Hoe gaat het? Ik hoop allemaal goed en dat jullie genieten van het schone weer, al wordt het misschien wat eentonig. Dat geldt in elk geval voor mijn situatie waar eerlijk gezegd niet veel schot in zit. Nu hoeft dit overigens ook niet: ook ruimte en dood zijn over het lijden verheven havens zoals uit twee onderstaande gedichten moge blijken. Intussen ga ik al wel weer iets meer van het eten proeven al blijft het slikken nog steeds lastig. Woorden en gedachten kabbelen en babbelen intussen onverstoorbaar voort!
Heb een mooie week en liefs van Hans.
Staccato.
Het ritselen van bladeren,
het fluisteren van bomen,
het bloed dat ruist door aderen,
de wisseling van dromen,
de erfenis der vaderen
die de geschiedenis doet stromen
en draaien laat de raderen
waardoor er generaties komen -
dit alles wordt tot damp en spel
in't aanzicht van de dood.
Niet veel verandert er zo snel
als 't lijf waaruit het leven vlood.
We moeten 't kwijt als een versleten gymp,
maar erg of niet: de dode geeft geen krimp.
Eerste Gebod.
Te spreken óver wat gebeurt
is tegelijk ook wát gebeurt,
er is zelfs helemaal niets anders.
En toch, dit "over" maakt het anders
waardoor Odysseus aan de cycloop ontkwam ')
- hij zei: mijn naam is Niemand -
en dit idee van "niemand" vatte vlam,
brak tussen daad en man de band.
Zo zet dit "over" ons op het verkeerde been
en misverstanden tieren welig.
Illusies lopen met verwachting heen;
we worden wild of melig.
Vandaar 't Gebod nummero Een: '')
"Wees Mij niet overspelig."
') Omdat Odysseus zichzelf als "Niemand" bekend had gemaakt gingen de cyclopen naar niemand op zoek.
'') "Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben". (Ex. 20:3)
Vanzelf.
De regen valt, stroomt over keien,
verzamelt zich in poel en krater,
masseert het land, hult lange rijen
bomen in een gewaad van water.
Het vuur laait op, verlicht de hemel
en 't heelal. Verbrandt de doden
en geeft warmte aan 't gewemel
van wat leeft. Bakt broden.
Maar is er iemand aan het regenen of branden?
Zo zijn er ook gedachten,
talrijk als korrels op het strand,
die 't feit toch niet ontkrachten
dat er niemand nodig is die denkt.
't Is de gedachte die zichzelf schenkt.
Verlies.
Het was winderig op straat.
Ik had een touwtje in mijn hand
en daaraan rukte een ballon.
Ik keek omhoog, mijn moeder in 't gelaat.
Ze was met tante aan de praat
in dit bewolkte land,
vaak nat en somber, zonder zon,
waar regen op de dreven slaat.
Toen liet ik het touwtje los:
omhoog vloog de ballon. Ik was de klos,
het kort geluk verloor zijn blos.
Nog lang kon ik hem volgen,
weemoedig en ietwat verbolgen,
tot hij door 't zwerk was verzwolgen.
Beweging.
Zoals een film die draait beweging wekt
- stil staan de foto's,
toch rijden auto's -
omdat een reeks zich in de tijd uitstrekt,
zo kan beweging worden teruggebracht
tot een reeks van ruimen
die tot trilling brengt de pluimen
van 's levens bonte pracht.
't Is het geheugen dat beweging schept,
de ruimen zelf zijn stil.
Niets bloeit daarin en niets verlept
niets is daar oud of pril.
Ze zijn onpeilbaar, ongerept,
bevrijd van elke wil.
dinsdag 28 juni 2011
Gedichten rond een mei
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten