zondag 31 mei 2015

Eerste liefde.

Alles wat mijn hart doorkliefde
is gemaakt van eerste liefde
en de dwaasheid en de pijn
die daar het gevolg van zijn,
scherp en bijtend als azijn,
krijgen mij toch nimmer klein,
want die liefde kan niet sterven,
ook al moet ik haar soms derven.

Alles is van haar gemaakt,
ook het vonnis dat mij raakt
als ik van haar af moet zien
en haar zelf als brandstof dien.

Al mijn codes zijn gekraakt
wanneer zij in mij ontwaakt.

Gouden flarden.

Zo lang jij mij af blijft wijzen
maak ik verre reizen
naar het rijk der fantasie
waar ik vreemde dingen zie.

Alles wat ik daar ontdek,
op die onontgonnen plek,
wil ik aan je voeten leggen,
hopend dat je denkt: "Verrek!,
deze vent heeft wat te zeggen
en is toch nog niet zo gek!"

Blijf dus nog maar wat volharden
en ik breng je gouden flarden
uit een onbekend gebied
die ik aan je geef om niet.

zaterdag 30 mei 2015

Demokritus *)

Als ik ben in dit moment,
dat geen bron of toekomst kent,
kan mij nooit iets overkomen.

Angsten zijn alleen maar dromen,
met de tijd co-emergent,
en daarmee dus de symptomen
van het geloven in een end
dat nog steeds niet is gekomen.

Mocht het er toch eenmaal zijn,
wie draagt daavan dan de pijn?

Als ik er dan toch nog ben
weet ik dat ik 't eind niet ken.
Het blijkt enkel fantasie
en iets dat ik nimmer zie.


*): "Waar de dood is ben ik niet.
      Waar ik ben is de dood niet."

Demokritus.


Weergave.

Deze avond kom ik aan
net als je uit huis wilt gaan
en de klokken zeven slaan.

Ik sta klaar met een presentje
en dan zie ik hoe je wendt je
met je hoofd naar een vriendin,
van je glimlach het begin,
die ik niet interpreteer
maar bewonder als een veer,
glanzend aan een engelvleugel.

Hartstocht, die ik niet beteugel,
legt zich aan je voeten neer
want je geeft mij vrede weer.

donderdag 28 mei 2015

Onverschrokken of bedeesd.

Heel dit leven is een spel
als het woelen van een wel.
Ik vergeet dat meestal snel
waardoor ik mij telkens kwel.

Dan neem ik het serieus
en mij daarmee bij de neus.

Ik ben enkel maar verzonnen
en in feite nooit begonnen.
Ik geloof vast in mijn bestaan
maar ik tref het nergens aan,
ben een spinsel van de geest
en iets anders nooit geweest.

'Onverschrokken' of 'bedeesd'
zijn fantomen van dit feest.




In en uit.

Ik beschouw mij als geboren
met het einde al in zicht.
Ik moet naar geboden horen
en vervullen wet en plicht.

Ik sta wel eens op een toren,
zit daarna weer zonder licht,
herken voor de eerste maal
heel dit leven als verhaal

dat zich afspeelt in een zaal
waarin ik slechts even daal
alvorens weer op te stijgen
in het adamanten zwijgen

van een ruimte, onbegrensd,
waarin nooit iets wordt gewenst.

Garantie.

Bij wat aanzien en wat macht
rijst ook op een donk're kracht.

Die heeft op zijn kans gewacht,
zoekt naar misbruik in de nacht,
terwijl hij in stilte lacht
want hij waant zich onverdacht.

Maar hij wordt slechts zelf misbruikt
door wie hem die macht aanpraat.
Wellust die vervulling ruikt
ziet niet goed meer hoe dat gaat.

Wat maakt dat ik hiervoor waak?
Mededogen's schone taak.
Die kent strategie noch plan
omdat zij niet veinzen kan.







woensdag 27 mei 2015

For the wedding of Koos and Nicolette.

In a country, green and flat,
practiced Koos and Nicolette
Holy Dharma, not too bad,
and, like making gold from lead,
Koos changed what was once a shed
in a palace, went ahead
then into France
and performed a second dance.

Nicolette saw her chance
and she joined him with her lance
to cure problems and disease.

Both together are at ease
and enjoy now great release.
May their union all here please!


maandag 25 mei 2015

Zonder schromen.

Opdat ik mij nu verzoen
met mijn wederwaardigheden
hoef ik niets te doen
dan te rusten in het heden.

Alles komt dan naar mij toe,
onbelangrijk is het hoe.

Het is levend, onvoorspelbaar,
maar daardoor niet minder waar,
als een onvermoeibaar stromen
in mijn waken en mijn dromen.

Inclusief ook de symptomen
van een handjevol syndromen
want nu zeg ik, zonder schromen:
"Laat het allemaal maar komen!"

Plicht.

Ik verklaar met hart en ziel
dat ik van je houd.
Voor jou is dat geen big deal
want het snijdt geen hout.
Ook al lik ik dan je hiel
blijft mijn hart daarbij te koud.

Ik moet zoeken naar het goud
dat wellicht daarbinnen ligt
opdat ik mij dan verstout
en de schone taak verricht
jou te voeren uit het woud
naar een plek vol vreugd' en licht.

Hiervoor ben ik nooit te oud,
altijd noodt die zoete plicht.

Onpartijdigheid.

Ik streef naar gelijkmoedigheid
als naar 't allerhoogste goed
maar die onpartijdigheid
zit al in mijn bloed.

Immers, als ik voor iets ben
is het al gezien.
Daaruit blijkt dat ik het ken
en ervan als kenner dien.

En als ik iets anders laak
geeft dat aan dat ik al waak
want dat and're zag ik al
eer ik tot kritiek verval.

Hierin heb ik zelfs geen keus:
priester staat hier gelijk aan geus.

Geregen.

Soms dan hoor ik niets van jou,
ondanks dat ik van je hou
en je zwijgt in alle talen,
luistert niet naar mijn verhalen.

Daarop dwaal ik angstig rond,
in vermoedens, ongegrond,
en moet in spelonken dalen
tot jij mij omhoog komt halen.

Ik zie niet dat als je zwijgt
jij mij aan een ketting rijgt
van het zuiverst parelmoer,
aan het goddelijkste snoer
dat mij aan de leegte bindt
waar ik ware vrede vind.

zondag 24 mei 2015

Onderschat.

Ik heb je altijd onderschat.
Jij bent uit ander hout gesneden
dan ik in gedachten had.
Zo trok ik je naar beneden
om te passen in mijn pad.

Jij liet je niet overreden
en zo bleef je onbespat
voortgaan op je eigen schreden.

Ik bleef zitten op mijn gat
en blijf kniezen tot op heden.

Maar jij hebt gezien wel dat
ik mijzelf moet zien te kneden
voor ik gloeien mag in't bad
van jouw blije zaligheden.



Zonder mij.

Deze wereld is al vrij
en kan heel goed zonder mij.

Ach, ik hoor er zo graag bij
maar dat maakt toch niemand blij,
want dan dring ik mij slechts op,
zit een ander op zijn kop.

Ook is het een wrange mop
dat ik bij mijzelf aanklop
en mij steeds weer lastig val
met een and're niemendal.

Wanneer houdt dit ooit eens op?
Ik weet niet hoe ik dit stop
maar ben, als de wereld, vrij
want ook ik kan zonder mij.

zaterdag 23 mei 2015

Regenboog.

Mijn verlangen is steeds groot
naar hetgeen zich nog niet bood.
Soms is het zelfs naar de dood
of een leven in de goot.

Als het maar iets anders is
dan waar ik vandaag mee zit.
Zonder een gebeurtenis
worden mijn verlangens wit.

Maar dan springt mij in het oog
dat ik mij wellicht bedroog:

Als ik zoek naar wat ik mis
mis ik daardoor wat er is.
Nu richt ik mijn blik omhoog,
zie zowaar een regenboog!

vrijdag 22 mei 2015

Rollercoaster.

Ik zit in een rollercoaster
die omhoog gaat en omlaag.

Mijn verlangen minnekoost er
duizend nimfen al te graag
maar wanneer ik mij dan rooster
is dat eveneens vandaag
en mijn teerst geliefde bloost er
omdat ik mij weer misdraag.

Steeds gaat hij maar op en neer,
waarbij ik mij flink bezeer,
maar dan vat ik telkens weer
moed voor toch maar nog een keer.

't Is alsof ik het nooit leer,
wat ik verder ook beweer.

Nummer een.

Als ik nummer een wil zijn
lijk ik wel wat op een plein
met daarop een monument
dat maar een signaal uitzendt:
kom hierheen, bevredig mij,
liefst laat ik je nooit meer vrij.

Allen spoeden ijlings heen
op de klank van dit signaal
en ik blijf geheel alleen
achter in een lege zaal,
onberoerd van top tot teen.
Was dit nu mijn ideaal?

Neen, nu klaag ik steen en been
terwijl ik hartgrondig baal.

donderdag 21 mei 2015

Mooi.

Regelmatig komt het voor
dat ik mij aan woede stoor
die mij zomaar overmant
en berooft van mijn verstand.

IJlings druk ik die dan weg
maar soms heb ik toch de pech
dat ik er gevolg aan geef
zodat ik er zelf van beef.

Toch is er een derde weg:
dat ik helemaal niets doe.

Zonder plan en overleg
laat ik deze woede toe
en ervaar vervolgens hoe
hij zelfs mooi is en nooit moe.

woensdag 20 mei 2015

Als een vis.

Deze wereld doet mij goed
want geeft niet wat ik verwacht.

Daarom vergt het niet veel moed
en vereist het weinig kracht
mij te wenden van haar vloed
en te kiezen voor de nacht
waar ik geen bedrog ontmoet,
ben gevrijwaard van haar macht.

Ofschoon het daar donker is
voel ik mij daar als een vis
in vertrouwder water.

Er is daar geen hindernis
en geen schijn verraadt er
maar soelaas ontstaat er.

Ontdubbeling.

Ik zoek meestal nog iets achter
wat er nu spontaan verschijnt
en ga uit ook van een wachter,
die achter mijn oog verdwijnt.

't Is een waarheid als een koe
dat ik mij hierin vergis
want ik voeg er iets aan toe
wat er helemaal niet is.

Dat zorgt dan voor vrees en beven
en verduistert heel mijn leven.

Ik verdubbel het bestaan
maar dat is alleen maar waan.
Deze wereld, als een bel,
duurt nog korter dan een tel.

dinsdag 19 mei 2015

Verzoek.

Mijn verzoek is niet te stuiten
en moet zich voortdurend uiten.
Misschien gaan je oren tuiten,
sluit mij dan maar rustig buiten.

Ik vraag jou mij te vergeven.
Daarmee schenk je mij het leven
dat ik aan jou terug wil geven
door 't verlangen voortgedreven
dat het jou nu goed mag gaan
na het kwaad, door mij gedaan,
opdat voorspoed mag herleven
en jij stralen als de maan.
Wat mij rest is om het even,
op jouw welzijn komt het aan.

Duur.

Een gedachte kost steeds tijd,
ongeacht wat die behelst.
Dit blijft zonder meer een feit.

Of hij nu brandt op zijn felst
of is als een smeulend vuur,
altijd heeft hij wel een duur.

Wat ik verder ook maar wil,
deze duur is stil en pril
maar zij stroomt voortdurend voort
en wordt door geen woord verstoord.

Denken, in de kiem gesmoord,
of ideeën, ongehoord,
zijn als kralen aan haar koord,
dat dit vers vormt, woord voor woord.

maandag 18 mei 2015

Ontvangst.

Ik durf niet alleen te zijn
maar dat brengt een ander pijn.

Als ik zelf de moed niet heb
om mijn eenzaamheid te dragen
zijn mijn zorgzaamheden nep
en een vorm van klagen.

Daarom moet ik het toch wagen
om, zonder een uitlaatklep,
elk verlies te laten dagen,
juist als ik geen vluchtweg heb.

Anders zou ik door mijn angst
anderen slechts angst aanjagen.
Nu bereid ik haar ontvangst
en wil naar haar gronden vragen.

Parodie.

Ik heb jou niet opgezocht
en deed net alsof 't niet mocht
maar dat was een vorm van wraak.

Onder 't mom: "ik kom te vaak"
wilde ik je laten voelen
hoe mijn hart begint te woelen
als ik jou een dag niet zie.
Vandaar deze parodie.

Ook al is dat alles waar
is je straf toch wel heel zwaar.
Nu ik niets meer van je hoor
vrees ik dat ik je verloor.

Of deed ik je echt verdriet?
Dan vergeef ik mij dat niet.

Ome Dirk.

Ome Dirk is overleden.
Hij is niet meer in het heden
en 't verleden is er niet:
niemand immers die het ziet.

Is hij er dan ooit geweest?
In gedachten nog het meest
maar ga ik naar hem op zoek
blijft hij een gesloten boek.

Daarom heb ik wel een reden
om geen aandacht te besteden
aan wat er geheel niet is
want dan grijp ik enkel mis.

En ik moet wel concluderen:
wie niet is wil ik toch eren.

Gij!

Alle hartstocht die mij drijft
en mij steeds de wet voorschrijft
heb ik eindelijk herkend:
nu weet ik dat Gij Die bent,
Wie ik altijd heb gezocht
op een lange barre tocht.

En ik heb mij afgewend
van het doel waarvoor ik vocht.
Geen gebod dat ik nog schend
omdat ik U vinden mocht.

Het verlangen leeft in mij,
is zelf van verlangen vrij.
Daar blijf ik nu altijd bij
want nu weet ik: dat zijt Gij!

zondag 17 mei 2015

Hoe het komt.

Ik heb mij nooit afgevraagd
hoe het komt dat, onversaagd,
ik zo sta in vuur en vlam
sinds jij in mijn leven kwam.

Ja, natuurlijk ben jij mooi,
van 't bestaan de hoogste tooi,
waardoor ik, van laag allooi,
mij steeds aan jouw voeten gooi.

Maar waarom dit nu zo is
blijft toch een geheimenis.

Is 't omdat jij mij verlangt
en daardoor van mij ontvangt
meer dan wat je nu kunt dragen
maar waarom je toch blijft vragen?



Zeven.

Ik ben nu niet meer verkrampt
en mijn woeden is verdampt
als ik rusten kan in u:
dit gebenedijde nu.

Het is blij en soeverein
omdat er niets anders is.
Ik heb enkel last van pijn
als ik mij daarin vergis.

Het is altijd ongeboren,
heeft geen tijd om mij te storen,
omdat elke hindernis
ook uit u geweven is,
als een kind dat zeven is
en om niet gegeven is.

Kikvors.

Al mijn zorg komt van verlangen
dat maar zelden wordt vervuld
maar dat kan worden vervangen
door een handjevol geduld.

Ook wanneer ik lang blijf hangen,
door een fantasie omhuld,
kan ik toch een klank ontvangen,
vrij te geef en zonder schuld,
als ik luister naar de zangen
van de kikvors die ´s nachts brult.

En de tranen op mijn wangen
hebben nu mijn mond gekruld
tot een lach die wel blijft hangen
want er wordt niet meer geluld.

Maskerade.

Oeverloos geouwehoer
ligt voordurend op de loer.

Daarvoor ben je zo allergisch
dat ook ik erdoor bevries.
Ik zou slechts jouw tijd verspillen
als ik zei wat ik zou willen.

Dus zit er maar een ding op:
dat ik met mijn spreken stop,
dit verlangen nu verkrop
en mij absoluut beknop.

Dit is eerst voor mij als alsem
maar verandert dan in balsem
als je mij mijn gang laat gaan,
van mijn masker gans ontdaan.

Als een traan.

Ik doe net alsof ik zweef
terwijl ik verholen kleef
en ik slinks mijzelf verweef
in de hulp die ik je geef
maar jij voelt dat haarfijn aan,
laat mij niet naar binnen gaan
in jouw hemels paradijs,
ook al zing ik als een sijs.

Telkens filter jij mij uit,
zelfs bij mijn geringst geluid,
en jij laat mij eenzaam staan
in ´t gezelschap van de maan.

Ik kan weer naar huis toe gaan,
biggelende als een traan.


Verdubbeling.

Verdubbeling in't liefdesspel
is onjuist en desastreus.

Ik maak mij los van lijf en vel
en verdwijn achter mijn neus.
Terwijl ik achterover hel
denk ik steeds maar aan een keus,
onttrek mij daarmee aan het spel
en ik word te serieus.

Daardoor komt het dat ik kwel
en dan handel ik onheus,
trek mij terug uit eigen lijf
waarin ik niet meer verblijf,
word kunstmatig, stram en stijf,
ik, die alles overdrijf.

Analfabeet.

Zij die alles al lang weet
is wellicht analfabeet.
Alles is voor haar bewezen
dus waarom zou zij gaan lezen?

Haar geheugen is perfekt
en haar inschatting correct.

Alles wat staat opgeschreven
haalt het toch niet bij het leven
waaraan letters nimmer kleven
want die zijn maar overdreven.

Toch wordt zij voor dom versleten
maar dat komt door te vergeten
dat het is juist andersom:
eerder is een schrijver dom.

vrijdag 15 mei 2015

Aanbod.

Kom hier zitten bij mijn haard
en zeg mij wat jou bezwaart.
Ook wanneer je mij niet spaart
is jouw woord mij alles waard.

Al het leed dat jij ervaart,
wat je zorg en onrust baart,
wordt als schat door mij bewaard
en vervolgens opgeklaard.

Ben je nog teleurgesteld?
Dat is iets wat niet meer telt
als je alles hebt verteld.

Ik zal stil zijn als een veld
waarin norm noch oordeel geldt
en geen woord van mij jou kwelt.

Wat niet bestaat.

Dat wat ik slechts ken van horen
heb ik tot een ding bevroren,
in de eerste plaats het zijn,
onaantastbaar, soeverein.

Maar als ik het onderzoek
is het leeg en zonder hoek,
als een ongeweven doek
ofschoon open als een boek.

Maar laat ik het lidwoord weg
stroom het voort, wat ik ook zeg,
is niet langer nog een ding,
enkel een herinnering.

Geloven in wat niet bestaat
is de oorzaak van veel kwaad.

Bedaren.

Wellicht ben ik veel te vroom
aan het koesteren mijn droom
drijf dan niet mee met je stroom
die weldadig is en loom.

Maar ik ben je aan 't bevriezen
voor wie ik heb willen kiezen.
Steeds maar bang je te verliezen
durf ik nauw'lijks nog te niezen.

Dat, voor jou, is juist benauwend
dus laat je mij achter, rouwend,
mij, die slechts mijzelf nabauwend,
hebzucht als een steen rondsjouwend,
pas jouw aanschijn op zie klaren
als ik eerst kom tot bedaren.

Genesis.

Waar komt alles toch vandaan?
Hoe zijn zon en maan ontstaan
en mijn oog dat deze ziet:
kwam dat alles voort uit niet?

Of was er een keer een knal
als de oorzaak van 't heelal
dat zich uitbreidt als een bal,
zowel hier als overal?

Of een grote wijze God
Die 't laat zijn naar Zijn gebod?

Dit kan ik maar niet bepalen
maar de sterren blijven stralen,
trekken zich er niets van aan
hoe zij zouden zijn ontstaan.

Schoonheid.

Is je schoonheid te verklaren?
Is het soms de and're zij,
die jouw vorm is gaan bewaren,
van een zoete specerij
die ik zelf niet kan ervaren
daar die is te fijn voor mij?

Ik ben immers te gespannen
en van zorgloosheid niet vrij,
ben mij steeds aan het vermannen
en daarom ontgaat zij mij.

Dat kan jij niet tolereren
waardoor jij je af moet keren
van wat ik sta te beweren
en nog meer ga ik jou eren.

Te gehecht.

Ik had lang erop gewacht
tot je weer eens naar mij lacht.
Dan is dat ineens gebeurd,
eerder dan ik had bespeurd.

Voor 't genieten al te laat
zie ik niet eens hoe het gaat
en terwijl jij met mij praat
sta ik stijf als een soldaat.

Nog intiemer dan oprecht
hoor ik niet goed wat je zegt.

Ach, dat valt natuurlijk slecht
en je wendt je van je knecht
naar wie zorg'loos is en echt
omdat die zich niet zo hecht.

donderdag 14 mei 2015

Ontrold.

Ik heb net van je gedroomd.
Op mijn bed lag je, omzoomd
door een lelie, blank als sneeuw,
als de manen van een leeuw,
en het leek alsof jouw schreeuw
langer duurde dan een eeuw
en ons vlees stond strak gebold
door een kracht van duizend volt
toen jij gans met mij versmolt
in een tel, totaal gestold
want de tijd, die anders holt,
had zichzelf geheel ontrold
in een ruimte zonder grond
waarin scheiding niet bestond.

Tenminste.

Ik geloof aldoor maar in dingen
die er helemaal niet zijn!

Het zijn slechts herinneringen
die thans wekken deze schijn,
en mij drijven tot bezingen
van verlangen, lust en pijn.

Ik zit hier, beklaag en schrijn,
mij bedwelmend met de wijn
van wat niet voorhanden is
waardoor ik wat wel is mis.

Dat is steeds een open wak,
nu daarin de prullenbak,
daar weer in een prop papier.
Dat, tenminste, zie ik hier!

woensdag 13 mei 2015

Frisse bries.

Jij bent de vlam die mij verlicht,
maar dan van binnenuit.

Het kwade werk dat ik verricht
komt des te beter uit
wanneer jij zelf niets doet.
Dan blijkt het pas goed.

Er is te veel aan lelijkheid
waardoor het jou niet spijt
om mij te laten vallen
als een aas, ten prooi aan allen.

Intussen ga je weer je gang,
vergat je mij misschien al lang.
Een frisse bries beroert je wang,
onaangedaan door dit gezang.

Pech.

Wist jij zeker wat je deed
toen je tegen mij aan gleed?

Ik had daarom niet gevraagd
daar ik dat niet had gewaagd
maar ik had wel dat verlangen
dat steeds in mijn hart bleef hangen
totdat jij daar ineens was
en ik sneller smolt dan was.

Al het leed van duizend jaren
wist jij plotsklaps op te klaren.

Ik ging groot geluk ontwaren
en kom nu niet tot bedaren
want je ging al snel weer weg,
laat mij hier in domme pech.

dinsdag 12 mei 2015

Ongelijk.

Er gebeurt wat er gebeurt
maar dat wordt niet gelijk ervaren.
Wat door mij wordt goedgekeurd
zijn voor jou ontstemde snaren.

Als ik jou een dag niet zie
lijken dat wel zeven jaren
maar jij bent degene die
weer wat rust mag gaan ervaren.

Ik klop driftig aan je deur
vol verlangen naar je geur.

't Is voor mij al lang geleden
dat het was de laatste keer
maar jij denkt, met goede reden:
"Ben jij daar vandaag alweer?"

Het lege rijk.

Alles gaat steeds maar voorbij
maar dat is slechts ene zij
van wat er nu gaande is.

Want tegelijk, net als een vis
die plots uit het water springt,
is iets anders daar dat kringt.

Telkens als er iets verschijnt
is er ook iets dat verdwijnt.

Dus per saldo blijft het nul.
Hiervan heb ik geen benul.
Als ik mij op 't ene richt
raakt het andere uit zicht.

Maar al zie ik ze tegelijk
ben ik thuis in 't lege rijk.

Verschijnen is verdwijnen.

Ik bekijk nu mijn gedachten
want dat kan mijn leed verzachten.
Ik hoef ze niet eens te stuiten
want ik sta er immers buiten.

Maar ook dit is wat ik denk
en daarmee het leven schenk.
En ook dit alweer opnieuw,
als een standbeeld dat ik hieuw.

Zo gaat het maar altijd door,
niets erna en niets ervoor,
als een schrijven in het water,
nimmer vroeger, nimmer later.

Dat wat voor mij nu verschijnt
is wat ook tegelijk verdwijnt.

Niet weten.

Wanneer ik niet langer weet
wat te doen en wat te laten
en daardoor dus niet meer meet
met mijn eigen maten
ben ik eindelijk ontkleed,
naakt en eenzaam, gans verlaten,
tot mijn nietigheid ontleed,
blootgesteld aan alle gaten
in het grenzenloos heelal
waarin ik voor altijd val.

Dat zegt mij dan wat te doen
in een duidelijk sermoen
terwijl ik mijzelf vergeet
die het anders 'beter' weet.

Gesloten venster.

Als een vlieg tegen een venster,
(en zijn kopje benst en benst er
steeds opnieuw weer tegenaan)
zo blijf ik maar telkens gaan
op jou af en blijf niet staan
maar krijg daardoor niets gedaan.

Ernaast staan de ramen open
en daar kan hij zomaar uit.

Koppig blijft hij echter hopen
dat de ruimte zich ontsluit
op de plek die voor hem is
maar daarmee heeft hij het mis.

Ben ook jij voor mij beschikbaar
op een plaats die ik niet ken?
Zijn jouw gunsten dan pas daar
wanneer ik verslagen ben?

maandag 11 mei 2015

Van jouw kant.

Kon ik mij maar even zien,
even door jouw ogen,
dan wist ik meteen misschien
hoe ik werd bedrogen
door mijn eigen pogen
jou voor mij te winnen.

Dan zou mijn vermogen
om iets te verzinnen
al bij voorbaat zijn genekt.

Ik zou nergens aan beginnen
want dan wist ik al direct,
daar ik niet meer zag van binnen,
dat ik totaal kansloos was
als een oude regenjas.

zondag 10 mei 2015

Weldoen.

Hoe kan ik jou weldoen
als ik aan mijzelf steeds denk?

Ik verlang een tongzoen
als ik jou iets schenk
en vertoon mijn kunsten,
hopend op jouw gunsten.

Wanneer word ik nu eens braaf
en alleen nog maar je slaaf?

Misschien moet ik ruimte maken
door een stap opzij te gaan
waardoor jij je kunt vermaken
met de prins die jou staat aan
en kan ik alleen nog helpen
door mijn eigen bloed te stelpen.

Lentelied.

Ik zie de seringen hangen
als 't embleem van mijn verlangen
en de velden met hun bloesem
zijn de vorm van de droesem
van de hartstocht in mijn geest
die naar jou uitgaat het meest.

Deze lente is een feest
dat er altijd is geweest
maar een hoogtepunt bereikt
als je even naar mij kijkt.

Alles is van jou gemaakt,
alles waar mijn hand aan raakt,
maar je blik daarvan het wezen,
al het andere is lezen.

In de trein.

In de trein, van hot naar haar,
zit ik naast een jeugdig paar
en dat maakt mij minder zwaar,
ook tot gluurder weliswaar,
want zij hebben veel plezier
maar ook ik haak naar vertier.
dus kijk ik besmuikt opzij,
zie haar tanden op een rij,
hoor haar stem, bevrijd en blij,
maar tegelijk ook schaam ik mij
als ik op haar voorhoofd zie
frons en rimpelingen die
tonen dat zij raakt verward
door 't verlangen in mijn hart.

zaterdag 9 mei 2015

Prikje.

Soms weet ik me echt geen raad
maar voel haarscherp elk prikje,
neem notitie van de staat
van dit ongeruste ikje
dat maar voortrolt over straat
als een leeg conservenblikje.

Het heeft niet veel om het lijf
maar toch sta ik stok en stijf
als iets even anders gaat
dan ik had verwacht
en beschouw dat als een kwaad
bij het vallen van de nacht.

Maar in feite is dat goed
omdat het mij leven doet.

vrijdag 8 mei 2015

Solipsist.

Ben ik terecht een solipsist?
Dan leef ik daar toch niet naar
want, alsof ik dat niet wist,
neem ik wat ik zie voor waar.

Wanneer ik jou tegenkom
spring ik op alsof een bom
in mijn lichaam explodeert
en mijn bloed in vuur verkeert.

Heb ik nog steeds niet geleerd
dat de geest de geest niet deert?

Ik zoek nog bevestiging
van het allerkleinste ding
maar dit liedje dat ik zing
is wat ik om niet ontving.

donderdag 7 mei 2015

Controleur.

Vaak is er een controleur
die verhindert dat ik fleur
en zijn last die ik dan beur
sluit voor mij een open deur,
onderwerpt mij aan terreur
en geeft mij een bleke kleur.

Hij houdt alles in de gaten
en durft niets met rust te laten,
is bezorgd en verwaten
en brengt mij in alle staten.

Zodra ik hem maar bespeur
ben ik gelijk al in mineur
maar zijn invloed zal niet baten
als ik hem weet los te laten.

Valse hoop.

Dat ik sterf is al beklonken
zodra ik geboren word
maar van't leven word ik dronken.

Ik vergeet alras hoe kort
het maar duurt eer 't is geslonken
en zich in de diepte stort
waaruit dan geen nieuwe vonken
zich formeren tot een fort.

Als ik dit vandaag besef
ga ik zelfs voorbij aan lef
omdat ik mij dan verhef
boven waarin ik was verzonken:
valse hoop, futiel en klef
die naar mij kwam lonken.

Aanvaarden.

Het aanvaarden van de dood
brengt bevrijding, levensgroot.

Want mijn winst en mijn verlies,
het plezier dat ik verkies,
of het halen van een boot
blijken leeg, van zin ontbloot
en kortstondig als een nies
bij het komen van zijn vloot.

Alles wordt dan tot een spel
of geschrijf in water.

Enerzijds is het er wel
maar geen oogwenk later
blijkt het slechts een bel,
spattend bij geschater.

Carpe diem.

Mijn verwarring blijkt wel groot
bij de aanblik van de dood.
Alles wat voor mij bestaat
is voorbij dan en vergaat.

En dat niet alleen voor mij:
heel de wereld gaat voorbij.

Waarom maak ik mij dan druk,
steeds op zoek naar wat geluk
dat toch nooit heel lang kan duren
en verdwijnt op eigen uren?

Omdat de dood soms met zijn geuren
mijn ervaring niet kan kleuren?
Achter zijn gesloten deuren
kan alles maar ook niets gebeuren.

woensdag 6 mei 2015

Zonder zorgen.

Zorgen zijn niet nodig,
ongepast en overbodig,
Kan ik iets herstellen
kunnen zij niet kwellen.

Maar wanneer ik niets kan doen
is het goed da'k mij verzoen.

Het komt aan op wijsheid.
Hoe maak ik het onderscheid
die de zaak juist inschat
en mij zegt: " 't is schafttijd"
of: "nu is het tijd dat
je je opmaakt voor de strijd."?

Als ik echter dat niet weet
zorg ik dat ik zorg vergeet.

Huis.

Nu ben ik niet meer abuis,
weet: het heden is mijn huis
en dat heeft geen fundament
omdat het geen oorsprong kent.

Dit heb ik te lang miskend.
Nu raak ik eraan gewend
en ik gooi de trossen los
van de toekomst en 't verleden.
Niet meer dwaal ik in het bos
van zoveel onzekerheden.

En ik rust nu zonder strijd
in een diepe eeuwigheid,
ook van wachten gans bevrijd
want daartoe ontbreekt de tijd.

