Alles waar ik maar naar staar
is een beeld dat ik ervaar,
dat ik uit zijn nietzijn spaar
en alsmede evenaar
want het rijst aan gene zij
altijd op tegelijk met mij
net zoals een glasplaat deelt
met een mens zijn spiegelbeeld
en die onverminderd blinkt
als dat in zijn nietzijn zinkt.
Dan is het niet langer daar
en een lege plek blijft waar
eerst nog het fantoom verscheen,
ondoordringbaar als een steen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten