Tijd, oneindig, zonder randen,
is een wezen met twee handen:
met de ene geeft zij gul,
met de and're neemt zij weg,
en zo blijft het saldo nul.
Wat ik ook maar overleg,
het komt uit haar schoot naar voren.
Na een tijdje is 't weer weg,
net als een ivoren toren
die een keer ooit wordt gesloopt.
Omdat alles zo verloopt
valt er blijvend niets te grijpen.
Op een dag wordt er ontknoopt
wat zij lang heeft laten rijpen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten