In mijn hand ligt een karaf
maar daar gaat wat aan vooraf:
Vanuit dat wat er al is
roert zich een bemoeienis
die zichzelf wil excuseren
door een doel te proclameren.
Dat roept de tijd op die non stop
zichzelf herhaalt als hartgeklop
en met behulp van het geheugen
de vorm kan krijgen van een lijn.
Dit is dan ruimte die kan deugen
als een wonderdiepe mijn
waarin plaats is voor verschijning
die gedacht is als weerkaatsing,
met zijn grillige omlijning,
van mijzelf, die uit de maat zing,
strevend en onaf,
met een halfvolle karaf.
Als het zijn voor zich gaat spreken
is de kans op rust verkeken.
Maar wellicht is het niet waar
en is dit enkel denken maar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten