Vlug en al te haastig, stond ik op de gang,
de deur gesloten, tussen mij en sleutels in.
Dus was ik ineens zwerver en dit gezang
mag melden of dit stichting bracht of zin.
Ik voelde mij in elk geval weer vrij,
zo zonder regenjas of tas
hoewel het niet echt warm was en ik mij
ledig wist en onbeduidend als dor gras.
Mijn ogen stonden star en leken wel van glas.
Er kwamen wolken aangeschoven
en alles werd halfduister. Op het terras
van openheid, vlak boven
het moeras van klachten, kwam pas
de glans nabij van diamanten hoven.
30 juni 2011
donderdag 30 juni 2011
Bronnen die ontstonden.
"Hoe ben ik hier gekomen? Hoe kwam ik hier terecht?"
Het is een vraag die zich ontvouwt,
waarop de wereld zwijgt, lankmoedig en onthecht:
een stortvloed van fortuin aan ieder toevertrouwd.
Dus ga'k het zelf maar achterhalen
maar dat is niet eenvoudig
want hoe diep ik ook wil dalen:
't kan dieper honderdvoudig.
En als ik roep: "nu heb ik het gevonden!"
rijst meteen de vraag: "wie is de vinder,
waarvandaan, door wie gezonden?"
Dit gaat zo eind'loos door en als een vlinder
fladder ik langs bronnen die ontstonden
uit dit zoeken zonder hinder.
30 juni 2011
Het is een vraag die zich ontvouwt,
waarop de wereld zwijgt, lankmoedig en onthecht:
een stortvloed van fortuin aan ieder toevertrouwd.
Dus ga'k het zelf maar achterhalen
maar dat is niet eenvoudig
want hoe diep ik ook wil dalen:
't kan dieper honderdvoudig.
En als ik roep: "nu heb ik het gevonden!"
rijst meteen de vraag: "wie is de vinder,
waarvandaan, door wie gezonden?"
Dit gaat zo eind'loos door en als een vlinder
fladder ik langs bronnen die ontstonden
uit dit zoeken zonder hinder.
30 juni 2011
woensdag 29 juni 2011
Alpha en omega.
Op 29 juni 2011 20:12 schreef Hans Zwart <shiwahans@gmail.com> het volgende:
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Hierbij wil ik jullie mededelen dat de berichten en gedichten die het laatste half jaar zijn verstuurd nu alle op de blog te vinden zijn waarvan het adres in de titel van dit bericht vermeld staat. Het adres dat ik in het vorige bericht meestuurde klopte helaas niet. De blog zal de berichten in deze vorm gaan vervangen. Voel je welkom deze te bezoeken! Bij deze wil ik Inez hartelijk bedanken voor het doorsturen van de berichten in het afgelopen halve jaar. En jullie allen voor de getoonde belangstelling en ondersteuning!
Een hele, hele mooie zomer en lieve groeten van Hans.
Alpha en Omega.
Is 't ooit begonnen?
Het lijkt verzonnen
op dit moment
dat pertinent
de tijd ontstijgt,
gedachten rijgt
tot kringen
die springen
in valleien
van verhaal.
Schalmeien
van taal
schreien
frontaal.
dinsdag 28 juni 2011
Overgang
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Na de zomerzonnewende zijn we, geloof het of niet, toch alweer onderweg naar de donkere dagen voor Kerst, waarna het, alweer, alleen nog maar lichter kan worden. Maar goed, misschien draaf ik nu wel erg door en is het beter te genieten van wat nu is: zeeën van licht.
Intussen is er een blog in de maak onder de naam "hansgedichten.blogspot.com" die deze berichtgeving zal vervangen en waarop jullie van harte welkom zijn. Het vervaardigen ervan heeft, voor mij met mijn beperkte computerkennis, wel wat voeten in de aarde, wat ten koste gaat van de poëtische activiteit. Vandaar dat er op de blog op dit moment niet veel te vinden is en er dit weekeinde ook nog maar twee gedichtjes zijn aangekomen die ik hieronder meestuur.
Heb, om nu maar helemaal bij het nu te komen, een mooi moment en tot spoedig!
Liefs van Hans.
Dag en nacht
In de dag ligt alles klaar
helder en bebakend
als een gerecht gereed en gaar
op een bord, compleet en nakend.
In de nacht is alles maar
onzeker en verzakend,
duister, vaag, verward, onklaar,
peilloos diepe zuchten slakend.
Er is daar geen contrôle,
geen gezag of banderôle
in een oplossend duister
waar alles kan, waar alles mag
in liefdevol gefluister
waar de dag wordt rag.
Geboorte van een ree.
Ik wil niet spreken over dood
omdat die sterk wordt overdreven.
"Doodgewoon" legt heel goed bloot
de misplaatstheid van het beven.
Heel moedig klinkt dit spreken
maar ik kan me toch verkeken
hebben op de angel en de steken
van de angst die doen verbleken.
Welke is mijn motivatie?
Wellicht is 't er slechts één
die beurt'lings transpiratie
is en dan weer steen
van kalme gratie,
trillend en sereen.
Zonnewende.
Amsterdam, 19 juni 2011
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Gegroet op deze vrije grijze middag! Hoe gaat met jullie? Ik hoop goed. Met mij gaat het zo'n beetje als het in onderstaande gedichten gaat, ongrijpbaar maar toch wel die moeite waard die niemand spaart maar toch elk moment weer weg kan vallen en dan rest slechts het zijn voor allen!
Heb een hele mooie week en liefs van Hans.
Rondo.
De middag van vandaag vlak voor de zomerzonnewende
verstrijkt heel slap en traag en blijft een onbekende
omdat hij zo door en door vertrouwd is. Hij is een wijde nis
waarin de wereld past en nog veel meer: ook alles wat er mis is.
Toch weet ik niet of hij er nu wel is of dat hij als een droom
kan oplossen in stoom op elk moment waarop ik schroom
mijn hierzijn te belijden of zomaar zonder meer. Maar rijden
kan ik gewis op de snede die vaneen scheidt deze zijden
zolang die er nog is. Ook kan ik hem naar believen dopen
met namen die te hoop oplopen om zich hier een plek te kopen.
Vandaag heet ik de middag: stalen rug omdat hier vlug
het kleed om gleed van wuft verlangen en een verdwaalde mug
kwam stuiteren aan't grijze raam. Vannacht is het tanende maan,
de middag is nog taai en gaat hier zo te zien niet snel vandaan.
Zonnewende.
Als je nu in't noorden woont, ook al doof je laat het licht,
is er verrassenderwijs nog hemellicht dat niet snel zwicht
voor de omarming door de nacht maar in plaats daarvan al wacht
op't komen van de morgenstond die eerder aanbreekt dan gedacht.
Onmiskenbaar, ook achter glas of mica, neemt dan de zon zijn keer,
stijgt op in baaierden van licht en glans en daalt weer neer
in eindeloze tol- en wenteling van wisselende schaduwen
van bomen, bergen, torens, bloemen, wapens, weduwen
en wazen. Zo blijft de aarde door de ruimte razen
en draait zich om en om, een stofje ijlend door de mazen
van de tijd. Wanneer je erop leeft strekt zij zich wijd en zijd
in verten uit en is zij onoptilbaar vastgeheid en geplaveid
met zeeën en woestijnen. Donkere vergeefse pijnen
geboren uit vertwijfeling en onvermurwbaar kwijnen
teisteren haar oppervlak en toch dient haar als dak
de stratosfeer die zich rondom haar welft, diep indigo en strak.
De schoonheid en de pijnen, hoe vallen die te rijmen?
De zon keert door, deelt alles in termijnen. Geheimen
worden diep begraven en dan weer aan het licht gebracht
dat terugspingt in een ster die door de nacht heen lacht.
Te rijmen valt er niets behalve dan wellicht de regels van't gedicht
die op het eerst gezicht de knoken zijn van het gewricht
der tijden en het gezicht verblijden van het vergezicht dat licht
en sprankelend op golven danst en dat de taak verricht
van buitelende maneschijn. In dit struikelend festijn van zijn
en hebben, klaverblaadjes en verstomde rompen, rein
gewassen beeldhouwwerken, smurrie en verstelde lompen,
zwerven vagebonden rond op hun gebroken klompen,
morrelend aan de macht. Goedgebouwde crematoria
stoten hun rook uit in ontwrichte luchten. Klare oratoria
klinken als kluchten in een tijd ontdaan van humanoria
waarop te pletter slaan het schreien uit de gloria
en het ploegend zuchten vanaf de hellingen der purgatoria.
Op de keien van 't verzaken is er iets dat leeft en beeft.
Het geeft wrok en weemoed, pijnigt en weerstreeft
een al te makkelijk ontwaken. Het blijft aan dromen haken
en is daardoor nauw'lijks te bewaken of in het hart te raken.
Het kleeft aan duist're zwendel en zweeft zienderogen
opwaarts tussen regenboog en bliksem die 't gedogen
omdat hun flits en gamma onbewogen blijven in de strijd,
die daardoor dan geen strijd meer is maar slechts warreling verwijd,
waarin het wieken en het went'len van de wellust en 't verdriet
tot spelen worden van fantomen in een complex verschiet.
Montere atleten stormen vooruit met ferme sprongen gemeten
naar de regelmaat van draaiende planeten en het aad'men van asceten
die hun tijd besteedden aan het openen der wonden
die zij weer liever helen zouden als ze het ook konden.
Braak ligt de aarde maar dat laat onverlet de waarde
van dit brevet van onvermogen waarop het zonlicht staarde
onttrokken aan het oog soms door vulkanendamp en wolken
of vergeten wanneer verlangens door het hart heen kolken.
Stoom slaat op ijzel. Dat gebeurt in 't zuiden waar de zon
zijn laagste punt bereikt: in Vuurland, Hobart en Monte Léon
kleeft natte sneeuw op takken, mens en meeuw,
en doet het landschap huiveren in een verstijfde schreeuw.
Verwijfde eeuwen maken plaats voor hardere die kraken
onder het gewicht van ijzer maar als een onaantastbaar baken
verrijst immuun de zonnewijzer die alles indeelt en verenigt
en door getalm en angst te laten gaan de noden lenigt.
Twee Pinkstergedichten
Amsterdam, 13 juni 2011
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Hierbij nog een paar Pinkstergedichten met daarin verwerkt hoe het gaat. Eigenlijk een beetje laat maar gelukkig is er nog een Tweede Dag of anders zelfs een heel jaar waardoor ze rijkelijk vroeg zijn!
Geniet en groeten van Hans.
Momentopname.
Op deze Pinksterdag opnieuw aan't schrijven.
't Heeft even geduurd en de uren drijven
ook nu nog stuurloos in het rond -
ik ben nog steeds niet helemaal gezond
maar weet toch in't gareel te blijven
tussen esprit en wentelende schijven
van vermoeidheid die 't elan vertragen
van zinderende zenuwen in deze lichte dagen.
Kortom, het gaat niet slecht, is spannend,
en de zorg uit mijn gemoed verbannend
geef ik mij over aan het razen van de branding
die schuimt en stukbreekt zonder landing
in een tijd die aanvang kent noch eind
waarin verlangens ruisen, duiz'lend en ontlijnd.
Uitstorting.
Heden zullen wij gedenken
hoe het vuur kwam schenken
tekens, taal en tongen
en de discipels zongen
alsof zij in een roes verkeerden
en 't gezond verstand verleerden.
Wat was er met hen aan de hand?
Zij zagen op een and're wijs het land.
Het was gemaakt van parels en robijnen
en de hemel was een feest van pleinen
waarop eng'len hosten en verhitte breinen
zagen zelfs centauren en beschonken zwijnen
canasta spelen tussen donk're wijnen
en er golfde goud uit alle mijnen.
Cypressen die het feest bebosten en de hel verlosten
uit bevangenheid en pijnen dansten mee en rosten
de korsten uit gemorste resten van een revolutie
die zege en verzoening bracht, de kroon der evolutie.
In het gedruis der feestenden fladderden de vleugels
van adelaars en rossen zonder teugels
deinden tussen volken door en een amalgaam van wolken
vloog zwierig door de ruimte in opborrelende kolken
van kristallijn en zilver. Oude kranten
veranderden in perkament en olifanten
weken uiteen, onthullende bedauwde folianten
van maanbeschenen lotusblad. Overal was rinkelen
van munten en triangels. Men zag harlekijnen hinkelen
en fluiten en in hun lachen tranen twinkelen.
Aloude problemen, in een oogwenk opgelost,
dreven rond in emmers van smaragd, vol met compost
van vraagstukken, verdragen, raadsels, argumenten
die er niet meer toe deden. Kinderen, dementen
speelden met de donder mee die rondrolde en dreunde
waardoor de zuilen schudden waarop de hemel steunde.
Toen die daadwerk'lijk was gevallen
was er een blauwe hoed voor allen. ')
Door dit alles vloog het licht,
helder, snel, zonder gewicht
waardoor in een keer uw gezicht
- waarover duizendmaal bericht -
voor ieder zichtbaar werd
door geen verwachtingen versperd.
Toen klaarde alles op. Geweken was de roes.
Er was weer onderscheid, verschillend waren kelk en kroes.
Men ging naar huis en iedereen was nuchter.
De hemel was strakblauw met slechts een zon. Geen luchter
van kristal was er ook nodig want er was geen zuchter
meer te vinden in't heelal en niemand was beruchter
dan de tweedrachtzaaier die nu nergens was te zien
omdat hij was uiteengewaaid, vervlogen en doorzien.
Wat is de definitie van een droom?
Iets, wat dan ook, waaruit men kan ontwaken.
Omdat men echter dromen kan dat men er uit ontwaakt
bestaan er helemaal geen dromen en is nu alles naakt.
Lampen en verzuchtingen, brugleuningen en feeën,
zij komen en zij gaan, magisch en bij zeeën.
') Zie Chögyam Trungpa: "Reis zonder doel".
Mamaki
Amsterdam, 8 juni 2011
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Hoe gaat het? Ik hoop allemaal goed. Met mij gaat het alweer wat beter. De voedingssonde is er vorige week ook uitgegaan dus kan ik me vrijer bewegen en kom nu ook weer vaker op het meditatiecentrum. Wel zijn mijn nieren nog niet helemaal senang dus moet ik veel drinken, iets wat ik makkelijk vergeet wanneer er geen alcohol in zit. Overigens heb ik in dit kalenderjaar tot dusverre slechts een biertje genuttigd dus echte reden voor ongerustheid is er, ook wat dit betreft, op dit moment niet.
Bij deze alweer een derde ronde gedichten in deze maand, ook met een paar haiku's erbij. Wordt het niet te veel? Laat me dat dan gerust weten. Een vriend suggereerde toevallig onlangs om voor de gedichten een blog te openen, dat is er intussen inderdaad misschien een betere plaats voor.
In elk geval een mooi weekeinde toegewenst en veel liefs van Hans.
Strawberry fields forever.
voor "The Beatles"
Peilloos blauw en diep
is de hemel die nooit sliep,
stralend als een open oog
waarin geen roering ooit bewoog.
In deze weidsheid, onbegrensd,
komen grenzen voor
en trekt de strijd zijn spoor
waardoor men soms het zijn wegwenst.
Dat is omdat we zijn vergeten
en soms niet langer weten
dat de hemel er nog altijd is:
oneindig en beminnelijk
zonder vorm toch zinnelijk
en onoverwinnelijk.
Tennisbal.
Heen en weer springt steeds de bal
en dirigeert de hoofden,
omdat zijn stijgen en zijn val
hen hun standvastigheid ontroofden,
moeiteloos van links naar rechts.
Ook splijt hij het publiek uiteen,
in twee kampen slechts,
en gelijkmoedigheid vliegt heen.
Of toch niet helemaal:
het spel, het veld, het net,
het gravel, rood en kaal,
blijven volstrekt neutraal.
De rackets en de set
fungeren als foedraal.
Hoe zit het met de bal?
Die kan het echt niet schelen,
zoals zijn naam al zegt.
Kristallisatie.
Ik ben mij aan't verwonderen
dat ik de wereld kan bedonderen
of is dit enkel schijn?
Het zou ook kunnen zijn
dat zij mij terugbedondert
door mij te laten geloven
dat zij mij gelooft. Honderd
kansen gaan wat ik geloof te boven.
Hoe kan ik dit ontstijgen?
Door eenvoudigweg te zwijgen
en zich ervaringen te laten rijgen
tot een snoer en de twijgen
van verwarring
te laten liggen in verstarring.
Alternatief.
O pijn, ik wil u altijd weer ontwijken,
u zelden in de ogen kijken
in plaats daarvan van alles zingen
en mij bedwelmen met de dingen.
De wereld is daarvan ook vol,
tooit ijzer met seringen,
speelt onophoudelijk de rol
van guiten die de dans ontspringen.
Komt hieraan nooit een eind?
Dat is aan mij: omlijnd
door knagende herinneringen
zou'k kunnen rusten in hun kringen
en mij door hen laten bekijken.
Wat dan gebeurt, dat zal dan blijken.
Ode aan Mamaki.')
Alle golven zijn verzwolgen door het water van de zee.
Gevolgen zijn verslonden, deinen met nieuwe golven mee.
Deze schuimen met hun pluimen van wit zilt
en dansen op de springvloed als de maan die tilt.
Soms zijn er ook de vlakten blinkend als een spiegel
en dan weer belletjes ontstaan uit eindeloos gepriegel
van elementen die daarbij verrukking voelen
vrij van dwang en opgelegde doelen.
Tinkelend in't glas of als een berg op lange reis
door nevelen en mist, is er ook ijs
dat schepen scheurt of in de tumblers schittert,
dus vreugde wekt en evenzeer verbittert.
Dan is er stoom, het fluiten van een ketel
maar u bent het altijd, veelvormig en vermetel.
') De Boeddha Mamaki is de belichaming van het element water.
Gesprongen.
Ruimte lijkt een panorama
waar je rustig naar kunt kijken
als naar een film of een drama
vol strijdgewoel en koninkrijken.
Je kunt intussen makk'lijk leunen
en je zinnen laten strelen
door kleuren, klanken, oude deunen
en je aandacht laten stelen.
Totdat je wellicht wakker wordt
door een schokje, scherp en kort,
dat je doet beseffen
dat de ruimte, diep en effen,
ook in je is, en voor 't geval je't nog niet wist:
jij bent zelf parachutist.
koude rillingen
twee minuten in de zon
is genoeg genâ
variatie leeft
krioelende verlangens
oude hand die beeft
zoveel bladeren
hele bossen fluisteren
mollen luisteren
Rauwe tong.
Amsterdam, 5 juni 2011
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Hierbij dan de uitslag: zo te zien geen kwaadaardige gezwellen meer! Nog wel lidtekens en verminderde functies maar geen van alle kwaadaardig. Toch blijven waakzaamheid en contrôles geboden alsmede het doen van oefeningen waardoor ik mijn vroegere conditie kan herwinnen. En nog steeds de nodige rust. Dus een mengsel van horen en laten horen, overdenken en me laten schenken, mediteren en het zijn vereren. Ik wens jullie van harte hetzelfde toe en houd jullie graag verder op de hoogte, ook van bevindelijke, ethische en esthetische beschouwingen, zoals hieronder!
Veel liefs van Hans.
Wat niet kan.
Voor Frans Albregts.
De tijd kan alles wat je zegt en nog wel meer:
openen, ontwikkelen, sluiten en afwikkelen,
herdimensionaliseren en het heelal opsmikkelen,
generaliseren en een pit bevorderen tot peer,
delen en ook helen en de merel laten kwelen,
proficiëren, etaleren, door de eeuwigheid flaneren,
confirmeren, leren en een oude wijn chambreren,
vormen en de blos van wangen stelen,
kikkers kweken, scheiden en herleiden beide,
bloemen laten bloeien op de wijde heide
en zielen laten reizen naar de overzijde.
Er is slechts een ding dat de tijd niet kan:
zichzelf pakken want dan
is er geen tijd waardoor het kan.
Loutering.
O wereld zonder weerga:
wie kan u bevroeden
of zich hoeden
voor uw roeden?
Hoe ik ook te keer ga
of mij blijf verwoeden
u blijft het vermoeden
voeden
dat ik ga verliezen
wat ik wilde kiezen,
dat ik moet delgen
alle schulden en op velgen
aan zal komen bij het eind,
blut, gehavend en verkleind.
Maar wacht: hoe weet ik dat?
Wanneer ik klein ken ken ik groot,
een dak is omgedraaide goot
en wildernis is't onbestrate pad.
Zo geeft wel elke nederlaag
aanleiding tot kniezen,
maar wat ik nimmer kan verliezen
is naar de bron daarvan de vraag.
Komt smart nu voort uit kiezen
omdat ik geloof dat dat bepaalt
of ik zal winnen of verliezen
of is 't gebrek aan overzicht
dat schaduw ziet en niet het licht
dat naast geluk verwarring sticht?
Halfrijm.
I
Waarover ik mij soms verbaas
is dat de poëzie van Sinterklaas
mij klemvast in haar armen houdt
en ik mij niet verstout
eruit te breken.
Inplaats daarvan blijf ik steken
in stuntelige rijmen,
vergezochte, niet te lijmen
brokken. Ik zou jokken
als het anders was.
Toch blijf ik maar sjokken
in mijn kleuterklas
als een held op sokken
of een kapot kompas.
II
Maar goed, voor deze keer:
halfrijm gewaagd!
Dat valt niet mee, ik rijm alweer,
ben hier nog maagd.
Misschien is het teveel gevraagd:
laat mij nog even denken:
iets is er dat er knaagt
maar dat zou kunnen wennen.
Kijk aan, bij regel acht is het gelukt
en negen is nog open.
Ook tien is op de vlucht
en daarom laat ik twaalf maar lopen.
Maar dan is tien alweer gebonden
en val ik terug in oude zonden.
III
Waarom niet alle remmen los
mij dokkerend verblijden
in ritmes die de dwang vermijden
van welk rijm dan ook?
Nu nog het ritme aangepakt
want ook dat verstrakt de losheid.
Is't losheid dan waarom het gaat?
Jawel maar toch is ritme lekker
wanneer het klettert als gemekker.
Maar daar gaat het toch niet om?
't Is de betekenis die't hem doet,
dat is het bloed van dichten.
Rijm en ritme moeten zwichten
als het moet, anders verlichten.
IV
Dan nog 't pleidooi van Sinterklaas:
het gáat juist om het onvolmaakte.
Onhandigheid is stijl de baas
en vormelijkheid het naakte,
indien de inzet goed was
die de boeien slaakte
van wat juist was of gepast,
en de codex kraakte.
Hij geeft de wereld geur,
wekt krachten op en kleur:
de onthutste amateur.
En laat de vloed herademen,
stuurt winden op de tocht
omvademende buis en bocht.
Zo lief.
Sterren die hun lot parkeren
in rondwentelende sferen
branden eeuwen voort
tot ze verdwijnen door de poort
van de vergetelheid.
Alles bezwijkt, verglijdt,
komt op om te vergaan,
is van het einde onderdaan.
Midden in dit albezwijken
ligt het poesje stil te kijken,
slaat haar poten om haar jong
en likt het met haar rauwe tong,
laat doem en ondergang verstrijken,
spinnend in't genot waarin ze sprong.
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Hierbij dan de uitslag: zo te zien geen kwaadaardige gezwellen meer! Nog wel lidtekens en verminderde functies maar geen van alle kwaadaardig. Toch blijven waakzaamheid en contrôles geboden alsmede het doen van oefeningen waardoor ik mijn vroegere conditie kan herwinnen. En nog steeds de nodige rust. Dus een mengsel van horen en laten horen, overdenken en me laten schenken, mediteren en het zijn vereren. Ik wens jullie van harte hetzelfde toe en houd jullie graag verder op de hoogte, ook van bevindelijke, ethische en esthetische beschouwingen, zoals hieronder!
Veel liefs van Hans.
Wat niet kan.
Voor Frans Albregts.
De tijd kan alles wat je zegt en nog wel meer:
openen, ontwikkelen, sluiten en afwikkelen,
herdimensionaliseren en het heelal opsmikkelen,
generaliseren en een pit bevorderen tot peer,
delen en ook helen en de merel laten kwelen,
proficiëren, etaleren, door de eeuwigheid flaneren,
confirmeren, leren en een oude wijn chambreren,
vormen en de blos van wangen stelen,
kikkers kweken, scheiden en herleiden beide,
bloemen laten bloeien op de wijde heide
en zielen laten reizen naar de overzijde.
Er is slechts een ding dat de tijd niet kan:
zichzelf pakken want dan
is er geen tijd waardoor het kan.
Loutering.
O wereld zonder weerga:
wie kan u bevroeden
of zich hoeden
voor uw roeden?
Hoe ik ook te keer ga
of mij blijf verwoeden
u blijft het vermoeden
voeden
dat ik ga verliezen
wat ik wilde kiezen,
dat ik moet delgen
alle schulden en op velgen
aan zal komen bij het eind,
blut, gehavend en verkleind.
Maar wacht: hoe weet ik dat?
Wanneer ik klein ken ken ik groot,
een dak is omgedraaide goot
en wildernis is't onbestrate pad.
Zo geeft wel elke nederlaag
aanleiding tot kniezen,
maar wat ik nimmer kan verliezen
is naar de bron daarvan de vraag.
Komt smart nu voort uit kiezen
omdat ik geloof dat dat bepaalt
of ik zal winnen of verliezen
of is 't gebrek aan overzicht
dat schaduw ziet en niet het licht
dat naast geluk verwarring sticht?
Halfrijm.
I
Waarover ik mij soms verbaas
is dat de poëzie van Sinterklaas
mij klemvast in haar armen houdt
en ik mij niet verstout
eruit te breken.
Inplaats daarvan blijf ik steken
in stuntelige rijmen,
vergezochte, niet te lijmen
brokken. Ik zou jokken
als het anders was.
Toch blijf ik maar sjokken
in mijn kleuterklas
als een held op sokken
of een kapot kompas.
II
Maar goed, voor deze keer:
halfrijm gewaagd!
Dat valt niet mee, ik rijm alweer,
ben hier nog maagd.
Misschien is het teveel gevraagd:
laat mij nog even denken:
iets is er dat er knaagt
maar dat zou kunnen wennen.
Kijk aan, bij regel acht is het gelukt
en negen is nog open.
Ook tien is op de vlucht
en daarom laat ik twaalf maar lopen.
Maar dan is tien alweer gebonden
en val ik terug in oude zonden.
III
Waarom niet alle remmen los
mij dokkerend verblijden
in ritmes die de dwang vermijden
van welk rijm dan ook?
Nu nog het ritme aangepakt
want ook dat verstrakt de losheid.
Is't losheid dan waarom het gaat?
Jawel maar toch is ritme lekker
wanneer het klettert als gemekker.
Maar daar gaat het toch niet om?
't Is de betekenis die't hem doet,
dat is het bloed van dichten.
Rijm en ritme moeten zwichten
als het moet, anders verlichten.
IV
Dan nog 't pleidooi van Sinterklaas:
het gáat juist om het onvolmaakte.
Onhandigheid is stijl de baas
en vormelijkheid het naakte,
indien de inzet goed was
die de boeien slaakte
van wat juist was of gepast,
en de codex kraakte.
Hij geeft de wereld geur,
wekt krachten op en kleur:
de onthutste amateur.
En laat de vloed herademen,
stuurt winden op de tocht
omvademende buis en bocht.
Zo lief.
Sterren die hun lot parkeren
in rondwentelende sferen
branden eeuwen voort
tot ze verdwijnen door de poort
van de vergetelheid.
Alles bezwijkt, verglijdt,
komt op om te vergaan,
is van het einde onderdaan.
Midden in dit albezwijken
ligt het poesje stil te kijken,
slaat haar poten om haar jong
en likt het met haar rauwe tong,
laat doem en ondergang verstrijken,
spinnend in't genot waarin ze sprong.
Op het randje.
Amsterdam, 3 juni 2011
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Hoe gaat het? Ik hoop als deze licht briesende dag. Zodadelijk naar het ziekenhuis, waarschijnlijk voor de uitslag van de MRI-scan van zestien dagen geleden. Ik zal jullie snel daarna op de hoogte daarvan stellen maar voor nu alvast zes gedichten voor deze zesde maand.
Lieve groeten van Hans.
En zo voort.
Neem van een driehoek welke hoek
en snijd die af met rechte lijn:
prompt staat er weer een hoek te boek,
dit zal zo altijd blijven zijn.
Ook al trek je twee zijden door
en je verbindt die door een lijn:
er komt opnieuw een driehoek voor
als uit een peilloos baldakijn.
Neem nu van elk moment een deel:
dit is ook zelf weer een moment.
Of je dit weinig doet of veel:
veranderen doet dit geen cent.
Je vindt geen laatste eenheid ooit wanneer of waar:
nogmaals: het is alleen maar palinghaar.
Op het randje.
Over grillig vuur gesproken
dat de regens bracht tot koken
en vermengde in 't geheugen
waarheids licht en stille leugen
waarin 't betoog werd onderbroken
door veranderlijke spoken
en de regels niet meer deugen,
opgeslokt door diepe teugen:
dit voert het schijnsel naar het raam
waar het te kijk ligt, bang en stram,
verstard in onverhoedse faam,
in klamotten stijf en klam
al trillende in zachte vleugen
van een naderend verheugen.
Interruptie.
Over de zeeën schuift een schip,
koersend naar een verre stip.
De branding breekt op klip na klip,
danst deinend als een wip.
Door het zwerk zweeft een meeuw,
als zijn ouders eeuw na eeuw,
en in de steppen ligt een leeuw
die zich omrolt met een geeuw.
Zal het altijd maar zo blijven
of is het nimmer zo geweest?
Herinnering doet het beklijven
maar valt die weg: uit is het feest.
Wat overblijft is slechts het heden,
zonder verhaal, niet te ontleden.
Bed.
Het bed, zo neem ik aan,
staat al jaren in de kamer.
Toch zie ik het nu pas staan,
op een wijze, veel voornamer,
dan ik mij ooit bewust was.
Ik zie de nerven in het hout,
wazig en toch klaar als glas,
in een glans van vloeibaar goud.
Het gaat voorbij aan nieuw en oud,
komt los van zaag en hamer
en onttrekt zich aan het woud
van metingen door elke ramer.
Is het nog wel een bed
of verviel ook deze wet?
Monologue intérieur.
Zingen is dwingen zonder dwang
en dwingen zingen zonder zang
maar als je denkt te kunnen kiezen
zul je je vrijheid ras verliezen.
Beter is het te genieten
van de stekels en de sprieten
en de golven en de stralen
waarop de goden ons onthalen.
Zo hou je je kalmte zuiver
en bewaar je toch de huiver
die prikkelt en verkwikt.
Voorkom dat niet gelikt
je leven wordt. Wees waardig,
niet te slim en aardig.
Eenheid.
Vanen flappen in de wind,
het kind van lucht en wolken.
Zij zijn mij goed gezind
omdat zij gezwind vertolken
de roersels die mijn hart bevolken.
Zij klappen krakend in de lucht
en jagen smart en stapelwolken
gelijktijdig op de vlucht.
Hoe dit nu komt?
Omdat verstomt
het onderscheid
tussen ruim en tijd
en de vanen, onvermomd,
gevoelens zijn, snel en gewijd.
Waar.
Amsterdam, 1 juni 2011
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Gelieve hieronder weer een aantal gedichten aan te treffen. Hierbij lig ik weliswaar voor op het totnutoe ontstane schema tenzij ik dit van vijf naar zeven gedichten per week op wil voeren en dan is er nog wel wat in te halen! Bij deze een eerste aanzet daartoe.
Tonglam als ik nog steeds ben ontbreekt het me niet aan tijd hiervoor. Aanstaande vrijdag ontvang ik de uitslag van de MRI-scan die twaalf dagen geleden gemaakt is. Tot dan en een mooie grijze milde week!
Liefs van Hans.
Waar.
Waar is de plaats?
De neushoorn stoot er
en de tijger doodt er.
De nachtwacht sloot er
en de schelm genoot er.
Het leven schoot er
als haar uit boter.
Waar is de plaats?
Daar.
Waar is daar?
Daar! Waar? Daar toch? Daar!
O daar? Dat is waar.
Dus is daar waar.
Is dat niet raar?
Echter.
Vaak voel ik me in een trechter
omsponnen door verwevenheden
van een goddelijke vlechter
die verhaspelt tijd en heden.
Dan maak ik mijn rug wat rechter,
orden lijf en leden,
weet meteen: het kon ook slechter,
het zijn is vrij, zonder een reden.
Diezelfde trechter wordt paleis,
de punt ervan opnieuw een trechter,
enzovoort: op deze wijs
zie ik de waarheid echter
waardoor ik de ruimte prijs,
die open blijft, zelfs wanneer hechter.
Aannames.
Wat heb ik al niet aangenomen!
Zoals dingen ooit gekomen
die er nu nog zijn
alsof ze duurden op een lijn
die ik tijd verkies te noemen.
Laat mij niet verbloemen
dat het wel gelegen komt
wanneer het leven, zo vermomd,
zich aan mij etaleert
en met objecten koketteert.
Maar is het waar dat dingen duren
die ons door de tijd ommuren?
Of is er elk moment een ander ding
waardoor "vergankelijkheid" verging?
Onmiddellijk.
Vanuit het nu komt tijd geweld
en klatert naar beneden.
Langzaam is zij weggesneld
tot in een ver verleden.
Catacomben, piramiden,
drijven in haar stroom.
Kometen en druïden
zijn haar droom.
Fossielen, merovingen,
dansen voort in wijde kringen.
Ook mijn hand, daarnet nog open,
is in haar gelopen
en dit verleden, nu,
is van 't geheugen het recu.
Taal.
O taal u stelt het uwe
en bergt zowel het luwe
als het bijtende,
het helende als splijtende,
in uw eigen boezem
die warm is en wijd
en uit haar droesem
inzicht put en onderscheid.
U leidt mij door uw woorden
naar onbekende oorden
die mijn verstand omboorden.
Soms bent u hard als staal,
dan weer pluizig als een baal,
altijd bereid tot een verhaal.
Monoloog van de dood.
Langzaam, laag na laag,
leggen dagen van gewenning
verbanden bloot die gestaag
verand'ren in herkenning.
Ik aai de kat
en elke aai
wist wat ik had
en ik verwaai
in duizelende stromen
waarin ik zwaai
ternauwernood ontkomen
aan vertwijf'ling en ik zaai
het zaad van dromen
die ik drink en maai.
Tijd.
Er razen brandende cyclonen
en tegelijk, gestaag,
stroomt dwars door die typhonen
de tijd voorbij, gehaast noch traag.
Onweerstaanbaar zwijgend.
doet zij het al verschijnen
maar blijft apart, onteigent
podia en baldakijnen
waartussen de tragedies spelen
van geboorte, trouw, verraad en dood
en er nimfen mededelen
dat geluk toch overschoot.
Of men haar nu weig'ren wil of stelen,
zij blijft slaaploos, diep als lood.
Slapende roos.
Verzonken in het diepste rood,
omgonsd door wakkere uiltjes,
sluimert u in Morpheus' schoot
verborgen tussen tuiltjes.
Wie van uw geur genoot
kan nooit meer helemaal
ten onder gaan in nood,
blijft onderdeel van uw verhaal
dat met geur de wereld kleurt
en zelfs de duisternis opfleurt.
Van dit alles weet u niets
en al is er dan nog iets
dat uw slaap verstoren kan
zal het toch blijven in uw ban.
Ziekte.
De ziekte had mij plots gepakt
en blind'lings in 't moment gekwakt.
Het optimisme was geknakt,
het circus door het ijs gezakt.
Ik lag terneer en kon niet anders
dan wachten op de waterlanders
die maar niet kwamen.
Ze vloeien langs verborgener ramen.
Wat was nu handig:
streng te zijn of eer losbandig?
Toen dacht ik, ineens wat wijzer:
lood om oud ijzer.
Dit water komt mij goed van pas
dat reinigt deze stal van Augias.
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Gelieve hieronder weer een aantal gedichten aan te treffen. Hierbij lig ik weliswaar voor op het totnutoe ontstane schema tenzij ik dit van vijf naar zeven gedichten per week op wil voeren en dan is er nog wel wat in te halen! Bij deze een eerste aanzet daartoe.
Tonglam als ik nog steeds ben ontbreekt het me niet aan tijd hiervoor. Aanstaande vrijdag ontvang ik de uitslag van de MRI-scan die twaalf dagen geleden gemaakt is. Tot dan en een mooie grijze milde week!
Liefs van Hans.
Waar.
Waar is de plaats?
De neushoorn stoot er
en de tijger doodt er.
De nachtwacht sloot er
en de schelm genoot er.
Het leven schoot er
als haar uit boter.
Waar is de plaats?
Daar.
Waar is daar?
Daar! Waar? Daar toch? Daar!
O daar? Dat is waar.
Dus is daar waar.
Is dat niet raar?
Echter.
Vaak voel ik me in een trechter
omsponnen door verwevenheden
van een goddelijke vlechter
die verhaspelt tijd en heden.
Dan maak ik mijn rug wat rechter,
orden lijf en leden,
weet meteen: het kon ook slechter,
het zijn is vrij, zonder een reden.
Diezelfde trechter wordt paleis,
de punt ervan opnieuw een trechter,
enzovoort: op deze wijs
zie ik de waarheid echter
waardoor ik de ruimte prijs,
die open blijft, zelfs wanneer hechter.
Aannames.
Wat heb ik al niet aangenomen!
Zoals dingen ooit gekomen
die er nu nog zijn
alsof ze duurden op een lijn
die ik tijd verkies te noemen.
Laat mij niet verbloemen
dat het wel gelegen komt
wanneer het leven, zo vermomd,
zich aan mij etaleert
en met objecten koketteert.
Maar is het waar dat dingen duren
die ons door de tijd ommuren?
Of is er elk moment een ander ding
waardoor "vergankelijkheid" verging?
Onmiddellijk.
Vanuit het nu komt tijd geweld
en klatert naar beneden.
Langzaam is zij weggesneld
tot in een ver verleden.
Catacomben, piramiden,
drijven in haar stroom.
Kometen en druïden
zijn haar droom.
Fossielen, merovingen,
dansen voort in wijde kringen.
Ook mijn hand, daarnet nog open,
is in haar gelopen
en dit verleden, nu,
is van 't geheugen het recu.
Taal.
O taal u stelt het uwe
en bergt zowel het luwe
als het bijtende,
het helende als splijtende,
in uw eigen boezem
die warm is en wijd
en uit haar droesem
inzicht put en onderscheid.
U leidt mij door uw woorden
naar onbekende oorden
die mijn verstand omboorden.
Soms bent u hard als staal,
dan weer pluizig als een baal,
altijd bereid tot een verhaal.
Monoloog van de dood.
Langzaam, laag na laag,
leggen dagen van gewenning
verbanden bloot die gestaag
verand'ren in herkenning.
Ik aai de kat
en elke aai
wist wat ik had
en ik verwaai
in duizelende stromen
waarin ik zwaai
ternauwernood ontkomen
aan vertwijf'ling en ik zaai
het zaad van dromen
die ik drink en maai.
Tijd.
Er razen brandende cyclonen
en tegelijk, gestaag,
stroomt dwars door die typhonen
de tijd voorbij, gehaast noch traag.
Onweerstaanbaar zwijgend.
doet zij het al verschijnen
maar blijft apart, onteigent
podia en baldakijnen
waartussen de tragedies spelen
van geboorte, trouw, verraad en dood
en er nimfen mededelen
dat geluk toch overschoot.
Of men haar nu weig'ren wil of stelen,
zij blijft slaaploos, diep als lood.
Slapende roos.
Verzonken in het diepste rood,
omgonsd door wakkere uiltjes,
sluimert u in Morpheus' schoot
verborgen tussen tuiltjes.
Wie van uw geur genoot
kan nooit meer helemaal
ten onder gaan in nood,
blijft onderdeel van uw verhaal
dat met geur de wereld kleurt
en zelfs de duisternis opfleurt.
Van dit alles weet u niets
en al is er dan nog iets
dat uw slaap verstoren kan
zal het toch blijven in uw ban.
Ziekte.
De ziekte had mij plots gepakt
en blind'lings in 't moment gekwakt.
Het optimisme was geknakt,
het circus door het ijs gezakt.
Ik lag terneer en kon niet anders
dan wachten op de waterlanders
die maar niet kwamen.
Ze vloeien langs verborgener ramen.
Wat was nu handig:
streng te zijn of eer losbandig?
Toen dacht ik, ineens wat wijzer:
lood om oud ijzer.
Dit water komt mij goed van pas
dat reinigt deze stal van Augias.
Onweerkeerbaar.
Amsterdam, 25 mei 2011
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Vanwege de komende vakantietijden vandaag alvast een voortijdig bericht. Droog maar zonnig: zo is het ook met mij gesteld. De wolken aan de hemel zijn als andere continenten dan Amerika, Eurazië, Afrika en Antarctica, aan de blauwe oceaan. Omdat er per wereldbewoner twee melkwegstelsels (met voor elk daarin ikweetniethoeveel planeten daarin) in dit heelal zijn te vergeven bestaan ze misschien ook daadwerkelijk wel ergens. In elk geval doen ze dat in mijn fantasie die toch altijd weer waziger is dan de nerven in het hout van mijn tafel en de spikkels op de orchideeënbladeren die achter het beeldscherm oprijzen. Er is zo veel, zo veel, zo fascinerend veel en hoeveel daarvan ontgaat ons niet! Of is ook dat maar een aanname? Jawel, maar dan een die elk moment verwezenlijkt kan worden zonder dat dit overigens hoeft!
Wat een vrijheid, desolaat en open als de resten van een kampvuur! ')
Geniet van alles wat zich daarin aandient en vele lieve groeten van Hans.
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Wat een vrijheid, desolaat en open als de resten van een kampvuur! ')
') Chögyam Trungpa, Rinpoche "Geestelijk Materialisme Doorsnijden"
Verlaten stad.
De kathedraal, rijp voor de sloop,
laat nog zijn schaduw vallen
over pleinen zonder hoop
en verweerde wallen.
De kat die op de kansel kroop,
waarvan niet meer zal schallen:
"Wij houden hier ten doop
de zegepraal van allen",
wast nauwgezet zijn ballen
en vet dat van de kaarsen droop
hangt nu als druipsteen in de hallen
als een bevroren stroop.
Dit zal geluk geenszins vergallen:
ontrafeld ligt de knoop.
Onweerkeerbaar.
Laat de rook ten hemel stijgen
en de zorg zich verliezen
in kringels die zich rijgen
rondom de draad die niet kan kiezen.
Wat is die draad?
Het is de tijd
die zonder raad
verglijdt.
De tijd is als een rechte lijn
dragend alle zijn.
Ook al is 't bestaan een loop,
zichzelf ontmoetend als een knoop,
en wil men wederkeer veronderstellen:
het aantal cycli kan men blijven tellen.
Achter.
Vóór mij is het altijd licht
want zelfs duisternisis is zicht
inzoverre zij zich kenbaar maakt,
direkt waarneembaar, diep en naakt.
Maar achter mij?
Ik weet niet wat daar is:
een hij? een zij?
een schildpad of een hagedis?
Hoe weet ik überhaupt van "achter"?
Ik vat het meestal op als "wachter"
maar ook dat is invulling
van een oude hunkering
naar voldaanheid en een kalm verdriet
dat uit verlangen sterren schiet.
Liefde.
Van alles zien we slechts een deel.
Toch is dit deel ook het geheel
want wat er meer is dan we zien
komt voort uit geloof en hoop vandien.
Het deel wordt heel door liefde
die geneest al wat ontriefde.
Zij rekent in't geheel niet toe ')
omdat zij neemt wat is zonder een "hoe".
Ja, in feite doet zij helemaal niets
waardoor het zijn kan zijn zoals het is.
Of het nu gaat om een kapotte fiets
om diamant, vergane vis,
de hoofdpijn die dit laatste geeft:
dit is wat is, dit is wat leeft.
') 1 Cor. 13:7
Heiden.
Ridders die op rossen rijden
over diepe weiden.
Wie zich in hen verblijden
zijn voorbij het scheiden.
Wat ze hebben beiden
zijn de paarse heiden
waarop hun warme zijden
in elkaar verglijden.
Dit zijn goddelijke tijden
die zich de vreugde wijden
en te niet doen alle lijden.
Elke heiden zal belijden:
wie hiertoe de weg bereiden
zijn gebenedijden.
Verlaten stad.
De kathedraal, rijp voor de sloop,
laat nog zijn schaduw vallen
over pleinen zonder hoop
en verweerde wallen.
De kat die op de kansel kroop,
waarvan niet meer zal schallen:
"Wij houden hier ten doop
de zegepraal van allen",
wast nauwgezet zijn ballen
en vet dat van de kaarsen droop
hangt nu als druipsteen in de hallen
als een bevroren stroop.
Dit zal geluk geenszins vergallen:
ontrafeld ligt de knoop.
Onweerkeerbaar.
Laat de rook ten hemel stijgen
en de zorg zich verliezen
in kringels die zich rijgen
rondom de draad die niet kan kiezen.
Wat is die draad?
Het is de tijd
die zonder raad
verglijdt.
De tijd is als een rechte lijn
dragend alle zijn.
Ook al is 't bestaan een loop,
zichzelf ontmoetend als een knoop,
en wil men wederkeer veronderstellen:
het aantal cycli kan men blijven tellen.
Achter.
Vóór mij is het altijd licht
want zelfs duisternisis is zicht
inzoverre zij zich kenbaar maakt,
direkt waarneembaar, diep en naakt.
Maar achter mij?
Ik weet niet wat daar is:
een hij? een zij?
een schildpad of een hagedis?
Hoe weet ik überhaupt van "achter"?
Ik vat het meestal op als "wachter"
maar ook dat is invulling
van een oude hunkering
naar voldaanheid en een kalm verdriet
dat uit verlangen sterren schiet.
Liefde.
Van alles zien we slechts een deel.
Toch is dit deel ook het geheel
want wat er meer is dan we zien
komt voort uit geloof en hoop vandien.
Het deel wordt heel door liefde
die geneest al wat ontriefde.
Zij rekent in't geheel niet toe ')
omdat zij neemt wat is zonder een "hoe".
Ja, in feite doet zij helemaal niets
waardoor het zijn kan zijn zoals het is.
Of het nu gaat om een kapotte fiets
om diamant, vergane vis,
de hoofdpijn die dit laatste geeft:
dit is wat is, dit is wat leeft.
') 1 Cor. 13:7
Heiden.
Ridders die op rossen rijden
over diepe weiden.
Wie zich in hen verblijden
zijn voorbij het scheiden.
Wat ze hebben beiden
zijn de paarse heiden
waarop hun warme zijden
in elkaar verglijden.
Dit zijn goddelijke tijden
die zich de vreugde wijden
en te niet doen alle lijden.
Elke heiden zal belijden:
wie hiertoe de weg bereiden
zijn gebenedijden.
Atlas.
Amsterdam, 20 mei 2011
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Hoe gaat het? Ik hoop goed. Weder en mond lopen wonderbaarlijk synchroon in mijn geval: nog steeds te droog maar toch af en toe een bui. Daardoor kan ik weldra weer zonder sonde door het leven en kan mijn neus weer worden ontringd. Geniet van de bloeiende voorzomer en tot spoedig!
Liefs van Hans.
Leegte.
Voor eeuwig ondoordringbaar
blijft het woord: "Ik ben".
Zelf doordringt het schuldenaar,
metropool en opiumden
en geeft het stem aan plannen en gedachten,
is toepasbaar op de twee geslachten.
Kortom, een onontkoombare formule,
universeel, zonder clausule.
Maar als je naar de delen kijkt:
wat is "ik" en wat is "ben"
blijkt het ijler dan het lijkt.
"Ik", "ik", "ik", en "ben", "ben", "ben",
dat verdriet en welzijn ijkt:
op herhaling is't zo leeg als "men".
Illusie.
Wolken schuiven door het zwerk
en stellen paal en perk
aan schaduwen en balken licht:
zwaaien over velden is hun plicht.
De zon, soms matte en soms lichte schijf,
geeft haar gloed aan twijg en lijf
en laat haar parels stralen
in druppels en bokalen.
't Is een spel en lijkt net echt,
zo goed doortimmerd en zo hecht,
tot een acteur tussen coulissen
alles verraadt als hij moet niezen:
het was alleen maar bordkarton
behalve dan de warmte van de "zon".
Onvindbaar.
Vandaag was er viooltjesregen
en vertraging op lijn negen.
Het was een koele dag in mei
met maar weinig mensen in de rij
en toch moest ik ook daar weer wachten
wat lastig was voor mij want jachten
zit me in het bloed
hoewel het er niet echt toe doet
als ik iets later thuiskom.
Daarom is het dom
dat ik me zo laat jagen
en mijn ervaringen laat dragen
door een getuige, scherp en kien,
die ik nergens heb gezien!
Want ik kan naar een spiegel lopen
om dan "daar heb je hem" te zeggen
maar wat ik daar ervaar zijn open
stromen licht en het leggen
van verbanden is slechts werk van de geest.
Wat ik zie is een stuk glas:
mijn ogen zijn daar nooit geweest,
liggen als maanlicht in een plas.
Zo blijft degeen die dit verhaal opschreef
en van tram naar winkel rende
zo op het oog een mens maar voor mezelf een onbekende.
Hij slaat wel gade dat ik leef,
kent vreugde en ellende,
maar blijft onvindbaar in de bende.
Atlas.
Waarheen kan ik gaan
waar aarde niet beneden is?
Wanneer ik op mijn hoofd ga staan
ben ik Atlas heel gewis.
De aarde wordt tot hemel
en boven mij is wormgewemel.
Voor mij uit is al wat rijst
en achter mij niets dat bewijst
dat het bestaat.
Dit eeuwige hyaat
maakt dieper alle streven,
doet het oneindig leven,
en schenkt vrees en beven
met verrukkingen doorweven.
Schemering.
Slakken glinst'ren op de weg.
Ze kennen heg noch steg
maar zijn slechts weggekropen
uit greppels die vol water lopen.
Ze zijn volledig onbeschut.
Zoals geen balk de hemel stut
en geen voor de wolken leidt
schuiven ze zonder onderscheid
weg van het water.
Dat er later
voeten komen
die hun droom ontstromen
maakt hen zo te zien niet uit.
Sterren glanzen op hun huid.
Bloesemwaarde.
Amsterdam, 12 mei 2011.
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Hoe gaat het? Ik hoop dat dit wat vroegere bericht jullie in een toestand van geluk en goede gezondheid aantreft. Met de mijne gaat het gestadig vooruit al ben ik soms duizelig wanneer ik te snel opsta en keel en mondholte soms vervaardigd lijken van schuurpapier, op zich geen oninteressante ervaring!
En wat een bloesemregen overal! Nu nog de regen! O, had ik maar een slangetje om wat over te hevelen van de Missisippi naar de Rijn! Maar ach, zolang ik mijn eigen keel niet eens bevochtigen kan, hoe misplaatst is dan wellicht deze ambitie, al komt ze uit een goed hart. Heb hoe dan ook een glorieuze week en tot ziens!
Liefs van Hans.
Adem.
De adem gaat naar binnen
en zachtjes stijgt het linnen
op mijn borst. De adem
vult mijn hele vadem.
Dan gaat hij weer naar buiten,
komt door het neusgat fluiten
en gaat de wijde wereld in.
Verwonderd zit ik en verroer geen vin.
Dan gaat hij weer naar binnen,
is altijd aan 't beginnen,
en fluit alweer naar buiten
om deze cyclus af te sluiten.
En gaat opnieuw naar binnen,
niets te derven, niets te winnen.
Nacht.
Wat is de nacht nog meer dan klacht
om de verzwonden zon?
Zij brengt in elk geval nog pracht
vanuit de hoge sterrenbron
en tevens maakt zij zacht
in droom en visioenen
wat de dag aan onheil bracht
en geeft geheime zoenen.
Soms is zij slechts duister,
haar schimmen als gefluister
vergeleken bij 't geschal
van 't dagelijks kleurenbal
en houdt zij zonder kracht
het lichte in haar macht.
Heel.
Ik voel me lang niet altijd veilig
bij het gebruik van het woord "heilig"
en of ik het nu wil of niet:
soms klinkt het net als "hypocriet".
Dus voel ik meer voor "heel"
dat alles plaatst op één toneel
en dat ook gaf geboort'
aan het thans miskende woord.
"Heel" - hoe diep en helend!
Zonder dwang alles bevelend.
Causaliteit is er onnodig,
de schuldvraag daarmee overbodig:
want als een wip omhoog gaat rechts
gaat deze links omlaag omdat hij heel is slechts.
Ik hoef dan langer niet te hopen
op het paradijs.
Haar wegen liggen open
want ik ben de reis.
Noch hoef ik de hel te vrezen
want zodra ik ervan hoor
is zij al mijn wezen
ben ik haar vlam en koor.
Niets dat ook maar gedaan kan worden.
Al wil ik mij omgorden
voor een zware strijd
ontbreekt daarvoor in heelheid
simpelweg de tijd:
'k was altijd al genezen en gewijd.
Rhododendron.
Bloemen vloeien over de randen
van de extase
met kleuren die branden
in de fase
van de verrukking.
Zelfs in de smart
van val en mislukking
gloeit hun hart.
Zij tooien
de aarde
en gooien
hun waarde
over kooien
en gaarde.
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Hoe gaat het? Ik hoop dat dit wat vroegere bericht jullie in een toestand van geluk en goede gezondheid aantreft. Met de mijne gaat het gestadig vooruit al ben ik soms duizelig wanneer ik te snel opsta en keel en mondholte soms vervaardigd lijken van schuurpapier, op zich geen oninteressante ervaring!
En wat een bloesemregen overal! Nu nog de regen! O, had ik maar een slangetje om wat over te hevelen van de Missisippi naar de Rijn! Maar ach, zolang ik mijn eigen keel niet eens bevochtigen kan, hoe misplaatst is dan wellicht deze ambitie, al komt ze uit een goed hart. Heb hoe dan ook een glorieuze week en tot ziens!
Liefs van Hans.
Adem.
De adem gaat naar binnen
en zachtjes stijgt het linnen
op mijn borst. De adem
vult mijn hele vadem.
Dan gaat hij weer naar buiten,
komt door het neusgat fluiten
en gaat de wijde wereld in.
Verwonderd zit ik en verroer geen vin.
Dan gaat hij weer naar binnen,
is altijd aan 't beginnen,
en fluit alweer naar buiten
om deze cyclus af te sluiten.
En gaat opnieuw naar binnen,
niets te derven, niets te winnen.
Nacht.
Wat is de nacht nog meer dan klacht
om de verzwonden zon?
Zij brengt in elk geval nog pracht
vanuit de hoge sterrenbron
en tevens maakt zij zacht
in droom en visioenen
wat de dag aan onheil bracht
en geeft geheime zoenen.
Soms is zij slechts duister,
haar schimmen als gefluister
vergeleken bij 't geschal
van 't dagelijks kleurenbal
en houdt zij zonder kracht
het lichte in haar macht.
Heel.
Ik voel me lang niet altijd veilig
bij het gebruik van het woord "heilig"
en of ik het nu wil of niet:
soms klinkt het net als "hypocriet".
Dus voel ik meer voor "heel"
dat alles plaatst op één toneel
en dat ook gaf geboort'
aan het thans miskende woord.
"Heel" - hoe diep en helend!
Zonder dwang alles bevelend.
Causaliteit is er onnodig,
de schuldvraag daarmee overbodig:
want als een wip omhoog gaat rechts
gaat deze links omlaag omdat hij heel is slechts.
Ik hoef dan langer niet te hopen
op het paradijs.
Haar wegen liggen open
want ik ben de reis.
Noch hoef ik de hel te vrezen
want zodra ik ervan hoor
is zij al mijn wezen
ben ik haar vlam en koor.
Niets dat ook maar gedaan kan worden.
Al wil ik mij omgorden
voor een zware strijd
ontbreekt daarvoor in heelheid
simpelweg de tijd:
'k was altijd al genezen en gewijd.
Rhododendron.
Bloemen vloeien over de randen
van de extase
met kleuren die branden
in de fase
van de verrukking.
Zelfs in de smart
van val en mislukking
gloeit hun hart.
Zij tooien
de aarde
en gooien
hun waarde
over kooien
en gaarde.
Vijf Hopen.
Amsterdam, 8 mei.
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Zorgeloze zangenHoe gaat het? Ik hoop goed. Met mij komsikomsa in deze rillerige meidagen. Te slap om veel te doen en te onrustig om alleen maar te blijven zitten, wat ik toch wel probeer, heb ik de pen opnieuw ter hand genomen. Toen Hem werd gevraagd hoe het zelf, het ik of het ego er nu eigenlijk uitziet legde de Boeddha vijf hoopjes rijst neer die achtereenvolgens vorm, gevoel, waarneming, formatie en bewustzijn weergaven. Gelieve hierover de volgende vijf gedichten aan te treffen:
V I J F H O P E N
I Vorm
Grootscheepse schittering
die licht van licht ontving,
een duizeling van klanken
en een fontein van dranken
doorzichtig en welriekend
in dit oneindig weekend
van feestende genade
zijn hun eigen gade.
Bronnen bruisen,
bomen ruisen.
zingen onbevangen
tot eensklaps stolt de storm:
daar heb je hem: de vorm.
II Gevoel
Het staat daar maar.
Wie staart ernaar?
't Valt niet te zeggen
maar ook niet te weerleggen
dat het wordt gevoeld
en daarmee woelt
in het gemoed
met kou en gloed.
Zo komen dan tot leven
toenadering en beven,
gierigheid en geven.
't Is pijnlijk of plezierig,
rijk of armetierig,
houterig of zwierig.
III Waarneming.
"Wat dreigt moet weg,
wat lokt gepakt,
de rest
wel best."
Dit overleg,
snel en compact,
verpest
de mest
van de ervaring
die toch zo rijk
en geurig is.
't Is de verklaring
voor een kijk
die treurig is.
IV Formatie.
Maar wie of wat moet weg,
gepakt of is wel best?
Een band, een hand, een heg,
een minnaar of Nieuw-West?
Verlegenheid of moed,
geslepenheid of rust,
duisternis of gloed,
vergetelheid of lust?
Zo zijn er namen opgedoken,
die als ogen toegeloken,
een floers leggen over het feest.
Van alles wel het meest
zijn 't deze bontgetinte luiken
die de dans ontduiken.
V Bewustzijn.
Nu is dan alles saamgevat,
weerspiegeld in kristal.
Facetten van een woordenschat
gevarieerd van interval.
Licht kaatsende
op kabbelend water
of schaatsende
langs het gesnater
van waggelende eenden.
Wie hun oren leenden
en hun handen brandden
aan de geschulpte randen
van dit ijv'rig commentaar
zijn daarmee nooit klaar.
Met dank aan de Vidyadhara, de Eerwaarde Chögyam Trungpa, Rinpoche's "Mythe van de Vrijheid".
Heb een zonnig weekeinde!
Liefs van Hans.
Gedichten rond een mei
Lieve vrienden en sanghagenoten,
Hoe gaat het? Ik hoop allemaal goed en dat jullie genieten van het schone weer, al wordt het misschien wat eentonig. Dat geldt in elk geval voor mijn situatie waar eerlijk gezegd niet veel schot in zit. Nu hoeft dit overigens ook niet: ook ruimte en dood zijn over het lijden verheven havens zoals uit twee onderstaande gedichten moge blijken. Intussen ga ik al wel weer iets meer van het eten proeven al blijft het slikken nog steeds lastig. Woorden en gedachten kabbelen en babbelen intussen onverstoorbaar voort!
Heb een mooie week en liefs van Hans.
Staccato.
Het ritselen van bladeren,
het fluisteren van bomen,
het bloed dat ruist door aderen,
de wisseling van dromen,
de erfenis der vaderen
die de geschiedenis doet stromen
en draaien laat de raderen
waardoor er generaties komen -
dit alles wordt tot damp en spel
in't aanzicht van de dood.
Niet veel verandert er zo snel
als 't lijf waaruit het leven vlood.
We moeten 't kwijt als een versleten gymp,
maar erg of niet: de dode geeft geen krimp.
Eerste Gebod.
Te spreken óver wat gebeurt
is tegelijk ook wát gebeurt,
er is zelfs helemaal niets anders.
En toch, dit "over" maakt het anders
waardoor Odysseus aan de cycloop ontkwam ')
- hij zei: mijn naam is Niemand -
en dit idee van "niemand" vatte vlam,
brak tussen daad en man de band.
Zo zet dit "over" ons op het verkeerde been
en misverstanden tieren welig.
Illusies lopen met verwachting heen;
we worden wild of melig.
Vandaar 't Gebod nummero Een: '')
"Wees Mij niet overspelig."
') Omdat Odysseus zichzelf als "Niemand" bekend had gemaakt gingen de cyclopen naar niemand op zoek.
'') "Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben". (Ex. 20:3)
Vanzelf.
De regen valt, stroomt over keien,
verzamelt zich in poel en krater,
masseert het land, hult lange rijen
bomen in een gewaad van water.
Het vuur laait op, verlicht de hemel
en 't heelal. Verbrandt de doden
en geeft warmte aan 't gewemel
van wat leeft. Bakt broden.
Maar is er iemand aan het regenen of branden?
Zo zijn er ook gedachten,
talrijk als korrels op het strand,
die 't feit toch niet ontkrachten
dat er niemand nodig is die denkt.
't Is de gedachte die zichzelf schenkt.
Verlies.
Het was winderig op straat.
Ik had een touwtje in mijn hand
en daaraan rukte een ballon.
Ik keek omhoog, mijn moeder in 't gelaat.
Ze was met tante aan de praat
in dit bewolkte land,
vaak nat en somber, zonder zon,
waar regen op de dreven slaat.
Toen liet ik het touwtje los:
omhoog vloog de ballon. Ik was de klos,
het kort geluk verloor zijn blos.
Nog lang kon ik hem volgen,
weemoedig en ietwat verbolgen,
tot hij door 't zwerk was verzwolgen.
Beweging.
Zoals een film die draait beweging wekt
- stil staan de foto's,
toch rijden auto's -
omdat een reeks zich in de tijd uitstrekt,
zo kan beweging worden teruggebracht
tot een reeks van ruimen
die tot trilling brengt de pluimen
van 's levens bonte pracht.
't Is het geheugen dat beweging schept,
de ruimen zelf zijn stil.
Niets bloeit daarin en niets verlept
niets is daar oud of pril.
Ze zijn onpeilbaar, ongerept,
bevrijd van elke wil.
Passerende Paasuren.
Vertrouwen.
Herinneringen waren rond,
soms kwakkelend en soms gezond.
Ze komen langzaam aangedreven
of schieten weg en schitteren maar even.
Het lijkt erop te duiden
dat, zoals klepels klokken luiden,
gebeurtenissen in't gemoed weerklinken
die je soms liever zag verzinken.
Zo ligt dan alles opgeslagen,
zowel je koene als je bange dagen.
Het is tegelijk ook wel sinister
dat je staat opgetekend in't register
tenzij je weet dat ogen die het lezen
niet oordelen maar wel genezen.
Rockstar.
Hoe staat vandaag mijn pet?
Wat scheef - hij kon ook ronder -
en hij wordt langzaam vet,
mijn haar past niet eronder.
Maar dit is niet bijzonder:
ik rook gewoon een sigaret
en door de rook lijk ik wat blonder
in't flitslicht met mijn klarinet.
Spelend op een kale vlonder
die de zaal in steekt als een tablet
met het publiek dat danst daaronder,
voel ik mij tof, boven de wet,
totdat plotseling de donder
mij in lichterlaaie zet.
Veel drukte om niets.
Begeerte, donk're raaf,
die aast op duizend dingen
die, als suikerspinsel om een staaf,
alweer ras verloren gingen,
omdat ik steeds maar draaf,
mij door de haast laat dringen
en door 't gebrek aan wijs conclaaf
in bochten mij laat wringen,
doet de stroom waaraan 'k me laaf
rondkolken in wijde kringen.
Maar in het wiel is hol de naaf
waarin vogels zingen.
En in het blauw, compact en gaaf,
bloeien de seringen.
Na de zondvloed.
Wanneer de wolken vloed uitbraken
die wijd opengooit de sluis
waardoor er vissen zwemmen tussen daken
en de ruimte vol is van gedruis
zal ik stil zijn als een muis
en geen kreet meer slaken,
vlak en effen als plavuis
zonder richting, doel of baken.
De aarde zal mij zijn tot kluis
die niet makk'lijk is te kraken
en zal dienst doen als een huis
waarin ik onbespied kan waken
tussen alg en larf en luis
onder een wolk vol draken.
Gedogen.
Daarnet stond je nog opgetogen
je mat te vlechten onder palmen.
Je had het heel goed overwogen,
een plek gevonden zonder galmen.
Maar weldra blijkt: je bent bedrogen:
een stortbui knakt de halmen.
Je rolt je lippen en je ogen
en hoort niet langer bij de kalmen.
Blijf nu niet langer talmen:
wat je ook wilt pogen
zal de pit doen walmen
en je koorts verhogen.
Laat nu vallen alle schalmen
en met je hoop is vrees vervlogen.
Herinneringen waren rond,
soms kwakkelend en soms gezond.
Ze komen langzaam aangedreven
of schieten weg en schitteren maar even.
Het lijkt erop te duiden
dat, zoals klepels klokken luiden,
gebeurtenissen in't gemoed weerklinken
die je soms liever zag verzinken.
Zo ligt dan alles opgeslagen,
zowel je koene als je bange dagen.
Het is tegelijk ook wel sinister
dat je staat opgetekend in't register
tenzij je weet dat ogen die het lezen
niet oordelen maar wel genezen.
Rockstar.
Hoe staat vandaag mijn pet?
Wat scheef - hij kon ook ronder -
en hij wordt langzaam vet,
mijn haar past niet eronder.
Maar dit is niet bijzonder:
ik rook gewoon een sigaret
en door de rook lijk ik wat blonder
in't flitslicht met mijn klarinet.
Spelend op een kale vlonder
die de zaal in steekt als een tablet
met het publiek dat danst daaronder,
voel ik mij tof, boven de wet,
totdat plotseling de donder
mij in lichterlaaie zet.
Veel drukte om niets.
Begeerte, donk're raaf,
die aast op duizend dingen
die, als suikerspinsel om een staaf,
alweer ras verloren gingen,
omdat ik steeds maar draaf,
mij door de haast laat dringen
en door 't gebrek aan wijs conclaaf
in bochten mij laat wringen,
doet de stroom waaraan 'k me laaf
rondkolken in wijde kringen.
Maar in het wiel is hol de naaf
waarin vogels zingen.
En in het blauw, compact en gaaf,
bloeien de seringen.
Na de zondvloed.
Wanneer de wolken vloed uitbraken
die wijd opengooit de sluis
waardoor er vissen zwemmen tussen daken
en de ruimte vol is van gedruis
zal ik stil zijn als een muis
en geen kreet meer slaken,
vlak en effen als plavuis
zonder richting, doel of baken.
De aarde zal mij zijn tot kluis
die niet makk'lijk is te kraken
en zal dienst doen als een huis
waarin ik onbespied kan waken
tussen alg en larf en luis
onder een wolk vol draken.
Gedogen.
Daarnet stond je nog opgetogen
je mat te vlechten onder palmen.
Je had het heel goed overwogen,
een plek gevonden zonder galmen.
Maar weldra blijkt: je bent bedrogen:
een stortbui knakt de halmen.
Je rolt je lippen en je ogen
en hoort niet langer bij de kalmen.
Blijf nu niet langer talmen:
wat je ook wilt pogen
zal de pit doen walmen
en je koorts verhogen.
Laat nu vallen alle schalmen
en met je hoop is vrees vervlogen.
Stille Week
Palmzondag.
Vanmiddag zal Ik rijden op een ezel
en zullen palmtakken Mij omwuiven.
Men kan Mij mak'lijk zien als kwezel
die 't niet aandurft op een ros te stuiven.
Misschien is dit trouwens wel waar.
Het kan Mij echter niet verstoren.
'K ben al tevreden met een rammelaar,
hoef over roem en luister niets te horen
maar wijs het ook niet af.
Gevrijwaard dus van lof en straf
laat ik Mijn ezel lopen zonder draf.
Ik wil het beestje niet vermoeien,
zie 't liever in de weide stoeien,
maar kom: de wijn moet vloeien.
Witte Donderdag.
In feite wordt het offer reeds volbracht
al moeten volgen lijdensnacht
en gang naar 't zoete kruis
om te bevestigen wat hier gebeurt in huis:
Mijn lijf over de tafel uitgespreid,
in knapperige brokken,
Mijn bloed al in de kelk gewijd
genoeg voor twaalf slokken,
worden gegeten en gedronken.
We kunnen nu naar buiten.
'Dra is mijn gevolg in slaap verzonken
en een is er in opdracht al aan 't muiten.
Bevrijding van 't heelal is aan 't ontvonken,
de zege in de val niet meer te stuiten.
Goede Vrijdag.
Water en wijn vloeien uit brood
dat uitroept, als in grote nood:
"Waarom hebt Gij Mij verlaten?"
maar stil blijven de hemel en de straten.
Dat is niet vreemd. 'K moet niet vergeten
dat Ik al gister werd gegeten.
Ben daarom opgelost in zijn,
ben hout en dorens en de pijn.
Maar verlaten? Neen.
Door Wie? Van top tot teen
aan 't kruis,
in het gedruis
der tijden,
zijn Wij Ons Eigen lijden.
Stille Zaterdag.
Drieëndertig jaar was Ik gedompeld in de tijd
maar was tegelijk nooit los van eeuwigheid,
heb door die combinatie wel de weg gewezen
naar 't heil wanneer men het bestaan kan lezen
als bladerkrans waarop de eng'len schrijven
de feiten van het leven die beklijven
zolang herinnering ze vasthoudt.
Is dat voorbij rest maagdelijk het woud.
Nu is het alweer lente,
van voorbije vorst de rente.
Met Mij werd aangeveegd de vloer,
geholpen werd Ik naar Mijn malle Moer.
En, op het oog omsloten door zes plinten
lig Ik te lachen tussen hyacinthen.
Opstanding.
Sinds Donderdag is er niet veel veranderd.
Het vlees werd brood, het bloed werd wijn,
waarna het door het zijn meandert.
Zij zullen langer niet gescheiden zijn.
Maar welbeschouwd was dit altijd al het geval.
't Idee van scheiding hield Ons voor de mal.
Na nu Mij Geest gestort te hebben in Uw handen
is er geen onderscheid meer tussen droom en landen.
Of tussen dood en leven.
Om dit te tonen heb Ik Mij gegeven
zodat er niets meer rest.
Uiteengevallen is het nest.
Juicht dus en schreeuwt u hees:
verrezen zijn We in het vlees!
Vanmiddag zal Ik rijden op een ezel
en zullen palmtakken Mij omwuiven.
Men kan Mij mak'lijk zien als kwezel
die 't niet aandurft op een ros te stuiven.
Misschien is dit trouwens wel waar.
Het kan Mij echter niet verstoren.
'K ben al tevreden met een rammelaar,
hoef over roem en luister niets te horen
maar wijs het ook niet af.
Gevrijwaard dus van lof en straf
laat ik Mijn ezel lopen zonder draf.
Ik wil het beestje niet vermoeien,
zie 't liever in de weide stoeien,
maar kom: de wijn moet vloeien.
Witte Donderdag.
In feite wordt het offer reeds volbracht
al moeten volgen lijdensnacht
en gang naar 't zoete kruis
om te bevestigen wat hier gebeurt in huis:
Mijn lijf over de tafel uitgespreid,
in knapperige brokken,
Mijn bloed al in de kelk gewijd
genoeg voor twaalf slokken,
worden gegeten en gedronken.
We kunnen nu naar buiten.
'Dra is mijn gevolg in slaap verzonken
en een is er in opdracht al aan 't muiten.
Bevrijding van 't heelal is aan 't ontvonken,
de zege in de val niet meer te stuiten.
Goede Vrijdag.
Water en wijn vloeien uit brood
dat uitroept, als in grote nood:
"Waarom hebt Gij Mij verlaten?"
maar stil blijven de hemel en de straten.
Dat is niet vreemd. 'K moet niet vergeten
dat Ik al gister werd gegeten.
Ben daarom opgelost in zijn,
ben hout en dorens en de pijn.
Maar verlaten? Neen.
Door Wie? Van top tot teen
aan 't kruis,
in het gedruis
der tijden,
zijn Wij Ons Eigen lijden.
Stille Zaterdag.
Drieëndertig jaar was Ik gedompeld in de tijd
maar was tegelijk nooit los van eeuwigheid,
heb door die combinatie wel de weg gewezen
naar 't heil wanneer men het bestaan kan lezen
als bladerkrans waarop de eng'len schrijven
de feiten van het leven die beklijven
zolang herinnering ze vasthoudt.
Is dat voorbij rest maagdelijk het woud.
Nu is het alweer lente,
van voorbije vorst de rente.
Met Mij werd aangeveegd de vloer,
geholpen werd Ik naar Mijn malle Moer.
En, op het oog omsloten door zes plinten
lig Ik te lachen tussen hyacinthen.
Opstanding.
Sinds Donderdag is er niet veel veranderd.
Het vlees werd brood, het bloed werd wijn,
waarna het door het zijn meandert.
Zij zullen langer niet gescheiden zijn.
Maar welbeschouwd was dit altijd al het geval.
't Idee van scheiding hield Ons voor de mal.
Na nu Mij Geest gestort te hebben in Uw handen
is er geen onderscheid meer tussen droom en landen.
Of tussen dood en leven.
Om dit te tonen heb Ik Mij gegeven
zodat er niets meer rest.
Uiteengevallen is het nest.
Juicht dus en schreeuwt u hees:
verrezen zijn We in het vlees!
Gelijkmoedigheid, Curriculum Vitae, Lucifer, Bevrijding, "Dyutam chalayatam asmi", Voorjaar, Maha Ati
Gelijkmoedigheid.
O Vrouw, o Heer, wat is,
moment: Aanschouw, beslis
wat raak is of wat mis,
wat vroeg is, laat of hindernis,
wat wet, wat toeval is, wat zegepraal,
wat val, wat feest, wat galgemaal,
kortom wat wat is of doe't niet
maar luister even naar dit lied:
In U wil ik mij dompelen,
van elke last bevrijden,
hoef dan niet meer te strompelen
door dorre droge weiden
noch me laten overrompelen
door zorg, verdriet of lijden.
Curriculum Vitae.
Rijk en uitbundig was het leven
uit goud en regenboog geweven
spontaan en vrij gegeven
maar ay! zo is het niet gebleven.
Ik wilde het zo graag behouden,
verstrikte mij daardoor in wouden
van strategie en hebzucht
en maakte't zo tot wrange klucht.
ging iets nog. Losgeweekt en rank
of nekloge in plaats van stalles.
Die onvolmaaktheid echter
is niet beter en niet slechter
dan wat is. Waarom is dat?
Omdat er nooit iets anders is. Wat
is is soeverein, kostbaar
en enig, daarom daar.
')Maha Ati, Sanskrit, betekent "Grote Volmaaktheid".
O Vrouw, o Heer, wat is,
moment: Aanschouw, beslis
wat raak is of wat mis,
wat vroeg is, laat of hindernis,
wat wet, wat toeval is, wat zegepraal,
wat val, wat feest, wat galgemaal,
kortom wat wat is of doe't niet
maar luister even naar dit lied:
In U wil ik mij dompelen,
van elke last bevrijden,
hoef dan niet meer te strompelen
door dorre droge weiden
noch me laten overrompelen
door zorg, verdriet of lijden.
Curriculum Vitae.
Rijk en uitbundig was het leven
uit goud en regenboog geweven
spontaan en vrij gegeven
maar ay! zo is het niet gebleven.
Ik wilde het zo graag behouden,
verstrikte mij daardoor in wouden
van strategie en hebzucht
en maakte't zo tot wrange klucht.
Nu ging verloren het vermogen.
Blad en bloemen zijn verlept.
Herinneringen zijn vervlogen
waarover niet meer wordt gerept
en ik blijf over, onbewogen,
schedel en borstkas leeggeschept.
Lucifer.
Laat mij niet langer snoeven.
Ik heb een stommiteit begaan.
Van allen die een valkuil groeven
stond ik het meest vooraan.
Ik sta nu lager dan de boeven,
en ben beroofd van zon en maan.
Te trots nochtans om hulp te hoeven
laat ik om mijn verlies geen traan.
Verspeeld heb ik mijn laatste troeven,
mijn reputatie is vergaan.
Geen plek heb ik om te vertoeven
en heb geen poot om op te staan.
Wilt u nog mijn moreel opschroeven,
weet dan: het is met mij gedaan.
Bevrijding.
Eens op een dag was ik verward,
waarschijnlijk door een valse start,
en zag van 't juiste hart noch flard.
Verstand en inzicht bleven blank:
hetzelfde waren front en flank
of water, wijn of sterker drank,
odeur van lelies, zwijnenstank,
en daarmee vreugd' en smart.
Toen kwam mij wekken zoeter klank:
puin werd ontrafeld, niet langer mank
Blad en bloemen zijn verlept.
Herinneringen zijn vervlogen
waarover niet meer wordt gerept
en ik blijf over, onbewogen,
schedel en borstkas leeggeschept.
Lucifer.
Laat mij niet langer snoeven.
Ik heb een stommiteit begaan.
Van allen die een valkuil groeven
stond ik het meest vooraan.
Ik sta nu lager dan de boeven,
en ben beroofd van zon en maan.
Te trots nochtans om hulp te hoeven
laat ik om mijn verlies geen traan.
Verspeeld heb ik mijn laatste troeven,
mijn reputatie is vergaan.
Geen plek heb ik om te vertoeven
en heb geen poot om op te staan.
Wilt u nog mijn moreel opschroeven,
weet dan: het is met mij gedaan.
Bevrijding.
Eens op een dag was ik verward,
waarschijnlijk door een valse start,
en zag van 't juiste hart noch flard.
Verstand en inzicht bleven blank:
hetzelfde waren front en flank
of water, wijn of sterker drank,
odeur van lelies, zwijnenstank,
en daarmee vreugd' en smart.
Toen kwam mij wekken zoeter klank:
puin werd ontrafeld, niet langer mank
liggen, nu onbenard,
genot en lijden, zacht en hard,
ontsloten in een open hart.
"Dyutam chalayatam asmi" (Bhagavad Gita X-36.1)
"Ik ben de valse worp van dobbelaars"
zo spreekt de Heer. Als dat zo is
dan is Hij ook mijn vuile laars
mijn struik'lend dwalen en ontsteltenis
bij 't zien van mijn begane daden.
Ik ben al jaren aan het waden
door mist en duisternis
en vaak sla ik de plank nog mis.
Maar dit is allemaal de Heer:
het hart van al, van alles meer
dan ik bedenken kan.
Hij is in elke vrouw de man,
in elke man de vrouw:
pijn in geluk, genot in angst, oh! au!
Voorjaar.
De aarde nat, ontdooiend mos,
de winter die ons uit komt wuiven,
de bomen breken plotsklaps los,
de klok die weer vooruit ging schuiven.
Op veler wangen komt een blos,
de straten waarin pollen stuiven,
de takken huiveren in bloesemdos,
fortuinlijk vee bevrijd van ruiven.
Daarboven wolkt de hemel marmer
en vliegen, eeuw na eeuw,
de meeuwen rond, grijswit als sneeuw.
Hun kleur wordt nimmer warmer.
Dit alles in een diepe geeuw
die rijker wordt noch armer.
Maha Ati ')
Wanneer, zo kun je vragen,
is iets volmaakt?
Pas dan, zo zal je dagen,
indien door smart onaangeraakt?
Dus, zul je concluderen,
geldt volmaaktheid niet voor alles:
pakweg een peluw zonder veren
genot en lijden, zacht en hard,
ontsloten in een open hart.
"Dyutam chalayatam asmi" (Bhagavad Gita X-36.1)
"Ik ben de valse worp van dobbelaars"
zo spreekt de Heer. Als dat zo is
dan is Hij ook mijn vuile laars
mijn struik'lend dwalen en ontsteltenis
bij 't zien van mijn begane daden.
Ik ben al jaren aan het waden
door mist en duisternis
en vaak sla ik de plank nog mis.
Maar dit is allemaal de Heer:
het hart van al, van alles meer
dan ik bedenken kan.
Hij is in elke vrouw de man,
in elke man de vrouw:
pijn in geluk, genot in angst, oh! au!
Voorjaar.
De aarde nat, ontdooiend mos,
de winter die ons uit komt wuiven,
de bomen breken plotsklaps los,
de klok die weer vooruit ging schuiven.
Op veler wangen komt een blos,
de straten waarin pollen stuiven,
de takken huiveren in bloesemdos,
fortuinlijk vee bevrijd van ruiven.
Daarboven wolkt de hemel marmer
en vliegen, eeuw na eeuw,
de meeuwen rond, grijswit als sneeuw.
Hun kleur wordt nimmer warmer.
Dit alles in een diepe geeuw
die rijker wordt noch armer.
Maha Ati ')
Wanneer, zo kun je vragen,
is iets volmaakt?
Pas dan, zo zal je dagen,
indien door smart onaangeraakt?
Dus, zul je concluderen,
geldt volmaaktheid niet voor alles:
pakweg een peluw zonder veren
Die onvolmaaktheid echter
is niet beter en niet slechter
dan wat is. Waarom is dat?
Omdat er nooit iets anders is. Wat
is is soeverein, kostbaar
en enig, daarom daar.
')Maha Ati, Sanskrit, betekent "Grote Volmaaktheid".
Mandelamanchamandala.
Don Quichote zag, staande voor een molen,
de wieken gaan van links naar rechts.
zag ze van rechts naar links gaan slechts.
Toen Quichote van wat hij zag verslag uitbrachtzweeg Sancho stil en dacht er 't zijne van.
Zij trokken verder dag na nacht
door vreemde verten zonder plan.
"Hoe draaien nu die wieken zelf?"door vreemde verten zonder plan.
was wat Sancho aldoor dacht
tot op zijn schouder kwam een elfdie hem inblies, onverwacht:
"Ze went'len slechts voor het gewelf
der wereld. Voor zichzelf rusten ze zacht."
"Alles goed en wel," zei Sancho, toen"Ze went'len slechts voor het gewelf
der wereld. Voor zichzelf rusten ze zacht."
hij de woorden van het elfje had vernomen
terwijl hij Don Quichote koen
zijn lans zag richten op fantomen:
"die wieken zelf, los van 't gewelf,
bestaan die eigenlijk nog wel?
Ik zie ze wel maar ben ook zelf
deel van't gewelf, vertel dus elf, vertel!"
"Je stelde daar een juiste vraag," sprak toen de elf,
"Hoe meer iets rust, hoe meer iets tot zichzelf
komt. Is dit totaal dan kan
't zichzelf niet langer kennen
want rust kent tijd noch afstand. Dan
rest er niets om zelfs maar aan te wennen."
Zij zwegen even totdat Sancho vroeg:
"Is dat niet droef en desolaat?"
De elf verblijdde zich daarop en sprak: "Te laat
is't zelfs daarvoor: niets is zichzelf genoeg."
Opnieuw was het weer stil. Ze keken beiden
hoe Don Quichote zijn paard nu ging berijden
en met gevelde lans ten strijde trok,
zich niet bekommerend om plaats of klok.
"Kijk naar je meester, kijk naar de held",
sprak nog de elf, "en laat niet onvermeld
hoe kloek hij, op de wiekslag van 't verbeelde,
ontstijgt aan wat hem al te lang verveelde
en zich verliest in Dulcinea's zoete sferen,
die, uit het niets gekomen, tot het niets weer keren."
Op de plaats rust.
Neem eens een handje zand
en gooi dat op het strand:
Neem nog een weinig zand
en gooi dat op een vel papier:
nu zie je van de korrels zelfs de rand
patronen die ze vormen ook van daar naar hier.
Vervang 't papier nu eens door rust
doe niets, verwijl daarin zolang 't je lust,
laat je gedachten maar als stofjes zweven,
in 't zonlicht van je aandacht leven,
- de stilte die er is laat bovendien de wereld rusten -en zien zul je het landschap van je geest met al haar kusten.
--
Loo
en gooi dat op het strand:
de korrels zullen dan hun zichtbaarheid vermijden
temidden van andere die zich rondom uitbreiden. Neem nog een weinig zand
en gooi dat op een vel papier:
nu zie je van de korrels zelfs de rand
patronen die ze vormen ook van daar naar hier.
Vervang 't papier nu eens door rust
doe niets, verwijl daarin zolang 't je lust,
laat je gedachten maar als stofjes zweven,
in 't zonlicht van je aandacht leven,
- de stilte die er is laat bovendien de wereld rusten -
--
Loo
Poems on the occasion of Trungpa Rinpoche's Parinirwana
Lieve vrienden, Sinds vorige week valt er niet veel te berichten, al was ik afgelopen zaterdag weer even op het Shambhalacentrum waar ik toevallig het glas kon heffen met vrienden die daar na beoefening bijeen zaten en van een paar teugjes rode wijn genieten met behulp van een rietje. (Voor mij leek hij trouwens eerder op rum!) Thuis tuimelde ik mijn bed weer in waar ik nog steeds het halve etmaal doorbreng. Wat dat betreft verandert er vooralsnog niet veel. De zon schijnt echter krachtig en baadt ons in haar weelde. Geniet ervan en ook van het komende weekeinde! Gelieve hieronder nog enkele uitvloeisels van mijn huisvlijt aan te treffen. Alle goeds en liefs van Hans. Poem on the occasion of the 24th anniversary of Chögyam Trungpa, Rinpoche's Parinirwana: Omnipresence Till now, (so many years forlorn, that rushed by, as if unborn), I was, not daring to be crazy, despite your teachings, lazy. Sometimes I tried to find your bliss and magic in a pint. Although it seemed smooth and mild it was not wild: I was a timid child. So is my judgement cool as ice and sends me to a barren land that is not hidden from your eyes nor out of reach from your all-ploughing hand. Therefore it would be accurate and wise to stop regretting, rather with your vision blend. ("Wherever you look, his transparent body is there and the power of his blessings can never be diminished." Chögyam Trungpa, Rinpoche - Sadhana of Mahamudra.) Een niemendalletje. Om een gedicht te schrijven pak ik mijn potlood op (handiger dan pen want zonder dop). Een vers was boven komen drijven en hoefde nog alleen maar op papier gezet. Maar zie: een ander vers verschijnt terwijl 't oorspronk'lijke verdwijnt: het is al half gereed en ook nog in het net. Waar gaat het eigenlijk nu over? Dat kom ik pas als ik het schrijf te weten maar 't is al bijna af dus pover lijkt het resultaat. Zou daarom maar vergeten van dit vers niet beter zijn? Toch gaat de tover van dit falen nog voorbij aan elk meten. Mahamoedra. ') korte versie. Eternalist: Het leven is massief en vast gehouwen uit onwrikbaar steen. Wat ook gebeurt - het past in't plan door alle eeuwen heen. Nihilist: Het leven is een moddermast en glibbert door je vingers heen. Als je denkt dat je je handen wast, heb je, eer je het weet, van beide geen. Koor: Het leven is een groot gebaar en gaat voorbij aan licht en zwaar. Het is betekenis en lied maar van de eeuwigheid geen baken want een gebaar kun je weliswaar maken maar het pakken kun je niet. ("Mahamoedra", Sanskrit, is letterlijk: "Groot Gebaar".) Mahamoedra. lange versie. Eternalist. Als een monade') enkelvoudig is dan is er een van, heel gewis. Wat singulier is heeft geen eigenschappen als links of rechts, waardoor het is te snappen dat het grenzen heeft in ruimte noch in tijd. Wat streeft dan naar verandering dan een verzonnen handeling? Zo is er dus één monolith die onaantastbaar, adamant, zichzelf vervult, solied' en vervolmaakt. Als diamant onsplijtbaar, van zichzelf niet te scheiden, bewegingen irrelevant. Nihilist: Die monolith waarvan u sprak, zo overtuigend en zo strak, wat is dat anders dan een beeld in 't denken dat zichzelf verdeelt in duizenden gedachten die verzinken in de nachten waardoor een drama raast ongrijpbaar als de wind die blaast? Zo is er niets dan denken dat louter onbestendig is als een verschietend schenken van zegen en ontsteltenis in een zee van loze wenken die verdwijnt in duisternis. Koor: U sprak daar beiden waar maar beiden voor de helft slechts. Wat ik van elk van u ervaar werkt op het welzijn averechts. Het eeuwige, zonder vervloeien, slaat spel en vreugde in de boeien. Het vluchtige alleen vliegt met elk genieten heen. Heel goed zijn ze wel samen waar en vormen ze getweeën het gebaar dat wel is waar gemaakt kan worden maar tevens nooit gegrepen. "Fjorden sluiten zich om water.": dit is denken, komt pas later. ') Monaden: enkelvoudige eenheden waaruit, volgens Leibniz (1646-1716), het heelal zou zijn opgebouwd.
Verzenden Opgeslagen Verwijderen Verzenden Opgeslagen Verwijderen Beantwoorden |
Lieve Hanny, Hierbij een hele serie berichten en gedichten zoals die de laatste tijden aan de sangha zijn verstuurd. Zie maar wat je ervan leest, hoor, misschien is het wel een beetje veel ineens. Geniet intussen van je laptop, als het maar niet ten koste gaat van het schootgenot van Dikkie Dik of Aphrodietje! Heb een mooie week! Lieve groeten van Hans. ---------- Doorgestuurd bericht ---------- Van: Hans Zwart <shiwahans@gmail.com> Datum: 8 april 2011 13:51 Onderwerp: gedichten en berichten. Aan: Inez de Munnik <inez.demunnik@gmail.com> - Tekst uit oorspronkelijke bericht weergeven - Hoi Inez, Wil je het onderstaande weer versturen? Heb een mooi weekend en liefs van Hans. Lieve vrienden, Sinds vorige week valt er niet veel te berichten, al was ik afgelopen zaterdag weer even op het Shambhalacentrum waar ik toevallig het glas kon heffen met vrienden die daar na beoefening bijeen zaten en van een paar teugjes rode wijn genieten met behulp van een rietje. (Voor mij leek hij trouwens eerder op rum!) Thuis tuimelde ik mijn bed weer in waar ik nog steeds het halve etmaal doorbreng. Wat dat betreft verandert er vooralsnog niet veel. De zon schijnt echter krachtig en baadt ons in haar weelde. Geniet ervan en ook van het komende weekeinde! Gelieve hieronder nog enkele uitvloeisels van mijn huisvlijt aan te treffen. Alle goeds en liefs van Hans. Poem on the occasion of the 24th anniversary of Chögyam Trungpa, Rinpoche's Parinirwana: Omnipresence Till now, (so many years forlorn, that rushed by, as if unborn), I was, not daring to be crazy, despite your teachings, lazy. Sometimes I tried to find your bliss and magic in a pint. Although it seemed smooth and mild it was not wild: I was a timid child. So is my judgement cool as ice and sends me to a barren land that is not hidden from your eyes nor out of reach from your all-ploughing hand. Therefore it would be accurate and wise to stop regretting, rather with your vision blend. ("Wherever you look, his transparent body is there and the power of his blessings can never be diminished." Chögyam Trungpa, Rinpoche - Sadhana of Mahamudra.) Een niemendalletje. Om een gedicht te schrijven pak ik mijn potlood op (handiger dan pen want zonder dop). Een vers was boven komen drijven en hoefde nog alleen maar op papier gezet. Maar zie: een ander vers verschijnt terwijl 't oorspronk'lijke verdwijnt: het is al half gereed en ook nog in het net. Waar gaat het eigenlijk nu over? Dat kom ik pas als ik het schrijf te weten maar 't is al bijna af dus pover lijkt het resultaat. Zou daarom maar vergeten van dit vers niet beter zijn? Toch gaat de tover van dit falen nog voorbij aan elk meten. Mahamoedra. ') korte versie. Eternalist: Het leven is massief en vast gehouwen uit onwrikbaar steen. Wat ook gebeurt - het past in't plan door alle eeuwen heen. Nihilist: Het leven is een moddermast en glibbert door je vingers heen. Als je denkt dat je je handen wast, heb je, eer je het weet, van beide geen. Koor: Het leven is een groot gebaar en gaat voorbij aan licht en zwaar. Het is betekenis en lied maar van de eeuwigheid geen baken want een gebaar kun je weliswaar maken maar het pakken kun je niet. ("Mahamoedra", Sanskrit, is letterlijk: "Groot Gebaar".) Mahamoedra. lange versie. Eternalist. Als een monade') enkelvoudig is dan is er een van, heel gewis. Wat singulier is heeft geen eigenschappen als links of rechts, waardoor het is te snappen dat het grenzen heeft in ruimte noch in tijd. Wat streeft dan naar verandering dan een verzonnen handeling? Zo is er dus één monolith die onaantastbaar, adamant, zichzelf vervult, solied' en vervolmaakt. Als diamant onsplijtbaar, van zichzelf niet te scheiden, bewegingen irrelevant. Nihilist: Die monolith waarvan u sprak, zo overtuigend en zo strak, wat is dat anders dan een beeld in 't denken dat zichzelf verdeelt in duizenden gedachten die verzinken in de nachten waardoor een drama raast ongrijpbaar als de wind die blaast? Zo is er niets dan denken dat louter onbestendig is als een verschietend schenken van zegen en ontsteltenis in een zee van loze wenken die verdwijnt in duisternis. Koor: U sprak daar beiden waar maar beiden voor de helft slechts. Wat ik van elk van u ervaar werkt op het welzijn averechts. Het eeuwige, zonder vervloeien, slaat spel en vreugde in de boeien. Het vluchtige alleen vliegt met elk genieten heen. Heel goed zijn ze wel samen waar en vormen ze getweeën het gebaar dat wel is waar gemaakt kan worden maar tevens nooit gegrepen. "Fjorden sluiten zich om water.": dit is denken, komt pas later. ') Monaden: enkelvoudige eenheden waaruit, volgens Leibniz (1646-1716), het heelal zou zijn opgebouwd. Lieve vrienden, Sinds vorige week valt er niet veel te berichten, al was ik afgelopen zaterdag weer even op het Shambhalacentrum waar ik toevallig het glas kon heffen met vrienden die daar na beoefening bijeen zaten en van een paar teugjes rode wijn genieten met behulp van een rietje. (Voor mij leek hij trouwens eerder op rum!) Thuis tuimelde ik mijn bed weer in waar ik nog steeds het halve etmaal doorbreng. Wat dat betreft verandert er vooralsnog niet veel. De zon schijnt echter krachtig en baadt ons in haar weelde. Geniet ervan en ook van het komende weekeinde! Gelieve hieronder nog enkele uitvloeisels van mijn huisvlijt aan te treffen. Alle goeds en liefs van Hans. Poem on the occasion of the 24th anniversary of Chögyam Trungpa, Rinpoche's Parinirwana: Omnipresence Till now, (so many years forlorn, that rushed by, as if unborn), I was, not daring to be crazy, despite your teachings, lazy. Sometimes I tried to find your bliss and magic in a pint. Although it seemed smooth and mild it was not wild: I was a timid child. So is my judgement cool as ice and sends me to a barren land that is not hidden from your eyes nor out of reach from your all-ploughing hand. Therefore it would be accurate and wise to stop regretting, rather with your vision blend. ("Wherever you look, his transparent body is there and the power of his blessings can never be diminished." Chögyam Trungpa, Rinpoche - Sadhana of Mahamudra.) Een niemendalletje. Om een gedicht te schrijven pak ik mijn potlood op (handiger dan pen want zonder dop). Een vers was boven komen drijven en hoefde nog alleen maar op papier gezet. Maar zie: een ander vers verschijnt terwijl 't oorspronk'lijke verdwijnt: het is al half gereed en ook nog in het net. Waar gaat het eigenlijk nu over? Dat kom ik pas als ik het schrijf te weten maar 't is al bijna af dus pover lijkt het resultaat. Zou daarom maar vergeten van dit vers niet beter zijn? Toch gaat de tover van dit falen nog voorbij aan elk meten. Mahamoedra. ') korte versie. Eternalist: Het leven is massief en vast gehouwen uit onwrikbaar steen. Wat ook gebeurt - het past in't plan door alle eeuwen heen. Nihilist: Het leven is een moddermast en glibbert door je vingers heen. Als je denkt dat je je handen wast, Koor: Het leven is een groot gebaar en gaat voorbij aan licht en zwaar. Het is betekenis en lied maar van de eeuwigheid geen baken want een gebaar kun je weliswaar maken maar het pakken kun je niet. ("Mahamoedra", Sanskrit, is letterlijk: "Groot Gebaar".) Mahamoedra. lange versie. Eternalist. Als een monade') enkelvoudig is dan is er een van, heel gewis. Wat singulier is heeft geen eigenschappen als links of rechts, waardoor het is te snappen in ruimte of in tijd. Wat streeft dan naar verandering dan een verzonnen handeling? Zo is er dus één monolith die onaantastbaar, adamant, zichzelf vervult, solied' en vervolmaakt. Als diamant onsplijtbaar, van zichzelf niet - Tekst uit oorspronkelijke bericht weergeven - Nihilist: Die monolith waarvan u sprak, zo overtuigend en zo strak, wat is dat anders dan een beeld in 't denken dat zichzelf verdeelt in duizenden gedachten die verzinken in de nachten waardoor een drama raast ongrijpbaar als de wind die blaast? Zo is er niets dan denken dat louter onbestendig is als een verschietend schenken van zegen en ontsteltenis in een zee van loze wenken die verdwijnt in duisternis. Koor: U sprak daar beiden waar maar beiden voor de helft slechts. Wat ik van elk van u ervaar werkt op het welzijn averechts. Het eeuwige, zonder vervloeien, slaat spel en vreugde in de boeien. Het vluchtige alleen vliegt met elk genieten heen. Heel goed zijn ze wel samen waar en vormen ze getweeën het gebaar dat wel is waar gemaakt kan worden maar tevens nooit gegrepen. "Fjorden sluiten zich om water.": dit is denken, komt pas later. ') Monaden: enkelvoudige eenheden waaruit, volgens Leibniz (1646-1716), het heelal zou zijn opgebouwd. | Nieuw venster Alles afdrukken Alles uitvouwen Alles samenvouwen Alles doorsturen Advertenties Informatie over deze koppelingen |
Abonneren op:
Posts (Atom)