreflectie en het leven
en tenslotte het bestaan:
zij zijn zondermeer gegeven
maar waar komen zij vandaan?

Kennis schiet hierin te kort,
hier kan men enkel geloven
of, als het daaraan schort,
alle lichten doven.

Of zou het kunnen zijn
dat die vragen, met hun pijn,
slechts bestaan uit misverstand
en was er nooit iets aan de hand?

Zij zijn slechts geldig door de tijd
die oplost in vergetelheid.



zaterdag 4 mei 2013

Gezegd.

"Ik zit stil op deze bank"
en spreek die gedachte uit.
"mijn rug is stevig als een plank
en een vlieg landt op mijn kuit."

Dat is gemakkelijk gezegd
maar doet het aan de waarheid recht?
Ik heb mijzelf iets uitgelegd
maar is dit nu ook echt wel echt?

Ik weet niet goed wie dit nu doet,
wie er meeruist in het bloed
of naar deze vlieg nu staart
en dit lichaam steeds ervaart.

Alles straalt in warme gloed
maar wie dit voelt wordt niet ontwaard.


donderdag 2 mei 2013

Wenk.

Ik vat de tijd op als een lijn
en mijn lichaam als een trein
op het spoor waarop ik reis
en zo word ik misschien wel wijs.

Ik vergeet dat ik dit denk
en zie wat is zo over't hoofd
maar ontvang soms nog een wenk,
ben dus niet compleet verdoofd,
en waardeer weer het geschenk
dat van oudsher was beloofd.

En in plaats van voort te gaan
blijf ik somtijds even staan,
proef de diepte van de maan,
kijk u vol verrukking aan.

Blijven kijken.

Ik wil naar de oorsprong terug
maar de sluiers blijken stug
die mij daarvan scheiden.
Ik kan mij van hen niet bevrijden.

Daardoor kan ik die niet vinden
en ongrijpbaar als de winden
vlucht zij altijd voor mij weg.
Zij toont zich niet als ik dat zeg.

Maar zie, dat is ook niet zo raar
want ze is ook niet meer daar.
Als een oogwenk, snel en vlug
komt zij nooit en nimmer terug.

Als ik echter maar blijf kijken
tonen zich steeds nieuwe rijken.

woensdag 1 mei 2013

Rouleren.

Ik neem het rijk in ogenschouw
en zie daar veel verschillen.
Het is een kolossaal gebouw
maar ik zou het anders willen:

Velen zie ik in de rouw
of honger niet te stillen,
de onderdrukking van de vrouw
of slachtvee hulp'loos gillen.

Een ander op de keizerstroon,
welgedaan en waardig,
of iemand aan zijn macht gewoon:
is dat niet onrechtvaardig?

Ik zou dit zondermeer beweren
tenzij ze een voor een rouleren.

Drie-eenheid.

Het goede, het ware en het schone:
staat elk daarvan apart
opdat ieder betrone
de zetel naar haar hart?

Dan zijn het hypostasen
met onderscheiden fasen 
gevormd door fijne frasen
en bazen boven bazen.

Of zijn ze als de zijden
van een piramide,
zodoende niet te scheiden
en dus niet schizoide?

Of je dan deze hebt of die,
je hebt ze telkens alledrie!