zaterdag 31 oktober 2015

Wellicht.

Ik zal jou nooit kunnen krijgen.
Toch blijf ik mijn woorden rijgen
want het lukt mij niet te zwijgen,
wil mij eer tot spreken neigen
en een stroom van poëzie
waaraan ik geen einde zie.

Hoop dat ik je niet verveel
maar daarmee de wonden heel
die ik jou heb toegebracht
en je leed daarmee verzacht.

Het zou mooi zijn als je lacht
zonder dat je op mij wacht.
Wellicht speel je in de nacht
met mijn smart en jammerklacht.

Rusten in het bos.

"Zal ik het nu doen of niet?"-
deze vraag ligt in't verschiet,
geeft mij een gevoel van macht,
op mijn reis door dag en nacht.

Maar zij is naar mij op jacht,
zit mij altijd achterna,
blaast mij in dat ik besta,
en heeft mij zo in haar macht.

Zij is continu aanwezig
en houdt mij zodoende bezig.

Laat ik haar een keertje los
kan ik rusten in het bos,
in de schaduw van zijn bomen
en hoef niet van haar te dromen.

Labyrinth.

Heil ligt onder handbereik.
Dat ik het nochtans niet vind
komt omdat mijn koninkrijk
wat lijkt op een labyrinth.

Het is vlakbij in de buurt
maar mijn oog dat tuurt en tuurt
heeft mij ervandaan gestuurd
waardoor mijn verbanning duurt.

Ik beschouw het als ver weg,
elke keer als ik het zeg.
Mijn bedachtzaam overleg
laat mij steken in de heg.

Pas wanneer ik dat vergeet
heb ik het een keertje beet.

Never mind.

I'm full of fraud and flaws,
and transgressing many laws,
robbing you from peace and time,
for myself not worth a dime.

I pursue you with my mails
but, of course, this effort fails.
 
It's because I am a male
that I'm hunting and I wail.
Sometimes, like a nightingale,
I let ardent songs prevail.

If you understand this cause
that might give your judgment pause.
You are both profound and kind
if you're saying: "never mind!"

Bijtijds.

Meestal ben ik veel te traag.
Komt er dan een malle vraag
in mijn denken eensklaps op
laat ik na dat ik die stop.

Dan krijgt zij haar idioom
die mij kwelt tot in mijn droom.
Licht kom ik daar niet van af,
onderga daardoor haar straf.

Maar ben ik hem tijdig voor
loop ik niet vast in zijn spoor,
kan hij niet zomaar gaan groeien
om mij met zijn schijn te boeien
en hoef mij niet te vermoeien
met hem trimmen of besnoeien.

Opstanding.

Met mijzelve scheel ik
heel vaak in gedrag
en dan lieg en steel ik
en ga overstag.

Al mijn fierheid keel ik.
en dat maakt mij lelijk.

Daar ik van mijzelf niet hou
ben ik dag en nacht in touw.
Omdat ik mij niet vertrouw
doe ik alles maar heel gauw.

t Ís maar beter dat ik stop
met te zuchten in dit slop.
Uit mijn puinhoop rijs ik op
terwijl ik het stof af klop.

Op de aarde.

Afgelopen nacht
kreeg ik plots de macht.

Ik zag ineens in
dat mijn lust en zin
niet vanaf 't begin
mij hebben gekweld,
dat hun bruut geweld
zich pas voordoet in een veld
dat er daarvoor alreeds was.

Het genot waarop ik vlas
doe ik daarmee om de das.
Het blijft achter als karkas.

Daar laat ik het, in zijn waarde,
rustig liggen op de aarde.

vrijdag 30 oktober 2015

Onthechting.

Ik zit danig in de put
want mijn toevlucht en mijn stut
ging geheel voor mij verloren
en nu moet ik weer van voren
aan projecten gaan beginnen
maar weet niets meer te beginnen.

Al mijn vrienden ben ik kwijt
en voorbij is nu de tijd
om de schade te herstellen.
Ik heb niets meer te vertellen.

Plots zie ik dit droef gebied
en besef: dat ben ik niet.
Van mijn zorgen ben ik vrij
want zij zijn niet meer van mij.

Herfst.

Bladeren gaan langzaam vallen
en de bomen worden kaal.
Zij gaan vallen met hun allen
maar ze zijn vandaag niet vaal.

Alle parken worden hallen
onder hemelen van staal,
nog omringd door gouden wallen,
transparanter dan normaal.

Daarin kan ik jou vermoeden
maar ik moet nog steeds verhoeden
dat ik aan je zal verschijnen,
kijk naar weefsels op de grond
die mijn zin voor smaak verfijnen
als de lijnen om je mond.

donderdag 29 oktober 2015

Zacht en hard.

Wellicht ben ik al te zacht
met betrekking tot mijn wensen,
grijp mijn kat nu in zijn vacht,
wil dat ook gaan doen met mensen.

Heel vaak ben ik dag en nacht
van die dingen aan het dromen
en verlang dan naar de macht
om ze uit te laten komen.

Zulke zachtheid maakt mij hard
voor hun tranen, als die stromen.

Ongevoelig voor hun smart
heb ik mij de kans ontnomen
om er dan voor hen te zijn
en te lenigen hun pijn.

Word ik voor die wensen hard,
word ik voor de mensen zacht.

woensdag 28 oktober 2015

Braadspit.*)

Ben ik eigenlijk wel eerlijk
wanneer ik van wroeging spreek?
Ik vergis me wellicht deerlijk.

Ook al zie ik nu nog bleek,
ik gevoelde mij weer heerlijk
als je mij maar niet ontweek.

Dan bleek het een 'piece of cake',
al dit zuchten en dit steunen,
en ik word meteen weer week,
zal al snel wellustig kreunen
terwijl ik de draak dan steek
met vergelding's rake dreunen.

't Is dus goed dat je nu zwijgt
en mij zo aan 't braadspit rijgt.


*): "Per me si va nella città dolente,
     per me si va nelléterno dolore,
     per me si va tra la perduta gente.

     Giustizia mosse il mio alto Fattore:
     fecimi la divina Potestate,
     la somme Sapienza e il primo Amore".

    "Door mij gaat men in in de stad der smarten;
     door mij gaat men in in de eeuwige pijn;
     door mij gaat men in tot de verloren mensen.

    Gerechtigheid bewoog mijn hoge Maker;
    mij heeft gemaakt de goddelijke Macht,
    de hoogste Wijsheid en de eerste Liefde"

Opschrift boven de poort van de hel
in Dante Alighieri's Divina Commedia:
Inferno, Canto III, 1-6.

Terug in de tijd.*)

Ik heb jouw geheim geschonden
en veroorzaakte zo wonden
die niet meer te helen zijn.
Ik beschadigde jouw schrijn.

Ook als ik er niet van spreek
en zal zwijgen als het graf
blijft het een gemene streek,
onvergeeflijk, zwak en laf.

Die alleen is erg genoeg
en 't heeft geen zin dat ik nog zwoeg.

Zonder toekomst voor de boeg
kan ik nu alleen maar staren
om de tijd te gaan ervaren
voordat wij gescheiden waren.


*): o/o Ik ontwaak in de wijsheid waarin ik ben geboren o/o
     Uit "De Sadhana van Mahamoedra"
     Termatekst ontdekt door de Vidyadhara Chögyam Trungpa, Rinpoche.

Glashard.

Ik was altijd hypocriet,
heb mijzelf iets voorgelogen
want zo deugdzaam was ik niet
en ook jou heb ik bedrogen,
dacht dat ik onkwetsbaar was,
horend tot een nobel ras,
voor de aandrang der natuur,
maar ik was nog lang niet puur
en bezweek voor de verleiding
om te struinen in het gras
dat garant stond voor de scheiding
van je zuiverheid en wijding,
waarin ik geheel niet pas,
van mijn hart, zo hard als glas.

One-night-stand.

Ik blijf branden in het vuur
en verduur het, uur na uur,
omdat ik steeds aan je denk
waardoor ik mijn hart doordrenk
met verlangen naar je schoot
tot in't leven na de dood.

Misschien is dit idioot
maar mijn fantasie blijft groot.

Ook al mis ik thans de boot
eenmaal hoop ik toch het brood
van je gunst te mogen smaken
als je mij genadig bent
en mij dan wilt gaan genaken,
plots, als in een one-night-stand.

Niets op zich.

Er staat nooit iets op zichzelf.
Een plus tien: dat maakt pas elf.

Ongeacht wat ik ook zie,
het hangt af van iemand die
er op afstand nu naar kijkt,
waaruit het verschijnsel blijkt.

Want was er alleen maar dit:
ene kleur, bijvoorbeeld wit,
weet ik niet meer wat dat is
omdat ik contrasten mis.

Zelfs al is het diepe smart,
die mij pijn doet en benart:
kijk ik deze in het hart,
is zij kleurloos, wit noch zwart.

dinsdag 27 oktober 2015

Appel.

Er is allerlei materie
in het grenzenloos heelal
en een eindeloze serie
van geluiden, knal na knal.

't Is een oeverloos mysterie
en het uit zich overal
maar het horen van 't geluid
volgt daar toch niet uit.

Dit valt nergens te verklaren.
Ik kan enkel maar ervaren
dat ik het gewoonweg weet
terwijl ik een appel eet
die ik duidelijk kan zien
en nog proeven bovendien.

Eeuwig even.

Ik sta altijd in de rij
want de dood komt naderbij.
Aan het eind wacht mij het graf
en dan ben ik terug bij af.
Hulpeloos en vogelvrij,
ben ik daardoor slechts als kaf.

Tenzij ik mij toch vergis
en dit het geval niet is.

Als ik zoek naar mijn begin
kan ik het nog steeds niet vinden.
Heeft dan het woord 'eind' wel zin
of is't vormloos als de winden?

In 't moment, een eeuwig 'even',
vind ik steeds alleen maar leven.

maandag 26 oktober 2015

Toch maar liever.

In grote gelijkmoedigheid
maakt er helemaal niets uit.

Of ik door miskenning lijd
of vereend ben met mijn bruid,
altijd is't de juiste tijd
voor lawaai of zoet geluid.

Of ik kwaad doe of juist goed,
schurken of De Heer ontmoet,
het is alles om het even.

Dit geldt ook voor dood of leven,
diep genot of schrik en beven
of een fout waarvoor ik boet.

Omdat het er niets toe doet
doe ik toch maar liever goed.

Kennen.

Als ik iets fantastisch vind
ga ik het begeren.
Weldra ga ik door het lint,
kan mij niet verweren.

Maar als ik het onderdruk
maak ik daarmee ook iets stuk.
Ik beroof me van geluk,
word een mummie in één ruk.

Er is nog een derde weg:
als ik mij terzijde leg
kan ik schoonheid eren
en 't bestaan mij leren
dat, als ik "ik ken haar" zeg,
mij dan niets kan deren. 

zondag 25 oktober 2015

Dubbel erg.

Zo lang als ik haar anders wil
is de wereld hard en schril.

Eigenlijk zijn er dan twee:
de ene die er er werk'lijk is,
de andere naar mijn idee,
die ik als ik rondkijk mis.

Dat laatste valt niet altijd mee;
daarmee wil ik niet in zee.

Zo breng ik nog een splitsing aan:
ik scheid mij af van het bestaan
van de scheiding naar mijn waan,
wil voor nog meer waanzin gaan.

zaterdag 24 oktober 2015

Hemels brood.*)

Altijd is er het verlangen
dat als zware mist blijft hangen
en dat mij voortdurend kwelt
met de eisen die het stelt.

Ik loop zuchtend heen en weer
en verstrik me keer op keer
in orgasmen van weleer
en mijn hand gaat op en neer.

Ik verkeer in hoge nood
want het smachten is heel groot.
Soms verlang ik naar de dood
en wil varen in zijn boot.

Dan, wanneer ik niet meer stoot,
voedt men mij met hemels brood.


*): Toen liet de duivel van Hem af;
     en zie, de Engelen zijn toegekomen
     en dienden Hem.

Matthëus 4 vers 11

Los.

"Had ik dit maar niet gedaan,
dan was alles goed gegaan
maar nu is die kans voorbij
en de scherven resten mij".

Dit is een van de gedachten
die mij kwellen in de nachten
waarin ik maar niet kan slapen,
ook al tel ik heel wat schapen.

"Voortaan zal ik anders doen
opdat ik mij weer verzoen".
Deze komt ook vaak voorbij
en alvast verheug ik mij.

Maar intussen lig ik stil,
los van alles wat ik wil.

Fantasie.

Ik dacht lang dat ik het was
die van alles deed en liet.

Nu, na jaren, merk ik pas
dat ik dit alleen maar ried,
zoek mijn lijf na als een tas
maar daarin vind ik mij niet.

Ik is louter een gedachte,
tot geen handeling bij machte.
Er is niemand die het ziet.

Uit zichzelve klinkt het lied
waar het vaak in figureert
ofschoon het een vorm ontbeert.

Terwijl ik dit alles zie
ben ik enkel fantasie.

vrijdag 23 oktober 2015

Onveranderd.

Al mijn denken komt en gaat
als de bladeren op straat.

Dit geldt ook voor goed en kwaad
die met vaste regelmaat
zich vertonen als een spel
dat zich rimpelt als mijn vel
als ik langzaam ouder word
ofschoon ik nog train en sport.

Al die dingen gaan voorbij
maar 't gewaarzijn blijft mij bij
van dit voortgaande proces.

Daaruit trek ik deze les:
terwijl alles steeds meandert
blijft dit kennen onveranderd.

Spil.

Als iemand je hebben wil
wordt diens aandacht irritant.
Is dat dan van jou een gril
of wat is er aan de hand?

Ook al is hij elegant,
welbespraakt of juist heel stil,
hij valt voor jou door de mand
want hij maakt je tot een spil
die niet strookt met je verstand
dat alleen de gelijkheid wil
en rechtvaardigheid in 't land.

Te benauwend is de band
en de tegenspraak is schril
met wat fijn is en ontspant.

donderdag 22 oktober 2015

Rijkdom.

Door te geven word ik rijk,
geef van een vermogen blijk
en een overvloedig koninkrijk
zonder grenzen, perk of dijk.

Ook al heb ik soms geen slijk
waarmee ik het veld bestrijk
van de wereld om mij heen,
als ik naar mijzelf dan kijk
is het dat wat ik meteen
steeds kan blijven geven.

Alle hebzucht neemt de wijk
als ik meega met het leven
en ik word aan Crassus gelijk
zonder opzet, doel of streven.

woensdag 21 oktober 2015

Cogito ergo sum.*)

Deze wereld draait maar door,
na mijn tijd en ook ervoor.
Daarvoor hoef ik niets te doen,
niet vandaag en ook niet toen
ik nog dacht dat het niet ging
zonder plan en inmenging.

Heb ik dan geheel geen taak?
Deze vraag misleidt mij vaak
omdat ik haar niet herken.
Dan  moet ik van alles doen
daar ik denk dat ik er ben.

Maar net als een schorpioen
dood ik mij en word geschenk
als ik merk dat ik mij denk.


*): "Ik denk dus ik besta."
     René Descartes.

Gewaarzijn.*)

Bij elk streven, elk idee,
komt ook het gewaarzijn mee
van de dingen die ik doe,
steeds spontaan en nimmer moe.

't Is van alles op de hoogte,
van de zondvloed en de droogte,
van het goede en het kwaad.

Elke weerzin, elke smaad
ziet het fris in het gelaat.

Zelfs al moet ik schulden erven
waardoor ik geluk moet derven
of ellendig zal gaan sterven,
kan dit waarlijk niet bederven:
men kan het, als lucht, niet verven.


*): "Gewaarzijn is het lichaam van meditatie,
      zo wordt geleerd.
      Wat ook maar opkomt is fris,
      het wezen van realisatie".

Fragment uit "De Aanroeping van de Kagyü Goeroes"
uit een Tibetaans Boeddhistische Liturgie.  

Aangeschoten.

Ik ben aangeschoten wild.
Mij beschermt geen enkel schild
want ik ben je gaan bezeren
en kan mij dus niet verweren.

Ik blameer me voor de schade
en mij rest slechts jouw genade
maar die hoef je niet te schenken:
onherstelbaar was mijn krenken.

Het vertrouwen dat je gaf
heb ik slechts beschouwd als kaf.
Voor contact was ik te laf
en nu ben ik terug bij af.

Ja, zelfs naar de tijd ervoor
waarin ik bij 't schorem hoor.

dinsdag 20 oktober 2015

Fantomen.

Het bestaan is een mysterie
maar toch laat ik daar een serie
van fantomen snel op los.
Daardoor ben ik dan de klos.

Ik deel het meteen al in
in een einde en begin,
in een wereld om mij heen
met mijzelf daarin als een.

Ik heb dit zo vaak gedacht,
overdag en in de nacht,
dat ik daarin ben gaan geloven
en creëerde zo een oven,
waarin ik maar door moet sloven
tot dit denkbeeld uit zal doven.

maandag 19 oktober 2015

Altijd.

Altijd staat de zon te stralen.
of je dat nu wilt of niet.
Zij blijft schijnen zonder dralen,
ook wanneer je haar niet ziet.

Dit geldt ook voor je verlangen,
voor de wind die wuift door 't riet,
voor de eng'len met hun zangen,
allemaal geheel om niet,
voor de tranen op je wangen
die je bij hun lied vergiet.

Ook wanneer dit niet geschiedt
is het stof toch voor dit lied
in een tijd die altijd vliedt
zonder dat je dat gebiedt.  

Vooruitzicht.

Ik kan dingen nu niet weten
omdat ik ze ben vergeten
en zo sta ik voor een muur,
mij omringend elluk uur.

Toch geeft dit mij het vertrouwen
dat zij zich eens gaan ontvouwen.
Ik wil in het duister schouwen
want dat zal mij niet berouwen.

Ook al ben ik in verwarring
en verkeer ik in verstarring,
eenmaal kom ik daar toch uit
en herken ik als mijn bruid,
die voor mij haar schoot ontsluit,
dat wat mijn verlangen stuit

Huld'.

Ik wil jou graag dankbaar zijn
want je drijft me door de pijn
van een lang isolement.
Misschien word ik zo een vent.

Omdat jij mij nu niet hoeft
en je dus in zwijgen hult
word ik eindelijk beproefd
en ontwikkel ik geduld.

Weliswaar ben ik bedroefd
maar dat is mijn eigen schuld.
Elke plek waar jij vertoeft
betuig ik volledig huld'.

En je blijft steeds in mijn hart
waarvanuit mijn smachten start.

zondag 18 oktober 2015

Nooit te laat.

Te lang heb ik je belaagd,
meer dan eens je hand gevraagd.

Overmoedig het gewaagd
jou te storen met mijn klachten,
dag en nacht mijn nood geklaagd,
met vervulling in gedachten
van verlangen zonder eind
waarop heel de wereld deint.

Maar dat heeft je slechts vermoeid
omdat het jou heel niet boeit.

Toch zal een ding mij niet spijten:
het valt mij niet te verwijten
dat ik oog heb voor jouw gratie
die ik geen moment te laat zie.

Pelgrimstocht.

Ik ga op een pelgrimstocht,
ver bij jou vandaan.

Nu ik alles heb verkocht
mag ik niet meer blijven staan
opdat al jouw achterdocht
langzaam mag vergaan.

Ik heb naar je gunst gezocht
maar dat stond je niet zo aan.
Dus verdwijn ik om een bocht,
dan zie jij me niet meer staan.

Niet omdat je mij niet mocht
hielp je mij uit ijle waan
maar opdat mijn tranenvocht
mag gaan stralen als de maan.

De denker.*)

In de wereld vol met dorpen
is de teerling reeds geworpen.
Hoe ik het ook wend of keer,
daarop komt het altijd neer.

Er is niets mee aan de hand,
ook al schreeuw ik moord en brand.
Soms is't ruw, soms elegant
of 't gaat boven mijn verstand.

Maar dat maakt totaal niet uit.
Al wat is is een besluit
en tegelijk een nieuw begin.
Het zit er net tussen in.

Met mijn hand onder mijn kin
denk ik en verroer geen vin.


*): Beeld van Auguste Rodin.

zaterdag 17 oktober 2015

Samantabhadra en Samantabhadri.*)

Vorm en leegte zijn steeds een.
Dit is geldig bij een steen,
bij het zwaaien van mijn been
en het stoten van mijn teen.

Bij een gunst die ik verleen
en de tranen die ik ween.
Bij 't gesabbel aan een speen
en een turf, gewrikt uit veen.

Bij het rollen van een bal
of om 't even welk getal.
't Is van het heelal de mal
die geen blik verand'ren zal.

Daarin is de tweespalt een.
Elk gevecht is zo sereen.


*): De oerboeddha (vorm)
     en zijn gezellin (leegte):
     componenten van eenheid. 

vrijdag 16 oktober 2015

Schaakmat.

Als ik van mijn voetstuk val
heb ik het gevecht verloren.
Dan verblijf ik in een dal
en geen troost is mij beschoren.

Maar mijn weemoed is er al
in de schaduw van de toren
waarop ik zojuist nog stond
en zo lig ik op de grond.

Om de klachten uit mijn mond
bekommert zich vandaag geen hond.
Toch kijk ik weer in het rond
want mijn eetlust blijft gezond.

Zo is er nog altijd wat,
ook al sta ik nu schaakmat.

Al gegeven.

Zodra ik een doel wil halen
kan ik daarvan af gaan dwalen.
Maar geef ik mijn doelen op
kom ik heerlijk uit het slop.

Niets kan dan mijn lot bepalen
en ik hoef niet te betalen
voor wat al gegeven is,
vrij en zonder hindernis.

Daarin zijn geen eerst en later
want die zijn daar een als water.
Het is zelfbestaand geklater,
blij tot in de diepste krater.

En, als uit een lege dop,
stijgt daaruit de wereld op.

woensdag 14 oktober 2015

Luchthouwer.

Weet toch dat ik van je hou.
Of je 't wilt dat is aan jou.

Ik doe dom, vergis me gauw,
maar blijf je toch altijd trouw
want je bent voor mij de vrouw
en ik ben voor jou in touw.

Als ik zo de zaak beschouw
ben ik dus beslist niet lauw.
Ook al heb ik soms berouw,
wat ik doe is steeds om jou.

Toch begrijp ik dat je vlucht.
Mijn obsessie is berucht
maar mijn grijpen slechts een klucht
als het houwen van de lucht.

Wakkerworden.

Soms voel ik mij best een stakker
maar maak dan mijn rug wat strakker.
Dalijk wordt dit zelfbeeld zwakker
en word ik een beetje wakker.

Onder mij voel ik de aarde
zonder dat ik ervoor spaarde
en rondom mij is de hemel
met planeten en gewemel
van spiralen overal,
galaxieën zonder tal.

En mijn adem gaat naar buiten,
is door geen probleem te stuiten,
en vervolgens weer naar binnen.
Dat hoef ik niet te verzinnen.

dinsdag 13 oktober 2015

Parodie.

Soms vrees ik wel eens de dood
en dan zijn mijn zorgen groot.

Maar misschien is 't overdreven,
ben ik van die angst ontheven
als ik heb het eeuwig leven:
daarin kan ik rustig beven.

Wellicht ben ik reeds gestorven.
Diepe rust is dan verworven.
Alles wat ik rondom zie
is dan enkel fantasie.

Ook al ben ik geen genie
en al knikt nog steeds mijn knie:
geen geluk heb ik verkorven
en mijn zorg is parodie.

Alvast.

Op een dag dan ga ik dood.

Dan verlies ik in het groot
wat ik nu doe mondjesmaat.
Af en toe maak ik mij kwaad
als wat geld verloren gaat.

Maar veel meer dan in't kwadraat
zal'k verstuiven met de winden.
Het voorhoofd waar mijn hand op slaat
is dan nergens meer te vinden.

Dus weet ik niet waar ik blijf
want moet verder zonder lijf.

't Is het einde van 't bedrijf
en dan zal ik niets meer kennen,
kan er beter vast aan wennen.

maandag 12 oktober 2015

Node.

Deze dag is al te saai,
de verveling veel te taai
en zieltogend als een haai
lig ik in een droge baai,
dromend van een zee vol vis
die altijd voorhanden is,
van een hemel vol plezier:
wat ik wens is dan al hier.

Van een land waar alles kan
met een vrouw voor elke man.
Van mijn schatje dat heel blij
zich komt vlijen aan mijn zij.

Hoe weet ik dat zij er is?
Omdat ik haar node mis.

Test.

Ik wil graag met jou op reis
maar je zegt daarop geen ja,
gaat mij niet gelijk achterna
en niet over een nacht ijs.
Dat betaamt je en is wijs.

Eerst wil jij mij eens gaan testen
of ik het niet zal verpesten
door een al te snelle zoen.
Daarvoor hoef je niets te doen.

Je kunt rustig blijven zitten,
geeft mij dan gelegenheid
dat ik mij zal gaan verhitten.

Na verloop van weinig tijd
bega ik een stommiteit.

zondag 11 oktober 2015

Overbodig.

Zowel boven als beneden
wordt er steeds alom geleden.
Er bestaat hiervoor een reden.

Op een keer, heel lang geleden,
trad er ooit een splitsing op,
plompverloren en voor nop,
tussen dat wat er gebeurt
en een wezen dat dat keurt.

Deze is zich aan't herhalen,
dag en nacht, miljoenen malen,
maar dat is volstrekt onnodig
en in feite overbodig
want degeen die ploegt en zwoegt
wordt alleen maar toegevoegd.

Springvloed.

Soms maak ik mij wel eens zorgen
om de lange dag van morgen.
Slangen, in het gras verborgen,
kunnen mij wellicht gaan worgen.

Al met al een zwaar karwei.
Dit maakt mij vandaag niet blij.
Moeilijkheden, in een rij,
trekken aan mijn oog voorbij.

Toch komt er ook overmorgen
en dan ben ik alweer vrij.
Na de springvloed keert het tij.

Daarom zet ik deze zorgen
toch alvast maar weer opzij
want getob is niets voor mij.


 

Altijd al.

"In het echt is er geen tijd",
dat wordt vaak genoeg beweerd.
"Dan is er slechts eeuwigheid"'
wordt daarop geconcludeerd.

Stel nu dat dit echt zo is,
dan loop ik dit dus nooit mis.

Ook wanneer ik mij vergis
blijft dit zeker en gewis.
Elk moment is daarmee fris,
vrij en zonder hindernis.

Zet ik ooit de laatste pas,
naar mijn doel, zal bovendien
helder worden ingezien
dat ik er altijd al was.





Zin.

Wat ik wilde ging te loor.
Toch draait nog de wereld door
net zo rustig als hiervoor
toen ik nog met luist'rend oor
mocht vernemen jouw verhalen.

Je zwijgt nu in alle talen
en verbrak de band met mij.
Nu ben jij van mij weer vrij
en ook ik zit op de grond,
kijk verwonderd in het rond
en voel me nog steeds gezond.

Is dit soms een nieuw begin?
Zelf heb ik nog altijd zin
en ga op elk voorstel in!

zaterdag 10 oktober 2015

Heet.

Ik verstap me en ik struikel -
Als ik in de afgrond duikel
wijkt voor mij de grond
waarop ik nog stond.

Waar je me zojuist nog riep
gaapt een gat, oneindig diep,
waarin ik mijzelf nu kiep
zonder voet waarmee ik liep.

Alles is nu onbekend.
De signalen die je zendt
gaan voor mij verloren
want ik heb geen oren.

Maar zo lang ik dit nog weet
blijft jouw licht voor mij toch heet.

Mis.

Nu ik jou niet meer mag schrijven
moet ik in het slop verblijven
van jouw levensgroot gemis
waarin er niets anders is.

Daarin zwem ik als een vis
maar heb geen betekenis.
Als jouw beeld komt bovendrijven
snel ik toe maar hap ik mis.

Treurnis is mijn element.
Ook al ben je niet present
blijf ik toch nog steeds jouw vent
die slechts één verlangen kent:
in jouw armen te verblijven,
zelfs als je afwezig bent.

vrijdag 9 oktober 2015

Een derde weg.

Komt bij mij de hartstocht op
vind ik niet zo snel een knop
die ik even om kan draaien
waardoor zij mij niet kan paaien.
Dus zij zet mij in galop
en doet mij dan graaien.

Soms leid ik mij met iets af
waardoor ik mij haar ontzeg,
ook al is dat wel wat laf.

Maar er is een derde weg:
domweg voelen wat ik voel
zonder enig ander doel.

Dan is er niets aan de hand;
't is hiertegen niet bestand.

Gewas.

Dit bestaan is een cadeau,
aangereikt op een plateau.
Het verschaft mij zon en maan
maar weet niets van zijn ontstaan.

't Is de vraag of dat er is,
ofschoon ik er vaak naar gis,
want dat suggereert een tijd
dat het er dus nog niet was.

Toch was tijd toen al een feit,
tijd voor groeien van gewas
dat zich uitspreidt, wijd en zijd,
als een eindeloze jas
die een diep geheim omhult
dat dit leven aldoor duldt.



donderdag 8 oktober 2015

Flirten.

Soms verschaf je mij een brug
naar de hoogste zaligheid
maar dat gaat mij dan te vlug
en ik trek mij schielijk terug,
wat mij later spijt.

Zo gaat het de hele tijd:
Ik wacht altijd op mijn kansen
maar wanneer ik mag gaan dansen
maak ik mij snel uit de voeten
en moet dan op afstand boeten.

Ik vermijd je te ontmoeten
wanneer jij mij wilt begroeten
en doe dan weer moeilijk.
Dat is echt verfoeilijk.

Geloof, hoop en liefde.

Geloof hoeft niet te zien
om toch steeds te weten
dat ik tot voleinding dien,
arm als de neten,
gaat voorbij aan elk misschien,
laat mij dapper zweten.

Hoop weet dat dit lukken zal,
ook wanneer ik soms diep val.
Treden ziet zij overal
om te klimmen uit het dal.

Liefde blijft bij wat er is
zonder rem of hindernis.
Blij aanvaardt zij het gemis
van wat niet voorhanden is. 

dinsdag 6 oktober 2015

In zijn vrij.

In mijn geest is er veel gaande.
Daar houd ik mij nauw'lijks staande.
Ook hoort daar de hartstocht bij.

Plotseling bespringt zij mij
of er is de grote vrees
dat ik naar de afgrond sjees.

Maar intussen rust mijn vlees
onverdroten op een kussen
terwijl ik gedachten lees
met hun krullen en hun lussen.

Met geluk ben ik soms even
als een auto in z'n vrij:
hoe veel gas ik ook wil geven,
het is niet zo dat ik rij.

maandag 5 oktober 2015

Geteisterd.

Zelfs als ik je niet meer zie
blijf je toch degene die
van wie ik het meeste hou.

En al sta ik in de kou
ben jij niettemin de vrouw
die mij dompelt in berouw
over wat ik heb misdaan
en bepaalt zo mijn bestaan.

Deze pijn zal niet vergaan
want de zon en ook de maan
kaatsen het verlangen terug
waneer ik mijn hart ontplug.

Teisterend, vóór dag en dauw,
grijpt mij jouw fluwelen klauw.

De eerste Liefde.*)

Ik heb het bij jou verbruid
dus wijs jij mij af.
Hier wil ik graag onder uit
maar het is mijn straf.
Nimmer word je nog mijn bruid
ondanks dat je om mij gaf.

Ik verbeid nog het geluid
dat een eind maakt aan die straf
maar verdik daarmee mijn huid
want dat is alleen maar laf.

Jou niet zien wil ik verdragen
tot voorbij mijn laatste dagen.
Slechts mijn liefde kan dit dragen
want die wil geen tel versagen.




*): "Per me si va nella città dolente,
     per me si va nelléterno dolore,
     per me si va tra la perduta gente.

     Giustizia mosse il mio alto Fattore:
     fecimi la divina Potestate,
     la somme Sapienza e il primo Amore".

    "Door mij gaat men in in de stad der smarten;
     door mij gaat men in in de eeuwige pijn;
     door mij gaat men in tot de verloren mensen.

    Gerechtigheid bewoog mijn hoge Maker;
    mij heeft gemaakt de goddelijke Macht,
    de hoogste Wijsheid en de eerste Liefde"

Opschrift boven de poort van de hel
in Dante Alighieri's Divina Commedia:
Inferno, Canto III, 1-6.


Gelijkmoedigheid.

Het verliezen van de strijd
en de grootste zegepraal
zijn gelijkelijk een feit.

Het genezen van een kwaal
en verliezen die ik lijd
doen zich voor in mijn verhaal.

Soms raak ik de richting kwijt
in het stof waarin ik bijt,
dan weer spreek ik klare taal
en maak ik mijn geest egaal.

Er is steeds gelijkmoedigheid
als ik zie dat dat zo is.
Ook al sta ik in het krijt:
hiervoor is 't geen hindernis.


zondag 4 oktober 2015

Gier.

Ik maak dikwijls goede sier
met wat ik slechts heb geleend,
bepluk snaren van mijn lier
maar mijn hart blijft steeds versteend.

Kijk ik eens naar binnen hier
vind ik niemand die daar weent.

Eerder zie ik daar een gier
die zijn aas heeft uitgebeend
en nu zoekt naar nieuw vertier,
zelfs al is het van een eend.

Zo heb ik mij, als dit dier,
telkens meer ervan vervreemd
om te smaken het plezier
van een geven dat niet neemt.
 




Mee.

Vorm is leegte, leegte vorm:
dit principe is enorm
want het geldt voor elke worm,
elke stilte, elke storm,
voor het stoplicht op de hoek
en het flitsen van een snoek,
voor het vallen van het doek
en de prenten in een boek.

Bij het eten van een koek
en de vouwen in mijn broek.
Bij de zegen en de vloek
en bij elke goede 'look'.

In de lucht, te land, ter zee,
reist dit inzicht altijd mee.


Verdwijnpunt.*)

Wanneer ben ik echt en goed?
Als ik onderdanig groet
iedereen die ik ontmoet
met mijn hand steeds aan mijn hoed?

Of wanneer ik zwoeg en sloof,
mij van al mijn rust beroof,
voor elke suggestie doof
dat zo breder wordt de kloof
die mij van de wereld scheidt?
Dan ontbreekt genegenheid.

Daarom staak ik nu de strijd
en neem voor de dingen tijd.
Als ik in die tijd verwijn
zou't voor ieder beter zijn.


*): "Het verlangen te sterven
      is het begin van inzicht".
     Franz Kafka.



Tel.

Ik wil naar de oorsprong terug
maar ik hoef er niet eens heen.
Voor 't betreden van een brug
sta ik immers al op steen.

Ook al ben ik nog zo vlug,
eerder rust daarop mijn been
maar ga ik van hier naar daar
is ook dan mijn reis reeds klaar
want ik ben voortdurend waar
ik een kring rond mij ervaar.

Dit doel is dus al bereikt:
het is nader dan het lijkt,
een presentie die niet wijkt
als een tel die niet verstrijkt.

Zege.

Het is heerlijk om te geven
en ik hoef er niets voor terug.
Ja, het is mijn lust en leven
want het maakt mij minder stug.

Ik raak er meer in bedreven,
doe het met plezier en vlug.

Alles komt naar buiten zweven
wanneer ik mijn beurs ontplug
en geen kwartje blijft er kleven;
't is voor mij net als een drug.

Wil je mij hiervoor verwennen
zal ik mijn vreugde niet ontkennen
maar al blijft dat achterwege
viert dit geven zelf haar zege.






Prestatie.

Steeds wil ik mij verder scherpen
om aan mij te onderwerpen
elke zaak en situatie,
als het kan de hele natie.

Want pas dan voel ik mij veilig
en dat is mij meer dan heilig.
Dan heb ik niets meer te duchten,
zelfs gehoorzaam zijn de luchten.

Alle tegenstanders vluchten
en verstomd zijn hun geruchten.
Heel alleen en soeverein
ben ik meester van het zijn.

Maar gelukt mij die prestatie
rest mij slechts de masturbatie.

De namen en de dingen.

Ik geef namen aan de dingen
maar zij blijven nochtans zingen
met hun eigen melodie,
los van taal en fantasie.

Ook al wil ik mij omringen
met wat ik heb vastgepend,
dingen zijn zich aan't ontwringen
en zij blijven onbekend.

Dit geldt tevens voor hun namen
waarmee ik hen wil omramen.

Op mijn schoot heb ik een kat
maar dat woord blijkt dan een gat
zonder vat en grond te zijn
waarin ik geheel verdwijn.

Namen.

"Pien, geef mij het zout eens aan" -
zeg ik en gebruik je naam.
Ook het zout heb ik genoemd:
korrels die men alom roemt.

Dit is toch wel erg handig
en het is beslist verstandig
te beschikken over 't woord
dat bij een verschijnsel hoort.

Maar ga ik op dingen in
tast ik zoekend naar hun zin.
Ook al zeg ik tienmaal "Pien",
blijft die klank toch ongezien
en ongrijpbaar als de maan
blijft waarop de namen slaan.

vrijdag 2 oktober 2015

Onbescheiden.

Ik ben dikwijls aan het lijden
want voel mij niet goed genoeg.

Maar het was ook onbescheiden
dat ik teveel aandacht vroeg
en verloor zo uit het oog
dat ik slechts mijzelf bedroog:

Ik dacht dat het was om mij
dat je liep aan mij voorbij
maar iets anders houdt je bezig:
daarin ben ik niet aanwezig.

Als ik jou daarmee kan helpen
ben ik gelijk het bloed aan 't stelpen
dat mij anders parten speelt
en mijn wond wordt snel geheeld.

Knagen.

Ik zit in de put vandaag
want ik lijd een nederlaag,
kan geen kant meer op
en kook gaar in eigen sop
waardoor ik nu niets meer waag
en elk pogen stop.

Het heeft geen zin meer dat ik klaag
of nog om vergeving vraag
maar 't verlangen houdt niet op
en raast voort in een galop.

Daarmee zit ik in mijn maag
want ik wil je nog steeds graag
terwijl ik mijn hart opknaag,
stil, als in een sarcofaag.