Twee kruisen.

Ik word bronstig en ik bruis
telkens als ik zie een kruis
waarin ik geluk bevroed
en dus steeds volgaarne wroet.

Het voelt fijn en altijd goed
wanneer ik die plek begroet.

Maar er is een ander kruis
en dat is volkomen kuis,
rood gekleurd door stromen bloed.
Daar te zijn vereist veel moed.

Als het vleesgeworden woord
wordt een lijf daaraan doorboord.
Reikt ook zover mijn verlangen
om daaraan te willen hangen?

Niet ten onder.

 Ik neem aan dat ik er ben
en mijzelf behoorlijk ken.

Maar als ik wat beter kijk,
los ik op, verdwijn ik gelijk,
want degene die iets vindt
is onvindbaar als de wind.

Het is best een beetje eng
dat wat ik naar binnen breng
neervalt in een open gat,
niet in een gesloten vat,
eerder in een schimmenspel.

Maar het goede nieuws is wel
dat ik niet ten onder ga
als ik nergens maar besta.

dinsdag 5 mei 2015

Het einde van de reis. *)

Als ik hier nu niet wil zijn
heb ik daarmee gelijk al pijn.

Ook al is het een paleis:
als ik weg wil voor een reis
voel ik mij reeds onvoldaan.

Maar als ik die wens laat gaan
laaf ik mij er direct aan
en verheug mij in't bestaan.

Zo wordt zelfs de nauwste nis
daarmee tot een groot paleis
als ik het aldus beslis,
tot een prachtig paradijs
waarin ik geen ruimte mis
aan het einde van de reis.


*): Naar Ajahm Brahm.

Laten varen.*)

Wat wil ik toch bewaren
wat kort en eindig is?
Ik zit hier maar te staren
en sluit me in een nis
waarin ik ga ervaren
verdriet en groot gemis.

Het is niet realistisch
want alles gaat voorbij.

Ik noem mij wel boeddhistisch
maar toch verschans ik mij
in dat wat er niet is
en ben daarom niet vrij.

Maar als ik het laat varen
word ik meteen weer blij.


*):  Naar Ajahm Brahm.




Kerfstok *)

Een vriend heeft mij beledigd,
dat heeft mij pijn gedaan.
Ik heb mij wel verdedigd
maar wrok is niet vergaan.

Hij heeft nu op zijn kerfstok staan
wat ik niet snel vergeet.
Ik reken het hem aan,
hoewel het hem toch speet.

Nu draag ik mijn rancune,
gesneden als een rune,
in 't hout steeds met mij mee
maar krijg dan een idee:
ik werp die stok in zee,
spring opwaarts, tree voor tree.


*): Naar Ajahm Brahm.

Beven.

Hoe kan het dat een gril
bezit neemt van mijn wil?

Ik ben geheel verblind
daar ik niets anders vind
dan 't dreinen van een kind
dat zich in mij bevindt.

Dat ik er zwaar aan til
is daar ik niet bedenk
dat ruimte, wijds en stil,
die ik geen aandacht schenk,
hier is, zo leeg en pril,
vooraf aan elke wenk.

't Kan zijn dat ik nog beef
maar 't beven is te geef.

Toch te laat.

Wat gebeurd is neemt geen keer
want het is er al niet meer.

Het staat wel in het geheugen
waar het altijd nog kan deugen
als een waardevolle leer
voor wat komt nog op een keer.

Dit is waar ik nu op teer
en dat ondersteunt me zeer
maar veranderlijk als't weer
is wat opkomt, telkens weer.

Daardoor kom ik toch te laat
met mijn actie, hoe paraat
ik ook wil zijn
en op het toneel verschijn.

Vrij.

Op de tafel staat een fles,
door de ruimte gans omgeven.

Deze leert me deze les:
hij ontleent zijn vorm en leven
aan de rest, wat hij niet is:
zijn positie op de dis
en de trouwe zwaartekracht
die hem vasthoudt in zijn macht.

En hij hangt ook af van mij
want ik zit er immers bij
om hem hier te kunnen zien
en betasten bovendien.

Slechts van een ding is hij vrij:
zelf staat hij niet in die rij.

Jouw blik.

Ik zit in een web gevangen,
waar ik hulp'loos in blijf hangen,
door veel wetten ingeperkt,
door mijn geloof erin versterkt.

Er zijn oorzaak en gevolg,
onomkeerbaarheid van tijd,
het berouw dat mij verzwolg
en de nutteloze spijt.

Daar kom ik nu niet meer uit
daar ik hier op grenzen stuit
die mij maken tot hun buit.

Slechts jouw blik kan die doorbreken
want als niets, daarbij vergeleken,
is 't bestaan met zijn gebreken.

Misgekleund.

 Was mijn boodschap soms te wrang?
 Daarvoor ben ik nu wel bang.
 Hij was bedoeld als inspiratie
 maar kwam hij aan als irritatie?

 Soms weet ik niet hoe het zit
 en dan waag ik het erop.
 Op mijn neus krijg ik het lid
 en nu zit ik met een strop.
     
 Maar het gaat vooral om jou.
 Weet dat ik steeds van je hou.

  Als je je geheugen scant
  hoop ik dat je teder bent
  en nog een berichtje zendt
  naar je hopeloze vent.

maandag 4 mei 2015

Suicidaal.

Alles hang ik aan je op
en krijg zo voortdurend klop
want je wijst me telkens af
en voltrekt daarmee mijn straf.

Alles leg ik in jouw handen,
wil mijn hart aan jou verpanden,
maar dat doe ik ongevraagd.
Daarmee heb ik jou belaagd.

Omdat jij mij kunt gaan haten
kan ik dit maar beter laten
en er heel niet aan beginnen.

Door jou zo te gaan beminnen
maak ik jou tot wapen,
speciaal voor mij geschapen.

Actie.

Is er tussen woord en daad,
heel geen tijd en geen hyaat
is er ook geen kans op kwaad
want daartoe ontbreekt de maat.

Is er maar een beetje speling
is er sprake van verdeling.
Daarin nestelt zich de haat
die daarna op roof uitgaat.

Laat mij daarom nooit pauzeren
en geen onheil zal mij deren.

Want de actie, die niet praat,
biedt geen kans om iets te leren
waardoor ik mij paaien laat
om van alles te beweren.


Zonder respijt.*)

Heel mijn leven is een strijd,
waar ik al mijn zorg aan wijd,
om 't geluk voor mij te winnen
en daarna te gaan beginnen
aan een leven, vrij en blij,
maar helaas vergis ik mij.

Want ik zit er middenin
en die strijd heeft geen begin
en al evenmin een eind
waarna 't paradijs verschijnt.

Beter kan ik maar ontwaken
om wat is te kunnen smaken:
een gevecht zonder respijt
dat zich van zichzelve kwijt.


*): "De strijd is de vader van alle dingen."
     Heraklaitos.

zondag 3 mei 2015

Aubade.

Wanneer je wat langer denkt,
niet zo snel besluiten neemt,
maar daarmee toch niemand krenkt,
vindt men je maar vreemd,
denkt dat jou de waanzin wenkt
en je raakt ontheemd.

Het is de wereld op zijn kop
want bewierookt wordt de snob
die het lang zo nauw niet neemt
en verstand en wijsheid claimt.

Maar er blijven dingen gelijk.
Als ik in je ogen kijk
zijn die steeds aan sterren rijk.
Ik versmelt als ik je strijk.

zaterdag 2 mei 2015

Op de oevers van de tijd.

Op de oevers van de tijd,
banken van oneindigheid,
zijn mijn vrienden en verwanten
korter hier dan klanten
in een drukbezocht cafe.
Het vergeten voert ze mee.

Maar het is ook andersom.
Als ik op de marktplaats kom,
waar contacten zijn slechts vluchtig,
is de koopman al doorluchtig
als een lang regerend vorst,
zelfs al is zijn koopwaar worst.

In de vreemdste domicilie
zit ik tussen mijn familie.

Aankomst.

Misschien deed ik heel veel fout.
Ik zie in dit foutenwoud
niet meer goed wat ertoe doet
en gooi in mijn eten roet.

Dit heeft er nu toe geleid
dat ik hier zit zonder strijd.
Dat is zonder meer een feit
en dat raak ik ook nooit kwijt.

Wellicht zijn de zon en maan
uit vergissingen ontstaan
maar nu volgen zij hun baan
en zij komen en zij gaan.

Alles komt in een tel aan
in de schoot van het bestaan.

Op termijn.

Deze wereld wordt te klein
voor het groeiend aantal mensen.

Binnenkort weerklinkt het sein
dat een eind maakt aan de wensen
die elkaar zo zeer verdringen
dat het komt tot handenwringen
boven 't stoff'lijk overschot
van veel leven, dan kapot.

Maar nog steeds blijft er de lijn
van de lucht die raakt de zee.
Dat wil zeggen: op termijn
valt het allemaal wel mee.

Alweer omhoog springt de dolfijn
na zo'n miljoen jaar of twee.

Scenario.

Jij bent vaak voorbij aan praten.
Daardoor heb je in de gaten
wat een ander vaak ontgaat,
die alleen maar verder praat.

Ik, van mijn kant, kan't niet laten
om te meten met mijn maten
wat jij daarmee toch bedoelt
terwijl jij alleen maar voelt.

Zo leg ik mijzelf iets uit
wat in feite niets beduidt,
luister op mijn radio
naar een raar scenario
waarmee ik mijn onrust kruid,
word jaloers op Mario.

Stofje.

Deze aarde met haar zeeën
en haar bergen overal,
met haar dwergen en zijn reeën
is een stofje in't heelal
dat welhaast onzichtbaar is.
Als zij weg is: geen gemis.

Ben ook ik met mijn verlangen
en mijn capricieuze gangen,
met de tranen op mijn wangen
en mijn borst met trots behangen
net zo'n stofje in je geest?

Moet je misschien hard gaan denken
wie er toch zo staat te wenken
als je deze regels leest?

vrijdag 1 mei 2015

Grens.

Ik heb telkens weer de keus
iets te doen of iets te laten
en kan wenden steeds mijn neus
terug naar huis of naar de straten.

In het midden van mijn praten
kan ik stoppen naar believen,
pardonneren alle dieven
die hem smeerden met mijn platen.

Of ik kijk naar madelieven
die ik nooit heb kunnen haten,
kan mijn liefje gaan gerieven
voorbij vreugd in alle staten.

Als zij dat maar toe wou laten
maar mijn smeken wil niet baten.